twtt.F.TÏF. BI,AT) VAN PflF.T, EN MAAS
Kasteelen langs de
Maas.
Donderdag 14 Augustus 1941
Twee en Zestigste Jaargang No 33
Romantiek uit vroegere dagen..
Noord-Limburg ls bezaaid met
talrijke kasteeleD, alleen van Mook
tot Venlo en vice versa treft ge
reeds een dozijn van deze ijzerharde
baksteenen gebouwen aan. Hier is
hoogstens nog een plaatsje voor een
weerwolf een vuurman of legende,
die zich verschuilen kunnen ln het
rijpende roggeveld, een oude schuur
of een b'oaiende meldo°X?H^Wen
dezer kasteeleD, n.l. van tlek
Well willen we met hun romantiek
eens nader onder de loupe ""J1®"*
Heiien ligt op een grazige bult.
vroeger rofdom omspoeld door een
uitlooper van de Maas. De koe die
koelte zoekt ligt er rondom ln de
laagte, zoodat ge deze oude rivier
arm met vso bezaaid ziet afgetee
kend ln het weiland. Verderop staat
de voorburcht van het eens zoo
trotsche kasteel in het Romeinsch
vierkant en de beschadigde gevels
hebben de oude Geldersche zwier
nog.
Allicht, hier heerschte eens Gelre.
Het zal er wel met het zwaard ge
kletterd hebben, de muren zijn zoo
verschillend van jaren, dat branden
onheil voor de hand liggen.
Maar dit landelijke kasteel-op-een-
eilandje ontleent een van zijn schoon
ste histories aan later dagen. Het
veer aan de Maas is het Boxmeer»
sche veer en ln de tachtigjarige
oorlog valt er een heer van Heijen
bij belegering van Boxmeer. De
weduwe is ontroostbaar,
Na inneming van Boxmeer zendt
de Heer van den Berg haar dus den
vijandelijken Waalschen bevelhebber
der stad, kapitein Thomas de Hoda-
yes, ten geschenke. Hij werd geker
kerd in het smalle gebouw naast
de poort en hij zal er geen goede
dagen gehad hebben, bij de weduwe.
Maar evenwel de kapitein Thomas
had zijn tijd in Boxmeer als kluize
naar verdaan, de dochter van de
burggraaf was de zijne. En zij voer,
samen met' een vertrouwde, bij nacht
en ontij over in een roeibootje, tot
ln het moeras onder een getralied
torenvenster van Heijen.
De rest is de oude historie van
een goede vijl en goede olie, men
vluchtte uit Staatsgeweld en huwde.
„De plek," zegt een later, beschrij
ver, „waar zich dit voorval afspeel
de, is thans gedempt en aangeplempt
en er staat kool te wassen, die ge
zien mag worden."
Binnen de mujren ritselt het sier
lijk groen noten blad, waaronder' de
kasteelhond te keer gaat als het
achterkleinkind van een weerwolf.
Maar vergeet niet, dat ge het Zuiden
nadertzelfs een kettinghond speelt
fcjgr al beter opera.
Een van de wapens boven de poort
is dat van Diepenbrock.
Dit kleine kasteel ligt zichtbaar
van de weg Nijmegen Maastricht,
het heeft dus alles beleefd wat er
laDgs dien veelomstreden weg te be
leven viel aan inkwartiering over
rompeling, wisseling van heeren,
enz.
En het is even moeilijk er door
de poort te komen als voor eeuwen,
tenzij er een eskadron Staatse of
Spaanse ruiterij achter u reed. Het
is een van die Limburgeche kastee
len waar ge beseft, dat het land
eerst sedert een eeuw vredig Neder-
landsch gebied ls. De bezoeker is
nog altijd een vreemdeling.
Een tiental kilometers verder ligt
Well met zijn veel omstreden kasteel.
Een machtig kastee', binnen dub
bele boomomzoomde grachten.
In lang verleden eeuwen deed de
Blotheer uitvallen ln de melery van
Den Bosch „daer hl lude vlnck ende
FEUILLETON.
Misdaad en redii
rond de Plasmolen.
ïi
En wat waar is, niet voor den eersten
keer was het, dat zij kwamen.
Neenen dan waren er altijd veel
tranen geschreid geworden, bittere tra
nen.
