TWEEDE BLAD VAN PEET, EN MAAS
1941.
^aredageü^
"AKKERTJES
Productieslag
Er komen bon
boekjes in plaats
van losse kaarten.
In Salomon s zoeklichten
Zaterdag 21 Juni 1941
Twee en Zestigste Jaargang No 25
Toen volle schepen graan, zooveel
men maar wilde en voor lagen prijs,
onze havens binnenliepen, toen stond
onzen eigen landbouw niet ln hoog
aanzien. Er waren er zelfs, die aan
raadden, den grond maar braak te
laten liggen, als de boeren niet voor
dezelfde prezen konden produceeren
als hun collega's ln Amerika en
elders.
Menigmaal is deatgds ook la dit
blad tegen een dergelijk dwaas stand
punt opgekomen. Niet alleen omdat
het verschrikkelijk onrechtvaardig
geweest zou zijn ten opzichte van
den geheelen boeren- en tuinders
stand, maar ook omdat het funeste
gevolgen zou hebben voor het gansche
Nederiandsche volk. Thans is dit wel
Iedereen duidelijk, al was een even-
tueele blokkade lang niet heteenige
argument.
Nu moeten we van eigen bodem
leven. En het leven is toch nog altijd
Iets waar men veel voor over heeft.
Onze land- en tuinbouw heeft thans
dan ook ieders belangstelling, want
men begrijpt, dat hij alleen in staat
is ons in het leven te houden.
En ook zij, die den landbouw be
oefenen, de boeren, zij a ln achting
gestegen. Ik hoorde al vertellen, dat
boer tegenwoordig met een hoofd
letter geschreven wordt. Maar dat
doe ik nog maar niet! Ik houd du
eenmaal niet van opblazerij en....
's menschen gunst kan soms ook zoo
gauw veranderenIk ben al best
tevreden als men thans voorgoed
geleerd heeft, dat de boer een vol
waardig volksgenoot isgelijkberech
tiging deelachtig wordt en behoudt.
Maar daarvoor heeft hij ook nu,
onder de huidige omstandigheden,
Iets te doen. Het is thans taak en
plicht alles te .doen wat mogelijk is
om ons volk zoo goed mogelijk van
voedsel te voorzien. Wat er ook ge-
beure en hoe het ook gaat, ons,
boeren, mag niet het verwijt treffen
daarin nalatig te zijn geweest.
Dit wil geenszins zeggen, dat we
meenen, dat dit in 't verleden het
geval was. AllerminstNeen, veeleer
past een eere-saluut voor onzen
nijveren en wakkeren boeren- en
tuindersstand, die het klaar speelde,
wat de opbrengst per H.A. betreft,
aan de spits te komen van geheel
Europa.
We weten, dat nagenoeg iedere
boer er een eer ln stelt een pulk
gewas te hebben en niet achter te
Staan bij den buurman.
Dat beteekent niet, dat we er
heelemaal zijn dat er hier en daar
of ln dit of dat onderdeel niet nog
iets te verbeteren valt, of dat we
door wijziging van de cultuur op
sommig gebied niet nog meer kun
nen bijdragen aan de voedselvoor
ziening. En tot genoegen constatee-
ren we, dat dit laatste al op niet
geringe schaal is gebeurd.
De productieslag is op zich zelf
dan ook een verre van onzinnig iets,
al moet men, gezien het peil waarop
onze land- en tuinbouw Btond, geen
al te hooge verwachtingen koesteren.
En de boeren werken er aan mee
met al hun krachten, trachtende
met de middelen waarover ze thans
nog kunnen beschikken, te bereiken
wat mogelijk is. Maar zij weten ook,
dat hun kunnen beperkt is. Zij weten,
dat zij hebben te zaaien, maar dat
het God de Almachtige Is, die den
wasdom geeft. Laten ook anderen
dit beseffen. De boer, hij zal zaaien
en vergaren, dat kunnen anderen
niet. Maar wat deze. andereu wèl
Kunnen, dat ismet den boer bidden
tot ons aller Vader, dat Hij da vruch
ten der aarde wil doen groeien, be
houden en bewaren.
En na de vervulling van deze taak
FEUILLETON.
Misdaad en redd
rond de Plasmolen.
