TWTTFDT: BT.A1) VAN PEEL EN MAAS
Zaterdag 17 Mei 1941
Twee en Zestigste Jaargang No 20
OFFICIEELE NOTULEN van de
Openbare Vergadering van den Raad
der Gemeente Venray,
gehouden op Woensdag 30 April 1941,
des namiddags half vier.
Voorzitter: Mr. A. H. M. Janssen, Burgemeester.
Secretaris: de Heer A. F. M. van Haaren.
Afwezig met kennisgeving de Heeren Th. Camps en Th.
Wintels. Verder afwezig de Heeren Odenhoven en van Dijck.
De VOORZITTER opent de vergadering met gebed en gaat
vervolgens over tot het trekken van een nummer, wie in deze
vergadering het eerst zijn stem moet uitbrengen. Getrokken wordt
No 13 zoodat, aangezien slechts 12 leden aanwezig zijn, No. 1
der presentielijst, i.c, de Heer H. J. A. Janssen, dit bij eventu-
eele stemmingen het eerst moet doen.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 2 der
agenda
Ingekomen stukken
a. proces-verbaal van kasopname bij den Gemeente-Ontvan
ger le kwartaal 1941.
b. schrijven Ged. Staten van Limburg, betreffende goedkeu
ring verordening van 23 December 1940, tot aanvulling van de
verordening op het bouwen en de bewoning.
c. schrijven van Ged. Staten, houdende bericht van ontvangst
der door den Raad in zijne vergadering van 28 Februari 1941
vastgestelde verordening tot aanvulling der algemeene Politie
verordening (artikel 42a).
d. schrijven van Ged. Staten, houdende mededeeling, dat bij
den* Secretaris-generaal van het Dep. van Binnenlandsche Zaken
geene bedenkingen bestaan tegen het Raadsbesluit d.d. 28 Fe
bruari 1941. strekkende tot toekenning eener tijdelijke toelage
aan en tot tijdelijke verhooging van de kindertoelagen voor ge
meente-personeel.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad deze stukken
voor kennisgeving aan te nemen.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 3 der agenda:
Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot toetreding van
de gemeente tot de gemeenschappelijke regeling van gemeenten,
betreffende behandeling van gemeentelijke personeelsaangelegen
heden.
De desbetreffende circulaire heeft voor Heeren Raadsleden ter
inzage gelegen.
Naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders, zal de
oplossing bij voorkomende moeilijkheden aldus vergemakkelijkt
worden. De kosten zijn niet hoog te noemen en wegen daartegen
wel op.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad overeenkomstig
dit voorstel.
De VOORZITTER stelt daarna aan de orde punt 4 "der
agenda
v Voorstel van Burgemeester en Wethouders
Sfc. a. tot intrekking der door den Gemeenteraad in zijne verga
dering i-an 1 October 1940 vastgestelde verordening tot wijziging
der verordening, regelende de rangen, het aantal, de samenstel
ling, de eischen van benoembaarheid en de bezoldiging van de
ambtenaren der gemeente-politie.
b. tot wijziging en aanvulling der sub a laatst genoemde
verordening-
Bij voor de Heeren Raadsleden ter inzage gelegd schrijven van
den Heer Commissaris in de Provincie Limburg dd. 18 Maart
1941, le Afd. no. 1267/3, wordt aan Burgemeester en Wethou
ders medegedeeld, dat tegen een tijdelijke versterking van de
politie der gemeente Venray bezwaar wordt gemaakt
en dat het besluit van 1 October 1940 terzake mitsdien niet
kan worden goedgekeurd en derhalve behoort te worden inge
trokken.
Verder komt het den Secretaris-Generaal van het Departement
van Binnenlandsche Zaken, volgens zijn circulaire van 27 Febru
ari 1941, no. 5258 afd. B.B. Bur. Ó.O. en V. (deze ligt voor
de Heeren Raadsleden ter inzage) gewenscht voor, dat uit de
verordeningen ex. art. 223, 3e lid der Gemeentewet vervalt de
bepaling, dat voor capitulanten of gewezen capitulanten,-die tot
burgerlijk politie-ambtenaar zijn benoemd, van hun diensttijd bij
het korps politietroepen of bij het wapen der Marechaussée,
zes jaren niet worden medegeteld ter bepaling der hun toe te
kennen wedden. Deswege wordt voorgesteld het 2e lid van art.
