TWEEDE BLAD VAN PEET, EN MAAS 1941. ^aredageü^ "AKKERTJES Productieslag Er komen bon boekjes in plaats van losse kaarten. In Salomon s zoeklichten Zaterdag 21 Juni 1941 Twee en Zestigste Jaargang No 25 Toen volle schepen graan, zooveel men maar wilde en voor lagen prijs, onze havens binnenliepen, toen stond onzen eigen landbouw niet ln hoog aanzien. Er waren er zelfs, die aan raadden, den grond maar braak te laten liggen, als de boeren niet voor dezelfde prezen konden produceeren als hun collega's ln Amerika en elders. Menigmaal is deatgds ook la dit blad tegen een dergelijk dwaas stand punt opgekomen. Niet alleen omdat het verschrikkelijk onrechtvaardig geweest zou zijn ten opzichte van den geheelen boeren- en tuinders stand, maar ook omdat het funeste gevolgen zou hebben voor het gansche Nederiandsche volk. Thans is dit wel Iedereen duidelijk, al was een even- tueele blokkade lang niet heteenige argument. Nu moeten we van eigen bodem leven. En het leven is toch nog altijd Iets waar men veel voor over heeft. Onze land- en tuinbouw heeft thans dan ook ieders belangstelling, want men begrijpt, dat hij alleen in staat is ons in het leven te houden. En ook zij, die den landbouw be oefenen, de boeren, zij a ln achting gestegen. Ik hoorde al vertellen, dat boer tegenwoordig met een hoofd letter geschreven wordt. Maar dat doe ik nog maar niet! Ik houd du eenmaal niet van opblazerij en.... 's menschen gunst kan soms ook zoo gauw veranderenIk ben al best tevreden als men thans voorgoed geleerd heeft, dat de boer een vol waardig volksgenoot isgelijkberech tiging deelachtig wordt en behoudt. Maar daarvoor heeft hij ook nu, onder de huidige omstandigheden, Iets te doen. Het is thans taak en plicht alles te .doen wat mogelijk is om ons volk zoo goed mogelijk van voedsel te voorzien. Wat er ook ge- beure en hoe het ook gaat, ons, boeren, mag niet het verwijt treffen daarin nalatig te zijn geweest. Dit wil geenszins zeggen, dat we meenen, dat dit in 't verleden het geval was. AllerminstNeen, veeleer past een eere-saluut voor onzen nijveren en wakkeren boeren- en tuindersstand, die het klaar speelde, wat de opbrengst per H.A. betreft, aan de spits te komen van geheel Europa. We weten, dat nagenoeg iedere boer er een eer ln stelt een pulk gewas te hebben en niet achter te Staan bij den buurman. Dat beteekent niet, dat we er heelemaal zijn dat er hier en daar of ln dit of dat onderdeel niet nog iets te verbeteren valt, of dat we door wijziging van de cultuur op sommig gebied niet nog meer kun nen bijdragen aan de voedselvoor ziening. En tot genoegen constatee- ren we, dat dit laatste al op niet geringe schaal is gebeurd. De productieslag is op zich zelf dan ook een verre van onzinnig iets, al moet men, gezien het peil waarop onze land- en tuinbouw Btond, geen al te hooge verwachtingen koesteren. En de boeren werken er aan mee met al hun krachten, trachtende met de middelen waarover ze thans nog kunnen beschikken, te bereiken wat mogelijk is. Maar zij weten ook, dat hun kunnen beperkt is. Zij weten, dat zij hebben te zaaien, maar dat het God de Almachtige Is, die den wasdom geeft. Laten ook anderen dit beseffen. De boer, hij zal zaaien en vergaren, dat kunnen anderen niet. Maar wat deze. andereu wèl Kunnen, dat ismet den boer bidden tot ons aller Vader, dat Hij da vruch ten der aarde wil doen groeien, be houden en bewaren. En na de vervulling van deze taak FEUILLETON. Misdaad en redd rond de Plasmolen. Hij kronkelde