TWEEDE BLAD Tegen Gerard Kupers 15 jaren geëist. WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN Is er een herhaling van de oude wantoestanden mogelijk? Betere opvatting over verzor ging van ouden van dagen. BEL BIJ BRAND 3 9 2 aaisckumnq D)cekaankón<liqinq De paacdenfakkeiit Zaterdag 25 Maart 1950 No. 12 Een en Zeventigste Jaargang Druk en Uitgave Firma van den Munckhof Drukkerij Kantoorboekhandel Grootestraat 28 Telefoon K 4780 512 Postrekening 150652 PEEL EN MAAS Advertentiepry zen op aanvraag verstrekt Abonnementsprijs per kwartaal: voor Venray fl 1.00 buiten Venray fl 1.20 uitsluitend vooruitbet. „Heren Rechters, ik heb de eer tegen deze N.SB.-er en Landwachter en Land verrader, vijftien jaren gevangenisstraf te eisen". Zo werd dan deze week Maandag in Roermond het vonnis geveld over Gerard Kupers, wiens verblijfplaats onbekend is en werd hiermede de rekening gepresenteerd van het Nederlandse en speciaal van het Venrayse volk, voor al het leed hen berokkend. Maar alvorens de Officier van Justitie met zijn fel requisitor begon, werd nog eens de trieste getuigenis naar voren gebracht van verraad, opsporing van ondeiduikers, gemeenheid, huiszoekingen, kortom van alles, wat de N.B.S.-er in die afgelopen oorlogsdagen zo gehaat maakte bij iedere Nederlander. Daar in die oude rechtzaal van Roermond, waar onderwetse kolom kachels het donkere interieur nog wat proberen te verwarmen, waar de stoelen van de verdedigers zodanig versleten zijn, dat men ze niet zonder gevaar kan gebruiken, daar werd j.l. Maandag een punt gezet achter het geval Kupers en bleef er van de trotse Groepsleider der N.S.B. in Venray niets meer over als een zielig verradertje, die bij zyn bazen in de pas wilde komen door uitge breide rapporten en zyn minderen de vuile baantjes op liet knappen. De aanklacht tegen Kupers luidde, dat hy, in dienst van de „Landwacht Nederland" huiszoekingen heeft ver richt en onderduikers heeft op_ spoord en dat hy verder in Februari 1944 naar de Duitse Fachberater in Venlo een lyst heeft gestuurd van 31 jonge mensen, die volgens hem nog in aanmerking kwamen voor arbeid in Duitsland. Onderduikers ophalen Het eerst komt L. J. Philipsen uit Ysselsteyn getuigen en de rechters zijn niet mild in hun kritiek. Het blijkt dat Philipsen, hoewel byna altijd op pad met Kupers, niet onder diens bevelen stond. Zy hebben samen in 1944 De Bruyn, Th. van Rooy en M. Stoks gearresteerd en uit de ondervraging blykt, dat nu eens de een dan weer de ander het comman do voerde, indien ei tenminste van commando sprake is. Het blykt dat Kupers later als lid van de Landwacht door zijn bazen aan de kant werd gezet, omdat hy naar het oordeel van deze heren reeds te veel veroordelin gen achter de rug had in zyn jonge jaren. Dan komen de andere getuigen en de Bruyn verteld het verhaal van zyn arrestatie, hoe Kupers, Philipsen en zijn zoon en nog twee uit Ommen hem kwamen ophalen. Maar deson danks wist de Bruyn nog te ont snappen door een heg, maar omdat op Kupers bevel door Philipsen ge schoten werd, had hy zich overge geven. De weg naar Amersfoort lag open. Hetzelfde verhaal vertelt van Rooy. Hy was gearresteerd door Kupers en Philipsen, toen hy door het dorp fietste. Zy namen zyn fiets af, die hy tot heden nog niet terug heeft en was na een maand Amersfoort in Duitsland zonder iets te werk gesteld. Met M. Stoks gebeurde hetzelfde en een jaar lang heeft hy ver in Duits land gezeten. 