De 4jeiliqe l$aAtentiid WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN lOaótwdcief. Ned. Caritas Missie De kous op de kop gekregen De maïsteelt in ons land. GEVAAR voor onze grond Stille (9i mqanq Zaterdag 5 Maart 1949 No. 9 Zeventigste Jaargang Druk en Uitgave Firma van den Munckliof Drukkerij Kantoorboekhandel Grootestraat 28 Telefoon K 4780 512 Postrekening 150652 PEEL EN MAAS Advertentieprijzen op aanvraag verstrekt Abonnementspry 8 per kwartaal: voor Venray fl 1.00 buiten Venray fl 1.20 uitsluitend vooruitbet. In de Regel van Vader Benedictus, geschreven te Monte Cassino in de eerste helft van de zesde eeuw en nog door duizenden monniken als leef regel gevolgd in de kloosters van de Benedictijnen er. de Trappisten staat te lezen over het houden van de veertigdaagse vasten. Het leven van den monnik moest eigenlijk een voortdurende vasten ziin. Maar die kracht bezitten slechts wei nigen en daarom raden wij den monnik aan, gedurende de veertig dagen van de vasten, zijn leven met de grootste zuiverheid te bewaren en alle nalatigheden der andere tijden in deze heilige dagen uit te wissen. Dit zal naar behoren geschieden wan neer wij ons onthouden van iedere ondeugd en ons toeleggen op gebed en tranen, op lezing, op rouwmoedig heid des harten en op versterving in eten en drinken. Laat ons daarom gedurende deze dagen aan de gewone plicht onzer dienstbaarheid iets toevoegen, als bij zondere gebeden of onthouding van spijs of drank. Laat ieder uit eigen beweging en met de vreugde van den H. Geest iets meer aan God geven dan hij verplicht is. Laat hy bijvoorbeeld zijn lichaam wat spijs ontzeggen, wat drank, wat slaap, wat. praten en schertsen en laat hem met de vreugde van een geestelijk verlangen het heilig Paas feest tegemoet zien. In deze klassieke woorden heeft do Patriarch van het Westerse monniken dom eens voor alle tijden de diepere zin en betekenis van de Vasten uit gelegd en verklaard. Benedictus is ruimdenkend genoeg om de uitwendige en lichamelijke ver sterving niet als het alleen zalig makend geloof aan te bevelen, maar by hem valt de klemtoon juist daar, waar hy moet liggen grotere zuiver heid en ingekeerdheid van leven, inni ger verkeer met God door meer gebed, het bijwonen van de lijdensmeditaties, beheersing van onze zintuigen, meer nadenken over en ons veldiepen in de grote waarheden van ons geloof. Dat we de Vastentijd op passende wijze -moeten inluiden door ons toe te leggen op een grotere ingekeerd heid van geest en hait ligt voor de hand. Dat brooddronkenheid, dronken schap, rumoer, niet in staat zijn deze stemming in ons aan te kweken, is al evenzeer duidelijk. Het is nergens voor nodig, dat we afscheid nemen van het vlees de oorspronkelijke betekenis van Carnaval door dit op het kussen te plaatsen en het met de alleenheerschappij over verstand en goede zeden te begiftigen. Laten we de wyn in de kan, dan blyft ook het verstand, als het er is, wel in de man. De heilige Vastentijd is een tyd van bezinning en boete, van versterving en maathoudendheid in alle goede en geoorloofde geschapen dingen. We mogen de teugels van onze hartstochten niet laten vieren, ze niet vrijaf geven, maar we moeten remmen alles wat in ons slecht en bedorven is, alles wat de bloemetjes buiten wil zetten, alles wat we eigenlijk aan onze laars .willen lappen. De christen moet zyn leven door brengen in de gebondenheid van heilige banden, want ook in de los bandigheid vindt de mens zyn geluk niet. Vrijbuiters slaan een goed figuur in zeerovers verhalen, maar vloeken in het sobere verhaal, hoe een chris ten moet leven om de laatste aan sluiting niet te missen. En dat willen we toch allemaal, ook de lauwen en onverschilligen onder ons, als het ernst wordt en puntje by paaltje komt. We moeten nog wat armslag en confetti overhouden om ook later, aan de