Hij kronkelde zooals alle veldwegen
door het veld, maar toch langs het
geheimzinnige dichtgespijkerd huisje
van oom Hendrik.
En nu de molen
Wij moeten dat alles wat nader be
schrijven anders zouden de lezers, la
ter in den loop van ons verhaal, niet
best terecht komen.
Een dal sneed recht de richting van
den weg naar het dorp.
Een groote beek, bijna een rivier, zoo
wat als de Niers bij Gennep wij had
den haast onzen mond voorbijgepraat 1
stroomde er rustig door. Rustig tot
in den grooten vijver, met het Robin-
sons-eiland, een klein meertje ongeveer,
door prachtige boomen omzoomd, en
in zijn midden een eilandje dragend,
als een groene korf, om en om met
boomen en struikgewas bezet, dat in
2Ün midden een open grasplein had,
waarin wij met takken en zoden onze
avontuurlijke hut gebouwd hadden.
Alles naar Robinsons Crusoe's model.
Het dal was niet breed maar zeer
lang. Wij ten minste hadden het wel
eens een uur lang doorkruist.
Do molen, een groot gebouw, met
groene vensterruiten en roode daken,
had er toch de eereplaats.
Niet heel alleen,
Beneden, een tien minuten lager,
was nog een kleinere huizing, en dat
was ook een molen.
Het «molentje" noemden dat de lui.
Maar het lag aan hetzelfde riviertje
en misschien nog schilderachtiger.
door geheel ons volk leggen we vol
vertrouwen den productie(uit)slag
in de handen van Hem, die het al
bestiert.
We hebben In het bovenstaande
aller medewerking gevraagd om te
bidden voor het welslagen van den
productieslag. Want de productieslag
is ingezet voor allen, niet voor de
boeren alleen. En we deden dit niet
uit kwezel- of femelarij, maar we
weten dat de boer zich dagelijks in
zoo groote mate afhankelijk voelt
van de natuur. En als geloovlg
christen weten we, dat alleen God
hierover de beheerder is. Laten we
dus in alle nederigheid bedenken, dat
Hij de Opperste, schoon onzichtbare,
Leider is, Wiens volle medewerking
we op de allereerste plaats noodlg
hebben.
Getroffen werd ik deze week dan
ook toen ik op een avond een goede
kennis bezocht en een heldere kin
derstem een Oaze Vader en Wees
Gegroet hoorde voorbidden voor... de
vruchten der aarde! Daar werd het
bovenstaande blijkbaar ten volle be
grepen. Maar daar werd ook begre
pen, dat het gebed, door Christus
zelf geleerdgeef ons heden ons
dageJijksch brood, bestemd is voor
alle tijden.
Misschien dat sommigen deze
woorden bjjna niet over de lippen
kunnen krijgen, omdat zij dep tijd
en de wijze zouden willen bepalen,
waarop de verschrikkelijke gebeur
tenissen van heden een einde moeten
nemeu en zij de straf zouden willen
bepalen, die over het menschdom
diende te worden uitgegoten.
Maar is dit zich geloovlg onder
werpen aan de Voorzienigheid Gods,
die ook deze dingen laat geschieden
en aan het woord van Christus zelf
zóó zult gij bidden
Neen, onzegbaar veel schooner
klinkt dan dat kindergebed geef ons
(ook) heden ons dageljjksch brood.
Om de bovengenoemde ondervin
ding ln bedoeld hulsgezin konden we
niet nalaten den productieslag nog
maals aan den Oppersten Leider aan
te bevelen en allen hiertoe aan te
sporen.
En thans gaan we naar ons werk
en wat daarmee samenhangt. Over
den arbeid op den akker zijn we
thans gauw uitgepraat. Er wordt)
allerwege gehakt, geschoffend en
gewied en voor zoover noodlg en
aanwezig het kunstmest gezaaid
over de knol- en wortelgewassen.
We zien, dat er veel meer aardappe
len zijn ultgepoot dan andere jaren
veel meer perceelen met mals be-
poot, al laat, vanwege het koude
weer van een tijdje geleden, de op
komst van de planten wel wat te
wenschen over mals is een tro
pisch gewas en moet warmte hebben.
Ook zien we akkers beteeld met
veldboonen, welke we hier anders
nooit zien. Er is van den kant van
den boer dus volop medewerking.
