TWEEDE BLAD
Tegen Gerard Kupers
15 jaren geëist.
WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN
Is er een herhaling van de
oude wantoestanden mogelijk?
Betere opvatting over verzor
ging van ouden van dagen.
BEL BIJ BRAND
3 9 2
aaisckumnq
D)cekaankón<liqinq
De paacdenfakkeiit
Zaterdag 25 Maart 1950 No. 12
Een en Zeventigste Jaargang
Druk en Uitgave
Firma van den Munckhof
Drukkerij
Kantoorboekhandel
Grootestraat 28
Telefoon K 4780 512
Postrekening 150652
PEEL EN MAAS
Advertentiepry zen
op aanvraag verstrekt
Abonnementsprijs
per kwartaal:
voor Venray fl 1.00
buiten Venray fl 1.20
uitsluitend vooruitbet.
„Heren Rechters, ik heb de eer tegen
deze N.SB.-er en Landwachter en Land
verrader, vijftien jaren gevangenisstraf
te eisen".
Zo werd dan deze week Maandag in Roermond het vonnis geveld
over Gerard Kupers, wiens verblijfplaats onbekend is en werd hiermede
de rekening gepresenteerd van het Nederlandse en speciaal van het
Venrayse volk, voor al het leed hen berokkend.
Maar alvorens de Officier van Justitie met zijn fel requisitor begon,
werd nog eens de trieste getuigenis naar voren gebracht van verraad,
opsporing van ondeiduikers, gemeenheid, huiszoekingen, kortom van
alles, wat de N.B.S.-er in die afgelopen oorlogsdagen zo gehaat maakte
bij iedere Nederlander.
Daar in die oude rechtzaal van
Roermond, waar onderwetse kolom
kachels het donkere interieur nog
wat proberen te verwarmen, waar de
stoelen van de verdedigers zodanig
versleten zijn, dat men ze niet zonder
gevaar kan gebruiken, daar werd
j.l. Maandag een punt gezet achter
het geval Kupers en bleef er van
de trotse Groepsleider der N.S.B. in
Venray niets meer over als een
zielig verradertje, die bij zyn bazen
in de pas wilde komen door uitge
breide rapporten en zyn minderen de
vuile baantjes op liet knappen.
De aanklacht tegen Kupers luidde,
dat hy, in dienst van de „Landwacht
Nederland" huiszoekingen heeft ver
richt en onderduikers heeft op_
spoord en dat hy verder in Februari
1944 naar de Duitse Fachberater in
Venlo een lyst heeft gestuurd van
31 jonge mensen, die volgens hem
nog in aanmerking kwamen voor
arbeid in Duitsland.
Onderduikers ophalen
Het eerst komt L. J. Philipsen uit
Ysselsteyn getuigen en de rechters
zijn niet mild in hun kritiek. Het
blijkt dat Philipsen, hoewel byna
altijd op pad met Kupers, niet onder
diens bevelen stond. Zy hebben samen
in 1944 De Bruyn, Th. van Rooy en
M. Stoks gearresteerd en uit de
ondervraging blykt, dat nu eens de
een dan weer de ander het comman
do voerde, indien ei tenminste van
commando sprake is. Het blykt dat
Kupers later als lid van de Landwacht
door zijn bazen aan de kant werd
gezet, omdat hy naar het oordeel van
deze heren reeds te veel veroordelin
gen achter de rug had in zyn jonge
jaren.
Dan komen de andere getuigen en
de Bruyn verteld het verhaal van
zyn arrestatie, hoe Kupers, Philipsen
en zijn zoon en nog twee uit Ommen
hem kwamen ophalen. Maar deson
danks wist de Bruyn nog te ont
snappen door een heg, maar omdat
op Kupers bevel door Philipsen ge
schoten werd, had hy zich overge
geven. De weg naar Amersfoort lag
open.
Hetzelfde verhaal vertelt van Rooy.
Hy was gearresteerd door Kupers en
Philipsen, toen hy door het dorp
fietste. Zy namen zyn fiets af, die
hy tot heden nog niet terug heeft
en was na een maand Amersfoort in
Duitsland zonder iets te werk gesteld.