En dan waren er plaatsen openge
vallen aan den huis'elijken haard, en
nooit meer waren die plaatsen weer
bezet geworden en maanden lang zag
men menschen in het zwart gekleed in
en uitgaan.
Men treurde over hem die gevallen
was in den vreemde, op het slagveld
eenzaam en alleen, waar geen vrienden
hand de oogen toedrukte, niemand
troostte in het sterven, niemand het
laatste woord van afscheid toesprak.
Sterven 1 en zijn bloed vergieten voor
een vreemde, een dwingeland, een over
weldiger 1 die niet 2ijn vorst was,
sterven en niet voor zijn vaderland,
maar ver van het vaderland, met droe
fenis in het hart, en denkend aan de
zijnen, daar ginds, in het lieve géboor-
tedoip, in den dierbaren kring, waar
men aan hem dacht, voor hem bad.
En dat was iederen keer zoo geweest,
sinds Nederland bn Frankrijk was in
gelijfd.
En het ging steeds willekeuriger toe.
De slagvelden verslonden zooveel
legers, en slurpten zooveel bloed op.
Ware stroomen!
Het hartebloed van zooveel moeders.
En nooit geen verhaal 1
Straffeloos geleverd, geen middel,
geen kans van verdediging.
dat hore benam, doetslach, roef ende
brandt gheddaen".
Hier was de Van Bylant heer, die
de oude hertog van Gelra te Grave
oplichtte en in een bltterkouden
nacht over het jjs voerde hier stuitte
men de Bourgondiërs, en hier was
de hooge heer zoo goede vrienden
met Karei van Gelre dat hij hem
„korhoenders, veldhoenders en
aap ten geschenke zond.
Hier speelt verder de barbaarsche
historie aan den kasteelheer, die de
bastaards - van Schenk betrapte op
turfsteken in zijn veen en ze alleen
vrij liet als ze drie kwart liter wjjn
ln twee teugen wisten te drinken en
voor Iedere teug meer een grooten
zalm leverden. Hier ontmoeten wij,
in den jare 1579, onzen ouden vriend
Maarten Schenk, die het slot neemt
en er een schans bouwt waarna de
Staatschen ,,'t huys hebben berent,
alwer Schencks volck op was", en
genomen.
Waarna Mansveld er verschijnt
„met 2 cortouwen ende een halve,
ende schoten tot dlemlddach toe
meest op den muelentoorn ende die
flankeering van dat rondeel".
Da Staatsche hopman Helmich,
zich later noemende Van Well, heeft
hier braaf journaal gehouden over
zg'Q bezetting, „die onder malcande-
ren te murmureeren ende crackee-
len" begon, zoodat hij het niet
houden Kon, maar uit mocht trekken
met een paard en zijn degen, „maer
die soldaten alleen met een stockgen
In de hant en anders niet".
Well is niettegenstaande alle
Spaansche en Staatsche kogels, nog
een van onze fraaiste kasteelen,
vierkant in zijn water met zijn voor
burcht, zijn jagershuis, zijn hooge
torens, zijn stal met zuilen en bogen,
zijn blnnenplelo, stikvol geranium
rode, kleine rozeD, zijn muren dik
in de klimop, zijn geschilferde leien
daken en zijn gespijkerde poort.
De vogels In zijn tuin, de veelge-
vederde spreeuw en de zwarte merel
zijn zoo vriendelijk als een dier alleen
nog is in het paradijs of een onbe
woond kasteelpark vol hulst en
kastanje en bejaarde zeeden.
Het honderd ramlg kasteel ls zoo
leeg als een oesterschelp, op eer
oud servies, twee kanonskogels en
een paar kapitale schilderijen na.
Het is, als menig ander, uitgevreten
door den eenigen levenden weerwolf
van Limburg, Brabant on de andere
negen provinciënden Fiscus.
Alle kasteelen langs de Maas heb
ben zoo ongeveer dezelfde oorlogs
historie, ln 't kort gezegdSpaans cb,
Staatsch, Fransch, Pruisisch, Oos-
tenrijksch, Belgisch en ten slotte
Nederlandsch. Het is weinig minder
dan een mirakel dat ze er nog staan,
na zooveel bakkeleien, maar de steen
ls ln Limburg niet duur en bij de
band, 't zij baksteen of natuursteen.
