4
Boerderij
en Boerenland
WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN
Kerst-reclame
Een Noord-Limburgs
boeventaaltje
Imen
BEL BIJ BRAND
39 2
Onze Pateió
in Brazilië.
Zaterdag 10 December 1949 No. 49
Zeventigste Jaargang
Druk en Uitgave
Firma van den Munckhof
Drukkerij
Kantoorboekhandel
Grootestraat 28
Telefoon K 4780 512
Postrekening 150652
PEEL EN MAAS
Ad verten tiepry zen
op aanvraag verstrekt
Abonnementsprijs
per kwartaal:
voor Venray fl 1.00
buiten Venray fl 1.20
uitsluitend vooruitbet.
Onder nevenstaande titel behandelt
H. v. L. in het laatste nummer van
„Ons Eigen Erf" der Gemeenschap
Óverloon een onderwerp, dat ook voor
deze streken van belang is getuige de
verhandelingen, die wij er reeds over
hoorden, tot zelfs in de gemeenteraad.
Spreker betoogt daarin o.m., dat
juist de liefde tot het landschapschoon
van de geboortestreek de mens, waar
hij ook komt en waar hy ook is,
altijd doet terug verlangen naar die
oude vertrouwde plekjes en streek,
waarvan hy iedere nuancering, kleur
bomen en planten, wegen en ge
bouwen kent.
Daarom is het landschap een rijk
bezit van de gemeenschap, een bezit,
dat nooit geschonden mag worden en
vernield, maar waarvan de schoon
heid moet verhoogd worden door te
bouwen op streekeigen wyze, op de
juiste plaats en in de juiste ver
houdingen.
Dit geldt zowel voor de stad, voor
het dorp als voor het open vlakke
land. Op dat open vlakke land woont
alleen de boer.
Meer dan voor stad of dorp geldt
voor de boer de noodzaak zyn tehuis
en zyn bedryf aan te passen aan de
natuurlijke omgeving.
Hierbij geven de voorouders wel
een prachtig voorbeeld. Zy maakten
gebruik van toevallig aanwezige ter
reinplooien, bosrandjes, beekjes, klef-
fen enz.
Boomgroepen en eiken wallen vorm
den een goede beschutting van boer
derij en erf. Was dit alles niet aan
wezig dan werden bomen geplant en
wallen opgeworpen.
De boer van tegenwoordig schijnt
het niet meer nodig te vinden. Echte
onvervalste boerenerven vindt men
hier niet meerl
Vele boerderijen liggen dikwijls uitstekend beschut
tegen stormen en regenvlagen, doordat een aanwezige
bosrand, hoge akker of heuvelrug, handig werd benut.
Ook door middel van een doelmatige en juist aange
brachte boomomplanting kan aan een boerderij een
goede beschutting en een grotere schoonheid gebracht
worden. Maar aan het nut en de schoonheid van een
goede beplanting van het boerenerf wordt in de
huidige tijd door vele boeren helaas veel te weinig
aandacht geschonken.
VENRAY? Mijn hemelZijn er nog wel van die
echte onvervalste boerenerven, echte hofsteden Men
zal er nauwelijks een of meer kunnen aanwijzen. En
vroeger? Onze voorouders hebben niet voor niets
hun boerderijen namen meegegeven, deze stonden
rondom in de beplanting, en hoe klein en armoedig
wellicht ook, het waren wezenlijke erven.
Op het huidige Rooyse boerengeslacht schijnt een
boom dezelfde uitwerking te hebben als de traditionele
rode lap heeft op een stier. Die boom schijnt hem
woedend te maken en moet daarom verdwijnen» En
men schijnt niet eerder tevreden te zijn geweest tot
alles, letterlijk alles verdwenen was. Men heeft zich
vergrepen aan de natuur en hoe Kijkt eens naar Ys-
selsteyn, zouden de boerderijen daar, omringd door
boomgroepen, niet als juweeltjes liggen in dit wijde
Peelland
Men heeft maar al te veel vergeten dat bomen,
struiken en heggen uitstekende windvangers zijn,
welke gebouwen, erf en boomgaard voor veel schade
kunnen bewaren. Iedere architect die zich zelf respec
teert zal het U kunnen bevestigen. Bomen weren veel
beschadiging van Uw dak; zij geven schaduw en
koelte op huis en erf tijdens het branden van de zon
in de hete zomermaandenzij beschutten verf en
houtwerk. Men geeft veelal de bomen welke het huis
omringen de schuld dat zij de woning vochtig en nat
maken. Dit zal vroeger het geval zijn geweest toen
de daken veelal van stroo waren of minder solied dan
thans het geval is.