andere zijde van het grote water, Carnaval te kunnen vieren. P. H. RONGEN O.C.R. De maatschappelijke woelingen en de spanningen tussen de volken wijzen er op, dat een rechtvaardig evenwicht nog niet is gevonden, zo zegt het Nederlands Episcopaat in de Vastenbrief, die Zondag in alle katholieke kerken en kapellen van Nederland is voorgelezen. Van de scheve verhoudingen maken kwaad willige machten gebruik om de spanning nog hoger op te voeren. In Nederland is nog een betrekke- lyke rust, maar ook hier zyn volen in nood. Er zyn rechtvaardige eisen, waaraan nog niet is voldaan. Daarom geven de Bisschoppen in de Vastenbrief een uiteenzetting van de sociale rechtvaardigheid en van de plichten, die daaruit op dit mo ment voortvloeien. Het Nederlandse Episcopaat zet uiteen, dat d9 burger niet te gauw moet klagen over te hoge belastin gen, of over beknotting van de rech ten van het kapitaal. De werknemers moeten een gezinsloon ontvangen en byzondere zorg is nodig voor de meisjes in de fabrieken. Het is niet te verontschuldigen, als er nu nog werkgevers zyn, die er zich direct of indirect tegen ver zetten, dat hun personeel lid wordt van een vak- of standsorganisatie. De arbeiders hebben ook recht op medezeggenschap. In de Vastenbrief wordt verder aandacht geschonken aan de arbeids productiviteit. De Bisschoppen zyn teleurgesteld dat de arbeiders niet zoveel arbeid presteren als vroeger, terwyl juist nu aan de rechten der arb9iders zoveel tegemoetkoming wordt ge geven. Er is een tekort aan dienstvaar digheid, dat zich ook openbaart vooral tegenover de moeders van de grote gezinnen. De arbeiders hebben nog een andere plicht. Zij moeten vastbesloten overal die stakingen in de kiem trachten te smoren, welke alleen zyn bedoeld om de christelyke maatschappelijke orde in de war sturen.. Voor de onderdanen van de staat bestaat op het ogenblik ook de zware plicht zich te houden aan de regelin gen van lonen en prijzen. In de Vastenbrief bespreken de Bisschoppen nog het vraagstuk der woonruimte en dat van de politieke delinquenten. Zy doen een dringend beroep op Katholieken van Neder land om zich aan te sluiten bij hun vak- en standsorganisaties. actie „Luchtbrug Berlijn" Voor enkele maanden terug heefi Venray zyn deel by gedragen voor do schip-voor-Keuien-actie, die was ge organiseerd door de Ned. Caritas Missie te öittard. De Christelyke naastenliefde heeft hier de vijandschap overwonnen en van welk een waarue deze hulp is, is moeilijk te bepalen. Want ondanks alle verhalen van alles wat er in Duitsland alweer is hersteld, wordt temidden van puin nog zo dikwijls ontzettende armoede geleden. En dan wordt deze hulp extra gewaardeerd. De Ned. Caritas Missie heeft echter meerdere aciies op het programma staan. Zo heelt* zy onlangs een grote gaarkeuken in Beriyn geopend en is een plan opgesteld om 5000 kinderen gedurende 4 weken van extra voedsel te voorzien. De directe hulp voor hongerend Duitsland en speciaal voor hongerend Beriyn, in de vorm van gaarkeukens, welke 600 maaltijden per dag ver strekken aan de meest getroffenen, toont dageiyks aan de noudlydendeu waartoe christelijk Nederland, on danks zelf doorstane ellende, in staat is. Niet slechts materieel, niet slechts voor het hongerend organisme is deze voedselverstrekking een geneesmid del. Ook de geesten worden wakker geschud uit de beslommeringen die puin, koude en honger medebrengen. Zy kunnen zich weer richten op hoger goed en beseffen weer denoodzakelyk- heid om hun verworden en vergroeide ideoiogiën te herzien. Zy kunnen weer hopen op een betere ondergrond voor de verstandhouding van de mensen, zy kunnen weer geloven aan het on verwoestbare christendom. Het „pen ningske" toont hen Christus' Lielde. De Nederlandse Caritas Missie kan dit werk slechts voortzetten indien zy daadwërkelyk gesteund wordt door