Onze Parochiekerk
weer in gebruik
WEEKBLAD VOOR VENRAY EN OMSTREKEN
ei voce mil n0<& 'w
plaats cndei de zon 1
Lonen van
Landarbeiders
Zaterdag 11 December 1948 No. 49
Negen en Zestigste Jaargang
Druk en Uitgave
pinna van den Munckhof
Drukkerij
Kantoorboekhandel
Grootestraat 28
Telefoon K.4780 512
Postrekening 150652
PEEL EN MAAS
Advertentieprijzen
op aanvraag verstrekt
Abonnementsprijs
per kwartaal:
voor Venray fl l.CO
buiten Venray fl 1.20
uitsluitend vooruitbet.
(Foto M. Hoedemakers)
Voor 4 jaren was dit wat ons overbleef van de eeuwentjnde St. Petrus Banden.
Heden is de kerk, weliswaar zonder toren en zonder haar oude kunstschatten, weer
gereed. Vier moeilijke jaren van wederopbouw zijn voorbij, maar eindelijk dan zal
de Grote Kerk" weer het middelpunt zijn van onze gemeente.
Inzegening op Maandag 20 Dec.
door Mgr. Hanssen
Zo heeft dan Zondag de HoogEerw. Heer Deken
vanaf de preekstoel zijn parochianen van het heug
lijke feit op de hoogte gebracht, dat op Zondag
19 December a.s. de Grote Kerk, onze St. Petrus
Banden, weer in gebruik genomen wordt. Elfhon
derd zestig dagen, of vier jaren en ruim 2 maanden
zijn nu sinds de verwoesting van Venray voorbij
gegaan. Een verwoesting, die zijn duivelse apotheose
vond, in de brand van de Grote Kerk en het op
blazen van de toren. Nu 2al dan over een week
de oude Parochiekerk weer openstaan als vroeger,
en zal het Venrayse volk de gang van zijn voor
ouders weer gaan naar het Huis, waar Hij woont,
Die alles leidt en bestuurt. Een van zijn grote zonen,
Mgr. Hanssen, zal de altaren wijden in de kerk
waar hij gedoopt is eft alle gelovigen zullen in
plechtige stoet vanaf de Paterskerk, St. Servatius
en St. Anna, de evacuatie-oorden der fparochie,
binnentrekken in de St. Petrus Banden.
(Arch. De Zwijger)
Het middenschip der kerk, even voordat de
Duitsers de toren in de lucht lieten vliegen.
Reeds toen had de St. Petrus Banden grote
schade opgelopen.
(Arch. De Zwijger)
De Duitsers gebruikten niemand en niets ontziende
de toren als observatiepost, waardoor de Engelsen zich ge
noodzaakt zagen de toren te bombarderen. Na de eerste aan
val der Typhoons werd een der zytorentjes en het koor
verwoest.
Deze Zondag moet voor onze Heer
Deken wel een heel bijzondere dag
zyn. Weer is een stuk werk gereed,
een voltooiing waaraan hij zoo hard
heeft gewerkt.
Was het eerst niet de restauratie
van zijn kathedraal, die hy als zyn
levenswerk beschouwde Maar deze
restauratie was amper gereed en de
parochiekerk in zyn oude glorie her
steld, toen de brute oorlog dit hele
levenswerk, fyn en moeizaam opge
bouwd, met een daverende slag ver
anderde in ?en huizenhoge steenmassa,
waaruit de afgebrokkelde pilaren als
dreigende spookgestalten in de don
kere hemel oprezen.
Stap voor stap, steen voor steen is
dan begonnen met opruimingswerk,
precies dezelfde lydensgang, die elke
huisvader moest gaan in zyn ver
woest pand. Was het hier een,verre
gend en besmeurd manteltje, daar
was het een stuk beeld, dat onder
het puin uitgehaald werd.
De geschiedenis der
kerk is de geschiede
nis van Venray
Met Yenray is zyn Petrus Banden
ten onder gegaan, met Venray her
rijst ook weer de kerk, lanvzaam en
moeilijk; zo was het toen de kerk
in het midden van 1400 gebouwd
werd 6n de bouw stil kwam te liggen
door oorlogen e'n andere „duistere
gebeurtenissen," zo is het ook nu.
Maar ondanks alle tegenslagen, on
danks alle moeilijkheden staat de
hoogste van Limburgs kerken weer
in het gehavend dorp en dragen de
twaalf pilaren de drie schepen, waarin
de gewelven weer in de oude ruit
vormige vakken zijn verdeeld.