31 namen De rechter blykt in het bezit te zyn van een getypt schrijven, waarin 3i Venrayse jongens genoemd staan, die volgens Kupers in aanmerking kwamen voor tewerkstelling in Duits land en die in Februari 1944 door hem naar de Deutse Fachberater in Venlo zou zijn gestuurd. De stukken spreken echter nu eens van een ge typt, dan weer van geschreven brief en de rechtbank wil daar meer van weten. H. W. Verlinden, oud-rechercheur van de P.O.D. heeft deze stukken klaar gemaakt, maar weet niets anders te vertellen, dan dathy slechts het getypte stuk heeft gezien, dat by de rechtbank aanwezig is. Het blykt, dat Philipsen ook hier aan meegewerkt heeft, in opdracht van Theunissen heeft hy namen verzameld van jongens, die naar Duitsland kon den, hy heeft deze echter aan Kupers ter verdere afwikkeling doorgegeven. Getuige P. van Dijck uit Yssel steyn brengt echter de oplossing. Hy was door het Arbeidsbureau verzocht om de juiste adressen te zetten ach ter de opgegeven namen en mede te beslissen of die jongens op de ver schillende boerderijen wel gemist konden worden. Als lid van een der boerenorganisaties daarvoor aange zocht, heeft hy toen op het Arbeids bureau wel degelijk een door Kupers geschreven en ondertekende lyst ge had met de namen van deze jongens en hy vermoedt dan ook dat het stuk dat by de rechtbank berust een afschrift is van 't Arbeidsbureau. En daarmede is ook deze zaak rond. By punt drie de huiszoekingen wil Philipsen de schijn wekken, dat het zo erg niet geweest is. Inder daad, zy zyn bij verschillende mensen in huis geweest, maar deze hadden hen zo gezegd uitgenodigd. Want op de vraag of ze een radiotoestel had den, had men gezegd „kom maar eens kyken" en toen hadden ze even gekeken. De rechter is het daar niet mee eens, uit de stukken, die voor hem liggen en uit de volgende getuigen verklaringen blijkt wei wat anders. Philipsën ontvangt dan ook een ern stige reprimande. „U kunt H.M. de Koningin wel zeer dankbaar zijn voor Haar begenadiging, dat hebt hele maal niet aan Haar verdiend." Daar mede kon Philipsen weer gaan zitten, Getuige Koenen uit Leunen vertelt dan hoe Kupers en Philipsen op zoek naar radio's in verschillende kamers van zijn huis zyn binnengedrongen, o.a. ook in de slaapkamers* en van de Mortel weet te vertellen dat ze by zyn buurlui ook op onderzoek zijn uitgeweest. De nagelaten brieven getuigen verder tegen deze groeps leider, die in kruiperige onderdanig heid naar zyn bazen brieven schrijft, dat het zulk een mooie sport is om arbeidschuwen, terroristen en sabo teurs op te sporen en te arresteren, die bluft over zyn jachtgeweer en revolver, maar die daarnaast op een goedkope manier aan Joods bezit pro beert te komen, als de Joden naar Duitsland zyn gevoerd. Hy bestaat het om van de Directeur van Huize St. Servatius naar Yenlo te schryven dat hy zeer vals is, omdat hij niets aan Winterhulp geeft en dat hy als dokter maar „middelmatig" is. Hy vraagt wat te doen met de jodin, die op de distributie zit en wat met de jood, die nog geen ster draagt. En dat is genoeg. De Officier van Justitie staat op en in een fel requisito eist hij namens de gemeen schap de zware straf van vijftien jaren Kupers, aldus de Officier, heeft tegen beter weten in, blyk gegeven van een ontstellende misdadige er. landverraderlyke houding in de afge lopen oorlogsjaren. Behoorlijk ont wikkeld, als hij was, kon hy beter begrijpen en beseffen als de velen, die hij heeft meegelokt, dat hy een op-en-top