Dit verklaart veel. In een baksteen
arm boeren land als Friesland of
Noord-Holland zitten de meeste oude
kasteelen in de dijken begravende
verrassende kaBteelenrrjkdom van
Limburg is misschien in de eerste
plaats te danken aan de steenrijk-
held van het land, de steen ligt zoo
voor het grijpen, dat men geen
kasteel hoeft af te breken om er
aan te komen. En verder was dit ln
de verlichte en droevige tijden der
negentiende eeuw, toen man gaarne
kasteelen afbrak, nog een ietwat
meer gezegend, vredig, vergeten en
achterlijk land; hoe het zij, de kas
teelen staan er nog, en Well, als
Geisteren, ls nog altijd een vorst
waardig, statig en leeg als het is.
Er rust een zekere Vloek op Well.
Hier zullen niet meer dan drie heeren
van één geslacht wonen. Wie deze
vloek sprak, weet niemand meer,
maar er hebben nooit meer dan drie
heeren van een naam gewoond.
De kroniek is vol onheilen en
curiositeiten. Van het geslacht Vlo
drop de oudste zoon, verloofd zijnde
met Margaretha van Palland gaat
ten strijde tegen de Mo3Covieten in
Polen, in den jare 1601, en hij strijdt
Vreeselijke toestanden 1
Hoe menigen keer waren de zonen
te jong in de gelederen van de rekruten
gestoken; een ruwe scherts maakte
alles goed, en de eene of andere ser
geant velde vonnissen, waarop nooit
appèl kon aangeteekend worden.
En of de ouders met de extracten uit
de doopregisters kwamen of niet, zij
moesten het aanzien, hoe hun kinderen
werden weggesleurd, alsof ze ter slacht
bank werden gevoerd.
Aanzien, weerloos, met tranen in het
oog en tranen in het hart.
De vreeselijke tooneelen hadden dik
wijls plaats gegrepen. Steenen harten
zouden vermurwd geweest zijn, maar
de fransche snoodaard kende geen me
delijden.
Oom Hendrik's wedervaren met zijn
zoon, zijn eenigen zoon, staat den lezers
nog levendig voor de oogen.
Helaas 1 één onder zoovelen.
Begrijpt gij nu waarom de Rechter
met gebogen hoofd voor zijn woning
ging met looden tred?
August! August!
August was negentien jaar oud.
Zoo oud als Theo uit de molen, zijn
beste vriend.
En zijn moeder was dood. En hij nu
nog zijn eenigste kind, zijn leven, zijn
liefde, zijn alles.
August 1
Van verre zocht hem zijn oog, wel
door zijn tranen heen, waar was hij
Hij riep: August I August 1
Maar zijn stem stokte in zijn keel.
Het waren rauwe, heesche klanken,
die bij uitstiet.
Daar kwam hij aangevlogen. Hij wist
het, vader, het droeve niéuws, dat zag
men.
ln vaders armen, zijn hoofd aan
vaders hart neergebogen, gingen zij het
huis binnen, waar de oude Leen stond
aan den haard in de keuken, met één
hand bezig voor het avondeten, met de
andere den voorschoot voor de oogen
houdende.
zoolang dat hg tot graaf wordt ge
slagen door den koning van Polen
en Margaretha aan een ander ver
loofd wordt.
De dag voor haar huweljjk keert
hjj terug en schaakt haar.
Dit waren de dagen der groote
romantiek niet waar Ach helaas,
men klaagt hem aan wegens vrou-
wenroof, hg brengt haar terug en hij
trouwt een ander...
Maar Well had zijn vloek, in vrede
en oorlog. Omstreeks 1700 heerscht
hier een zeer deftige douairière, en
haar zoon doet de schoone Emilia,
dochter van den rentmeester, gelofte
van trouw tot de dood, bezegeld met
vele mooie Fransche briefjes in
leeljjke hand: „Chère et aymable
coeur et douce Amélle..."
Er zgn, zegt de kroniekschrijver,
zooveel lanen en laantjes rondom
Well, dat de douairière er niettegen
staande de honderd vensters niets
van merkte. Zjj trouwen, na een
bedevaart tot Kevelaer in 1701 te
Munster, ln 't geheim.