Beplanting van boerenerven dient niet alleen het
landschappelijk schoon, doch ook het belang van
de boer.
Struiken en heggen vangen de wind en beschutten de
aangrenzende gronden tegen te sterke uitdroging. (De hak-
houtwallen langs uw akkers doen dit ook), zy zijn de wind
en stofschermen van Uw erf.
Bomen en struiken zyn noodzakelijk voor een goede
vogelstand, welke laatste weer noodzakelijk is voor de be
strijding van het ongedierte. Zy vormen humus uit het rottend
loof.
Het voortdurend ontbossen van het boerenland, het voort
gezette kappen van de hakhoutomrandingen onzer akkers en
weiden, zal zich na verloop van jaren zeer ernstig wreken.
De bodem zal sneller uitdrogen nu de wind vrij spel krijgt
en de bodemvochten minder worden vastgehouden. De dunne
humuslaag welke onze N.Limburgse zandbodem bedekt is vrij
spoedig weggeblazen en na verloop van afzienbare tyd zal
men in plaats van akkerland, slechts zandverstuivingen over
houden.
In Noord-Amerika, waar de hebzucht ook over het ver
stand triomfeerde kan men de droeve gevolgen van een
dergelyk beleid aanschouwen; hier heersen nu, op de vroeger
zo vruchtbare gronden zandstormen en overstromingen en
de boeren ontvluchten deze barre gebieden, welke zy zelf
door hun ongebreidelde geldjacht verwoest hebben.
Limburg is géén Holland l
Denkt er toch aan dat Limburg geen Hollands polderland
is waar de bodem van taaie klei is en waar men de water
stand regelen kan op een centimeter nauwkeurig. Limburgse
grond is grotendeels zandgrond en zand stuift gemakkelijk.
Wat uit eeuwen gegroeid is moet men niet klakke
loos veranderen uit zucht naar wat meer geldelijk
gewin, het verlies zou wel eens onbetaalbaar blijken
te zijn1
Het Hollandse polderlandschap, die onafzienbare groene
deken waarin de vele weteringen als evenzovele plooien en
bespikkeld met rood- en zwartbonte punten van honderden
stuks vee, kent alleen maar vergezichten. Niemand verwachte
hier iets anders. Maar de Limburgse zandvlakten verdragen
geen vergezichten, ieder vergezicht zou hier een eentonigheid
betekenen, en eentonigheid verveelt, men wil er zo gauw
mogelijk onderuit.
Daarom:
Bescherm de houtopstand van onze bodem.
Plant nieuwe bomen en struiken indien gij de oude
weghakt. Beplant Uw nieuwe ontginningen met stroken
hakhout en omring Uw boerderij althans met bomen.
Boeren van OverloonMaakt van Uw nieuwe boer
derij een werkelijk ERF! Beplant ook de toegangs
weg naar Uw boerderij en maakt er een vriendelijk
laantje van. Voeg daar dan Uw Limburgse gastvrij
heid bij en iedereen zal gaarne op Uw Erf vertoeven I
Geeft dan tenslotte Uw erf een passende naam, want
een werkelijk boerenerf, een boeren„hof" verdient
met recht een naam.
HARRY VAN LOON
Middenstanders, hebt U al eens gedacht over
In gebruik geweest o.a. teVenray.Oostrum
(door Gerard Lemmens)
„Meneer, wy hebben hier ook een
bargoens taaltje, 'n dieventaal. En als
ge het dan toch sekuur wilt nazien,
dan moet ge het wel in de oude
papieren kunnen vinden, dat de
vroegere roofdridders van Spraelandh
die nog hebben gebruikt."
„Nou, vertel me maar eens wat in
uw boeventaaltje".