Spoedig zal het drukke gedoe van
den hooitijd aangebroken zijn. En
dat hooi dat zal misschien een puzzle
worden. Want volgens de nieuwe
regellDg zal 't hooigras niet meer
publiek mogen worden verpacht. En
hoe zal 't nu gaan Bij het vooruit
zicht van heel weinig krachtvoer zal
er veel vraag naar hooi zijn. En zal
iedereen die hooigras te verpachten
heeft, dit dan kunnen doen aan wie
hij wil Maar dit zal m.i. den pro
ductieslag niet erg bevorden, want
dan za! de een mogelijk véél te
weinig krijgen en anderen méér dan
ze noodlg hebben. De tijd is nu een
maal voorbij, dat men met veel
krachtvoer en desnoods weinig hooi
den veestapel door den winter bracht.
Ook de veestapel moet thans leven
van 't voedsel van eigen bodem. En
daaraan zal hij moeten worden aan
gepast. Maar dan moet het door
bepaalde regelingen niet mogelijk
worden gemaakt dat de een daaraan
kan ontkomen, terwijl de ander in
verhoogde mate zou moeten Inkrim
Een mooier bosch, dan dit eikenwoud
bennen wij niet. En het Lischbosch of
het Lissebosch was zijn naam. Rondom
had zij niets dan een soort van wilder
nissen of bosschen.
Wij zeiden dat het een Zondagmor
gen in de lente was. Wanneer gij op
den hoogen rand van den dalweg ge
staan hadt en naar alle zijden om u
heen zoudt gezien hebben, niemand in
het veld, overal dezelfde rust, de vol
maakte stilte.
Zondagsrust.
De dag des Heeren
De molens want al was het mo
lentje, ook nog wel de bloemenmolen
genoemd, klein, een molen was het
stonden stil, en niet de minste bedrij
vigheid gaf teeken van leven.
Hoort 1
De klokken der kerk, waarvan de
toren daar ginds oprijst, luiden door
het land en roepen tempelwaarts. Naar
de kerk het huis des gebeds.
En alles was zoo stil rondom u, dat
het scheen alsof de natuur met u wilde
meebidden, alsof gij onhoorbaar den
zang van dien lentemorgen hoorde op
stijgen, omhoog gaan met die lichte
en lichtende nevelsluizen, met die vo
gelenliederen, met die vlinders, bont
gevlekt, die huppelden langs den weg
en doken in den grooten lossen open
kelk der lischbloemen, wier breede,
fladderende randbladeren, met lichte
gele, hier en daar even bruin getinte
punten bezet, zoo fijn, zoo teer, zoo
licht gevoelig uitzagen, dat gij bang
waart ze aan te raken.
Langs wegen en voetpaden kwamen
de menschen van alle zijden aan, uit al
die hoeven groot en klein, uit al die
woningen, overal verspreid over de
vlakte.
Op den gelen weg kwamen de mees
ten bij elkaar. Hij moest allen opnemen,
zooals een groote rivier al de kleine
pen. Want zooals de zaken nu staan
is er alle kans dat veel hooi bij
vrienden en goede kennissen terecht
komt.
We zqn niet bepaald optimistisch
inzake die hoolgrasregelingeD, maar
als ze er eenmaal is dient ze zeker
niet halverwege te bljjven staan. Dan
wordt het middel nog erger dan de
kwaal.
Verbod van publieke verpachting
alleen is thans allerminst afdoende.
Dan zal pachten en verpachten van
hooigras bulten een bepaalde instan
tie om verboden moeten worden en
men zal moeten komen tot een ver
deeling hoe geweldig onaangenaam
die ook is - van den beschikbaren
voorraad. Daarbfj zal rekening moeten
worden gehouden met de eigen ge
teelde akkerbouwgewassen, waarover
iedere gegadigde zal kunnen beschik
ken, over eventueel zelf te winnen
hooi en ook met den veestapel, dien
hjj volgens 't inkrimpingsplan feitelijk
a.s. winter nog in zijn bezit diende
te hebbea. Het is moeilijk, ontzet
tend moeilijk zelfs, ik ben daarvan
volkomen overtuigd, maar het ver
bod van 't houden van publieke
verpachtingen alleen, zal wel de
prjjzen remmen doch de bedrijfs-
moeilijkheden allerminst verminderen,
integendeel. En de voedselvoorziening
zal er eer mee worden geschaad dan
gebaat.