allen die overtuigd zyn van de nood zakelijkheid en het effect van deze soort activiteit. De prys - de zeer lage prys - waarvoor een man, vrouw of kind in Beriyn, gedurende één week één warme maaltijd per dag kan ver krijgen, bedraagt f 1,50. De Ned. Caritas Missie vraagt nu ook van Venray weer de spontane medewerking en een ruime gave om Christus' wil. Denkt, vooral nu in de Vastentijd eens speciaal aan deze christenplicht. Bussen staan opgesteld, ook voor Uw gave, by W. Janssen Langeweg, by kantoor Dagblad voor Noord Lim burg en Peel en Maas. INGEZONDEN Aan de aanhangers van S.Y.V. Aanhangers van S.V.V. vergeet niet, dat een wedstrijd zonder aanmoedi gingen niet gemakkelijk door een elftal gewonnen kan worden, nog minder door gekanker langs de lyn. Gaat het in een wedstrijd even mis, begaat dan niet de fout, om direct over te gaan tot karkereu en op die manier alle fut er by de spelers uit te halen. Vergeet vooral niet, dat een speler niet altijd even fit kan zyn. B.v. was niet een achterspeler by de wedstrijd in Arcen, er volkomen uit En hoe was diezelfde speler tegen I.V.O. Was hy toen niet de ster van het veld? Neen, met kankeren komt Venray nooit aan een tweede klasser. Laten wy aanhangers het voorbeeld volgen, van het publiek van Arcen, daar was van die zyde geen gekanker. Daar werden de spelers door het aanmoe digen van het publiek opgezweept tot het uiterste. Daar klonk het geloei by een aanval van het elftal gevaarlijk of niet, dat het wel leek of we in het stadion van Deurne waren. Ja, zoals het publiek van Arcen doet, dat Radiopraatje No. 93. We zyn in de afgelopen week wel j een beetje ontgocheld. In ons vorige praatje hebben we medegedeeld, dat er een nieuwe regeling is verschenen op grond waarvan de overheid kos ten voor voorzieningen ten behoeve van vrijwillige samenwoning aan de betrokkenen kan vergoeden. Wanneer iemand in zyn huis een extra keukentje laat maken; er op zolder een eenvoudige kamer laat by- timmeren of andere voorzieningen treft, waardoor de bezwaren, die aan de samenwoning zyn verbonden, worden ondervangen, dan kan het gemeentebestuur hem de kosten daar van geheel of gedeeltelijk vergoeden. De gemeente ontvangt dan op haar beurt weer vergoeding van het Rijk. Verder kan op grond van dezelfde regeling tot aan een bepaald maxi mum vergoeding van verhuiskosten worden verleend aan hem, die vrij willig woonruimte afstaat om er anderen van te laten profitéren. Het is de bedoeling, dat de ge meentebesturen deze regeling zullen toepassen en daarom hebben we vorige week ook uitdrukkelijk gezegd dat men hierover niet meer moet schrijven naar een of ander Ministerie maar zich uitsluitend moet wenden tot zijn gemeentebestuur. We hebben echter de kous op de kop gekregen. Uit verschillende plaatsen, waaron der ook grote steden, hebben we brieven ontvangen van boze luister aars. Die zyn, met de opgewekte klanken van ons praatje nog in de oren, naar hun gemeentehuis getogen en hebben daar hun geval ter sprake gebracht. Om vervolgens gewaar te worden, dat men op dat gemeente huis van de bedoelde regeling vol komen onkundig was. „Het is toch wel wonderlijk", zo schrijft iemand, „dat voor de radio alles zo mooi verteld wordt en hier niemand er iets van afweet". Een andere luisteraar schenkt ons wat meer vertrouwen, want hy heeft over deze regeling ook iets in de krant gelezen. Ook kijn gemeentebe stuur zond hem echter onverrichter- zake weg en daarom schrijft hij ons: „Wilt U nu mijn gemeentebestuur, dat klaarblijkelijk, een beetje achter lijk is, op de hoogte brengen U zoudt my daarmede z'eer verplichten. Een ander heeft ons zyn ervaringen telefonisch laten weten: „Ja, we hebben over die regeling wel iets gehoord", was het bescheid, dat deze luisteraar op zyn verzoek ontving, „maar er moet eerst nog een ge meentelijke verordening