Met M. Stoks gebeurde hetzelfde en
een jaar lang heeft hy ver in Duits
land gezeten.
31 namen
De rechter blykt in het bezit te
zyn van een getypt schrijven, waarin
3i Venrayse jongens genoemd staan,
die volgens Kupers in aanmerking
kwamen voor tewerkstelling in Duits
land en die in Februari 1944 door
hem naar de Deutse Fachberater in
Venlo zou zijn gestuurd. De stukken
spreken echter nu eens van een ge
typt, dan weer van geschreven brief
en de rechtbank wil daar meer van
weten.
H. W. Verlinden, oud-rechercheur
van de P.O.D. heeft deze stukken
klaar gemaakt, maar weet niets
anders te vertellen, dan dathy slechts
het getypte stuk heeft gezien,
dat by de rechtbank aanwezig is.
Het blykt, dat Philipsen ook hier aan
meegewerkt heeft, in opdracht van
Theunissen heeft hy namen verzameld
van jongens, die naar Duitsland kon
den, hy heeft deze echter aan Kupers
ter verdere afwikkeling doorgegeven.
Getuige P. van Dijck uit Yssel
steyn brengt echter de oplossing. Hy
was door het Arbeidsbureau verzocht
om de juiste adressen te zetten ach
ter de opgegeven namen en mede te
beslissen of die jongens op de ver
schillende boerderijen wel gemist
konden worden. Als lid van een der
boerenorganisaties daarvoor aange
zocht, heeft hy toen op het Arbeids
bureau wel degelijk een door Kupers
geschreven en ondertekende lyst ge
had met de namen van deze jongens
en hy vermoedt dan ook dat het
stuk dat by de rechtbank berust een
afschrift is van 't Arbeidsbureau. En
daarmede is ook deze zaak rond. By
punt drie
de huiszoekingen
wil Philipsen de schijn wekken, dat
het zo erg niet geweest is. Inder
daad, zy zyn bij verschillende mensen
in huis geweest, maar deze hadden
hen zo gezegd uitgenodigd. Want op
de vraag of ze een radiotoestel had
den, had men gezegd „kom maar
eens kyken" en toen hadden ze even
gekeken.
De rechter is het daar niet mee
eens, uit de stukken, die voor hem
liggen en uit de volgende getuigen
verklaringen blijkt wei wat anders.
Philipsën ontvangt dan ook een ern
stige reprimande. „U kunt H.M. de
Koningin wel zeer dankbaar zijn voor
Haar begenadiging, dat hebt hele
maal niet aan Haar verdiend." Daar
mede kon Philipsen weer gaan zitten,
Getuige Koenen uit Leunen vertelt
dan hoe Kupers en Philipsen op zoek
naar radio's in verschillende kamers
van zijn huis zyn binnengedrongen,
o.a. ook in de slaapkamers* en van
de Mortel weet te vertellen dat ze
by zyn buurlui ook op onderzoek zijn
uitgeweest.
De nagelaten brieven
getuigen verder tegen deze groeps
leider, die in kruiperige onderdanig
heid naar zyn bazen brieven schrijft,
dat het zulk een mooie sport is om
arbeidschuwen, terroristen en sabo
teurs op te sporen en te arresteren,
die bluft over zyn jachtgeweer en
revolver, maar die daarnaast op een
goedkope manier aan Joods bezit pro
beert te komen, als de Joden naar
Duitsland zyn gevoerd. Hy bestaat
het om van de Directeur van Huize
St. Servatius naar Yenlo te schryven
dat hy zeer vals is, omdat hij niets
aan Winterhulp geeft en dat hy als
dokter maar „middelmatig" is.
Hy vraagt wat te doen met de
jodin, die op de distributie zit en wat
met de jood, die nog geen ster draagt.
En dat is genoeg. De Officier van
Justitie staat op en in een fel
requisito eist hij namens de gemeen
schap de zware straf van
vijftien jaren
Kupers, aldus de Officier, heeft
tegen beter weten in, blyk gegeven
van een ontstellende misdadige er.
landverraderlyke houding in de afge
lopen oorlogsjaren. Behoorlijk ont
wikkeld, als hij was, kon hy beter
begrijpen en beseffen als de velen,
die hij heeft meegelokt, dat hy een
op-en-top landverrader was. Alle
mogelijke moeite heeft hy gedaan
voor de N.S.B. en zyn toetreden tot
de Landwacht, waar mensen met een
misdadige inborst emplooi vonden
tegen hun mede-Nederlanders, was
wel overwogen en welbewust.