Broodbonnen voor vier rant
soenen naast bonnen voor één
rantsoen.
De secretaris-generaal van Land
bouw en Vi8scherij en van Handel,
Nijverheid en Scheepvaart maakt
bekend, dat dezer dagen op nader
door de plaatselijkedlstrlbutledlensten
bekend te maken data tot de uit
reiking van nieuwe distributiekaarten
zal worden overgegaan.
Zooals bekend is, werden bij vorige
uitreikingen aan kinderen beneden
de leeftijd van 4 jaar halve kaarten
voor vleesch, brood en aardappelen
en bovendien een papkaart verstrekt,
terwijl voorts kinderen van vier jaar
en ouder, alsook volwassenen, heele
kaarten ontvingen.
Ten einde de uitreiking zoo vlot
mogelijk te doen verloopen, zijn dit
maal de kaarten tot stellen vereenlgd,
welke als volgt wordt uitgereikt
Aan volwassenen en kinderen, die
op 1 Juli 1941 reeds 4 jaar of ouder
zijn:
1 stel kaarten A, bestaande uit
1 vleeschkaart (blad Al), 1
broodkaart (bladen A2 en A3),
1 kaart diversen (blad A4), 1
kaart algemeen (blad A5).
Aan kinderen, die op 1 Juli 1941
nog geen 4 jaar oud zijn
1 stel kaarten B, bestaande uit
Ya vleeschkaart en 1 papkaart
(blad BI), y2 broodkaart (blad
B2), 1 kaart diversen (blad B3),
1 kaart algemeen (blad B4).
Bovendien wordt aan kinderen, die
op 1 Juli 1941 14 jaar of ouder zijn,
doch nog geen 21 jaar oud zijn, extra
uitgereikt
1 kaart E (y5 broodkaart).
Voorts worden aan jonge kinderen
nog zeepbonkaartjes uitgereikt en
wei als volgt:
Aan kinderen, die op 1 Juli 1941
nog geen 2 jaar oud zijn
1 kaart P, bestaande uit: 6Ébon-
nen voor zeep en 6 bonnen voor
toiletzeep.
Aan kinderen, die op 1 Juli 1941
2 jaar of ouder, doch nog geen 8 jaar
oud zijn:
bijkomende beekjes-
De granen waren nog niet zeer hoog,
dat maakte die opmerking gemakkelijk.
En alles was nog groen, welig, krach
tig, sappig groen, zoo echt vol leven,
zoo'n overvloed van leven, alsof het
nooit geel en rijp moest worden voor
den oogst.
Van tijd tot tijd hoorde gij een vroo-
lijk woord, een kostelijke groet, uit de
verte elkander toegeroepen, met de
verplichte bemerkingen over het weer
en den akker, den dag of de eerst
aanstaande pret.
Jeugd en ouderdom, vroolijk gelach
en stemmige ernst, alles in scherts of
alles in zorg, alles te licht of alles te
zwaar maar die zorgvrije of zorgen-
zware levens, alles gaat mee en wordt
medegesleurd door grooten storm des
levens.
Alles naar den gelen weg.
Het was een eigenaardig gezicht.
De vrouwen en meisjes met het groote
kerkboek met zilveren hoeken en
nagels of spijkers beslagen en gesloten.
Hier en daar dook ook een zwarte
doek omhoog, waaruit aan den hals het
hagelwit breed uitkwam, dat was.teeken
van rouw.
Die hadden ook den weg gemaakt,
maar dan steeds langs den kerkweg,
achter een lijkbaar met zwart bedekt,
en hadden misschien niet voor lang
bittere tranen geschreid om vader en
moeder, die zij weg brachten flaar de
laatste rust, dicht bij de groote linde-
boomen met ruischende kronen voor
kerk, waar oom Hendrik zoo dikwijls
heen blikte van de molentrap.
De wandelaars die van den kant van
het Lischbosch kwamen, zagen de jonge
lieden namelijk, allen op en om naar
den kant, waar het Molentje in het
groen onzichtbaar verscholen was.