zooals alle veldwegen door het veld, maar toch langs het geheimzinnige dichtgespijkerd huisje van oom Hendrik. En nu de molen Wij moeten dat alles wat nader be schrijven anders zouden de lezers, la ter in den loop van ons verhaal, niet best terecht komen. Een dal sneed recht de richting van den weg naar het dorp. Een groote beek, bijna een rivier, zoo wat als de Niers bij Gennep wij had den haast onzen mond voorbijgepraat 1 stroomde er rustig door. Rustig tot in den grooten vijver, met het Robin- sons-eiland, een klein meertje ongeveer, door prachtige boomen omzoomd, en in zijn midden een eilandje dragend, als een groene korf, om en om met boomen en struikgewas bezet, dat in 2Ün midden een open grasplein had, waarin wij met takken en zoden onze avontuurlijke hut gebouwd hadden. Alles naar Robinsons Crusoe's model. Het dal was niet breed maar zeer lang. Wij ten minste hadden het wel eens een uur lang doorkruist. Do molen, een groot gebouw, met groene vensterruiten en roode daken, had er toch de eereplaats. Niet heel alleen, Beneden, een tien minuten lager, was nog een kleinere huizing, en dat was ook een molen. Het «molentje" noemden dat de lui. Maar het lag aan hetzelfde riviertje en misschien nog schilderachtiger. door geheel ons volk leggen we vol vertrouwen den productie(uit)slag in de handen van Hem, die het al bestiert. We hebben In het bovenstaande aller medewerking gevraagd om te bidden voor het welslagen van den productieslag. Want de productieslag is ingezet voor allen, niet voor de boeren alleen. En we deden dit niet uit kwezel- of femelarij, maar we weten dat de boer zich dagelijks in zoo groote mate afhankelijk voelt van de natuur. En als geloovlg christen weten we, dat alleen God hierover de beheerder is. Laten we dus in alle nederigheid bedenken, dat Hij de Opperste, schoon onzichtbare, Leider is, Wiens volle medewerking we op de allereerste plaats noodlg hebben. Getroffen werd ik deze week dan ook toen ik op een avond een goede kennis bezocht en een heldere kin derstem een Oaze Vader en Wees Gegroet hoorde voorbidden voor... de vruchten der aarde! Daar werd het bovenstaande blijkbaar ten volle be grepen. Maar daar werd ook begre pen, dat het gebed, door Christus zelf geleerdgeef ons heden ons dageJijksch brood, bestemd is voor alle tijden. Misschien dat sommigen deze woorden bjjna niet over de lippen kunnen krijgen, omdat zij dep tijd en de wijze zouden willen bepalen, waarop de verschrikkelijke gebeur tenissen van heden een einde moeten nemeu en zij de straf zouden willen bepalen, die over het menschdom diende te worden uitgegoten. Maar is dit zich geloovlg onder werpen aan de Voorzienigheid Gods, die ook deze dingen laat geschieden en aan het woord van Christus zelf zóó zult gij bidden Neen, onzegbaar veel schooner klinkt dan dat kindergebed geef ons (ook) heden ons dageljjksch brood. Om de bovengenoemde ondervin ding ln bedoeld hulsgezin konden we niet nalaten den productieslag nog maals aan den Oppersten Leider aan te bevelen en allen hiertoe aan te sporen. En thans gaan we naar ons werk en wat daarmee samenhangt. Over den arbeid op den akker zijn we thans gauw uitgepraat. Er wordt) allerwege gehakt, geschoffend en gewied en voor zoover noodlg en aanwezig het kunstmest gezaaid over de knol- en wortelgewassen. We zien, dat er veel meer aardappe len zijn ultgepoot dan andere jaren veel meer perceelen met mals be- poot, al laat, vanwege het koude weer van een tijdje geleden, de op