5 sub 3 der verordening te schrappen.
Tenslotte is nog bij ter inzage gelegd schrijven van den Heer
Commissaris der Provincie dd. 10 April 1941, leAfd. No. 1782/9,
medegedeeld, dat de Secretaris-Generaal van het Departement
van Binnenlandsche Zaken het gewenscht acht, dat de toeken
ning eener tijdelijke toelage en tijdelijke verhooging van het mi
nimum bedrag der kindertoelagen van het politie-personeel niet
bij afzonderlijke verordening wordt geregeld, doch ingelascht in
de algemeene verordening betreffende jaarwedden enz. van de
ambtenaren der gemeente-politie. Vandaar het voorstel tot in
trekking der verordening van 28 Februari 1941, no. 15/16 en
een voorstel om de bepalingen, voorzoover noodig gewijzigd en
aangepast, in te lasschen in de Verordening, regelende de rangen,
het aantal, de samenstelling, de eischen van benoembaarheid en
de bezoldiging van de ambtenaren der gemeentepolitie te Venray.
Een en ander is verwerkt in een besluit, waarvan het ontwerp
ter inzage is gelegd voor de Heeren Raadsleden en dat den
Raad ter vaststelling wordt aangeboden.
Zonder hoofdelijke stemming vereenigt de Raad zich met dit
voorstel.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 5 der
agenda
Verzoek R.K. Slagersvereeniging te Venray, om te bepalen, dat
als uniforme sluitingstijd voor alle vleeschwinkels in deze ge
meente worden vastgesteld de Maandag voormiddag tot 13 uur,
tenzij deze dag valt in een week waarin een erkende Christelijke
feestdag voorkomt, alsmede de feestdagen van Allerheiligen en
Maria ten Hemelopneming, respectievelijk 1 November en 15
Augustus.
Het tot inwilliging van dit verzoek strekkend voorstel van
Burgemeester en Wethouders, belichaamd in een concept tot
wijziging en aanvulling der Winkelsluitingsverordening ligt, even
als het verzoek der R.K. Slagersvereeniging en eene op deze
materie betrekking hebbende circulaire van den Secretaris-Gene
raal van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheep
vaart, dd. 15 April 1941 no. 19078 J. A., voor de Heeren Raads
leden ter lezing. Burgemeester en Wethouders verzoeken tevens
den Raad hen de in de slotalinea dezer circulaire bedoelde
machtiging te verleenen, waartegen wel geen bezwaar zal bestaan.
De Heer VAN BOVEN zegt er niet t§gen te zijn de slagers
wille te wezen, doch vindt het bezwaarlijk vooral in dezen
ter
dat men dan reeds Zaterdags z'n kleine stukje vleesch ook
voor des Maandags zal moeten koopen. Spreker heeft geen be
zwaar tegen een anderen dag, ook niet tegen den Maandagmid
dag, maar vindt sluiting op den voormiddag des Maandags zeer
moeilijk voor het publiek.
De Heer PIJLS zegt ook bezwaar te hebben tegen den Maan
dagmorgen en zou voor het algemeen belang liever een anderen
dag nemen, als het tenminste een voormiddag moet zijn.
De Heer ODENHOVEN verschijnt ter vergadering.
De Heer MILLEN zegt van een der bestuursleden van den
plaatselijken Slagershond het schrijven van den Nederlandschen
Bond ter inzage gehad te hebben, Zelfs deze Bond heeft den
slagers gevraagd den Maandagnamiddag te nemen. Ook Spreker
had dit liever gezien.
De VOORZITTER zegt, dat de plaatselijke afdeeling heeft
gevraagd den Maandagvoormiddag. Misschien is 't dan het beste
dit verzoek aan te houden, dan kunnen B. en W. nog eens
overleg plegen met de Slagersvereeniging en de bezwaren van
den Raad naar voren brengen.
De Heer VAN BOVEN wijst nog op de mogelijkheid^van be
derf in den komenden zomertijd en dat zou toch zonde zijn,
want wij krijgen toch al zoo weinig.
De Heer MILLEN zou nog gewezen willen zien op de door
den Nederlandschen Slagershond gevraagde uniforme regeling
voor het geheele land.
Wordt algemeen goedgevonden dit verzoek aan te houden tot
een volgende vergadering, opdat B. en W. nog eerst overleg
kunnen plegen met de Slagersvereeniging.