Maar de pastoorsmeid bracht het
uit, en de douairière onterft haar
zood, wyl de voorsegde Emilia Bor-
mans leenenmaal is inegaal aen
onsen soone. De geschiedenis wordt
minder idyllisch.
Er ls een briefje van Emilia, acht
jaren later, op haar sterfbed, „kom
spoedig, ijl, want het is tjjd, je n'en
puis plus, je meurs."
Zg stierf alleen en verlaten, te
Alphen aan de Rijn ln 1709, en hg
gaf haar een overschone begrafenis.
Maar Amor heeft lange pijlen. De
andere zoon Henri, die zich zeer
verontwaardigd had betoond over de
handelwijzen zijns broeders, bezweek
voor de staatsjoffer der douairière,
die overigens de naam droeg van
Maria Magdalena, en de zuster was
van Emilia. Zg hadden een meisje
tot doch: er, Maria Ursela. De ont
erfde en wettig gehuwde Max had
een zoon. En de douairière mocht
dan dit huwelijk ontkennen van haar
zoon Max en een seeckere joffer
Amalla, slch vanteerende getrouwt
te sjjn met den marquise, en haar
zoon Henri bevoordeelen, de wraak
was aan Amor, want deze wettige en
onwettige twee spruiten der gezus
ters werden smoorlijk verliefd op
elkaar en de wereldlijke en geeste
lijke macht had er ten slotte haar
zegel aan te hechten.
Maar de drie van het geslacht zijn
vol.
Ten tg'de van deze romances werd
over de grens de zoon van een
Pruisisch ambtenaar geboren ln den
jare 1713Willem Liedel. Hjj leert
het chirurgijnsvak en gaat in 1735
scheep naar de Oost. Hij vaart heen
en weer, hij is een van de velen met
een open oog voor de gouden kan
sen, hij vestigt zich te Batavia, hij
vergaart in. dertien jaar 'n groot
fortuin, en vaart thuis en gaat te
Rotterdam wonen, en ontdekt, op
zoek naar een verguld blazoen, dat
hg door de zuster van zijn groot
moeder „permutsle" is van den heer
van Well.
En hg schrijft een brief naar
Well„Soo het sijne Hoogedelgebo
ren behaegen mogt Holland eens te
koomen sien, gelieve Uwel Edele my
de eer aan te doen by my te koo
men loseeren, mogelijk sulje wel
begeerig wesen wat myn professie
is, en daerop dient in 't kort, ik
niets by de hand hebbe en eeneljjk
van myn rente leeve, met- twee
dlenstmeyssles en eene laquey, onge
huwd".
Enfin, wat is een berooid edelman
tegen een Indisch zakenman Liedel
leende, en hij kreeg Well, na zichln
1764 te Frankfort den titel gekocht
te hebben van „Chevalier du Saint
Empire".
En aangezien er drie geslachten
kunnen heerschen op Well, huwde
hg, 59 jaar oud, in 1772 te Antwer
pen de 22-jarige Theresia Josefa
Maria Coset, schepensdochter. Zij
hadden een zoon, Pieter „baron de
'Empire later baron van het Ko-
De goede ziel weende
Ook zij kende de droevige mare.
In het stille woonvertrek zaten naast
elkander vader en zoon
Lang in stilte.
Zoo was het in het dorp bijna in elk
huisgezin.
De verslagenheid was algemeen.
Vroolijke zangen, boertige scherts,
lustig trillende liederen, overmoedige
streken, alias was uit.
Er rustte als een vloek op het dorp.
Het werk werd gedaan, maar dat was
ook alles.
Wat kon het den vader schelen of de
akker rijke vruchten zou dragen, wan
neer hij het niet meer zien zou^die met
zijn zweet den akker bevruchtte?
Ook de pastoor was met gebogen
hoofd naar zijn woning gegaan.
Hij moest langs de kerk voorbij, ach
ter langs het koor.
Daar lag de sacristie naast, en de
sleutel had hij steeds in de zak.
Hij trad binnen en knielde voor het
tabernakel neer.
Voor een God der legerscharen had
hij immers gezegd.
Hij smeekte en bad voor zijn „kin
deren".
Want dat waren zij die weldra op
weg zouden zijn, gehuwden en onge-
huwden.
Ja, ook gehuwden
Wat deerde het de Franschen, wan
neer een jonge vrouw met een kind op
den arm, meende te stikken in haar
tranen, te sterven aan haar smart?