De ramen met hun rayonnant
maaswerk in heerlijke verscheiden
heid zijn in hun oude glorie hersteld,
kortom buiten heeft de Grote Kerk
haar oud aanschijn weer terug, maar
binnen zal het de meeste mensen
vreemd aandoen. Weg is de prachtige
oude polychrom e der gewelven met
de heiligen en engelen, historische
figuren, met de bloem- en groenslin-
gers. Weg zyn de gebrandschilderde
ramen, die het felle licht stemmig
temperden, weg is het prachtige Maria-
altaar, weg het trotse hoofdaltaar,
dat domineerde in het slanke koor,
weg het brede middenpad, weg alles
wat de oude St. Petrus Banden de
Grote Kerk maakte, waarin men nog
iets terugvond van de middeleeuwse
sfeer.
Reeds in vroegere tyden is veel
verloren gegaan, zoals de zestien
altaren, waarover Hensenius reeds
schreef, en in België maakt men
goede sier met de kunstschatten uit
Venrays kerk terwyl nog veel is
afgebroken, maar een dergelijke
ravage is nog niet aangericht.
Doods en leeg is nu de kerk waarin
het schelle licht valt op al het wit,
somber is het hoogaltaar, dat in zyn
eenvoud een beeld geeit van de ar
moede die de kerk heeft.
Een stal van Bethlehem
gelijk is onze nieuwe kerk, zo sprak
de Deken, arm, kaal en leeg. Maar
de beeldenschat is toch gered en dank
zy het werk van de Bossche beeld
houwer P. van Dongen zullen in de
loop der maanden de oude vertrouw
de Apostelbeelden terugkomen, zyn
de preekstoel en de biechtstoelen in
hun oude toestand hersteld en komt
de rijkdom van hun versieringen in
deze witte ruimte beter tot zijn recht
als in de ruime overdaad van vroeger.
Arm is de-kerk inderdaad. Sommen
geld heeft zij gekost, sommen zal zij
nog kosten voordat al het oude, wat
behoudenswaard is als kostbare na
latenschap onzer voorouders, weer
terug is.
Maar zoals de overlevering vertelt
hoe in 1470 van wijd en zyd de ge
lovigen toestroomden om langs de weg
van de Smakt naar Yenray een grote
keten te maken, waarlangs de stenen
werden doorgei/even, nodig voor de
bouw van hun kerk, waarover toen
bijna vijftig jaren is gebouwd, zo zal
nu ook het geslacht van deze tyd
klaar staan en toestromen om hand
in hand liet werk der voorouders
voort te zetten tot meerdere eer en
glorie van God.
Er is niet alleen veel aan het go-
bouw verwoest, ook de aankleding
der kerk, der altaren, der sacristie,
do paramenten, kortom, alles is ge
stolen, verwoest, verrot. Een iedei
kent het droeve relaas van schade,
diefstal en vernieling en ook de Sint
Petrus-Banden is daar zelfs niet aan
ontkomen, al heeft de roof van ker
kelijk goed wel een zeer bittere na
smaak.
Wy zullen, ondanks eigen ellende,
ondanks eigen moeilyk heden, daar
voor op moeten komen, ieder op zyn
eigen manier, hetzij in natura, hetzij
in geld.
De Grote Kerk zal en moet aan
andere geslachten moeten worden
overgedragen, zoals wy haar kregen.
Dit is moeilyk, dit is misschien bitter,
maar Gods huis moet voorgaan.
De geschiedenis der Giote Kerk is
de geschiedenis van Venray en zolang
Venray, dat zijn U en ik, dat niet
willen begrijpen, zal Venray nooit
herrijzen, omdat men eigen belang
eigen nood stelt boven het belang,
boven de nood van God.
De nieuwe Kerk
Zo zullen dan alle parochianen,
geestelijke en wereldlijke autoriteiten,
waaronder waarschijnlijk ook de Com
missaris der Koningin, Zondag over
een week 's middags in plechtige
processie, de nu bijna voltooide kerk
intrekken.
Sober is dan het beeld, geen don
derende en jubelende orgeltonen,
geeD heiligen-beelden op de pilaren,
een eenvoudig altaarsteen met aan
de eerste pilaar de preekstoel en vlak
bij de zij-ingangen de biechtstoelen.
Sober is bet, maar bly zullen de
stemmen het Te Deum zingen, omdat
men weer' terug is, thuis en daarmede
weer een stuk oorlogsleed is ver
dwenen en de oude vooroorlogse toe
stand is hersteld.
St. Anna, St. Jozef en St. Servaas,
al deze noodkerken worden gesloten
en krijgen weer hun vooroorlogse
rust terug. Voor velen misschien niet.
gemakkelijk, maar het parochiever
band wordt weer verstevigd, alles
is beter te overzien en met volle
kracht kan weer gewerkt worden.