worden gemaakt en het is onmogelijk te zeggen, wanneer die klaar is. Komt U over een maand nog maar eens vragen". Nu, die luisteraar vindt, dat wytr voor de radio gevoeglijk het zwijgen toe kunnen doen. Daar zitten we dus in een moeilijk parket. We mogen niet zonder meer accepteren, dat er achterlijke gemeen tebesturen bestaan. Hoogstens kun nen we veronderstellen dat men niet overal reeds aan de kennisne ming en de toepassing van de regeling is toegekomen. Het heelt weinig zin om van onze kant de gemeentebesturen hierover aan te schrijven, omdat dit reeds anderhalve maand geleden is gebeurd. Dat men elders de geboden mogelijk heden aanprijst, blijkt trouwens uit enkele gemeentelijke publicaties over dit onderwerp, die we al in de kranten tegenkwamen. Er is dus blijkbaar wat verschil in voortvarendheid tussen de gemeei te- besturen hier en daar. Ten gerieve van onze luisteraars, die nog niet behoorlijk werden geholpen, vermelden we enige bijzon derheden van de regeling. Als men dan op het gemeentehuis komt, dan kan men naar die bijzon derheden verwijzen. De regeling is van 31 December 1948. Zy is in de Staatscourant gepubliceerd en door de Ministers van Binnenlandse Zaken, van Wederopbouw en Volkshuisves ting en van Financiën ondertekend. Zy heeft de wat* onduidelijke titel: „Verlening tegemoetkoming in de kosten aan gemeenten". By brief van 5 Januari 1949 No. 4717 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, afd. Maatschappelijke Zorg II zijn alle gemeentebesturen over deze regeling ingelicht. De regeling is op genomen in de Openbare Bekendma kingen van de Vereniging van Nederlandse gemeenten. De vaktijd schriften h6bben er al uitvoerige artikelen aan gewy'd. Een speciale uitgevers-maatschappij voor de gemeenten heeft een model beschikking gemaakt, aan de hand waarvan zo nodig de gemeenteraden de besluiten kunnen nemen. We geloven dus te mogen zeggen, dat deze zaak intussen behoorlijk is is de goede weg. Dat brengt een elftal tot overwinningen. Aanhangers van S.V.V. laten we afspreken, dat wij bij de. volgende wedstrijden het elftal op de manier van Arcen, zullen aanmoedigen en dan komen de overwinningen en geloof ik, dat er een grote kans is, dat Venray het volgende seizoen een tweede klasser bezit 1 EEN LANGS HET LIJNTJE voorbereid en iedere gemeente eigen lijk op de hoogte dient te zyn. We blijven volhouden, dat we moeilijk over de toepassing van deze regeling kunnen gaan corresponderen. De hoeveelheid post, die we met enkele mensen moeten verwerken, bezorgt ons toch al gryze haren, al menen vele mensen blijkbaar, dat voorlich tingsambtenaren zich uit professie alleen met krantenmensen moeten bezig houden. Mochten er luisteraars zyn, die over de toepassing van deze nieuwe regeling by hun gemeentebestuur nog geen gehoor kunnen vinden, dan willen wy bun graag een afdruk van dit radiopraatje toezenden. Gewapend met deze mededelingen kunt U dan Uw gemeentehuis betreden, 't Moet gek gaan als men daar dan nog niet zou weten, waarvoor U komt. We zitten deze week helemaal wat in het hoekje waar de klappen val len. Verscheidene briefschrijvers kla gen erover, dat zy met de plannen voor de bouw van een eigen wonir.g al enige tyd kLar zijn, dat zy goed keuring hebben aangevraagd en dat zy nu van hun gemeentebestuur moeten horer, dat er dit jaar geen bouwvolume is om het plan te ver wezenlijken. Dat zal voor velen inderdaad een bittere teleurstelling zyn. De gemeentebesturen hebben daar aan geen schuld en eerlyk gezegd is er voor deze droevige zaak nergens een schuldige aan te wijzen. De jaarproductie aan woningen is nu verdeeld over de verschillende gemeenten en voor iedere plaats is de portie te klein. Daarvan moet noodzakelijkerwijs teleurstelling het gevolg zyn. In de jaren van oorlog en bezetting en ook nog in de tyd na de bevrijding