komst van de planten wel wat te wenschen over mals is een tro pisch gewas en moet warmte hebben. Ook zien we akkers beteeld met veldboonen, welke we hier anders nooit zien. Er is van den kant van den boer dus volop medewerking. Spoedig zal het drukke gedoe van den hooitijd aangebroken zijn. En dat hooi dat zal misschien een puzzle worden. Want volgens de nieuwe regellDg zal 't hooigras niet meer publiek mogen worden verpacht. En hoe zal 't nu gaan Bij het vooruit zicht van heel weinig krachtvoer zal er veel vraag naar hooi zijn. En zal iedereen die hooigras te verpachten heeft, dit dan kunnen doen aan wie hij wil Maar dit zal m.i. den pro ductieslag niet erg bevorden, want dan za! de een mogelijk véél te weinig krijgen en anderen méér dan ze noodlg hebben. De tijd is nu een maal voorbij, dat men met veel krachtvoer en desnoods weinig hooi den veestapel door den winter bracht. Ook de veestapel moet thans leven van 't voedsel van eigen bodem. En daaraan zal hij moeten worden aan gepast. Maar dan moet het door bepaalde regelingen niet mogelijk worden gemaakt dat de een daaraan kan ontkomen, terwijl de ander in verhoogde mate zou moeten Inkrim Een mooier bosch, dan dit eikenwoud bennen wij niet. En het Lischbosch of het Lissebosch was zijn naam. Rondom had zij niets dan een soort van wilder nissen of bosschen. Wij zeiden dat het een Zondagmor gen in de lente was. Wanneer gij op den hoogen rand van den dalweg ge staan hadt en naar alle zijden om u heen zoudt gezien hebben, niemand in het veld, overal dezelfde rust, de vol maakte stilte. Zondagsrust. De dag des Heeren De molens want al was het mo lentje, ook nog wel de bloemenmolen genoemd, klein, een molen was het stonden stil, en niet de minste bedrij vigheid gaf teeken van leven. Hoort 1 De klokken der kerk, waarvan de toren daar ginds oprijst, luiden door het land en roepen tempelwaarts. Naar de kerk het huis des gebeds. En alles was zoo stil rondom u, dat het scheen alsof de natuur met u wilde meebidden, alsof gij onhoorbaar den zang van dien lentemorgen hoorde op stijgen, omhoog gaan met die lichte en lichtende nevelsluizen, met die vo gelenliederen, met die vlinders, bont gevlekt, die huppelden langs den weg en doken in den grooten lossen open kelk der lischbloemen, wier breede, fladderende randbladeren, met lichte gele, hier en daar even bruin getinte punten bezet, zoo fijn, zoo teer, zoo licht gevoelig uitzagen, dat gij bang waart ze aan te raken. Langs wegen en voetpaden kwamen de menschen van alle zijden aan, uit al die hoeven groot en klein, uit al die woningen, overal verspreid over de vlakte. Op den gelen weg kwamen de mees ten bij elkaar. Hij moest allen opnemen, zooals een groote rivier al de kleine pen. Want zooals de zaken nu staan is er alle kans dat veel hooi bij vrienden en goede kennissen terecht komt. We zqn niet bepaald optimistisch inzake die hoolgrasregelingeD, maar als ze er eenmaal is dient ze zeker niet halverwege te bljjven staan. Dan wordt het middel nog erger dan de kwaal. Verbod van publieke verpachting alleen is thans allerminst afdoende. Dan zal pachten en verpachten van hooigras bulten een bepaalde instan tie om verboden moeten worden en men zal moeten komen tot een ver deeling hoe geweldig onaangenaam die ook is - van den beschikbaren voorraad. Daarbfj zal rekening moeten worden gehouden met de eigen ge teelde akkerbouwgewassen, waarover iedere gegadigde zal kunnen beschik ken, over eventueel zelf te winnen hooi en ook