landverrader was. Alle mogelijke moeite heeft hy gedaan voor de N.S.B. en zyn toetreden tot de Landwacht, waar mensen met een misdadige inborst emplooi vonden tegen hun mede-Nederlanders, was wel overwogen en welbewust. In het goed geordend dossier, dat 51 nummers telt, staat veel ellende en leed te lezen, die lry berokkend heeft. Kupers was een belangrijk figuur, gaf bevelen tot en leidde arrestaties. Mocht hij ooit gepakt worden dan zal een nieuwe behande ling van zyn zaak ongetwijfeld no dig zyn. Maar voor deze feiten, waar bij genoemde Kupers reeds zwaar misdreven heeft tegen zijn land en zyn landgenoten, eis ik vyftien jaren gevangenisstraf met ontzetting uit de kiesrechten en het recht op be kleden van openbare ambten voor de tyd van zijn leven. Tevens eis ik dat hy onmiddellijk in arrest zal worden gesteld. Dat was het einde. Leeg stond de beklaagdebank en het was stil in de zaal toen deze eis gehoord werd. Over veertien dagen zal de uit spraak volgen. We zyn het er allen over eens, dat de Kerk haar periodes van verval en inzinking gekend heeft. Het heeft geen doel dit feit te ontkennen of te verbloemen. Wy behoeven ons voor niets te schamen, want alles is door God toegelaten voor de bloei van Zyn Kerk en tot onze lering en onderrichting. Daarom kon Paus Leo XIII met een breed gebaar de archieven van het Vaticaan openstellen voor de wetenschappelijke onderzoekers. Alles wat in die oude foliantenen minuten ontdekt kon worden, behoorde im mers tot het patroon, dat God zelf 7an alle eeuwigheid af van Zyn Kerk gegeven had. Kleingeestige en kortzichtige men sen vinden het toch wat al te bar als ze van al die schandalen en ergernissen kennis nemen, als ze de hebzucht en de verregaande licht zinnigheid van de Pauselijke Curie leren kennen, als ze het gemis aan geestelijk besef en daadwerkelijk geloof by alle dragers van de hiër archie voet voor voet kunnen vol gen. En dit alles is niet overdreven. De geschiedenis der Kerk telt eeuwen, waarvan werkelijk niets goeds te zeggen valt als dit éne: dat ze ondanks alles en alles ten spijt rechtzinnig in de leer zyn gebleven. Wie echter dieper en breder kijkt, oordeelt heel wat milder. Iedereen is het kind van zyn tyd, van zyn milieu en van zijn opvoe ding. En nu hadden al deze prelaten, waarvan naar hartelust zo vaak schande wordt gesproken, hun tyd, hun milieu en hun opvoeding niet mee. Integendeel Ze waren echte kinderen van hun tijd, met alle ge breken van die tyd behept, er in verwikkeld, er mee vergroeid. Misschien waren die gebreken in hun hart nog sneller en weelderiger opgeschoten dan bij hun leken-tydge- noten, omdat ze zich door hun po sitie en onaantastbaarheid verheven konden achten boven alle aardse wetten, zelfs boven alle redelijke normen. Wat zy echter in de stilte van hun hart God beleden hebben aan mis stappen en verzuimenissen, behoort niet tot het domein van de geschie denis. Wanneer we ons de vraag stellen, of dergelijke wantoestanden zich heden ten dage in de Kerk zouden kunnen herhalen, moeten we zeer categorisch antwoorden, dat dit vol komen uitgesloten is. Persoonlijke fouten en tekortko mingen zijn nooit helemaal te ver mijden, maar een verslapping en ontaarding, die zo algemeen is, dat ze alle rangen van de hiërarchie in haar geheel aantast, hebben we stellig niet meer te verwachten. Het hellend vlak in de Kerk is daarvoor te vastberaden en te doelmatig afge grendeld. Wanneer iemand hiertegen zou willen