„Dat zal ik doen, meneer, maar
ge" verstaat er toch niks van. Ge
komt van het zuiden
„Ho maar, ik ben zeker zo'n ras-
ecnte Venrayer als gy
„Ja, van geboorte, dat wel. Maar
ge bent al zo lang van hier weg en
ge bent van een latere tyd. Ge kunt,
dat niet meer weten. Nou dan, meneer
gepeei kepunt mepeei tepoch nepie
veperstepaon, depaor zepetepik epeen
sepigepaar tepegepe. Verstaat ge
dat
„Nou, beste vriend, dan bent ge de
sigaar kwijt, "antwoordde ik hem,
toch al tyd nog een „rasechte" Ven
rayer. Hy keex me met zeer grote
ogen aan. „Maar niettemin, ik zalow
toch èn sigaar géve, hepier zepo,
epum mepèr epan".
Dat „boeventaaltje" was ons n.l.
bekend. Vanzelfsprekend spraken wy
het niet zo vlot als onze klant. Maar
m'n moeder, die in het thans pastoraat
vroeger rektoraat Oostrum, onder
Venray geboren is, kon en kan het
nog en verduveld goed zelfs; zy leerde
het ons, jongens, in onze jeugdjaren
en vertelde ervan. En ze knoopte haar
historie aan vast.
Het is wonderlijk hoe dit, de his
torie, wel „groeien" kan. Onze zegs
man verbond op enigszins romantische
wyze het boeventaaltje met de roof
ridders, die op de burcht Spraeland
onder Oostrum gehuisd hebben,
eeuwen en eeuwen her. (In een van
onze vroegere bijdragen in Peel en
Maas, hebben we er een en ander van
verteld). Maar de historie zat echter
riet direct vast aan de Spraelandse
roofridders; er zat niet eens een wild-
romantische grond aan vast thans
zo graag gewild
Als we enkele tientallen jaren verder
zyn, dan hebben waarachtig de bok-
keryders, hier verzeild, het nog uit
gevonden en gebruikt
Het was (let weleen ingekankerd
kwaad daar in de buurt, 't kwaad
spreken, 't aandragen, en... luistervink
spelen.
Gedienstige geesten voor de duivel
van deze ondeugd, slopen 's avonds
vaak laugs de huizen en heerden, om
aan open vensters of hoe ook te be
luisteren wat binnen verteld werd.
Daarin vond men de oplossing van
het raadsel, hoe sommige intieme en
absoluut in 6igen kring en voor eigen
mensen vertelde aangelegenheden
plotseling een algemene weet werden,
Zelfs werden plannetjes, die in het
geheim werden gemaakt, juist het
tegenovergesteld „bewerkt", vooraleer
men aan eigen plannetjes een uit
voering had kunnen geven.
Men hoorde af en toe iets van een
onverstaanbaar taaltje, waar men geen
vat op kon krijgen en dat bovendien
nog op een fluistertoon werd ge
sproken. En de uitwerking daarvan
was, dat men 's avonds, vooral op
Zondagen, elkaar beestig vreigelde
(een zeer typisch Limburgs woord
en... eigenschap!) dat men zelfs elkaar
vaker te lyf ging. Men ging zelfs zo
ver, dat men elkaar waarschuwde
met: „et zit niegoèd", waarmee men
dan bedoeldeer broeit weer wat.
Op de Boschhuizen (ht>t oud en
merkwaardig gehucht onder Oostrum,
de Bosehhuuze) woonde een zeer be
kwame klompenmaker, die geen zeer
drukke maar wel een eigen en goede
klandizie had.
De klompen, welke liy maakte,
waren van een dusdanige kwaliteit
en afwerking, dat men zelfs vanuit
Meyel en Boxmeer, voor een speciale,
mooie en goede Zondagse klomp zeker
naar hem toekwam en lieden, die wat
meer konden betalen, ook voor hun
werkendagse klompen, want hy vroeg
altijd een stuiver, soms zelfs een
dubbeltje meer dan andere klompen
makers en, dat was voor die tyd een
heel sommetje. Maar wat hij dan ook
maakte, dat was perfect en sierlijk
afgewerkt. Zelfs „bezondigde" hy zich
aan uitsnijwerk op de klompen te
maken, niet naar 'n schabloon maar
een eigen initiatief en cachet.