met den veestapel, dien hjj volgens 't inkrimpingsplan feitelijk a.s. winter nog in zijn bezit diende te hebbea. Het is moeilijk, ontzet tend moeilijk zelfs, ik ben daarvan volkomen overtuigd, maar het ver bod van 't houden van publieke verpachtingen alleen, zal wel de prjjzen remmen doch de bedrijfs- moeilijkheden allerminst verminderen, integendeel. En de voedselvoorziening zal er eer mee worden geschaad dan gebaat. Broodbonnen voor vier rant soenen naast bonnen voor één rantsoen. De secretaris-generaal van Land bouw en Vi8scherij en van Handel, Nijverheid en Scheepvaart maakt bekend, dat dezer dagen op nader door de plaatselijkedlstrlbutledlensten bekend te maken data tot de uit reiking van nieuwe distributiekaarten zal worden overgegaan. Zooals bekend is, werden bij vorige uitreikingen aan kinderen beneden de leeftijd van 4 jaar halve kaarten voor vleesch, brood en aardappelen en bovendien een papkaart verstrekt, terwijl voorts kinderen van vier jaar en ouder, alsook volwassenen, heele kaarten ontvingen. Ten einde de uitreiking zoo vlot mogelijk te doen verloopen, zijn dit maal de kaarten tot stellen vereenlgd, welke als volgt wordt uitgereikt Aan volwassenen en kinderen, die op 1 Juli 1941 reeds 4 jaar of ouder zijn: 1 stel kaarten A, bestaande uit 1 vleeschkaart (blad Al), 1 broodkaart (bladen A2 en A3), 1 kaart diversen (blad A4), 1 kaart algemeen (blad A5). Aan kinderen, die op 1 Juli 1941 nog geen 4 jaar oud zijn 1 stel kaarten B, bestaande uit Ya vleeschkaart en 1 papkaart (blad BI), y2 broodkaart (blad B2), 1 kaart diversen (blad B3), 1 kaart algemeen (blad B4). Bovendien wordt aan kinderen, die op 1 Juli 1941 14 jaar of ouder zijn, doch nog geen 21 jaar oud zijn, extra uitgereikt 1 kaart E (y5 broodkaart). Voorts worden aan jonge kinderen nog zeepbonkaartjes uitgereikt en wei als volgt: Aan kinderen, die op 1 Juli 1941 nog geen 2 jaar oud zijn 1 kaart P, bestaande uit: 6Ébon- nen voor zeep en 6 bonnen voor toiletzeep. Aan kinderen, die op 1 Juli 1941 2 jaar of ouder, doch nog geen 8 jaar oud zijn: bijkomende beekjes- De granen waren nog niet zeer hoog, dat maakte die opmerking gemakkelijk. En alles was nog groen, welig, krach tig, sappig groen, zoo echt vol leven, zoo'n overvloed van leven, alsof het nooit geel en rijp moest worden voor den oogst. Van tijd tot tijd hoorde gij een vroo- lijk woord, een kostelijke groet, uit de verte elkander toegeroepen, met de verplichte bemerkingen over het weer en den akker, den dag of de eerst aanstaande pret. Jeugd en ouderdom, vroolijk gelach en stemmige ernst, alles in scherts of alles in zorg, alles te licht of alles te zwaar maar die zorgvrije of zorgen- zware levens, alles gaat mee en wordt medegesleurd door grooten storm des levens. Alles naar den gelen weg. Het was een eigenaardig gezicht. De vrouwen en meisjes met het groote kerkboek met zilveren hoeken en nagels of spijkers beslagen en gesloten. Hier en daar dook ook een zwarte doek omhoog, waaruit aan den hals het hagelwit breed uitkwam, dat was.teeken van rouw. Die hadden ook den weg gemaakt, maar dan steeds langs den kerkweg, achter een lijkbaar met zwart bedekt, en hadden misschien niet voor lang bittere tranen geschreid om vader en moeder, die zij weg brachten flaar de laatste rust, dicht bij de groote linde- boomen met ruischende kronen voor kerk, waar oom Hendrik zoo dikwijls heen blikte van de molentrap. De wandelaars die van den kant van het Lischbosch kwamen, zagen de jonge lieden