In het goed geordend dossier, dat
51 nummers telt, staat veel ellende
en leed te lezen, die lry berokkend
heeft. Kupers was een belangrijk
figuur, gaf bevelen tot en leidde
arrestaties. Mocht hij ooit gepakt
worden dan zal een nieuwe behande
ling van zyn zaak ongetwijfeld no
dig zyn. Maar voor deze feiten, waar
bij genoemde Kupers reeds zwaar
misdreven heeft tegen zijn land en
zyn landgenoten, eis ik vyftien jaren
gevangenisstraf met ontzetting uit
de kiesrechten en het recht op be
kleden van openbare ambten voor de
tyd van zijn leven. Tevens eis ik dat
hy onmiddellijk in arrest zal worden
gesteld.
Dat was het einde. Leeg stond de
beklaagdebank en het was stil in de
zaal toen deze eis gehoord werd.
Over veertien dagen zal de uit
spraak volgen.
We zyn het er allen over eens, dat
de Kerk haar periodes van verval en
inzinking gekend heeft. Het heeft
geen doel dit feit te ontkennen of te
verbloemen. Wy behoeven ons voor
niets te schamen, want alles is door
God toegelaten voor de bloei van
Zyn Kerk en tot onze lering en
onderrichting.
Daarom kon Paus Leo XIII met
een breed gebaar de archieven van
het Vaticaan openstellen voor de
wetenschappelijke onderzoekers. Alles
wat in die oude foliantenen minuten
ontdekt kon worden, behoorde im
mers tot het patroon, dat God zelf
7an alle eeuwigheid af van Zyn
Kerk gegeven had.
Kleingeestige en kortzichtige men
sen vinden het toch wat al te bar
als ze van al die schandalen en
ergernissen kennis nemen, als ze de
hebzucht en de verregaande licht
zinnigheid van de Pauselijke Curie
leren kennen, als ze het gemis aan
geestelijk besef en daadwerkelijk
geloof by alle dragers van de hiër
archie voet voor voet kunnen vol
gen. En dit alles is niet overdreven.
De geschiedenis der Kerk telt
eeuwen, waarvan werkelijk niets
goeds te zeggen valt als dit éne: dat
ze ondanks alles en alles ten spijt
rechtzinnig in de leer zyn gebleven.
Wie echter dieper en breder kijkt,
oordeelt heel wat milder.
Iedereen is het kind van zyn tyd,
van zyn milieu en van zijn opvoe
ding. En nu hadden al deze prelaten,
waarvan naar hartelust zo vaak
schande wordt gesproken, hun tyd,
hun milieu en hun opvoeding niet
mee. Integendeel Ze waren echte
kinderen van hun tijd, met alle ge
breken van die tyd behept, er in
verwikkeld, er mee vergroeid.
Misschien waren die gebreken in
hun hart nog sneller en weelderiger
opgeschoten dan bij hun leken-tydge-
noten, omdat ze zich door hun po
sitie en onaantastbaarheid verheven
konden achten boven alle aardse
wetten, zelfs boven alle redelijke
normen.
Wat zy echter in de stilte van hun
hart God beleden hebben aan mis
stappen en verzuimenissen, behoort
niet tot het domein van de geschie
denis.
Wanneer we ons de vraag stellen,
of dergelijke wantoestanden zich
heden ten dage in de Kerk zouden
kunnen herhalen, moeten we zeer
categorisch antwoorden, dat dit vol
komen uitgesloten is.
Persoonlijke fouten en tekortko
mingen zijn nooit helemaal te ver
mijden, maar een verslapping en
ontaarding, die zo algemeen is, dat
ze alle rangen van de hiërarchie in
haar geheel aantast, hebben we
stellig niet meer te verwachten. Het
hellend vlak in de Kerk is daarvoor
te vastberaden en te doelmatig afge
grendeld.