Soms hoorde gij wel een woord zooals:
waar Rina blijven mag? waar mag dat
bloemenkind toch zitten? Ziet gij ze
nergens
En dan was het een reikhalzend
1 kaart Q, bestaande uit 6 bon
nen voor zeep.
Aparte bonnen voor kaas
en eieren.
De aandacht wordt er op gevestigd,
dat voor het gemak van het publiek
thans ook bepaalde bonnen zjjn ge
drukt voor kaas en e i e r e n, die
op de kaart „diversen" van de stellen
A. en B. voorkomen. Deze kaart
„diversen" bestaat verder uit de bon
nen voor bloem, waarvoor vroeger
een aparte bloemkaart bestond, als
mede uit een aantal bonnen gemerkt
met „reserve". De met „reserve" ge
merkte bonnen zullen worden aange
wezen voor het koopen van aard
appelen. Op de kaart voor „diver
sen" van stel B, welke aan kinderen
beneden vier jaar wordt uitgereikt,
komt slechts de helft van het aantal
bonnen voor aardappelen van de
kaart voor „diversen" van stel A.
voor.
De extra rantsoenen voor
hen die zwaar werk ver
richten.
Te geljjk met deze uitreiking zul
len ook bonkaartenstellen worden
uitgereikt voor hen, die zware of
zeer zware arbeid verrichten.
Deze personen ontvangen
Indien zware arbeid wordt verricht
1 stel kaarten C, bestaande uit
y8 vleeschkaart, 1 aardappel-
kaart (reserve) (blad Cl), y2 vet-
kaart, y, broodkaart (blad C2).
Indien zeer zware arbeid wordt
verricht
1 stel kaarten D, bestaande uit
iy2 vleeschkaart (bladen Dl en
D2), 2 vetkaarten en 1 aardap-
pelkaart (blad D3), 1 broodkaart
(bladen D4 en D5).
Ten slotte wordt meegedeeld dat
de uitreiking van de nieuwe boter
en vetkaarten op een later tijdstip
zal plaats vinden.
Alle kaarten in een boekje.
Het publiek ontvangt ditmaal niet,
zooals de vorige keer, een pakje
losse kaarten, maar boekjes, die alle
kaarten en bonnen bevatten, welke
voor een persoon noodig zjjn.
Dat is wel zoo handig. De uitrei
king kan hierdoor nog vlotter gaan,
en er Is ook minder kans op abui
zen. Daarbjj zjjn de kaarten voor
zoover dat mogeljjk was vereenvou
digd.
De broodkaart bjj voorbeeld is aan
merkelijk kleiner geworden door het
invoeren van bonnen, welke recht
geven op vier rantsoenen, dat Is dus
4 x 100 gram brood. Aangezien een
half brood pim. 400 gram weegt, zal
men dus op een van bovenbedoelde
bonnen een half brood kunnen koopen.
Daarnaast bltjven er ook een aantal
bonnen van 100 gram bestaan.
De heele broodkaart is gesplitst
in twee bonbladen. Van elk nummer
zullen 4 bonnen elk recht geven op
4 rantsoenen en 4 bonnen elk op 1
rantsoen. Ook de bonkaart algemeen
is aanzienlijk verkleind en de bloem-,
kaas- en eierenbonnen zijn met die
voor aardappelen vereenlgd op een
kaart „diversen".
Verder is de vleeschkaart voor
kinderen gecombineerd met de halve
papkaart, zoodat er minder kans
bestaat, dat deze laatste zoek raakt.
Het eenvoudigste zou natuurlijk
zijn, dat iedere Nederlander hetzelfde
boekje kreeg, maar aangezien reke
ning moet worden gehouden met de
leeftijd van de menschen en de aard
van hun arbeid, moesten er toch nog
verschillende soorten boekjes komen.
Daarom is het verstandig aan de
hand van bovengenoemde bekend
making zorgvuldig na te gaan, wat
men voor zichzelf en voor iedere
huisgenoot moet ontvangen en de
boekjes onmiddellijk bij de uitreiking
aan het loket zorgvuldig door te
zien.
Het blijkt noodig er nog eens op
rondkijken naar alle zijden, en het ging
niet dan langzaam vooruit. Dan klonk
het soms uit een groep van oudere
kerkgangers, die tegen alle recht en
regel in, voor de jongere geraakt wa
ren, „vooruit wat wij komen nog
te laat. Bij ons blijven. Samen uit, sa
men thuis 1 tot dat ze tusschen de heg
gen en boomen van het dorp verdwe
nen.