Wat er in de eerste dagen gebeuren
zou, stond den herder levendig voor
den geest, en zijn hart kromp ineen.
Met opgeheven handen bad hij tot
den verborgen God in het altaar zooals
Mozes weleer op den berg.
„Heer! Heer! spaar uw volk, kort of
den tijd van uw bezoek, en straf ons
niet om onzer zonden wille I
„Heer 1 Heer! zoekt gij een offer voor
uw rechtvaardigen toorn. Heer, hier
nlnkrjjk hij had er het geld voor,
zegt de Ltmburgsche kroniekschrijver
„met twee wildemannen als schild
houders". Maar na de derde uit het
geslacht Liedel...
(Maas en Niersbode).
Boekbespreking.
GEDACHTEN VAN
FREDERIK DEN GROOTE.
Kernspreuken van den Staats
man, Boldaat en denker. Uitg.
P. N. van Kampen en Zn. N.V.
Amsterdam, 1941.
Het Is ongeveer twee eeuwen ge
leden, dat Frederik II als verlicht
vorst heerschte over Pruisen. Aan
het eind van zgn loopbaan gekomen
gaf hij ln het Fransch zijn „Mémoi
res", waaraan de in het hierboven
genoemde boekje herdrukte spreuken
en uitspraken stellig voor het groot
ste deel zijn ontleend.
Ze hebben vooreen groot deel ook
thans, twee honderd jaar later, nog
hun waarde behouden. Het boekje
geeft, ln keurigen vorm, behalve een
aantal gedachten van den grooten
Frederik een achttal portretten van
den vorst op verschillenden leeftijd
en verschaft den lezer daardoor een
uitstekend beeld van dezen vorst,
veldheer en zooals hjj zichzelf
gaarne noemde ook filosoof.
Er komt ons uit deze bladzijden
een goed en nobel mensch tegemoet,
een vorst, die als vader over zijn
onderdanen wilde regeeren en die
hen in de eerste plaats wilde dienen
en goed doen; een chef van soldaten
met humane Ideeën zoowel tegen
over zijn onderhebbenden als tegen
over zjjn tegenstanders; een idealis
tisch denker over leven en dood en
derzelver beteekenls.
Een boekje, «dat wjj gaarne aan
alle staatslieden, militairen en men
schen ook van onzen tijd ter lezing
zouden aanbevalen, omdat zij er
allen stellig lets in zullen vinden,
dat, mits niet slechts mooi gevonden,
maar ook beleefd, hen beter zal
maken, beter al3 mensch en beter
geschikt voor hun taak.
Aangrijpende Woorden
over de Derde Orde van
onzen Vader-Bisschop
Mgr. Dr. G. temmens.
Een paar j&i^n geleden, nml. op
31 Juli 1938, ia hier ln Venray een
Landdag gehouden van Noord-Llm-
burgsche Leden van de Derde Orde.
Onze vereerde Bisschop heeft toen
een brief gericht aan den Voorzitter
P8ter Dr. Ephrem Sloots, met de
bedoelingdat deze aan de Verga
derde Tertiarissen zou worden voor
gelezen.
Hier volgt het voornaamste uit
de hartelijke schoone brief:
„Zooals u weet, kan ik onmogelijk
persoonlijk van mijn „belangstelling
blijk komen geven. "Het spijt mij
werkelijk dat ik niet kan komen.
Heel graag zou ik tot al die Derde-
Orde-leden een hartelijk woord heb
ben gesproken.
Wel niemand beter dan een bis
schop kan beseffen, hoe bitiernoodig
het is dat de geest van het Evangelie
het ,leven, zoowel van den enkeling
als dat van de gemeenschap, gaat
doordringen... Waarom is de wereld
zoo in onrust en ellende Waarom
zijn zoovele mebschen ongelukkig
Waarom kunnen zg het kruis, dat
Onze Lieve Heer ons oplègt, niet
meer dragen Waarom wordt alles
mode, sport, ultgaaD, verkeereD,
enz. zoo heidensch ...Het komt
altemaal uit een en dezelfde bron
voort. De geest van materialisme,
ben ik, sla uw dienaar 1 beproef hem,
o mijn God 1 maar vergeef aan mijn
volk, aan mijn arme, arme kinderen".