Wanneer iemand hiertegen zou
willen opwerpen, dat de menselijke
natuur in niets veranderd is, dat de
mens in de 20ste eeuw nog even
zwak en zondig is als in de 15de en
de lode eeuw, eveneens tot het
kwade geneigd in zijn diepste in
stincten, dat er thans van de wereld
en van de brutale wyze waarop zy'
zich aan de blikken der mensen ver
toont, veel gevaarlijkeren geniepiger
verleidingen uitgaan dan in de Mid
deleeuwen, moeten we dit alles vol
mondig beamen.
Ook wij geloven niet in die onbe
dorven, engelzoete, bovenste beste
menselijke natuur van Rousseau.
Maar wij weten ook, dat grote
waakzaamheid een zuiver en helder
inzicht in de wegen van het gees
lyke leven, de oefening van de ascese
in de meest uitgebreide zin van het
woord, voor alles Gods genade, af
beden en afgesmeekt in een vurig
gebedsleven en als het ware automa
tisch verkregen coor een trouwe
deelname aan het liturgische en
sacramentele leven der Kerk de mens
niet zonder meer tot een engel en
een heilige maken, zelfs niet alshy
een gezalfde des Heren is, maar toch
in ieder geval tot een zeer behoorlijk
uitstekend bruikbaar en goed gedrild
soldaat van Christus, tot iemand, die
zijn plicht kent en over genoeg zede
lijke reserves beschikt, om ze in alle
omstandigheden des levens, ook in
de moeilykste, te volbrengen.
En daarmee bezit de Kerk de best.
getrainde geestelijke stoottroepen van
de wereld.
P. H. RONGEN, O.C.R.
Het idee „gesticht" moet zoveel mogelijk verdwijnen.
Door het wegvallen van St. Jozef
als oude mannen en vrouwen-tehuis
zyn verschillende van onze oudjes
feitelyk in gedrang gekomen. Ver
schillende leiden zelfs een zwervend
bestaan, logeren dan weer eens by
hun kinderen of wonen hier of daar
op kamers, ofwel zitten in huizen,
die zy zelf niet kunnen onderhouden.
Een rustige oude dag, die zy toch
ontegenzeggelijk verdiend hebben, is
niet meer, of zij moeten met grote
moeite hier of daar op de vreemde
een plaatsje in een klooster gekregen
hebben. En zeg nu zelf, als men
zestig jaren in Venray heeft gewoond
en gewerkt, om dan nog de vreemde
op te trekken....
Nu hebben ze maar een gebrek,
als men het tenminste zo noemen
mag, en dat is, dat ze niet „opvallen"
en toch is hun huisvesting een pro
bleem.
De laatste volkstelling wees uit
dat hier in Venray nog een dikke
300 mensen leven boven de 65 jaren,
waarvan een overgroot deel feitelijk
afhangt van goedgunstigheid van hun
kinderen of nog erger van vreemden.
Minstens een vierde deel van hen
heeft dringend behoefte aan een huis
vestiging en verzorging, die voor hen
het beste is, maar die zy op dit
moment niet krijgen.
Het vraagstuk der bejaarden
behuizing, waarbij vrijwel iedereen
direct of indirect betrokken
is of op latere leeftijd betrokken
zal worden, vormt uiteraard een
voornaam onderdeel van de huis
vestingsproblemen.
Het is het vraagstuk der toe
komst. Voor het particulier initia
tief ligt hier een zeer belangrijke
taak. Daaraan mede te werken is
voor hen, die nog in de productieve
sfeer verkeren, niet alleen een
plicht van naastenliefde en dank
baarheid, maar voor de toekomst
ook van welbegrepen eigenbelang.
Stichting Bejaardenzorg
Van Katholieke zyde heeft men
juist met dit doel voor ogen een
stichting gevormd die de katholieke
bejaardenzorg in Nederland op zich
neemt, daar zij inziet, dat dit probleem
in de toekomst zeer urgent zal wor
den, omdat door de verbeterde medi
sche, hygiënische en sociale zorg de
groep van „oudjes" ieder jaar groter
worden, zodat in 1970 met circa 1
millioen Nederlandse bejaarden moet
worden rekening gehouden tegen nu
3/j millioen.