opwerpen, dat de menselijke natuur in niets veranderd is, dat de mens in de 20ste eeuw nog even zwak en zondig is als in de 15de en de lode eeuw, eveneens tot het kwade geneigd in zijn diepste in stincten, dat er thans van de wereld en van de brutale wyze waarop zy' zich aan de blikken der mensen ver toont, veel gevaarlijkeren geniepiger verleidingen uitgaan dan in de Mid deleeuwen, moeten we dit alles vol mondig beamen. Ook wij geloven niet in die onbe dorven, engelzoete, bovenste beste menselijke natuur van Rousseau. Maar wij weten ook, dat grote waakzaamheid een zuiver en helder inzicht in de wegen van het gees lyke leven, de oefening van de ascese in de meest uitgebreide zin van het woord, voor alles Gods genade, af beden en afgesmeekt in een vurig gebedsleven en als het ware automa tisch verkregen coor een trouwe deelname aan het liturgische en sacramentele leven der Kerk de mens niet zonder meer tot een engel en een heilige maken, zelfs niet alshy een gezalfde des Heren is, maar toch in ieder geval tot een zeer behoorlijk uitstekend bruikbaar en goed gedrild soldaat van Christus, tot iemand, die zijn plicht kent en over genoeg zede lijke reserves beschikt, om ze in alle omstandigheden des levens, ook in de moeilykste, te volbrengen. En daarmee bezit de Kerk de best. getrainde geestelijke stoottroepen van de wereld. P. H. RONGEN, O.C.R. Het idee „gesticht" moet zoveel mogelijk verdwijnen. Door het wegvallen van St. Jozef als oude mannen en vrouwen-tehuis zyn verschillende van onze oudjes feitelyk in gedrang gekomen. Ver schillende leiden zelfs een zwervend bestaan, logeren dan weer eens by hun kinderen of wonen hier of daar op kamers, ofwel zitten in huizen, die zy zelf niet kunnen onderhouden. Een rustige oude dag, die zy toch ontegenzeggelijk verdiend hebben, is niet meer, of zij moeten met grote moeite hier of daar op de vreemde een plaatsje in een klooster gekregen hebben. En zeg nu zelf, als men zestig jaren in Venray heeft gewoond en gewerkt, om dan nog de vreemde op te trekken.... Nu hebben ze maar een gebrek, als men het tenminste zo noemen mag, en dat is, dat ze niet „opvallen" en toch is hun huisvesting een pro bleem. De laatste volkstelling wees uit dat hier in Venray nog een dikke 300 mensen leven boven de 65 jaren, waarvan een overgroot deel feitelijk afhangt van goedgunstigheid van hun kinderen of nog erger van vreemden. Minstens een vierde deel van hen heeft dringend behoefte aan een huis vestiging en verzorging, die voor hen het beste is, maar die zy op dit moment niet krijgen. Het vraagstuk der bejaarden behuizing, waarbij vrijwel iedereen direct of indirect betrokken is of op latere leeftijd betrokken zal worden, vormt uiteraard een voornaam onderdeel van de huis vestingsproblemen. Het is het vraagstuk der toe komst. Voor het particulier initia tief ligt hier een zeer belangrijke taak. Daaraan mede te werken is voor hen, die nog in de productieve sfeer verkeren, niet alleen een plicht van naastenliefde en dank baarheid, maar voor de toekomst ook van welbegrepen eigenbelang. Stichting Bejaardenzorg Van Katholieke zyde heeft men juist met dit doel voor ogen een stichting gevormd die de katholieke bejaardenzorg in Nederland op zich neemt, daar zij inziet, dat dit probleem in de toekomst zeer urgent zal wor den, omdat door de verbeterde medi sche, hygiënische en sociale zorg de groep van „oudjes" ieder jaar groter worden, zodat in 1970 met circa 1 millioen