Wat stemmen ons die kerkklokken
ernstig van morgen?
En het is bij die heerlijke natuur toch
eer. lied van vrede en rust dat zij zin
gen, daar hoog in de lucht. Al heeft
het iets ernstigs, toch niet somber, in
dit heerlijk landschap, van golvend
groen en bloemen, zwemmend in het
gouden zonnelicht als in een gouden
stroom, waarin de roode klaver zoo
scherp afsteekt met zijn bloedige stre
pen.
Gaat het u zoo als mij, dan denkt
gij bij den frisschen morgenstond, zoo
wel als bij de plechtige avondstilte als
de klokken hun morgen- of avondgroet
zenden over berg en dal, aan de duiven
uit de ark van Noë, die met het teeken
des vredes wederkeerden.
Een vkicht van. blanke duiven en
boden des vredes schijnen het te zijn.
Heeft ook zij den vrede zoo diep in
het hart, dat jonge meisje, dat zoo
juist uit het woud treedt en de brug
overstapt, die daar over den smalsten
arm der beek leidt
Zij wil ook naar de kerk, want het
kerkboek heeft zij in de hand.
Een lieve verschijning in haar groote
eenvoudigheid.
Zij is gekleed als de minderen van
het dorp, maar zindelijk en zakelijk.
Een kleine witte muts met kant om
zoomd, rust op de blanke vlechten, de
eenige rijkdom waar zij op roemen kon,
terwijl over een donker wollen kleed,
een bijna witte doek hals en schouders
bedekte.
Ze was schoon, maar een onbeschrij
felijk lieve uitdrukking van deugd en
Een gouden ring In een varkenssnuit,
Is een knappe vrouw die geen hersens heeft.
(Spr. 11:22),
Dit vergeljjkingsbeeld is zóó Oos-
tersch uitbundig en stout, dat het
ons Westerlingen nogal cru, op z'n
HollaDdsch uitgedrukt nogal onge
zouten in de ooren tuit.
De temperamentvolle Oosterling
uit zich gaarne ln stoute beelden en
gewaagde vergelijkingen. Hun spon
tane uitdrukkingswijze heeft nog
immer dat natuurlijke en kinderlijke
dat onomwonden de waarheid zegt.
Onze al te weeke en zoete conventie
smaakt dat bitter. Een gouden ring
in een varkenssnuit is iets bespotte
lijks en lachwekkends. Wil men een
varken tooien, dan doet men dat het
beate ln zjjn krulstaartje, maar zeker
niet in zjjn snuit. Want een sieraad
in zjjn snuit, is een sieraad in zjjn
vuil en in de modder. Hjj bevuilt en
bevlekt dat sieraad met zjjn wroeten
de snuit.
Zóó, zegt de levenswjjze Salomon,
gedraagt zich een knappe vrouw, die
haar verBtand niet gebruikt.
Zulk een vrouw, door de goede
God met schoonheid en bevalligheid,
als kostbare parelen, uitgerust om
er de menschen mee te streelen als
een fleurige bloem of een zomersche
dag, maakt zich bespottelijk en be-
lacheljjk, door die gaven te misbrui
ken voor zich zeiven, voor haar
jjdelheid, haar zingenot. Zulk een
schoonheid wordt niet doorstraald
door een f jjnvoelende geest, door een
nobele levensopvatting, door een
sterk verantwoordelijkheidsbesef,
door het vrouweljjk Ideaallevens
bron te zijn. In zulk een jjdele, ulter-
Ijjke schoonheid ontbreekt de geest,
die levend maakt. Vrouwen zjjn
pauwen, als zrj hun verstand niet
gebruiken. Men kan ze bewonderen,
eerbied kan men er niet voor hebben.
Mannen zullen altjjd die eerbied
voor een vrouw toonen, die zjj voor
aan te dringen, dat men maatregelen
neemt tegen verlies. Verloren bon
nen kunnen nu eenmaal niet vervan
gen worden, en wie zjjn boekje ver
liest is meteen alles kwjjt. Hier is
nu eenmaal niets aan te doen.