Op een avond zat de klompen
makersfamilie na het eten rozenkrans
te bidden, toen een der kinderen
meende iets te horen. Hy stond op,
ging naar de werkplaats en jawel,
van hieruit zag hij twee „opgeschoten
belhamels" staan. Ze spraken een
eigenaardig taaltje, dat ook al in de
kwaadsprekerij een verborgen rol had
Hy verstond noch begreep er iets
van. En toch had het een Yenrays
accent. Opeens hoorde hij ook het
woord: klepompepe. Verdraaid, dat
moest zeker klompen betekenen.
O zo, van deze kaasDie kwamen
zeker klompen stelen. Kl(ep)om(ep)e.
Toch kon hy er niet verder wijs uit
worden. Maar men waakte. En in
derdaad kon men die nacht een
klompendiefstal verijdelen.
Op een Zondagnamiddag, op de
beugelbaan (een zeer typische en
en mooie streekspel, dat jammer
genoeg verdwijnende is en waaraan
men eertydsde vrye Zondagmiddagen
aan besteedde, zoals men dat nu doet
aan de voetballerij), hoorde men tus
sen een groep toekijkers: „epallepeei,
pepak epum meper epan, zepiet meper
nepie bepang, wepeei hepellepe epw".
Waarop de aangesprokene ant
woordde: „epals hepeei nepog wepat
zepit, hepow epik epum epik epum
epien zepien gepezicht."
De snelheid waarmee men sprak
en de zekerheid, waarmee de klanken
over de lippen kwamen, getuigden
van een gedegen bekendheid met
het taaltje en van een grote routine
in het gebruik ervan.
De omstaandeis begrepen^er niets
van en degenen waartegen men het
had en die 't half door hadden, ver
trouwden het niet; ze hielden dan
ook niaar liever hun bakkes dicht.
Dit had tot gevolg, dat de boeven
taalsprekers hier overwinnaars wer
den, zonder klappen. Maar het was
niet altyd, dat het zo ging.
Er waren meerdere lieden, die deze
taal spraken en ook gebruikten.
Zelfs eenvoudige lui, die nimmer een
school bezochten dan hoogstens twee
of drie winters, die dus nauwelijks
lezen of schrijven konden. Hoe kon
den deze mensen zulk een blijkbaar
ingewikkeld taaltje aanleren En
hoe lang bestond dit taaltje al En
vanwaar kwam het
Men hield in het moederdorp Ven
ray er de mensen mee voor de gek-
ZeJfs buiten de gemeente. Men draai,
de er mensen mee op; men befoetelde
de kramers en de winkeliers, op
marktdagen werd het gebruikt; er
dreigde zelfs een soort revolutie in
het dorp. (Men kan dit lezen in
enkels romans van de Venrayse
literator H. H. J. Maas). Ook rond
Oostrum zelf bracht het heel wat
opwinding.
Men vertelde, dat de gebruikers
ervan onderling een dure eed hadden
gezworen om het geheim te bewaren.
Miste men een kip of zelfs iets ergers
die dievenbende en boeventaaigebrui
kers hadden het wis en zeker gedaan
of er de hand in gehad. Maar zeg
dat eens met een openlijke zeker
heid. Dat durfde men niet. Immers,
welke wraakneming zou daaruit op
hen kunnen voortvloeien
De ruziestemming sloeg ver over
en rond, tot zelfs schoolkinderen erin
werden betrokken. Smokkelaars in
zout en jenever (destijds twee ge
wilde artikelen voor bepaalde grens-
kanten) hadden gemak met dit taaltje.
Het duurde geruime tyd, eer men
het taaltje doorgrondde.
De zoon van de straks genoemde
klompenmaker, die nu een bijzondere
rol speelde, sprak het taaltje, maar
verried niets: „maarwel waarschuw
de hy telkens de een of ander, als hy
iets „uitgevunderd" had en hy bracht
met groot eigen genoegen vaak ver
warring onder de boeventaalgebrui
kers. Slechts zyn eigen familie had
hy met het „geheim" ingewijd.