Nederlandse bejaarden moet worden rekening gehouden tegen nu 3/j millioen. Deze stichting wil overal in den lande, waar dit mogelijk en gewenst is, complexen behuizingen doen bou wen, speciaal ingericht voor deze mensen. Men wil dus komen tot het stichten van de middeleeuwse hofjes, waar kleine huisjes waren voor de ouderen, die juist naar hun verlan gens en behoeften zijn ingericht en waar zy onder en met elkaar nog een goede oude dag kunnen genieten. Raalte, Weert en Helmond hebben de primeur van deze hofjes en hier kan men zich reeds een aardig idee vormen, van wat de toekomst bren gen zal. Het in Mei in Raalte te openen verzorgingscentrum, omvat een com plex van 33 zeer geriefelijke huisjes voor bejaarden, die zichzelf nog kunnen verzorgen. Daarbij een 2tal pensiontehuizen voor bejaarde echt paren en alleenwonenden, die daar in hun apartementen een algehele verzorging vinden. Het gehele complex is centraal verwarmd. Voor alle bewoners wordt de gezinswas centraal behandeld en voor de bejaarden in de zelfstandige woninkjes wordt bovendien het grove huishoudelijke werk door gezamelyk dienstpersoneel verricht. In de pensiongebouwen is ruim gelegenheid voor recreatie en nuttige tijdsbesteding. Er is logeergelegen- heid voor bezoekers van de compiex- bewoneis en ook de centrale diensten zyn er gehuisvest. De acomodatie der keuken is zo danig, dat zij ook kan dienen voor de voeding van de bewoners der zelfstandige huisjes, als die door ziekte of anderszins daarin niet zelf kunnen voorzien. Het complex bestaat een opper vlakte van 1.2 H.A., is in de kern van het dorp gelegen en omgeven door een niet afgesloten plantsoen. Hierdoor blijft het contact met het dorpsleven behouden. By het uitwerken der plannen heeft het stichtingsbestuur gestreefd naar behoud van eigen persoonlijkheid en zo groot mogelijke zelfstandigheid van de bejaarde inwoners. Met het zaalsysteem is daarom radicaal ge broken. Het complex werd bovendien zo opgezet, dat de bewoners volop de gelegenheid hebben zich toe te leggen op het houden van kippen en duiven en andere vormen van tijdbesteding. Aan circa 180 personen kan huis vesting worden verleend, waarvan 73 met volledige verzorging. De mogelijkheden voor deze bouw schijnen vele te zijn, immers deze woningen vragen slechts de helft van het bouwvolume, dat voor normale gezinswoning beschik baar kan worden gesteld. In dit systeem heeft men dus, en schijnbaar welbewust, het gehele gestichtsidee rustig laten varen, waar schijnlijk ook al, omdat de gestichten al langer hoe meer de oude van dagen-verzorging niet meer kunnen byhouden, afgezien van andere rede nen. Hier wordt op een aardige en doeltreffende wijze de oplossing ge zocht in het bouwen van grote aan tallen gespreide verzorgingscentra, waarin de bejaarden hun woon- en verzorgingsbehoeften zoveel mogelijk in oude vertrouwde omgeving bevre digd vinden en daarbij toch de grootst mogelijke zelfstandigheid kunnen be houden. We zijn er van overtuigd, dat hier door ook in Venray veel verborgen leed zou worden veranderd in een grote vreugde en een goede oude dag. Een enquête, waarin onze ouden van dagen eens precies zouden kunnen vertellen van alles wat hun deert, zou het ontstellende gebrek laten zien en de grote behoefte van een rustige woongelegenheid. Met het oog op de toekomst zal ook dit probleem tijdig genoeg, ook in Venray moeten worden aangepakt en dan lijkt ons wat deze stichting propageert lang niet