Wijziging
rantsoen.
van het gebak-
De secretaris-generaal van Land
bouw en Visscherij maakt het vol
gende bekend:
Bjj de aanvang van de distributie
van gebak e.d. werden de hoeveel
heden der verschillende gebaksoorten
voorloopig vastgesteld.
Het Is echter in de practjjk ge
bleken, dat deze rantsoenen te hoog
waren, zoodat de bakkers niet in de
gelegenheid zijn, op de van hun klan
ten In ontvangst genomen bonnen
weer een voldoende hoeveelheid bloem
en meel te betrekken.
In verband met het bovenstaande
zjjn de gebakrantsoenen gewjjzigd.
Een rantsoen gebak omvat (van
Maandag af) voor de hierna ge
noemde bakkerjjproducten telkens
ten minste het daarachter geplaatste
aantal grammen:
Beschuit 75 gram, biscuits of wa
fels 75 gram, andere koekjes 75 gr.,
speculaas 140 gram, ontbjjtkoek 140
gram, cake 300 gram, gevuld klein
korstgebak (b.v. amandelbroodjes)
400 gram, gevuld groot korstgebak
(b.v. boterletter) 500 gram, taart of
gebakjes 600 gram.
De rantsoenen voor de andere ge
baksoorten dan de hierboven ge
noemde worden berekend naar de
daarin verwerkte hoeveelheid bloem
of meel. Daarbjj komt een rantsoen
overeen met 70 gram meel of bloem.
Nieuwe bloembon.
Bloem is vanaf 16 Juni, tot en met
braafheid.
Zij wilde alleen ter kerke gaan.
Zij had geweend, en toch ging een
pijnlijke trek door het gelaat, alsof zij
elk oogenblik weder in tranen zou los
barsten. Men ziet het, zij doet zich ge
weld aan, ademt eenige keeren in haar
zakdoek en houdt hem dan tegen de
roodbekreten oogen.
In de verte zag zij de laatste kerk
gangers tusschen de huizen verdwijnen
en als vreesde zij nu te laat te
komen spoedde zij zich met lichten
voort op den gelen weg aan.
Wij dringen hier door het heerlijke
bosch dwars door en weldra staan wij
voor de Piasmolen.
VI.
DE PLASMOLEN.
De Plasmolenaar uit het Lissedal was
rijk.... En gelukkig?
Jal hij kon het zijn. Niets ontbrak
aan zijn geluk.
Hij had een brave vrouw en een
prachtigen jongen voor zoon.
En toch, gelukkig was hij niet.
Al zijn geluk, zijn rijkdom, zijn genot
werd vergald door nijd.
De bleeke vijand knaagde als een
kanker aan zijn geluk, zijn genot, zijn
tevrendenheid. Hij genoot niet den zegen
Gods, die hun zoo ruimschoots geschon
ken was. Het ging hem goed elk
jaar werd hij rijker en rijker men
noemde hem in het dorp en in de ge-
heele streek den rijken molenaar en hij
gunde anderen geen geluk, geen wel
vaart. Ging het anderen goed, dat was
genoeg om hem het leven te verbit
teren.
Arme manl
Ziet, daar staat hij in de deur van
zijn woonhuis, een deftig huis, bijna
een heerenhuis, met zijn tamelijk groote
ruiten, en de vele vensters der beide
verdiepingen, die met witte gordijnen
zoo vroolijk, zindelijk, zoo welvarend
zich zelf opeischt door haar levens
gedrag.
God gaf aan de vrouw het vermo
gen te behagen. Dat Is een schoone
en goede gave. Maar deze behaag
zucht mag nooit behaagziekte wor
den. Waar deze ziekte een vrouw
heeft aangetast sloopt zjj haar waar
digheid, haar eerbied. Zij infecteert
niet alleen de vrouw zelf, maar
allen die met haar in aanraking
komen. Zulke vrouwen vervallen
tenslotte tot lichaamsshow, een
ernstige infectie van onzen tjjdgeest.
Behaagzieke en jjdele vrouwen
hebben den fjjnen door God Zelf ge
weven sluier van schaamtegevoel
stukgereten. Daarmee is dat onbe-
schrrjfeljjk teere en schroomvallige
in een vrouw verdwenen. Daarmee
Is ook de natuurljjke rem van hoog
staande en tactvolle gereserveerdheid
bulten werking gesteld. En een vrouw
zonder deze noodzakeljjke rem op
haar levensvaart, is steeds een ver
derfengel. Duur,, al te duur misschien
moeten zij deze behaagziekte betalen
met eerbied, hoogachting en onschuld.