hebben we geleerd wat het betekent ie moeten wachten. Aan dit wachten is in velerlei opzicht nog geen einde gekomen. Ook zy, die bouwplannen hebben, zullen zich soms met wachten tevre den moeten stellen. Daar is met de beste wil van de wereld niets aan te doen. Men klemme de tanden nog even op elkaar. Het staat als een paal boven water dat alle autoriteiten, die by de ver deling van het bouwvolume betrok ken zyn, de Minister, de Gedeputeer de Staten der provincies, de Gemeen tebesturen, ieder voor zich dolgraag méér toewijzingen zouden geven dan zy nu kunnen doen. Wanneer mis schien de mogelijkheid zich in de loop van het jaar zou voordoen om ten behoeve van bepaalde gevallen de toewijzingen wat té verruimen, dan lijdt het geen twijfel, dat deze veiruiming direct zal worden toe gepast. Er bestaat over de betekenis van het bouwvolume nog altyd veel mis verstand. In het byzonder willen we er, naar aanleiding van ontvangen brieven, op wijzen, dat ook de herbouw van door oorlogsgeweld vernielde wonin gen uit het toegewezen bouwvolume moet worden bestreden. Verscheidene malen wordt ons de vraag gesteld of men voorrang ver krijgt door het overnemen van een zg. herbouwplicht. Hoewel de gemeentebesturen die hierover te beslissen hebben in het algemeen de eigenlijke herbouw een zekere voorrang zullen willen verlenen, moet men wel in het oog houden, dat een koper van een her bouwplicht op zulk een voorrang maar weinig aanspraak kan maken. Hy verkeert namelijk in dezelfde positie als iemand, die met eigen middelen een nieuwe woning wil gaan bouwen. Hot bezit van eon door overname verkregen herbouwplicht wil dus zeker niet zeggen, dat men met het beschikbare boumvolume als eerste geholpen zal worden. Hét zy nog eens uitdrukkelijk herhaald: over de vraag of en wan neer men zal kunnen bouwen, moet men zich verstaan met zyn gemeen tebestuur. Alle gemeentebesturen weten nu, waar zy voor 1949 aan toe zyn. Zy zullen iedere gegadigde kunnen zeg gen, of er voor dit jaar nog moge lijkheden zyn of niet. Mocht onver hoopt het laatste het geval zijn, dan kan men zyn plannen in wat rusti ger tempo ontwikkelen, en zich vleien met de hoop, dat men wellicht in 1950 aan de beurt zal komen. Sinds 1937 kan men al van een maïsteelt in Nederland spreken, aldus Ir. Becker, Ingenieur bij de afdeling Akkerbouw te Wageningen. In 1934 werd reeds met de eerste serieuze proefnemingen begonnen, waarbij vooral 't Landbouwproefstation te Groningen en in 't begin ook de Ned. Heide My. een belangrijk aandeel hadden. Op basis van deze onderzoekingen heeft men de maïsteelt verder uitge breid en al spoedig kwam hierby het grote opbrengstvermogen van mais vast te staan. Dat tevens de behoefte aan mais als voedergraan belangrijk toenam, blijkt wel uit de vooroorlogse import, die ruwweg op één millioen ton per jaar kon worden gesteld, terwyl o.a. ook de contracten, die de Nederlandse Heide My. afsluit voor de teelt van maïs als grondstof voor zetmeelfabricage en het belangwek kende rapport over de „Mogelijkheden van de veevoedervoorziening in eigen land," waarin men aanneemt, dat het maïs-areaal in de eerstkomende jaren tot 20.000 ha kan worden uit gebreid, hiervan getuigen. Ondanks de vele moeilijkheden, welke zich in de eerste jaren by de teelt voordeden, groeide het maïs- areaal tot ruim 4700 ha in 1948. Het grote opbrengstvermogen van maïs komt wel duidelijk tot uiting in de opbrengstcyfers van de proefboerdery te Heino, waar de gemiddelde op brengst van rogge van 1937-1947, 3060 kg per ha bedroeg, en die van mais 4270 kg per ha. Daarbij komt nog, dat de zetmeelwaarde van maïs 81 en die van rogge 71 is. Daar maïs als gewas onder de hak- vruchten gerekend kan worden, zal hierdoor ook de vaak ongunstige vruchtenwisseling in de gemengde zandbedryven belangrijk kunnen wor den verbeterd. Ook