Het emigratie-vraagstuk is voor
talloos velen een brandende kwestie.
We behoeven slechts aan onzesoooo
jonge boeren te denken, die in het
eigen vadeiland geen bestaansmoge
lijkheid meer zien, om heel de om
vang van dit vraagstuk te beseffen.
Want dit zyn 50.000 mannen, die in
de volle kracht van hun leven staan,
van een gelukkig huwelijk en een
behoorlijk bestaan drome> maar aan
handen en voeten gebonden geen
ander perspectief meer hebben dan
wachten en nog eens wachten.
In andere landen is liet al geen
haar beter gesteld. In Engeland zyn
minstens i millioen mensen, die de
„old country" willen verlaten en zich
niets aantrekken van de hartstoch
telyke bezweringen van Churchill
om het vaderland-in-iiood niet in de
steek te laten.
Een enquête in Nederland leverde
een en drie kwart millioen emigran-
ten-in-spee op.
Frankrijk, dat drie millioen arbei
ders ie kort komt, telt 20 pet. var,
zyn bevolking, die „la douce France"
de rug willen toekeren.
De dichte bevolking, de trage in
dustrialisatie en de lage opbrengst
van de bodem dwingen 15 millioen
Italianen zich elders een nieuwe
toekomst op te bouwen.
Hiermede is deze lijst nog lang niet
ten einde.
Een ware volksverhuizing zou los
breken, als de grenzen van Duits
land geopend worden.
Minstens elf millioen Duitsers uit
Oost-Pruisen, Silesië, Tschecho—Slo
wakije, Hongarije en Oostenrijk, die
nu als haringen in een ton in de
westelijke zone's opeengepakt zitten,
verlangen naar een nieuwe levens
ruimte, waar ze weer tot rust en
voorspoed knnnen komen.
Zo gezien lykt Europa op een zin
kend schip, dat de ratten willen
verlaten, zolang het nog tyd is. Maar
de overige wereld gedraagt zich niet
erg scheutig.
En toch is er nog plaats genoeg,
ook werk en voedsel. De havens
blijven echter veilig versperd door de
immigratrie-bepei kingen als in de oor
log door de mijnenvelden. Niemand
denkt or aan, de doorvaart vrij te
maken: Australië niet, Argentinië en
Brazilië niet en de Verenigde Staten
al evenmin.
De mogelijke afnemers van liet
Europese overschot denken eenparig:
het hemd is nader de rok en houden
hun grenzen potdicht. Men ziet liever
geen vreemde gezichten.
Men wil geen stroom van losse
arbeiders, die ongunstig op de loon-
standaard der inheemse arbeiders zou
inwerken Men mist ook gewoonlijk
de nodige fondsen om nieuwe indus
trie ttn behoeve van de emigranten
te scheppen. Men staat wantrouwend
tegenover de politieke gezindheid van
vele emigranten en denkt er niet
aan nationale zelfmoord te plegen
door een vyfde colonne met vlag en
wimpel binnen te halen.
Al deze redenen, die de onderbevolkte
larden imnngratieschuw maken, be
helzen een kern van waarheid. En
toch zit de eigenlijke grond veel die
per. De wereldpolitiek kent geen
enkel christelijk-beginsel meer. Hard
als een bikkel, onvermurmbaar en
volkomen gevoelloos. Van naastenlief
de, rechtvaardigheid bezit ze geen stip
en geen jota. Wat deert haar het leed
van al die zwervers Het uïtzichtsloze
leven van zovelen, die willen werken
nn niet kunnen, die ook recht hebben
op een plaats in de zon dit is de grote
vloek, waaronder wy allen leven: dat
er in de hogere regionen geen naas
tenliefde en geen rechtvaardigheid
meer bestaat.
Tot besluit willen wy even aanstip
pen, dat onze regering doet wat ze kan.
De emigratie naar Canada vooral
geschikt voor boerenzoons, die met
landbouwmachines kunnen omgaan
en er niet voor terugschrikken enige
tyd in loondienst te treden gaat
in stijgende lyn: in 1948 7 a sooo, in
1949 vermoedelijk 15000; de Verenigde
Staten nemen ieder jaar slechts 3153
landverhuizers op, maar het is niet
gemakkelijk binnen te komen; voor
Zuid-Afrika komen geen landbouw-
arbeiders in aanmerking, wel vak
lieden, monteurs enz.; naar Australië
is de bootreis te duur.
De grote handicap is: de deviezen-
beperking door de Regering, maar
men plukt geen veren van een kik
vors.