slecht. Intussen zou hiermede reeds eens kennis ge maakt kunnen worden. Het Hoofd van de Plaatselijke Politie in de gemeente Venray brengt ter algemene kennis, dat nogmaals een huis- aan liuis-ruiming van oor logstuig zal plaats vinden, aangezien gebleken is en nog dagelijks blykt, dat oorlogstuig nog steeds ir. grote hoeveelheden bij alle lagen der be volking aanwezig is. Ik roep alle inwoners van Venray op zulks ook voor hun eigen veiligheid en die hunner kinderen volledige medewerking te verlenen om deze laatste huis- aan huis-rui ming te doen slagen. Thans bestaat de gelegenheid, om door deskundigen te laten beoordelen of de z.g. oorlogssouvenirs gevaar kunnen opleveren, waarbij iedereen dient te bedenken, dat ook ogen schijnlijk ongevaarlijke voorwerpen vaak zéér gevaarlijk zyn en onnoem lijk veel leed kunnen veroorzaken; het verzaken van de plicht tot aan gifte van oorlogstuig e.d. kan voor zichzelf en voor anderen de dood betekenen. Ieder, die nog oorlogstuig in zyn bezit heeft of weet liggen, wordt verzocht dit vóór 1 April a.s. te melden ten gemeentehuize, afdeling I, tussen 10 en 12 uur voormiddag. Venray, 17 Maart 1951. Het Hoofd der Plaatselijke Politie, De Burgemeester van Venray, Mr. A. H. M. JANSSEN. Ofschoon hat boek rechtstreeks voor onze gemeente niet van belang is, menen wij toch de aandacht er op te moeten vestigen. Er is namenlyk een bundel ver schenen van verschillende Brabantse schrijvers, dichters en geleerden, Antoon Coolen is er de samensteller van en Martiens Coppens leverde een groot aantal artistieke en in mooie koperdiepdruk gereproduceerde foto's. Het plan van dit boek dateert reeds uit het begin van de oorlog en er zyn dan ook mede bijdragen by van de reeds overleden auteurs Vincent Cleerdin, Uri Notenboom en A. M. de Jong. Wy behoeven hier niet nader de verschillende stukken te bespreken, maar ons Venrayers, intersseert toch bijzonder de Legende van St. Oede (Oda) door Luc. van Hoek. Hy rept daar ook van het verblijf van deze Heilige in Venray. Van enig belang zou ook kunnen zyn de bijdrage van Joan Willems en Frans van d9n Ven over de Bra bantse torens. Mogelyk zyn daarbij vergelijkingspunten te maken met onze prachtige oude toren, waarvan wy eens de wederopbouw verhopen. Voordat het te laat is Naar een woordenboek van Lim burgse dialecten. Het laatste nummer van het Vel- deke, orgaan der vereniging tot instandhouding van de Limburgse dialecten, heeft wederom verschil lende belangrijke bijdragen, óók in dialect geschreven. De bekende Dr. J. C. P. Kats, ver- volgt hier zyn interessant artikel over Limburgse taaleigenaardigheden. Na de meer-tonigheid behandeld te hebben, spreekt hy thans over de zogenaamde voorbarigheid-assimilatie in de verleden tyd en in verbogen voltooide deelwoorden van zwakke werkwoorden. Maar speciaal willen wy hier wyzen op de bespreking van het proefschrift van Dr. S. G. W. van der Meer over Venloer Stadtexte, waarin deze de ontwikkeling van het Venlo's taal eigen nagaat. Het boek is besproken door de verdienstelijke Dr. Wim Roukens. Opgewekt wordt daarin, dat een fonds gevormd worde, die de uitgave zou mogelyk maken van een woorden boek van Limburgse dialecten. Dat idee is oprecht toe te juichen. Het kan niet anders, of de aanwas die onze Provincie ontvangt uit andere dolen van ons land, op de duur ook zyn grote invloed zal uitoefenen op onze dialecten en die misschien ge deeltelijk zullen verdringen. Daarom wordt het hoog