voor het gebruik als voedergraan in eigen bedrijf is de maïsteelt op deze bedrijven op haar plaats. Men vindt het gewas op der gelijke bedrijven speciaal in Noord- Limburg, Noordbrabant en Gelderland, waarvan op een totaal van 470O ha lesp. 2000, 2000, en 400 ha worden verbouwd- Dit is in hoofdzaak te wijten aan het feit, dat het klimaat in die gebieden voor de teelt zeer gunstig is. Een goede rassenkeuze maakt de teelt evenwel in vrijwel geheel Nederland mogelijk. Voorts werd ook de maïsteelt in de Zuidelijke provincies bevorderd dooi de bedrijfsomstandigheden, waarly o.a. de uitgebreide pluimveeteelt en de vaak goede arbeidsvoorziening een belangrijk aandeel hadden. Ook op 't gebied van mechanisatie heeft .men voor de maïsteelt belang rijke ontdekkingen gedaan. De eerste indruk die men in 1948 van de mechanische maïsplukker heeft ge kregen, was gunstig, voorzover men ermede werkte in gewassen, die er geschikt voor waren. Het is dan ook te verwachten, dat men in de toe komst steeds meer van deze gewas sen zal verbouwen. De maïsplukker kan echter niet op percelen kleiner dan één ha worden gebruikt. Teneinde een dergelijke machine, die f 3500.— a f 4000.— zal kosten rendabel te maken, zal men een grote oppervlakte van naar schatting ten minste 15 ha ieder jaar moeten kunnen oogsten. De aanschaffing van dergelijke maclii nes zal echter ook kunnen geschieden door middel van werktuigen-coöpera ties. Wat betreft de maïsveredeling heeft men eveneens grote vorderingen ge maakt. Maïs is een kruisbestuiver, hetgeen wil zeggen, dat men bij de van ouds verbouwde maïs niet van moderne rassen kan spreken. Deze rassen bezitten wel een zekere gelijk vormigheid, doch de eifelijke eigen schappen zyn niet constant. Nu heeft men in de V.S. ontdekt, dat men door twee verschillende enkele krui singen direct weer te kruisen de ge wenste gelijkvormigheid en producti viteit nog één geslacht kan behouden. De maïsteelt verdient in de kleine gemengde bedrijven nog meer dan voorheen de aandacht enerzijds omdat de invoer ver bij de behoefte achter blijft, anderzijds omdat het verbruik van hybridezaad de mogelijkheden tot nog groter oporengst opent. De Nederlandse landbouw he. ft te kampen met een dreigend tekort aan bouwland. De tyd, dat de agrarische productie voor 75 pet. in de binnen landse behoeften kon voorzien, is voorgoed voorbij. Om de simpele reden, dat de grond winning geen gelijke tred kan houden met de grote bevolkingstoeneming. Zelfs landwinning op grote schaal in het Zuiderzeegebied is niet in staat de stroom boeren-emigranten tegen te houden. Daarom verwekt de noodklok, zoals ir. O. J. Cleveringa, ex-landbouw- consulent voor de bodemstructuur, die onlangs geluid heeft, extra onge rustheid by allen, die het goed menen met de Nederlandse landbouw. Zyn opinie is interessant genoeg om ze hieronder in het kort weer te geven. „De Nederlandse grond", zegt ir. Cleveringa, „is doodziek en als er niet spoedig handelend wordt opge treden, zal ze sterven." Hij baseert deze verklaring op de zyns inziens foutieve mest-theorie der Nederlandse landbouwdeskundigen, die te grote waarde gehecht hebben aan de kunst mest en daardoor de levende elemen ten in de grond te zeer hebben ver waarloosd. Zogenaamd „schadelijke organis men" in de grond bleken reeds een eeuw geleden noodzakelijk te zyn voor een constante gezondheid in de plantenwereld. Men vindt dergelijke voorwaarden ook in de dierenwereld, waar de onderlinge strijd de zieke en zwakke exemplaren uitschakelt R.K. Mannen, denkt aan de 1920 Maart. Allen mee naar Amsterdam, den Christus-Eucharisticus ter ere en daardoor de gezondheid van de soort ten goede komt. Op dezelfde manier waarborgen schimmels en bacteriën de gezondheid onzer land bouwproducten. Volgens ir. Cleveringa heeft de overdadige toepassing van kunstmest in deze ontwikkeling een scheuring teweeg gebracht. 