P. H. RONGEN, O.C.R.
Brief uit Indië
Als „de Kampong"
roept
Rustig, met mijn stoel hangend
tegen onze uit bamboe opgetrokken
hut, zit ik te genieten van mijn smeu
lend pijpje. De maan werpt haar licht
in de tropische duisternis en stil zit
ik te denken aan myn Holland.
Een kleine vijftig meter verder loopt
de post in 't geweer. Stap, stap, stap,
afgemeten en monotoon klinken die
voetstappen in het duister. Ergens
heel ver weg klinkt de kreet van de
saté man.
En daar heb je het, de roep uit de
kampong, die angstige kreet in het
duister, het getam-tam waarmee
peloppers gesignaleerd worden.
"Wy liggen hier met tien man op
deze pust en onze commandant, een
korporaal, vraagt vijf' vrijwilligers
Direct zjjn de „Blauwe" Noileko en ik
présent en nummer vier laat ook niet
lang op zich wachten. De wapens zyn
vlug gegrepen, de patroongordels rap
aangesnoerd.
„Richting Tegalsari", zegt de kor
poraal en binnen enkel minuten lopen
wy met vijf man zo snel mogelyk
over paadjes en dijkjes. Even voor
Tegalsari, zien wy een opgewonden
troep Javanen nomen, bewapend met
fakkels, speren en goloks. In allerijl
stellen wy ons achter wat bamboe
op. Doodstil is 't om me heen en de
„blauwe" die naast mij laat een vloek
horen. Als de lui wat dichterbij ge
komen zijn horen wy rëeds, dat het ten
troepje kaoiponglui is, die de blandas
tegemoet komen.
Gauw komen we uit onze schuil
plaats en staan voor de Javanen, die
zich enthousiast by ons aansluiten en
krijgshaftig met hun wapens zwaaien.
De plaats des onheils is Kedoeng-
malen en vanuit de verte zien wy
het reeds branden, er wordt vlot ge
lopen en er is dan ook geen man die
iets zegt. Even voor de kampong komt
ue loerak met enkele van zijn dap
perste ons reeds tegemoet, zielsblij,
dat wij er zyn b-gint hy te praten,
zodat onze commandant maar vraagt
hoeveel mensen het zyn en wat voui
bewapening.
„Delapan orang" waarvan er vier
met geweer en vier met de klewang
bewapend zyn, volgens hy ons met
veel woorden en gebaren verteld. De
heren zijn echter zojuist vertrokken
in Zuidelijke richting zegt hy ons nog.
Door 't terrein voortbewegend hoor ik
vanuit de kampong het knappen van
brandende bamboo, het gillen van
vrouwen en'krijsende kinderen. Een
kleine driehonderd meter zijn we
nu voor de kali en haast geruisloos
bewegen wy ons voort. Plots als uit
de grond gestegen zie ik daar een
200 meter voor ons uit acht mensen
met karbouwen lopen, gauw waar
schuw ik de korporaal die dan ook
direct enkele schoten laat lossen en
op zijn Javaans „halt" roept.
Een van ons had schijnbaar een
der peloppers geraakt, die dat in 't
geheel niet leuk van ons vond en
zich maar in 't gras vleide, de rest
riep als in koor, „kasian toean kasian".
Na hen duidelijk gemaakt te hebben,
dat ze moesten komen, kwamen de
rampokkers schoorvoetend nader.
Wantrouwend volgden vijf lopen hun
gang tot ze by ons waren.
Piet uit BI. Wyck fouilleerd hen rap
en moet eens hartelijk lachen als hii
de houten geweren van onder de sarong
haalt de commandant heeft een pistool
zonder patronen. Met enkele mensen
nu gaan we hun gewonde collega
halen, die daar tussen de struiken
lag te kermen van de pijn. Het nood
verband is gauw gelegd om zyn been
en door eigen kameraden wordt hy
nu gedragen naar de kampong, waar
zy huisgehouden hebben.
Al vlug zyn W9 er, en als de be
volking de acht met gebonden armen
ziet hoor je een gescheld en gedreig
in hun richting, veel ge- baih en
bogoes in de onze. Werkelijk we heb
ben moeite om ons zelf en de ram
pokkers te beschermen.
Nog even met de loerak prat ja1 lie
zwaar gedupeerd is en met een treu
rige blik kykt naar zyn nog brandend
huis. Intussen zyn de karbouwen ook
weer opgevangen en de man waarvan
ze zyn, presenteert ons dan ook een
krétèk die wij gretig en knetterend
ooroken aangezien onze cady lang op
zich laat wachten, verder bedankt hij
ons met diepe buigingen.