tyd, dat bevoegde krachten zich tot zulk een groots werk gaan verenigen en met veler medewerking tot dit doel zouden kunnen komen. Maar daar is haast by. En daarom herhalen wy Spoed Voordat het te laat is Naar een Yenrayse Oudheidkamer Wy hebben reeds vroeg hierover een balletje opgeworpen. En we vragen ons nu ook weer eens af Zou het niet mogelyk en wenselijk zyn, dat wy in Venray konden komen tot een eigen oudheidkamer, zoals al meer gemeenten van ons gewest be zitten. Geen strikt museumMaar wel een zaal, waarin de merkwaardige en oude gebruiksvoorwerpen van onze streek verzameld konden worden en tentoongesteld. Daarbij zouden natuurlijk ook aar dige kunstvoorwerpen, mooie en merk waardige foto's een plaatsje moeten krygen en we zouden daar vooral ook de gezichten van oud-Venray van voor de oorlog en na de verwoesting willen bewaard zien. Die merkwaardigheden zouden, goed en doelmatig opgesteld zeer zeker de aandacht trekken van orue bewoners zelf, maar zo'n kamer zou ook beziens waardig zyn voor de vele vreemde lingen, die bij bepaalde gelegenheden ons dorp bezoeken. Is het by de herbouw van ons stad huis misschien nog mogelyk, dat een of ander vertrek voorlopig wordt aan gewezen en zou in onze gemeente niemand gevonden kunnen worden, die in samenwerking met anderen zulk een arbeid ondernam. Wy" willen het idee in alle be scheidenheid ter overweging geven van onze vereniging Venray Vooruit en ons gemeentebestuur. in Noord-Limburg. Dat Nico vanTMelo met zyn vijf tien jaren nog niet aan ouderdoms gebreken lijdt, bleek Zondag op de vergadering van de Hengsten-asso- ciatie „Vooruitgang" te Castenray, waar de aangesloten leden uit Venray, Horst, Sevenum en om streken van het Bestuur te horen kregen, dat hy in het afgelopen jaar aan dekgelden nog f 16.880.— had opgebracht. Waarschijnlijk heeft het op zyn fatsoen getrokken, dat hy nog maar voor f 1.— op de balans der vereni ging staat, want het aantal dekkin gen is nog één meer dan in 1947, toen er 139 waren. Trouwens in 1949 hebben de hengsten het drukker gehad dan in het daarin voorafgaande jaar, toen het aantal dekkingen van Nico, Jan en Herman is opgelopen van 309 tot 326. Maar de opbrengst is terugge lopen van f35.250 tot f 21.957, in verband met de verlaging der dek gelden. Ondanks dit nog altyd respectabels bedrag, is er echter maar een winst gemaakt van f 685.30, omdat de heren voor f 6200 opgegeten hebben en een 4838.71 aan vervoer hebben gekost, terwyl ze bovendien een f 800.- aan belasting moeten betalen. Maar het kan bij deze vereniging ook wel wat lijden, de gekweekte reserve is namelyk tot f 65.958.31 opgelopen. Bovendien krijgt de Vereniging van de Belasting nog f 46.000,- terug, die aan Vermogensheffing ineens zün betaald. Intussen hebben er veranderingen plaats gehad in de hengstenstal. Zo is Herman verkocht naar Zeeland voor f 5000,een mooie prys als men bedenkt, dat hy reeds 11 jaren is en voor f4000,— acht jaren geleden gekocht is. In zyn plaats is Garcon K 2233 gekomen, een stoere jarige hengst, die in Den Bosch 3e werd en afstamt van Sidney K 1801. Voor deze hengst werd f 8500,— betaald. Jan heeft zyn plaats voorlopig in moeten ruilen voor de geweldige kolos Eduard, die men voor een jaar heeft gehuurd voor f 10.000,-. r Verder© besluiten De aankoop van een plaatsvervanger van Nico is nog zeer moeilyk, vooral daar men nu eenmaal het oog op België heeft gericht. Maar het Bestuur

Peel en Maas | 1950 | | pagina 5