'De landbouwexperts zouden te weinig rekening gehouden hebben met de levende organismen in de grond. Bewyzen hiervoor ziet hy in de talrijke ziekten, die optreden by de aardappelen, suikerbieten en peulvruchten, en by het grazend vee t-en schrikbarende, stijging van t.b.c. en mond- en klauwzeer. Hy verwijt voorts de regering, dat ze de toepassing van kunstmest stimuleert om daardoor een verhoging der productie te verkrijgen. Dit maakt de grond doodziek. Ir. Cleveringa is een voorstandèr van gebruik der natuurlijke mest stoffen, als afval, bedorven groente en de inhoud der riolen etc.Hy meent dat deze mest in voldoende mate aanwezig is en de enige mogelijkheid vormt de Nederlandse bouwgrond van de ondergang te redden. Geneesmid delen a posteriori brengen hier geen baat; we moeten door preventieve geneesmiddelen de weerstand van de grond op peil brengen. Uiteraard hebben de opmerkingen van ir. Cleveringa grote beroering gewekt; het Ministerie van Land bouw heeft in de zijn inziens on verantwoordelijke wijze, waarop hy evident onjuiste of in een verkeerd licht geplaatste feiten verspreidde, voldoende aanleiding gezien hem te ontheffen van zyn functie als Rijks- landbouwconsulent voor de bodem structuur. Het Ministerie van Landbouw on derstreept ten volle de bemestings- theorie, zoals die door de landbouw- scheikundige dr. A. C. Schuffelen, docent aan de Landbouwhogeschool te Wageningen wordt voorgestaan. Tegen het 6inde van de vorige eeuw werden met kunstmest aan- zienly'k betere resultaten verkregen dan met stalmest, terwyl thans in sommige gevallen juist het tegenover gestelde aan de dag treedt. Dit vindt zyn oorzaken deels in de aard en toestand van de grond, deels in de eigenschappen van de orga nische producten die gebruikt wor den. De opneming van vo.edingsionen door de plant hangt veel af van de vruchtbaarheid van de grond; door een teveel aan jarenlange bemesting met stalmest ontstond er een tekort aan minerale componenten, waardoor het humusgehalte daalde. Reeds enkele jaren geleden veroor zaakten deze verschijnselen een heftige discussie in Engeland, die thans ook naar ons land schijnt overgeslagen te zyn, Hoe dit verder ook zyn moge, reeds direct kwam hierby vast te staan, dat de waarnemingen over de kunst, mest een hogere toets der critiek konden doorstaan dan die der stal mest c.s. Resumerend kan dr. Schuffelen dan ook verklaren: „De grond bestaat uit levende en dode elementen. Beide moeten worden onderhouden en by verwaarlozing van een deel zal de werkzaamheid van het geheel worden gesch?ad." De Regering plaatst dus deze ge matigde opvatting, rie beide zyden van het probleem onder ogen ziet, tegen de extreme ideeën van ir. Cleveringa. v.E. Snoeien yan hagen en struikgewassen. Burgemeester en Wethouders van Venray brengen in herinnering de volgende bepalingen van het Piovin- ciaal Wegenreglemert van Limburg: „Al de binnen de afstand van 1 M. van de grens der wegen en voetpaden in het algemeen staande hagen moeten telken jare, aan de wegzijde, ter hoogte van minstens 1.50 M. boven de grond, waarop ze geplant zyn, opgeschoren worden, in dier voege, dat op 1 Juli aan die zyde slechts hoogstens 0.30 M. hout buiten de stam mag aanwezig zyn. Voor datzelfde tijdstip moeten jaarlijks insgelijks weggeruimd worden de over de wegen, voetpa den, sloten en greppels hangende bomen, struiken, hagen en takken." Met het oog op het thans voor het snoeien zeer geschikt seizoen, ver trouwen wij, dat in het belang van de wegen en voetpaden, zowel als in het belang van de belendende gronden dit jaar het opscheren als bovenbe doeld, tijdig en naar behoren zal plaats hebben, opdat geen enkel procesverbaal wegens niet nakoming dezer voorschriften zal behoeven t9 worden opgemaakt.

Peel en Maas | 1949 | | pagina 1