Dan stelt de VOORZITTER aan de orde punt 6 der agenda:
Voorstel van Burgemeester en Wethouders om de verordening
op de heffing eener Precario-belasting in de gemeente Venray
te wijzigen.
Nu de Radio-distributie aan het Rijk is overgegaan, mag ter
zake van het hebben van palen en leidingen op of boven ge
meentegrond geen belasting meer geheven worden. Daarom wordt
voorgesteld de verordening thans met ingang van 1 Januari 1941
opnieuw vast te stellen met weglating van bedoeld onderdeel.
De Heer VAN DIJCK verschijnt ter vergadering.
De Heer MILLEN vraagt of deze belasting nog doel heeft.
Hoofdzaak was toch radio. Nu de opbrengst hiervan geheel gaat
vervallen, zou Spreker dan ook liever algeheele opheffing der
belasting zien.
De VOORZITTER antwoordt, dat dit beter bekeken kan wor
den nadat de belasting een jaar heeft gewerkt. Trouwens we
hebben ook een post hiervoor op de begrooting uitgetrokken.
Intrekking brengt weer begrootingswijziging mee enz.
Wordt algemeen goedgevonden de verordening opnieuw vast
te stellen met aanbrenging der daarin noodige wijzigingen.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 7 der
agenda:
Verzoek van P. Sanders om het onder hypothecair verband
geleend bedrag van de gemeente (f 1700.in zijn geheel te
mogen aflossen.
Burgemeester en Wethouders stellen voor deze aflossing, hoe
wel de gestelde termijn van 5 jaren nog niet is verstreken,
gens de bijzondere tijdsomstandigheden toe te staan.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad gunstig op dit
verzoek te beslissen.
Hierna wordt behandeld punt 8 der agenda:
Aanvrage van P. J. van Maris, Molenhof 2 te Venray, om hem
onder hypothecair verband voor zijn woning met circa 68 aren
grond een bedrag van f 2700.— ter leen te verstrekken.
Burgemeester en Wethouders stellen voor het gevraagd bedrag
ter leen te geven tegen 41/* pet. De desbetreffende stukken (uit
treksel kad. legger en schattingsrapporten) liggen voor de Heeren
Raadsleden ter inzage.
Wordt algemeen goedgevonden het gevraagde bedrag te ver
strekken.
Dan is aan de orde punt 9 der agenda
Aanvrage van J. Th. van Els, Beekweg 6a te Venray, om hem
onder hypothecair verband van zijn huis met tuin, groot circa 8
aren, een bedrag van f 1850.— ter leen te verstrekken.
Burgemeester en Wethouders stellen voor, het gevraagd be
drag ter leen te geven tegen 4x/4 pet. De desbetreffende stukken
(uittreksel kad. legger en schattingsrapport) liggen voor de Heeren
Raadsleden ter inzage.
De Heer VAN BOVEN zegt, dat van Els de bestaande hypo
theek aflost, omdat hij niet kan aflossen als hij wil. Maar, aldus
Spreker, dat kan hij toch bij de Gemeente ook niet
De VOORZITTER antwoordtgedurende de eerste 5 jaren
niet, maar dan wel.
Wordt algemeen goedgevonden het gevraagde bedrag te ver
strekken.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 10 der
agenda
Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan A. H. van
Vegchel, wiens pacht van de Hazenhut met 30 April 1941 af
loopt, deze boerderij, thans nog met circa 4.80 H.A. grond, in
gaande 1 Mei 1941 opnieuw te verpachten tegen den verlaagden
pachtprijs van f 150.-- per jaar.
De z.g. Hazenhut werd met ingang van 1 Mei 1938 voor den
tijd van 3 jaren verpacht aan A. H. van Vegchel, voor een
pachtprijs van f 210.per jaar. Het bijbehoorend bouw- en
weiland was toen groot 7.65 H.A. Door het graven van het De
fensiekanaal dwars door deze gronden, is een groot gedeelte
hiervan thans al sedert geruimen tijd niet meer bruikbaar of be
schikbaar voor den pachter. Daarvoor zal, wat den afgeloopen
tijd betreft, een vergelijk met van Vegchel moeten worden ge
troffen. Wat de nieuwe pacht betreft, achten Burgemeester en
Wethouders, nu het direct beschikbaar bouw- en weiland nog
geen 5 H.A. meer is, een pachtprijs van f 150.— voldoende.