Het was avond geworden.
De laatste stralen der ondergaande
zon vielen in het Godshuis en huppel
den over de banken en steenen, als
gouden pijlen.
De Godslamp flikkerde van op het
hooge koor in het schemerduister,3toen
de pastoor opstond en langzaam de
kerk verliet.
Lang nog wandelde hij op en neer
langs de open schuiframen die op den
tuin uitzagen.
Eenige dagen verliepen.
De huisvrouwen herademden. Nieuwe
hoop daalde in hun harten neer.
Maarten de bode, had gewis over
dreven. De dichst nabij gelegen stad
was trouwens bijna zes uur verafgele
gen. Dat wilde veel zeggen bij de
slechte verkeersmiddelen van dien tijd,
en overigens in een stad gaat veel om,
waar men als het lang voorbij is, eerst
van hoort op het land.
En wat men niet gaarne hoort of ge
looft, dat hoort men niet en gelooft
men niet.
De mensch bedriegt niemand, zoo
trouw, zoo stelselmatig, als zich zeiven.
De pastoor echter ging altijd als on
der zware zorgen gebukt door 't dorp,
en de zware stok, met zilveren knop in
de hand van den rechter sloeg niemand
meer dood, vergruisde niemand meer.
Het hoofd diep op de borsf gebogen,
ging hij rond, alsof hij niemand kende.
De burgemeester zweeg.
Op al de vragen der dorpelingen
durfde hij geen antwoord geven. Hij
wist dan maar al te zeer, dat zij zich
aan den dienst zouden zoeken te ont
trekken en dan, jaweldan had hij den
last en de verantwoordelijkheid op den
koop toe.
Hij haalde de schouders op, fronste
het voorhoofd en zweeg.
Daar opeens, het was tegen halt elf
van genieten, van zuiveraardsche
Idealen heeft de wereld aangegrepen.
De geest van het Evangelie, de
geest van eenvoud, de geest van
liefde en vrede, de geest van ver
sterving en boete, de geest van goed
heid... die goddelijke geest ontbreekt,
helaas....
En toch heeft de wereld helmwee
naar zulk een leven volgens het
zuivere Evangelie! Dat zien wjj aan
de bewondering, die uw Vader Fran-
clscus overval vindt. Dat zien wij
aan het groote getal van hen, die
zich hebben aangesloten bjj dezen
grooten Arme, bg dezen heldhaftlgen
Eenvoudige en gelukkigen Boeteling.
Een leger van broeders en zusters
heeft zich geschaard naast hun
grooten Broeder Franciscus.
Weest dan echte broeders en zus
ters van dien schoonen Heilige.
Neemt zjjn geest over in uw opvat
tingen en ln uw daden. Dien moolen
geest van armoede en eenvoud, dien
heerljjken geest van bljjheld en
vreugde, dien sterken geest van ver
sterving en boete, dien bovenaard-
schen geeBt van liefde voor God en
de zielen.
Gjj, Derde-Ordelingen, moet mjjn
voorbeeldige helpers zjjn in den
strgd tegen het kwaad dat de wereld
overstroomt en dat ook in ons goed
Limburg zjjn slachtoffers zoekt.
Sint Franciscus ga u daarbjj voor
als uw Vader en uw Voorbeeld!
En O. L. Moeder Maria gelelde u
op dien moelljjken maar schoonen
levenswegStella duce
Ik zegen uwen Landdag. Ik zegen
de Directeuren dleu leiden. Ik zegen
u allen.
Uw herder en vader
(w.g.) GULIELMUS.
Voor do vrouwen.
HET IS TOMATEN-TIJD.
De tomaten zjjn er weer. Overal
liggen de warmroode vruchten uit
gestald. Het ls een lust voor de
oogen en... een streellng voor de tong
Op allerlei manieren kan men to
maten bereiden: als koud of warm
voorgerecht, als soep, als saus, als
sla of als compote.
Men moet ze vooral rauw gebrul,
ken, daar zg een waardevolle bron
van zouten en vitaminen zjjn en in
rauwen toestand het meest tot haar
recht komen.
Daarom mogen de tomaten bjj de
boterham niet ontbreken. Vooral nu
niet, want door haar sappigheid ma
ken zjj de boterham zacht, zoodat
men met weinig boter kan volstaan.