Deze stichting wil overal in den
lande, waar dit mogelijk en gewenst
is, complexen behuizingen doen bou
wen, speciaal ingericht voor deze
mensen. Men wil dus komen tot het
stichten van de middeleeuwse hofjes,
waar kleine huisjes waren voor de
ouderen, die juist naar hun verlan
gens en behoeften zijn ingericht en
waar zy onder en met elkaar nog
een goede oude dag kunnen genieten.
Raalte, Weert en Helmond hebben
de primeur van deze hofjes en hier
kan men zich reeds een aardig idee
vormen, van wat de toekomst bren
gen zal.
Het in Mei in Raalte te openen
verzorgingscentrum, omvat een com
plex van 33 zeer geriefelijke huisjes
voor bejaarden, die zichzelf nog
kunnen verzorgen. Daarbij een 2tal
pensiontehuizen voor bejaarde echt
paren en alleenwonenden, die daar
in hun apartementen een algehele
verzorging vinden.
Het gehele complex is centraal
verwarmd. Voor alle bewoners wordt
de gezinswas centraal behandeld en
voor de bejaarden in de zelfstandige
woninkjes wordt bovendien het grove
huishoudelijke werk door gezamelyk
dienstpersoneel verricht.
In de pensiongebouwen is ruim
gelegenheid voor recreatie en nuttige
tijdsbesteding. Er is logeergelegen-
heid voor bezoekers van de compiex-
bewoneis en ook de centrale diensten
zyn er gehuisvest.
De acomodatie der keuken is zo
danig, dat zij ook kan dienen voor
de voeding van de bewoners der
zelfstandige huisjes, als die door
ziekte of anderszins daarin niet
zelf kunnen voorzien.
Het complex bestaat een opper
vlakte van 1.2 H.A., is in de kern
van het dorp gelegen en omgeven
door een niet afgesloten plantsoen.
Hierdoor blijft het contact met het
dorpsleven behouden.
By het uitwerken der plannen heeft
het stichtingsbestuur gestreefd naar
behoud van eigen persoonlijkheid en
zo groot mogelijke zelfstandigheid
van de bejaarde inwoners. Met het
zaalsysteem is daarom radicaal ge
broken.
Het complex werd bovendien zo
opgezet, dat de bewoners volop de
gelegenheid hebben zich toe te leggen
op het houden van kippen en duiven
en andere vormen van tijdbesteding.
Aan circa 180 personen kan huis
vesting worden verleend, waarvan
73 met volledige verzorging.
De mogelijkheden
voor deze bouw schijnen vele te zijn,
immers deze woningen vragen slechts
de helft van het bouwvolume, dat
voor normale gezinswoning beschik
baar kan worden gesteld.
In dit systeem heeft men dus, en
schijnbaar welbewust, het gehele
gestichtsidee rustig laten varen, waar
schijnlijk ook al, omdat de gestichten
al langer hoe meer de oude van
dagen-verzorging niet meer kunnen
byhouden, afgezien van andere rede
nen. Hier wordt op een aardige en
doeltreffende wijze de oplossing ge
zocht in het bouwen van grote aan
tallen gespreide verzorgingscentra,
waarin de bejaarden hun woon- en
verzorgingsbehoeften zoveel mogelijk
in oude vertrouwde omgeving bevre
digd vinden en daarbij toch de grootst
mogelijke zelfstandigheid kunnen be
houden.
We zijn er van overtuigd, dat hier
door ook in Venray veel verborgen
leed zou worden veranderd in een
grote vreugde en een goede oude dag.
Een enquête, waarin onze ouden van
dagen eens precies zouden kunnen
vertellen van alles wat hun deert,
zou het ontstellende gebrek laten
zien en de grote behoefte van een
rustige woongelegenheid.
Met het oog op de toekomst zal
ook dit probleem tijdig genoeg, ook
in Venray moeten worden aangepakt
en dan lijkt ons wat deze stichting
propageert lang niet slecht. Intussen
zou hiermede reeds eens kennis ge
maakt kunnen worden.