namelijk, allen op en om naar den kant, waar het Molentje in het groen onzichtbaar verscholen was. Soms hoorde gij wel een woord zooals: waar Rina blijven mag? waar mag dat bloemenkind toch zitten? Ziet gij ze nergens En dan was het een reikhalzend 1 kaart Q, bestaande uit 6 bon nen voor zeep. Aparte bonnen voor kaas en eieren. De aandacht wordt er op gevestigd, dat voor het gemak van het publiek thans ook bepaalde bonnen zjjn ge drukt voor kaas en e i e r e n, die op de kaart „diversen" van de stellen A. en B. voorkomen. Deze kaart „diversen" bestaat verder uit de bon nen voor bloem, waarvoor vroeger een aparte bloemkaart bestond, als mede uit een aantal bonnen gemerkt met „reserve". De met „reserve" ge merkte bonnen zullen worden aange wezen voor het koopen van aard appelen. Op de kaart voor „diver sen" van stel B, welke aan kinderen beneden vier jaar wordt uitgereikt, komt slechts de helft van het aantal bonnen voor aardappelen van de kaart voor „diversen" van stel A. voor. De extra rantsoenen voor hen die zwaar werk ver richten. Te geljjk met deze uitreiking zul len ook bonkaartenstellen worden uitgereikt voor hen, die zware of zeer zware arbeid verrichten. Deze personen ontvangen Indien zware arbeid wordt verricht 1 stel kaarten C, bestaande uit y8 vleeschkaart, 1 aardappel- kaart (reserve) (blad Cl), y2 vet- kaart, y, broodkaart (blad C2). Indien zeer zware arbeid wordt verricht 1 stel kaarten D, bestaande uit iy2 vleeschkaart (bladen Dl en D2), 2 vetkaarten en 1 aardap- pelkaart (blad D3), 1 broodkaart (bladen D4 en D5). Ten slotte wordt meegedeeld dat de uitreiking van de nieuwe boter en vetkaarten op een later tijdstip zal plaats vinden. Alle kaarten in een boekje. Het publiek ontvangt ditmaal niet, zooals de vorige keer, een pakje losse kaarten, maar boekjes, die alle kaarten en bonnen bevatten, welke voor een persoon noodig zjjn. Dat is wel zoo handig. De uitrei king kan hierdoor nog vlotter gaan, en er Is ook minder kans op abui zen. Daarbjj zjjn de kaarten voor zoover dat mogeljjk was vereenvou digd. De broodkaart bjj voorbeeld is aan merkelijk kleiner geworden door het invoeren van bonnen, welke recht geven op vier rantsoenen, dat Is dus 4 x 100 gram brood. Aangezien een half brood pim. 400 gram weegt, zal men dus op een van bovenbedoelde bonnen een half brood kunnen koopen. Daarnaast bltjven er ook een aantal bonnen van 100 gram bestaan. De heele broodkaart is gesplitst in twee bonbladen. Van elk nummer zullen 4 bonnen elk recht geven op 4 rantsoenen en 4 bonnen elk op 1 rantsoen. Ook de bonkaart algemeen is aanzienlijk verkleind en de bloem-, kaas- en eierenbonnen zijn met die voor aardappelen vereenlgd op een kaart „diversen". Verder is de vleeschkaart voor kinderen gecombineerd met de halve papkaart, zoodat er minder kans bestaat, dat deze laatste zoek raakt. Het eenvoudigste zou natuurlijk zijn, dat iedere Nederlander hetzelfde boekje kreeg, maar aangezien reke ning moet worden gehouden met de leeftijd van de menschen en de aard van hun arbeid, moesten er toch nog verschillende soorten boekjes komen. Daarom is het verstandig aan de hand van bovengenoemde bekend making zorgvuldig na te gaan, wat men voor zichzelf en voor iedere huisgenoot moet ontvangen en de boekjes onmiddellijk bij de uitreiking aan het loket zorgvuldig door te zien. Het blijkt noodig er nog eens op rondkijken naar alle zijden, en het ging niet dan langzaam vooruit. Dan klonk het soms uit een groep van oudere