Maar daar had nu ook opeens, zo
zegt men, een pientere schooljongen,
die nogal taalgevoel had en dit
laatste, later, ook bewees door een
aantal publicaties het geheim van
de taal ontdekt. Hy had nauwkeurig
enige woorden afgeluisterd, schreef
ze op en ging toen aan het ontleden.
En hy vond de „sleutel".
En die was zo beestig eenvoudig 1
Het was maar een weet.
Men laste eenvoudig de lettergreep
ep in elke lettergreep, onmiddellijk
na de begin-medeklinker (Piet werd
p-ep-iet; Nella werdn-ep elï-ep-a;
sigaar weïds-ep-i-g-ep-aar), terwyl,
als het woord niet met een mede
klinker begon, de letters EP een
voudig vóór de lettergreep werden
gezet (ik werd ep-ik; Antoon werd
ep-ant-ep-oon; daaraan werd d-ep-aar-
ep-aan) Het systeem was zelfs zeer
konsekwent en, om zo te zeggen, zelfs
taalkundig zuiver doorgevoerd; want
samengestelde medeklinkers, als b.v.
sch, schr, kr, kl, kn, bl, st, str, pr,
enz. enz., werden nooit gesplitst
(stuiver werd: st-ep-uiv-ep-er; krek
werd kr-ep-ek; schrok werd schr-
ep-ok). En voegt men er dan nog bij,
dat uitsluitend het plat werd gebruikt,
dan begrijpt men wel, dat het voor
een buitenstaander vrijwel onmogelijk
was dit taaltje te verstaan als het
vlot werd gesproken.
"Wie had het uitgevonden
Het is steeds een geheim gebleven.
Men zegt zelfs, dat het van ouds-her
zou zyn overgekomen; daar vandaan
de mededeling van onze zegsman, dat
de roofridders van Spraeland (waarvan
o.a. ook verteld wordt, dat ze hoef
ijzers onder hun paarden andersom
hadden geslagen, om de lieden in
verwarring te brengen en hun eigen
spoor misleidend te maken) deze taal
reeds gebruikten.
Of hadden de schepers van hier,
die hun kudden soms dertig, veertig,
honderd uur en nog verder weg
brachten en soms dagen en weken
wegbleven, dit meegebracht?
Kon het een vinding zijn van enige
pienterlingen aan de heerd?
Maar in elk geval, voor hen die
belang stellen in alles wat op ziel
kundig gebied in en uit het volksleven
kan voortkomen en voortkomt, is een
verschijnsel als dit, zeer zeker wel
van enig grotere betekenis. Het typeert
niet alleen, maar er zit ook iets ver
rassends in.
Toen de sleutel echter gevonden
was en bekend werd, toen derhalve
de kennis van het boeventaaltje in
Oostrum-Venray en directe omgeving,
waar het praktisch maar alleen werd
gebruikt meer algemeen ging worden,
verdween ook de geheimzinnige kant
van de boeventaal en zelfs de boeven
taal zelf, even plots, als ze om zo te
zeggen, was opgekomen.
Wei staken vele*Oostrumse jongens
in het dorp, Wanssum of Meerlo, in.
Boxmeer of Venl en onder dienst, de
„draak" af door dit taaltje te ge
bruiken. Maar vele anderen deden
zich niet eens de moeite meer aan
om het vlot aan te leren.
En zo weten de jongeren van thans
gelijk onze zegsman het wel zei
ongeveer niets meer van deze
historie af.
Niets meer?
Wel, we hebben er nog getroffen
die het taaltje nog wat vloeiend
spraken en met wie wy ons onder
hielden in het bijzijn van vreemden-
in-Jeruzalem. Welke vreemden-in-
Jeruzalem ons naderhand zeer diepe
en diepzinnige vragen daarover (en
daaromtrentstelden.
We geven, voor een beter begrijpen,
een kleine anecdote weer in het
booventaaltje, gevolgd door de om
zetting in het Venrays dialect. Een
en ander behoeft echter geen „stoot"
te zyn voor vele Venrayers en Z6ker
niet voor die van Oostrum 1 om dit
taaltje weer aan te leren én te ge
bruiken voor een doel, waarvoor het
in die tyde weieens met minder fraaie
met minder fraaie bedoelingen ge
bruikt werd.