Het Hoofd van de Plaatselijke
Politie in de gemeente Venray brengt
ter algemene kennis, dat nogmaals
een huis- aan liuis-ruiming van oor
logstuig zal plaats vinden, aangezien
gebleken is en nog dagelijks blykt,
dat oorlogstuig nog steeds ir. grote
hoeveelheden bij alle lagen der be
volking aanwezig is.
Ik roep alle inwoners van Venray
op zulks ook voor hun eigen
veiligheid en die hunner kinderen
volledige medewerking te verlenen
om deze laatste huis- aan huis-rui
ming te doen slagen.
Thans bestaat de gelegenheid, om
door deskundigen te laten beoordelen
of de z.g. oorlogssouvenirs gevaar
kunnen opleveren, waarbij iedereen
dient te bedenken, dat ook ogen
schijnlijk ongevaarlijke voorwerpen
vaak zéér gevaarlijk zyn en onnoem
lijk veel leed kunnen veroorzaken;
het verzaken van de plicht tot aan
gifte van oorlogstuig e.d. kan voor
zichzelf en voor anderen de dood
betekenen.
Ieder, die nog oorlogstuig in zyn
bezit heeft of weet liggen, wordt
verzocht dit vóór 1 April a.s. te
melden ten gemeentehuize, afdeling
I, tussen 10 en 12 uur voormiddag.
Venray, 17 Maart 1951.
Het Hoofd der Plaatselijke Politie,
De Burgemeester van Venray,
Mr. A. H. M. JANSSEN.
Ofschoon hat boek rechtstreeks voor
onze gemeente niet van belang is,
menen wij toch de aandacht er op te
moeten vestigen.
Er is namenlyk een bundel ver
schenen van verschillende Brabantse
schrijvers, dichters en geleerden,
Antoon Coolen is er de samensteller
van en Martiens Coppens leverde een
groot aantal artistieke en in mooie
koperdiepdruk gereproduceerde foto's.
Het plan van dit boek dateert reeds
uit het begin van de oorlog en er zyn
dan ook mede bijdragen by van de
reeds overleden auteurs Vincent
Cleerdin, Uri Notenboom en A. M.
de Jong.
Wy behoeven hier niet nader de
verschillende stukken te bespreken,
maar ons Venrayers, intersseert toch
bijzonder de Legende van St. Oede
(Oda) door Luc. van Hoek. Hy rept
daar ook van het verblijf van deze
Heilige in Venray.
Van enig belang zou ook kunnen
zyn de bijdrage van Joan Willems
en Frans van d9n Ven over de Bra
bantse torens. Mogelyk zyn daarbij
vergelijkingspunten te maken met
onze prachtige oude toren, waarvan
wy eens de wederopbouw verhopen.
Voordat het te laat is
Naar een woordenboek van Lim
burgse dialecten.
Het laatste nummer van het Vel-
deke, orgaan der vereniging tot
instandhouding van de Limburgse
dialecten, heeft wederom verschil
lende belangrijke bijdragen, óók in
dialect geschreven.
De bekende Dr. J. C. P. Kats, ver-
volgt hier zyn interessant artikel over
Limburgse taaleigenaardigheden.
Na de meer-tonigheid behandeld te
hebben, spreekt hy thans over de
zogenaamde voorbarigheid-assimilatie
in de verleden tyd en in verbogen
voltooide deelwoorden van zwakke
werkwoorden.
Maar speciaal willen wy hier wyzen
op de bespreking van het proefschrift
van Dr. S. G. W. van der Meer over
Venloer Stadtexte, waarin deze de
ontwikkeling van het Venlo's taal
eigen nagaat.
Het boek is besproken door de
verdienstelijke Dr. Wim Roukens.
Opgewekt wordt daarin, dat een
fonds gevormd worde, die de uitgave
zou mogelyk maken van een woorden
boek van Limburgse dialecten.
Dat idee is oprecht toe te juichen.
Het kan niet anders, of de aanwas
die onze Provincie ontvangt uit andere
dolen van ons land, op de duur ook
zyn grote invloed zal uitoefenen op
onze dialecten en die misschien ge
deeltelijk zullen verdringen.