kerkgangers, die tegen alle recht en regel in, voor de jongere geraakt wa ren, „vooruit wat wij komen nog te laat. Bij ons blijven. Samen uit, sa men thuis 1 tot dat ze tusschen de heg gen en boomen van het dorp verdwe nen. Wat stemmen ons die kerkklokken ernstig van morgen? En het is bij die heerlijke natuur toch eer. lied van vrede en rust dat zij zin gen, daar hoog in de lucht. Al heeft het iets ernstigs, toch niet somber, in dit heerlijk landschap, van golvend groen en bloemen, zwemmend in het gouden zonnelicht als in een gouden stroom, waarin de roode klaver zoo scherp afsteekt met zijn bloedige stre pen. Gaat het u zoo als mij, dan denkt gij bij den frisschen morgenstond, zoo wel als bij de plechtige avondstilte als de klokken hun morgen- of avondgroet zenden over berg en dal, aan de duiven uit de ark van Noë, die met het teeken des vredes wederkeerden. Een vkicht van. blanke duiven en boden des vredes schijnen het te zijn. Heeft ook zij den vrede zoo diep in het hart, dat jonge meisje, dat zoo juist uit het woud treedt en de brug overstapt, die daar over den smalsten arm der beek leidt Zij wil ook naar de kerk, want het kerkboek heeft zij in de hand. Een lieve verschijning in haar groote eenvoudigheid. Zij is gekleed als de minderen van het dorp, maar zindelijk en zakelijk. Een kleine witte muts met kant om zoomd, rust op de blanke vlechten, de eenige rijkdom waar zij op roemen kon, terwijl over een donker wollen kleed, een bijna witte doek hals en schouders bedekte. Ze was schoon, maar een onbeschrij felijk lieve uitdrukking van deugd en Een gouden ring In een varkenssnuit, Is een knappe vrouw die geen hersens heeft. (Spr. 11:22), Dit vergeljjkingsbeeld is zóó Oos- tersch uitbundig en stout, dat het ons Westerlingen nogal cru, op z'n HollaDdsch uitgedrukt nogal onge zouten in de ooren tuit. De temperamentvolle Oosterling uit zich gaarne ln stoute beelden en gewaagde vergelijkingen. Hun spon tane uitdrukkingswijze heeft nog immer dat natuurlijke en kinderlijke dat onomwonden de waarheid zegt. Onze al te weeke en zoete conventie smaakt dat bitter. Een gouden ring in een varkenssnuit is iets bespotte lijks en lachwekkends. Wil men een varken tooien, dan doet men dat het beate ln zjjn krulstaartje, maar zeker niet in zjjn snuit. Want een sieraad in zjjn snuit, is een sieraad in zjjn vuil en in de modder. Hjj bevuilt en bevlekt dat sieraad met zjjn wroeten de snuit. Zóó, zegt de levenswjjze Salomon, gedraagt zich een knappe vrouw, die haar verBtand niet gebruikt. Zulk een vrouw, door de goede God met schoonheid en bevalligheid, als kostbare parelen, uitgerust om er de menschen mee te streelen als een fleurige bloem of een zomersche dag, maakt zich bespottelijk en be- lacheljjk, door die gaven te misbrui ken voor zich zeiven, voor haar jjdelheid, haar zingenot. Zulk een schoonheid wordt niet doorstraald door een f jjnvoelende geest, door een nobele levensopvatting, door een sterk verantwoordelijkheidsbesef, door het vrouweljjk Ideaallevens bron te zijn. In zulk een jjdele, ulter- Ijjke schoonheid ontbreekt de geest, die levend maakt. Vrouwen zjjn pauwen, als zrj hun verstand niet gebruiken. Men kan ze bewonderen, eerbied kan men er niet voor hebben. Mannen zullen altjjd die eerbied voor een vrouw toonen, die zjj voor aan te dringen, dat men maatregelen neemt tegen verlies. Verloren bon nen kunnen nu eenmaal niet vervan gen worden, en wie zjjn boekje ver liest is meteen alles kwjjt. Hier is nu eenmaal