Terugop epen wepandepeleping eper-
gepes epum Vepenrepooi vepond epik
epènnepe gepoed epondeperhepaldepe
mepojepe bepoëm epalepinnepig tepus-
sepe twepiejepe wepèjepe stepaon.
Repondepelepum wepas epandepers
nepóg gepin strepük tepe bepekepin-
nepe. Epik vrepoeg epan epennepe
mepins depen dopaor stepond, wep-
aorepum depen bepoëm depaor zep
oeëpe gepeplepant wepas gepewep
orrepehepi-j vepertepildepe mepeei:
„depèn bepoëm hebibbebepe zepe
depaor nepèrgepepepot- tepoew depe
epallegepedepurpigepe repuzepie tep-
ussepe depie twepiejepe bepoerepe,
wepaorepan depie wepejepe gepehepu-
repe, bepeei epis gepelepeed. Meper,
zepö vepoegdepe epozzepe zepismepan
eper epan tepoe, epals epik depat
mepos depoen mepit mepiennepe bep
uurmepan (epen epik wepoon neffepe
depizzipe), depan hepaai epik wepel
epennepe hepiëlepe bepos vepan
Er wordt vaak gezegd, dat de
armen Gods lievelingen zyn, wat een
vrome dooddoener, maar een echte
dooddoener is.
In de landen met een progressieve
beschaving, met een hoog welvaarts
peil is het veel verkieselijker dood
dan arm te zyn.
Een Spaans spreekwoord zegt wel,
dat de bedelaar het recht heeft de
koning om vuur te vragen, maar
hoe ontnuchterd zou hy worden door
dit in de,practyk toe te passen.
Wy allen moeten van armen en
armoede niets hebben. De eredienst
van het gouden kalf ligt ons allen
zeer na aan het hart. Armoede vluch
ten we als de pest en de zure reuk
van krotten en sloppen maakt ons
misselijk. Waarom zouden wy de
arme groeten, als wy van hen niets
te verwachten en niets te vrezen
hebben
Waarom zouden wy hen onder
steunen, als honger de beste saus is
en God zeil voor zijn armen zorgt. Wy
zonnen ons liever in de weelde en
de voorspoed der rijken en schamen
er ons niet voor hun slippendragers
te zyn.
Zo hard als het oude theaterpu
bliek voor den overwonnen gladiator
was, zo hard is de moderne mens
voor de armen. Wij zyn allen met
Joodse mentaliteit besmet, die in
rijkdom een zegen Gods en in de
armoede een vloek Gods zien.
Met hoe dikkere letters het woord
philantropie geschreven wordt, des
te minder wordt er aan naastenliefde
Op een wandeling ergens um Ven-
rooi, voond ik enne goed onderhalde
möje boëm allinig tusse tusse twieje
wèje staon. Roontelum was anders
nog gen struk te bekenne. Ik vroeg
an enne mins dèn daorstoor.d, waoi-
um den boëm dor zoeë geplant was
geworre; hi-j vertelde meej„dèn
boëm hebbe ze daor nèrgepot toew
dur allegedurige ruzie was tusse die
twieje boere, waoran die twieje wèje
behure, beej is geleed. Mer, zo voegde
oze zegsman er an toe, „als ik dat
mos doen mit mienne buurman (en
ik woon nevve dizze) dan haaj ik wel
ennen hieële bos vandoen!"
.ij i-ui rin-mi 11111 n li ntm 11 m r:
In 1884 gaf de Chicago Tribune
het volgende recept voor de behan
deling van de bedelaars:
„Het eenvoudigste plan is arseni
cum te mengen in het voedsel, dat
aan werklozen en zweners wordt
verstrekt. Het veroorzaakt in heel
korte tyd de dood en vormt een
waarschuwing voor andere schooiers
om uit Je buurt te blijven".
In het voorjaar van 1947 kwam er
een ander recept. Kolonel Mc Cormick
bracht een beleefdheidsbezoek aan
Mexcico, vanwaar hy naar aan
leiding van het groot aantal straat-
houden in een brief aan zijn krant
schreef, dat hy gehoord had, dat er
in Europa groot voedselgebrek heers
te, waarom zou men niet schreef
hij al die loslopende honden uit
Mexico vangen en ze als voedsel
gratis naar Europa sturen
Wat zullen zy bij het laatste oor
deel vreemd opkijken, als de Eeuwige
Rechter ons gedrag tegenover armen
en noodlijdenden als eeuwig criterium
zal aanleggen ten opzichte van onze
redding of onze verdoeming.