Tomaten lesschen den dorst; geef
ze den kinderen mee op hun fiets
tochten en wandelingen. Doordat zjj
licht verteerbaar zgn, kan men ze
zelfs aan babies en kleine kinderen
geven.
Menig gerecht krjjgt door toevoe
ging van tomaten een pittlgen smaak.
Men moet de tomaten echter nooit
langer verwarmen dan noodig. Geur,
smaak en voedingswaarde gaan bjj
langdurige verhitting verloren.
De tomaten zjjn niet lang te be
waren. Wel kunnen niet te rjjpe to
maten eenige weken goed bljjven op
een koele plaats in zaagsel gelegd,
zóó, dat zjj elkaar niet raken.
Door ze ln te makeD inden vorm
van sap, puree, jam of compote kan
men ook des winters tomatenge-
rechten op tafel brengen.
Rauwe tomaten bij
de boterham*
De tomaten wasschen en kort voor
het gebruik ln plakjes snjjden en
met wat zout (peper en fijngehakte
peterselie) of met wat suiker be
strooien.
Wat elkaar niet verdraagt.
De hulsvrouw waakt ln de dlstrl-
butletjjd nog scherper dan anders
's morgens, schetterden de trompetten
door de groote c orpstraat, die wel niet
de langste was maar op de stad aan
gin?-
Veler harten stonden stil.
Het klonk als een doodvonnis.
Van raadhuis of gemeentehuis in den
eigenlijken zin des woords, kon nog
geen kwestie zijn, in die eenvoudige,
gemoedelijke tijden.
Een kamer ergens in een huis deed
dezelfde diensten opperbest.
De kleine afdeeling trok tot vóór de
kerk ongeveer en de officier die met
zijn soldaten te paard aankwam, steeg
af en daar ontving de burgemeester (de
toenmalige woonde niet aan de kerk,
maar op een van de groote dorp- en
Kerkstraat), die op hem afging, uit zijne
handen het bevel om binnen vier en
twintig uur voor de lichting van zoo
veel jongelieden zorg te dragen, wier
namen op een lijst hem overhandigd
werden.
Nooit heeft men kunnen begrijpen,
hoe dat de Franschen aan zulk een lijst
kwamen.
Wel verdacht men een gemeente-
schrijver uit de omstreken, die wel eens
dikwijls den burgemeester hielp, maar
zekerheid had men niet.
In het dorp was het doodstil Alsof
het doodvonnis geteekend was. De kin
deren zelfs zagen niet dan ter sluiks
door de horretjes der vensters naar de
bonte mannen en paarden, alsof ze iets
kwaad deden.
Aan weerstand was overigens niet te
denken. Maarten de bode ging weldra
van huis tot huis.
Het scheen wel een lijkbidder te zijn,
zoo droevig zag hij er uit, en zoo treu
rige tijding bracht hij rond.
Met tranen en snikken, ook al met
vloeken en verwenschingen werd hij
ontvangen.
Zijn weg ging ook door het veld in
de richting van de Plasmolen.
Theo ook moest mede.
Hij was weer buiten gevaar, nog bleek
tegen het bederf van de levensmid
delen, die dageljjks ln gebruik zjjn.
Melk wordt onmlddelljjk na af
levering op een koele plaats be
waard, het brood wordt niet lucht
dicht weggesloten in den trommel
en wanneer de slager het vleesch-
rantsoen Ineens aflevert, moet men
het; om 't stuk eenige dagen te kun
nen bewaren, ln z'n geheel braden.
Etenswaren, die niet in een vlie
genkast, maar ln den kelder worden
weggezet, krjjgen een gazen bescher
ming (de opvouwbare parapluutjes
zjjn practischer dan de gazen kappen)
tegen de leeljjke en gevaar!jjke brom
vlieg, die het eten kan infecteeren
en er z'n eitjes ln kan leggen.
Omdat het onderwerp aan de orde
van den dag is, zult ge langzamer
hand wel weten, dat ge grutters
waren droog en koel moet bewaren
en dat havermout en bloem zich het
best houden, opgehangen ln een zak,
waar ge af en toe eens flink lnknjjpt
en dat ge ook peulvruchten luchtig,
koel en droog weg moet zetten, even
als melkpoeder, dat alleen in goed
gesloten bussen aan ransig worden
ontsnapt.