niets aan te doen. Wijziging rantsoen. van het gebak- De secretaris-generaal van Land bouw en Visscherij maakt het vol gende bekend: Bjj de aanvang van de distributie van gebak e.d. werden de hoeveel heden der verschillende gebaksoorten voorloopig vastgesteld. Het Is echter in de practjjk ge bleken, dat deze rantsoenen te hoog waren, zoodat de bakkers niet in de gelegenheid zijn, op de van hun klan ten In ontvangst genomen bonnen weer een voldoende hoeveelheid bloem en meel te betrekken. In verband met het bovenstaande zjjn de gebakrantsoenen gewjjzigd. Een rantsoen gebak omvat (van Maandag af) voor de hierna ge noemde bakkerjjproducten telkens ten minste het daarachter geplaatste aantal grammen: Beschuit 75 gram, biscuits of wa fels 75 gram, andere koekjes 75 gr., speculaas 140 gram, ontbjjtkoek 140 gram, cake 300 gram, gevuld klein korstgebak (b.v. amandelbroodjes) 400 gram, gevuld groot korstgebak (b.v. boterletter) 500 gram, taart of gebakjes 600 gram. De rantsoenen voor de andere ge baksoorten dan de hierboven ge noemde worden berekend naar de daarin verwerkte hoeveelheid bloem of meel. Daarbjj komt een rantsoen overeen met 70 gram meel of bloem. Nieuwe bloembon. Bloem is vanaf 16 Juni, tot en met braafheid. Zij wilde alleen ter kerke gaan. Zij had geweend, en toch ging een pijnlijke trek door het gelaat, alsof zij elk oogenblik weder in tranen zou los barsten. Men ziet het, zij doet zich ge weld aan, ademt eenige keeren in haar zakdoek en houdt hem dan tegen de roodbekreten oogen. In de verte zag zij de laatste kerk gangers tusschen de huizen verdwijnen en als vreesde zij nu te laat te komen spoedde zij zich met lichten voort op den gelen weg aan. Wij dringen hier door het heerlijke bosch dwars door en weldra staan wij voor de Piasmolen. VI. DE PLASMOLEN. De Plasmolenaar uit het Lissedal was rijk.... En gelukkig? Jal hij kon het zijn. Niets ontbrak aan zijn geluk. Hij had een brave vrouw en een prachtigen jongen voor zoon. En toch, gelukkig was hij niet. Al zijn geluk, zijn rijkdom, zijn genot werd vergald door nijd. De bleeke vijand knaagde als een kanker aan zijn geluk, zijn genot, zijn tevrendenheid. Hij genoot niet den zegen Gods, die hun zoo ruimschoots geschon ken was. Het ging hem goed elk jaar werd hij rijker en rijker men noemde hem in het dorp en in de ge- heele streek den rijken molenaar en hij gunde anderen geen geluk, geen wel vaart. Ging het anderen goed, dat was genoeg om hem het leven te verbit teren. Arme manl Ziet, daar staat hij in de deur van zijn woonhuis, een deftig huis, bijna een heerenhuis, met zijn tamelijk groote ruiten, en de vele vensters der beide verdiepingen, die met witte gordijnen zoo vroolijk, zindelijk, zoo welvarend zich zelf opeischt door haar levens gedrag. God gaf aan de vrouw het vermo gen te behagen. Dat Is een schoone en goede gave. Maar deze behaag zucht mag nooit behaagziekte wor den. Waar deze ziekte een vrouw heeft aangetast sloopt zjj haar waar digheid, haar eerbied. Zij infecteert niet alleen de vrouw zelf, maar allen die met haar in aanraking komen. Zulke vrouwen vervallen tenslotte tot lichaamsshow, een ernstige infectie van onzen tjjdgeest. Behaagzieke en jjdele vrouwen hebben den fjjnen door God Zelf ge weven sluier van schaamtegevoel stukgereten. Daarmee is dat onbe- schrrjfeljjk teere en schroomvallige in een vrouw verdwenen. Daarmee Is ook de natuurljjke rem van hoog staande en tactvolle gereserveerdheid bulten werking gesteld. En een