Daarom wordt het hoog tyd, dat
bevoegde krachten zich tot zulk een
groots werk gaan verenigen en met
veler medewerking tot dit doel zouden
kunnen komen. Maar daar is haast
by. En daarom herhalen wy Spoed
Voordat het te laat is
Naar een Yenrayse
Oudheidkamer
Wy hebben reeds vroeg hierover
een balletje opgeworpen. En we vragen
ons nu ook weer eens af
Zou het niet mogelyk en wenselijk
zyn, dat wy in Venray konden komen
tot een eigen oudheidkamer, zoals al
meer gemeenten van ons gewest be
zitten. Geen strikt museumMaar
wel een zaal, waarin de merkwaardige
en oude gebruiksvoorwerpen van
onze streek verzameld konden worden
en tentoongesteld.
Daarbij zouden natuurlijk ook aar
dige kunstvoorwerpen, mooie en merk
waardige foto's een plaatsje moeten
krygen en we zouden daar vooral ook
de gezichten van oud-Venray van
voor de oorlog en na de verwoesting
willen bewaard zien.
Die merkwaardigheden zouden, goed
en doelmatig opgesteld zeer zeker de
aandacht trekken van orue bewoners
zelf, maar zo'n kamer zou ook beziens
waardig zyn voor de vele vreemde
lingen, die bij bepaalde gelegenheden
ons dorp bezoeken.
Is het by de herbouw van ons stad
huis misschien nog mogelyk, dat een
of ander vertrek voorlopig wordt aan
gewezen en zou in onze gemeente
niemand gevonden kunnen worden,
die in samenwerking met anderen
zulk een arbeid ondernam.
Wy" willen het idee in alle be
scheidenheid ter overweging geven
van onze vereniging Venray Vooruit
en ons gemeentebestuur.
in Noord-Limburg.
Dat Nico vanTMelo met zyn vijf
tien jaren nog niet aan ouderdoms
gebreken lijdt, bleek Zondag op de
vergadering van de Hengsten-asso-
ciatie „Vooruitgang" te Castenray,
waar de aangesloten leden uit
Venray, Horst, Sevenum en om
streken van het Bestuur te horen
kregen, dat hy in het afgelopen
jaar aan dekgelden nog f 16.880.—
had opgebracht.
Waarschijnlijk heeft het op zyn
fatsoen getrokken, dat hy nog maar
voor f 1.— op de balans der vereni
ging staat, want het aantal dekkin
gen is nog één meer dan in 1947,
toen er 139 waren.
Trouwens in 1949 hebben de
hengsten het drukker gehad dan in
het daarin voorafgaande jaar, toen
het aantal dekkingen van Nico, Jan
en Herman is opgelopen van 309 tot
326. Maar de opbrengst is terugge
lopen van f35.250 tot f 21.957, in
verband met de verlaging der dek
gelden.
Ondanks dit nog altyd respectabels
bedrag, is er echter maar een winst
gemaakt van f 685.30, omdat de heren
voor f 6200 opgegeten hebben en een
4838.71 aan vervoer hebben gekost,
terwyl ze bovendien een f 800.- aan
belasting moeten betalen.
Maar het kan bij deze vereniging
ook wel wat lijden, de gekweekte
reserve is namelyk tot f 65.958.31
opgelopen.
Bovendien krijgt de Vereniging van
de Belasting nog f 46.000,- terug,
die aan Vermogensheffing ineens zün
betaald.
Intussen hebben er veranderingen
plaats gehad in de hengstenstal.
Zo is Herman verkocht naar Zeeland
voor f 5000,een mooie prys als
men bedenkt, dat hy reeds 11 jaren
is en voor f4000,— acht jaren geleden
gekocht is.
In zyn plaats is Garcon K 2233
gekomen, een stoere jarige hengst,
die in Den Bosch 3e werd en afstamt
van Sidney K 1801. Voor deze hengst
werd f 8500,— betaald. Jan heeft zyn
plaats voorlopig in moeten ruilen voor
de geweldige kolos Eduard, die men
voor een jaar heeft gehuurd voor
f 10.000,-.
r Verder© besluiten
De aankoop van een plaatsvervanger
van Nico is nog zeer moeilyk, vooral
daar men nu eenmaal het oog op
België heeft gericht. Maar het Bestuur