Mocht ter plaatse in den Bakelschen Dijk een brug over het
kanaal worden gelegd er bestaat goede kans dat dit zal ge
schieden dan kunnen de gronden over het kanaal alsnog aan
v. Vegchel bijverpacht worden tegen een nader te bepalen prijs.
Mocht de brug er onverhoopt niet komen, dan zal moeten wor
den omgezien of op andere wijze nog 3 a 4 H.A. of wat meer
aan de thans feitelijk te kleine boerderij kunnen worden toege
voegd.
De Heer MILLEN vraagt, of het niet de bedoeling is geweest,
aan van Vegchel 3 a 4 H.A. grond bij te geven.
Zeker, zegt de VOORZITTER en daarop wordt ook gewezen
in de toelichting, maar nu bestaat de mogelijkheid, dat er een!
brug komt en dan krijgt hij den ouden grond terug.
De Heer MILLEN vraagt of dit niet geregeld had kunnen zijn.
Neen, zegt de VOORZITTER, want er is
- - juist gewacht op de
beslissing omtrent het al of niet komen van een brug.
tijd van distributie, nu men toch van alles niet te veel krijgt, j Wethouder PUBBEN zegt, dat Burgemeester en Wethouders
het wel zoo zullen regelen, dat van Vegchel tevreden is.
De Heer MILLEN wijst er op, dat zoo'n klein bedrijfje geen
bestaan oplevert. Spreker meent, dat het daarom toch nog beter
is van Vegchel er 3 a 4 H.A. bij te geven, ook al komt de
grond, gelegen over het kanaal, terug. De boerderij is dan toch
nog niet te groot.
De Heer STEEGHS is het hiermede eens: hoe grooter de
boederij hoe rendabeler.
De Heer VAN DIJCK zegt, dat het altijd een slecht boerde
rijtje geweest is. Er is nog nooit iemand op het boerderijtje
gestorven, dus, zoo beschouwd zou men zeggen, dat het huisje
wel goed is. De fout is, dat er te veel hooge gronden bij zijn.
Goed was daarom er enkele H.A. lageren grond bij te voegen.
Op het oogenblik is echter het verkrijgen van kunstmest een
groote moeilijkheid en als er daar geen kunstmest komt, heeft
van Vegchel er niets aan. Vooral heidegrond moet direct goed
bemest worden.
De Heer STEEGHS zou er dan desnoods de Gemeente laten
mesten. Al is het dan niet zoo dik, de grond wordt er toch beter
van.
Wethouder PUBBEN zou het maar aan Burgemeester en
Wethouders overlaten. Dezen zullen trachten het zoo te maken,
dat van Vegchel er boer wordt.
De VOORZITTER zegt nog, dat het wellicht te overwegenis
enkele H.A. daar b.v. door de Grontmij. te laten ontginnen en
dan bij de boerderij te voegen.
Wordt algemeen goedgevonden dit aan Burgemeester en Wet
houders over te laten, waarna de Raad zonder hoofdelijke stem
ming besluit tot het opnieuw verpachten der boerderij tegen den
verlaagden prijs overeenkomstig het voorstel van B. en W.
Hierna wordt behandeld punt 11 der 'agenda
Voorstel van Burgemeester en Wethouders om
a. aan het openbaar verkeer te onttrekken een gedeelte groot
circa 53.20 Aren van den Grooten Volenscheweg
b. dit weggedeelte te verkoopen aan de aangrenzende grond
eigenaren J. Burgers, J. Reintjes en Ma. Poels (wed. van J. van
Meyel) tegen een prijs, berekend naar f 3.— per Are.
De hierop betrekking hebbende stukken, als aanvrage, schat
ting en situatieteekening, zijn voor de Heeren Raadsleden ter
inzage gelegd. Het voornemen om bedoeld weggedeelde aan het
openbaar verkeer te onttrekken, is gepubliceerd in Peel en Maas,
11 December 1940 en daartegen zijn geen bezwaren ingebracht.
Het weggedeelte is ook voor het openbaar verkeer van geen
belang, zoodat geen bezwaar bestaat het aan aanvragers te ver
koopen.
Zonder hoofdelijke stemming vereenigt de Raad zich met dit
voorstel.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 12 der
agenda
Voorstel van Burgemeester en Wethouders om te bepalen.dat
voortaan het verhuren, verpachten of op eenige andere wijze in
gebruik geven der gemeente-eigendommen zal geschieden door
Burgemeester en Wethouders.