vrouw zonder deze noodzakeljjke rem op haar levensvaart, is steeds een ver derfengel. Duur,, al te duur misschien moeten zij deze behaagziekte betalen met eerbied, hoogachting en onschuld. Haar schoonheid werd bevroren bloesem, haar ijdelheid een bepotting haar behaagziekte een zielsziekte. De parelende schoonheid van de Lentebloesem is er niet alleen om een bron van vreugde te zijn, maar ook om een bron van nieuw leven te worden. De schoonheid van de Lentebloesem zonder vruchten in den oogsttjjd is een rijke belofte zonder vervulling. Het is een bedrog, een groote teleurstelling, een oorzaak van leed, van armoe en gebrek. Zóó is het leven van een schoone vrouw, die haar verstand niet gebruikt. Mochten al onze meisjes en vrou wen lijken op de schoonste der vrouwen, de zetel der wjjsheld, de oorzaak onzer blijdschap. S. L. 13 Juli verkrijgbaar op bon 9 van de blauwe kaart. Het rantsoen bedraagt 35 gram tarwebloem, tarwemeel, roggebloem, roggemeel of zelfrijzend bakmeel, of 50 gram brood of een half rantsoen gebak per bon. Verwijdering van vleesch- en eierbonnen* Degenen, die hulsslachtingen ver richten of verricht hebben en de pluimveehouders, die voor kippen voer ln aanmerking willen komen, dienen alle distributiekaarten van zich zelf, hun gezinsleden en; inwo nend personeel gezamenlijk mee te brengen, ten einde de noodige aan- teekeningen op deze kaarten te laten aanbrengen, waarbjj dan tevens het vereischte aantal vleesch- en eier bonnen van de boekjes zal worden verwjjderd. Het aardappelenrantsoen. De Secretaris-generaal van Land bouw en Visscherij maakt bekend, dat met ingang van Maandag 23 Juni het aardappelrantsoen zal wor den verhoogd met een halve kilogram, derhalve van l1/, tot 2 kilogram per week. - „verloren dagen", heette het vroeger. Nu niet meer - nu zijner AKKERTJES"! Een paar per dag, wèg pijn en narigheid! uitzien. Uit een kort pijpje blaast hij geheele wolken rook. Het was bij hem een vaststaand tee ken van ernstig nadenken. In de handen hield hij een eigen aardige muts, welke hij nog al erg verfrommelde, en ook al boven zijn oogen hield om ze tegen de zon te beschermen, die hem net in het ge zicht straalde. Het scheen, dat hij eindelijk den man gezien had, dien hij verwachtte. Op zijn Zondags gekleed, nadert toen inderdaad een struische, sterke boeren jongen, een knecht zooals het scheen. Groot, zwaar, sterk en log, maar zwart alsof hij uit de negerlanden kwam. Zwarte oogen, zwart haar en een bijna zwarte huid, zoo bruin was hij en het zal ons niet opvallend voorkomen, wan neer wij later hooren, dat men hem ,den zwarten Dries" heette In de verte wuifde hij met zijn muts, en zong en joelde dat het een aard had. Hij ging op den baas aan, alsof hij het huis in wilde. „Wel, is alles goed?" „Ja, baas! dezen keer zal het wel houden, wees maar niet bezorgd,"was het antwoord, dat evenals de vraag fluisterend werd gegeven. „Wie ons tot nu toe altijd tegen gewerkt heeft, mag de hemel weten", zei Dries. „Gij zijt een brave jongen, Andries, kijk, dat is voor u", en de molenaar drukte hem een geldstuk in de hand. De zwarte tronie, die er van zoo iemand als zwarte Dries erg gemoede lijk uitzag, vertrok zich tot een reus- achtigen grijns om den vreeselijk groo ten mond. De baas wist echter, dat als Dries lachte, hij gewoonlijk zoo uitzag, schoof hem van het huis naar de stallingen heen en zei: „maakt dat gij weg komt en dat u de bazin niet ziet 1" (Wordt vervolgd)

Peel en Maas | 1941 | | pagina 5