Maar ge weet misschien nog niet,
dat niet alle levensmiddelen het ver
dragen om in eikaars tegenwoordig
heid te zjjn. Bewaart ge bjjvoorbeeld
kaas en eieren in eenzelfde (betrek-
keljjk kleine) ruimte, bjjvoorbeeld In
een kast, dan bederven de eieren
eerder. Eieren nemen bovendien,
evenals de zuivelproducten melk en
boter, zeer gemakkeljjk den geur van
de omgeving aan, bjjvoorbeeld van
uien, die in de buurt bewaard wor
den.
Ook aardappelen en uien moeten
niet lang in eikaars tegenwoordig
heid verbljjven, over en weer beder
ven ze dan spoediger.
Ferme jongens,
stoere knapen 1
De beginwoorden van een oud-
Hollandsch lied. Een lied waarin
gezongen wordt van de beste eigen
schappen van ons volk, dat door de
eeuwen heen bewezen heeft, ferm en
stoer te zjjn.
Ferme jongens, stoere knapen
die hebben het onze beroemde veid-
heeren en admiraals mogeljjk ge
maakt ons land te verdedigen, onze
bezittingen uit te breiden. Zjj zjjn
het ook, die nu weer gehoor geven
aan de roepstem om ten strjjde te
trekken tegen het bolsjewistische
gevaar, dat Europa bedreigt.
Ferme jongens, stoere knapen. Ons
land telt deze bij duizendendit is
de laatste weken gebleken, want vele
duizenden voegden zich bjj de leger
scharen, die den strjjd reeds hebben
aangebonden tegen de bolsjewistische
horden.
Ferme joDgens, stoere knapen
meldden zich voor het legioen, ver
trokken reeds naar het Oosten en
rekenen erop, dat ook u zult volgen
om met hen te bewjjzen, dat ferme
en stoere Nederlanders, van zessen
klaar, weten wat hun plicht ls en
zich dus melden bjj het
Vrijwilligerslegioen
Nederland
Koninginnegracht 22, Den Haag.
Wenken voor nu.
Nu men bjj het wasschen met het
zeepsop zoo zuinig mogeljjk moet
omspringen, is het aan te raden het
geweekte goed te spoelen vóór men
het met het sop in aanraking brengt.
Hoe minder vuil het goed is wat men
ia het sop brengt, hoe meer er ln
het sop kan gewasschen wordeD,
Bjj het uitnemen van het goed uit
het zeepsop wringt men het stevig
uit, dat er zoo min mogeljjk zeep in
het goed achter bljjft. Dit gaat im-
en zag er ontdaan uit.
Boven zat hij in de groene kamer bij
vrouw Ella. Hij had Maarten zien ko
men en had zijn moeder van het raam
naar binnen getrokken, opdat zij hem
niet zien zou.
Zoolang mogelijk wilde hij den slag
weren van het moederhart.
Daar klopt het aan de deur.
„Vrouw", en een hand reikte een pa
pier door de kier, dat ze ir.et de punt
van den voorschoot vasthield.
Theo greep het vast en wilde het in
den zak steken.
„Theol lees! ik wil het", beval de
moeder.
Hij opende het briefje en sprak:
„Morgen negen uur".
Toen viel hij zijn moeder om den
bals en beiden zwegen.
Zooals de rechter en August zijn zoon.
Diepe, ware smart spreekt weinig.
Dien avond was er weinig vreugde
in het dorp. Elke familie telde een offer
men treurde onder elk dak.
Aan het molentje, baas van Santen
en Plasmolen's Theo dacht niemand
meer. Zelfs de rechter niet.
HET VERTREK.
Den volgenden morgen luidden de
drie kerkklokken ter H. Mis.
Het was half zeven.
Om negen uur zou men vertrekken.
Allen stroomden naar de kerk. Het
zag er uit als een groote uitvaart. Zulk
een stemming had zich van allen mees
ter gemaakt.
In het middenschip knielden, als was
het den dag hunner eerste Communie,
de recruten. Theo en August op do
eerte bank, de anderen naast hen, ach
ter hen.
Het H. Misoffer begon.
Zoo diep getroffen was de stem van
den ouden herder, die anders iets plech
tigs had onder de H. Handeling - als
gebroken.
(Wordt vervolgd)