Volgens art. 172 der gemeentewet besluit de Raad omtrent
het verhuren, verpachten of op eenige andere wijze in gebruik
geven der gemeente-eigendommen, welke macht echter volgens
art. 212 van genoemde wet door Burgemeester en Wethouders
wordt uitgeoefend, indien de Raad daartoe besluit en naar door
dezen te stellen regelen. Dit Raadsbesluit behoeft de goedkeuring
van Gedeputeerde Staten, terwijl verder ook elk besluit van
Burgemeester en Wethouders tot onderhandsche verpachting enz.
de goedkeuring van Gedeputeerde Staten behoeft, evenals of het
Raadsbesluiten waren.
Aangezien in deze gemeente betrekkelijk veel verpachtingen
enz. moeten plaats hebben en het daarbij vaak gewenscht is in
het belang der gemeente spoedig te kunnen handelen, is het zeer
bevorderlijk voor een goeden gang van zaken, dat Burgemeester
en Wethouders hier vrijheid van handelen krijgen, zoodat niet
telkens eerst een Raadsvergadering behoeft te worden afgewacht.
Het toezicht van den Raad blijft toch bestaan, aangezien deze
telkens bij de begrooting een overzicht van de verpachtingen
enz. krijgt. Ook zullen Burgemeester en Wethouders gaarne
telkens na elke verpachting en verhuring den Raad daarvan
mededeeling doen in zijne eerstvolgende vergadering. Dit kan
de Raad desgewenscht als voorwaarde aan zijn besluit verbinden.
De Heer VAN BOVEN zegt geen bezwaar te hebben tegen
dit voorstel, maar zou er wel de voorwaarde aan willen verbin
den, die Burgemeester en Wethouders zelf al suggereeren.
De Heer REINTJES vraagt of dit voorstel alles insluit, dus
ook de groote verpachtingen, waarop de VOORZITTER beves
tigend antwoordt.
De Heer MILLEN zegt er zich niet mede te kunnen vereeni
gen. De Gemeente heeft veel gronden en boerderijen en er
komen er nog steeds bij. Binnenkort krijgen we weer verpachting
der boerderijen in het Venraysch Broek. Spreker vindt dit voor
stel te ver strekkend.
De Heer ODENHOVEN had ook liever dit punt niet op de
agenda gezienhet is te verregaand voor onze gemeente en
eenmaal uit handen gegeven, blijft het eeuwig gegeven.
De Heer STEEGHS is het eens met dit voorstel, voorzoover
het betreft de spoedeischende gevallen. Voor alle gevallen heeft
ook hij echter bezwaar. Spreker vindt het trouwens ook beter
voor den Raad het niet uit handen te geven, omdat hierin toch
verschillende deskundigen zitten.
Wethouder PUBBEN zegt, dat hij als Wethouder niet graag
de verantwoordelijkheid voor alle verpachtingen zou dragen: hij
heeft dan ook de strekking van dit voorstel niet geheel over
zien. Spreker had meer bedoeld de herverpachting der afloopende
gronden, zooals die dit jaar moet gebeuren, als daar zijn de
Testrik, Ysselsteyn en de groenstrook.
De Heer VAN DIJCK zegt van oordeel te zijn, dat in het
algemeen de verpachtingen eerder moeten gebeuren. Die per
ceeltjes in Ysselsteyn, die nu afloopen, hadden feitelijk reeds
gepubliceerd moeten zijn, want belanghebbenden moeten toch
eerder weten of ze den grond kunnen houden. Tijdig publiceeren
en verpachten van afloopende pachten zou in het voordeel van
beide partijen zijn.
De Heer REINTJES zou de herverpachting zoo willen regelen
dat b.v. in het begin van het jaar of bij de behandeling der
begrooting den Raad wordt medegedeeld, welke pachten afloo
pen, dan kon de Raad eventueel B. en W. machtigen tot het
houden hiervan.
De Heer STEEGHS zou voortaan minstens een half jaar voor
den tijd tot her verpachting overgaan.
Wethouder PUBBEN meent, dat de meeste pachters er op
rekenen, dat ze den grond kunnen houden; wij zitten trouwens
toch aan de Pachtwet vast.
De Heer VAN DIJCK meent, dat de gronden in Ysselsteyn
wel wat meer op zullen gaan brengentrouwens dit mag ook.
De Heer VAN BOVEN zegt zich met het voorstel van B. en