En daar gaan wy huiswaarts, na
eerst de loerak de hand gedrukt te
hebben. Voorop enkele fakkeldragers
met dessa-politie, dan onze verkenners
en tussen die en or.s in de buP in
levende lijve, met klewangs en de
houten geweertjes versieren wy ons
uiterlijk. De rjj werd gesloten door
een troep kampongjongens die er een
soort carnaval-optocht van maakten.
Waarlyk lezer ik groeide en grinne-
kend keek ik naar de machtige stoet.
Zo moet Monty zich ge/oeld hebben
toen hy met zyn mannen door Duits
land trok.
Intussen zyn wy de „tanksi" ge
naderd en dë peloppers aan de wacht
te hebben overgegeven, begeven wy
ons te rusten en gaan wij genieten
van een heerlijke zoeteslaap.
JACQ. DE KOEKEBAKKER
in Frankrijk
Hoewel het sedert het afsluiten
van het Frans-Nederlands immigratie
verdrag in Juni 1948 de toestand wel
verbeterd is, moeten er toch door de
boeren nog verscheidene obstakels
overwonnen worden, voordat zij met
hun inventaris, hun vee en wat geld,
goed en wel in Frankrijk aangekomen
zijn. Anders is het voor de land
arbeiders die daar willen gaan wer
ken- Zij komen veel gemakkelijker
weg, doch over het algemeen zyn zy
nogal huiverig, daar de mening post
gevat heeft, dat men in Frankrijk
slecht betaald wordt.
Deze mening is ontstaan doordat
men, uitgaande van het voorgeschre
ven minimum-loon-berekingen opge
steld heeft en uit deze berekeningen
zou dan blijken, dat een landarbeider
in Frankrijk minder opzij kan loggen
dan hier in Nederland.
In de practyk gaat deze rekening
echter niet op. In de eerste plaats
niet, omdat de gezins- en andere toe
slagen die in Frankrijk voorgeschre
ven zijn en die veel belangrijker zyn
dan de toelagen hier te lande,hierbij"
iet in aanmerking genomen worden.
In ieder Departement is een basis-
loon aangenomen.
Voor het 2e kind wordt 20 pet van
dit basis-loon uitbetaald en voor ieder
volgend kind 30 pet. Voor vier kin
deren wordt dus een bijslag van
80 pot van het basisloon betaald, het
welk b.v. in het Departement Seine
12.000 frans bedraagt.
Verdient de vrouw niet, dan wordt
er bovendien een toeslag betaald van
20 pet voor één kind, 40 pet voor
twee kinderen en 50 pet voor drie
en meer kinderen. Een gezin met
drie kinderen, waarvan de vrouw
niet werkt, ontvangt dus in het De
partement Seine in totaal 100 pet van
het basis-loon-zynde frs. 12.000 boven
het normale loon.
Behalve deze toeslagen zyn er andere
factoren die het loon gunstig be
ïnvloeden. De voorgeschreven mini
mum-lonen worden binnenkort met
15 pet verhoogd. Doch daarnaast diene
men te bedenken, dat er geen maxima
voorgeschreven zyn De lonen die in
werkelijkheid betaald worden zyn
zowel gemiddeld als in het algemeen
veel hoger.
Aan een onderzoek van onze emi
gratie-attaché in Parijs ontlenen wy
b.v., dat een Franse boer in Le Pin
(S en O) frs. 8500,— per maand, plus
kost en inwoning, betaalde aan een
Nederlanlse landarbeider. Een ander
Nederlander in hetzelfde plaatsje ver
diende frs. 7000,-, ook met kost en
inwoning.
Een Nederlandse melker te Grisy
le Platre (S en O) verdiende (behalve
kost en inwoning) frs. 10.000 in de
maand en een echtpaar, dat te Fon-
tainebleau als melkers werkte, had,
behalve frs. 19.000,— in de maand'
kost en inwoning en nog producten
uit het bedryf.
Een los arbeider in de omtrek van
Sens verdiende zes dagen in de week
frs. 375,— per dag, behalve de kost.
Kreeg hy geen kost, dan kreeg hy
frs. 500,—. Een andere arbeider verdien
de er frs. 7000.- met kost en behui
zing. Een los arbeider zelf frs. 500,-,
zyn dochter frs. 200,- en de zoon
van 13 jaar frs. 100,— per dag, na
tuurlijk zondei kost.
Bovenstaande cijfers zijn slechts
willekeurige grepen uit het ter be-
.schikking staande materiaal, doch zij
geven een vrij goed beeld van de thans
[gangbare lonen.