Haar schoonheid werd bevroren
bloesem, haar ijdelheid een bepotting
haar behaagziekte een zielsziekte.
De parelende schoonheid van de
Lentebloesem is er niet alleen om
een bron van vreugde te zijn, maar
ook om een bron van nieuw leven
te worden. De schoonheid van de
Lentebloesem zonder vruchten in den
oogsttjjd is een rijke belofte zonder
vervulling. Het is een bedrog, een
groote teleurstelling, een oorzaak
van leed, van armoe en gebrek. Zóó
is het leven van een schoone vrouw,
die haar verstand niet gebruikt.
Mochten al onze meisjes en vrou
wen lijken op de schoonste der
vrouwen, de zetel der wjjsheld, de
oorzaak onzer blijdschap. S. L.
13 Juli verkrijgbaar op bon 9 van
de blauwe kaart.
Het rantsoen bedraagt 35 gram
tarwebloem, tarwemeel, roggebloem,
roggemeel of zelfrijzend bakmeel, of
50 gram brood of een half rantsoen
gebak per bon.
Verwijdering van vleesch-
en eierbonnen*
Degenen, die hulsslachtingen ver
richten of verricht hebben en de
pluimveehouders, die voor kippen
voer ln aanmerking willen komen,
dienen alle distributiekaarten van
zich zelf, hun gezinsleden en; inwo
nend personeel gezamenlijk mee te
brengen, ten einde de noodige aan-
teekeningen op deze kaarten te laten
aanbrengen, waarbjj dan tevens het
vereischte aantal vleesch- en eier
bonnen van de boekjes zal worden
verwjjderd.
Het aardappelenrantsoen.
De Secretaris-generaal van Land
bouw en Visscherij maakt bekend,
dat met ingang van Maandag 23
Juni het aardappelrantsoen zal wor
den verhoogd met een halve kilogram,
derhalve van l1/, tot 2 kilogram per
week.
- „verloren dagen", heette het
vroeger. Nu niet meer - nu
zijner AKKERTJES"! Een paar
per dag, wèg pijn en narigheid!
uitzien.
Uit een kort pijpje blaast hij geheele
wolken rook.
Het was bij hem een vaststaand tee
ken van ernstig nadenken.
In de handen hield hij een eigen
aardige muts, welke hij nog al erg
verfrommelde, en ook al boven zijn
oogen hield om ze tegen de zon te
beschermen, die hem net in het ge
zicht straalde.
Het scheen, dat hij eindelijk den man
gezien had, dien hij verwachtte.
Op zijn Zondags gekleed, nadert toen
inderdaad een struische, sterke boeren
jongen, een knecht zooals het scheen.
Groot, zwaar, sterk en log, maar zwart
alsof hij uit de negerlanden kwam.
Zwarte oogen, zwart haar en een bijna
zwarte huid, zoo bruin was hij en het
zal ons niet opvallend voorkomen, wan
neer wij later hooren, dat men hem
,den zwarten Dries" heette
In de verte wuifde hij met zijn muts,
en zong en joelde dat het een aard had.
Hij ging op den baas aan, alsof hij
het huis in wilde.
„Wel, is alles goed?"
„Ja, baas! dezen keer zal het wel
houden, wees maar niet bezorgd,"was
het antwoord, dat evenals de vraag
fluisterend werd gegeven.
„Wie ons tot nu toe altijd tegen
gewerkt heeft, mag de hemel weten",
zei Dries.
„Gij zijt een brave jongen, Andries,
kijk, dat is voor u", en de molenaar
drukte hem een geldstuk in de hand.
De zwarte tronie, die er van zoo
iemand als zwarte Dries erg gemoede
lijk uitzag, vertrok zich tot een reus-
achtigen grijns om den vreeselijk groo
ten mond.
De baas wist echter, dat als Dries
lachte, hij gewoonlijk zoo uitzag, schoof
hem van het huis naar de stallingen
heen en zei: „maakt dat gij weg komt
en dat u de bazin niet ziet 1"
(Wordt vervolgd)