Daar zal niet gesproken worden
over onze prestaties, onze ridderorden
onze ondernemingen, zelfs amper
over onze kerksheid, onze vroomheid,
maar de graadmeter van alles zal dé
naastenliefde zijn, tout court.
Augustinus heeft het scherp en
mooi gezegd: „De armen zyn onze
kruiers, zy brengen onze goede wer
ken onze werken van barmhaitig-
heid als bagage naar de hemel".
„De meest vreugdeloze vorm van
armoede is die, welke zich zonder
protest buigt voor de mening van
hen, die zeggen, dat het een schande
is arm te zyn." (Sigrid Undset)
Maar dragen wy zelf niet de schuld
dat de armen zich er toe gedwongen
voelen die armoede als een schande,
als een teken van bovennatuurlijke
verwerping op te vatten
Plegen wy hierdoor geen verraad
aan de geest van Christus, die de
arme heeft zalig geprezen
Maken wy hierdoor geen carica-
tuur van de geest der Kerk, die
volgens Bernardus, „de enige, abso
luut de enige is, die de eer van de
armoede hoog houdt"
Wanneer zullen wy onze gedachten
over de armen herzien in Evangeli
sche geest
Wanneer zullen wy ook in de arme
onze gelijkwaardige broeders en zus
ters zien Wanneer zullen wij hen
helpen en ondersteunen, in het besef
dat zij er recht op hebben en dat
het onze plicht is. Wanneer wy die
plicht verzuimen, kunnen wy de
hemel met al zyn heerlijkheden voor
ons afschrijven.
P. H. RONGEN O.C.R.
INGEZONDEN
Geachte Redactie.
In Uw blad van vorige week las ik
onder 't sportverslag „Sportnieuws
van SVV" iets, dat myn aandacht in
beslag nam. Het was nl. over de
voetbalwedstrijd Arcen—Venray.
De ruststand was 2—0 in 't voor
deel van Venray. Met deze stand
veroorloofde een speler zich een on
sportieve handelwijze, volgens 't in
gezonden verslag. In uw blad stond
dit als volgt aangeduid:
„Het is onbegrijpelijk, dat een
speler met deze voorsprong zich
een speelwijze veroorloofd, die zelfs
zyn vurigste supporter niet kan
goedkeuren".
De zinsnede „met deze voorsprong"
kwetste my'n sportieve gevoelens
harder dan de rest van 't stuk. Ik
leid nl. hieruit af, dat de inzender
van 'e stuk de speelwijze wel goed
gekeurd zou hebben als de stand
anders was geweest, byv. 2—0 in 't
nadeel van Venray
Met sportieve groeten
G. Th.
Het was in het jaar 1899, dat de
Nederlandse provincie van de Paters
Franciscanen gehoor gaf aan een drin
gend verzoek van het Braziliaanse
Episcopaat
Het land van het H. Kruis zoals
Brazilië ook wel wordt genoemd
had te kampen met een groot tekort
aan priesters. Om hierin te voorzien
zond de Nederlandse provincie een
aantal van haar leden. Zy en hun
opvolgers hebben zich met hart en
ziel geworpen op de grootse taak, die
hun wachtte daar aan de overzijde
van de Oceaannieuw leven brengen
in de uitgestrekte parochies van de
Staat Minas Geraes.
In sommige van deze parochies,
waarvan enkele zo groot waren als
een Nederlandse provincie, doch elk
nauwelijks meer dan 80 tot 100 duizend
parochianen telden, hadden de men
sen in jaren geen priester gezien.
De Nederlandse Franciscanen heb
ber. zich volkomen ingezet om hierin
verandering te brengen. Langzamer
hand begon het parochieel leven weer
te bloeien. Nieuwe diocesen kwamen
tot stand, waarvan één aan een Ne
derlands Franciscaan, mgr. José de
Haas, werd toevertrouwd.
De „immigrantenpaters" deden
meer: zy richtten latynse scholen en
colleges op en legden zich ook vooral