TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS FEUILLETON. Mei Napoleon naar Rusland en ferug. Ons weekpraatje. In Salomon s zoeklichten Marktberichten. Donderdag 31 October 1940 Ben en Zestigste Jaargang No 44 De perikelen der duisternis. Het wordt, ons voortdurend ge zegd, schrlftelyk voorgehouden en herhaald: we mogen op straat geen gebruik maken van een zaklantaarn, ook niet al Is deze zoo goed afge schermd als het maar kan. We hebben te wachten op het in den handel komen van speciale zak lampen met verduisterings-appara- tuur, vanwege het rijk goedgekeurd. Echter, op heden zyn die lampen er nog niet en het is ook niet te zeg gen, wanneer ze zullen komen, want men ls er nog maar mee in het stadium van onderzoek en be. proeving. Dat is toch eigenlijk een gekke geschiedenis. Men hield ons dat in den afgeloopen zomer ook ai voor, dat we wachten moesten op die speciale apparaten. Toen konden we nog wachten, maar thans zitten we met de lange, donkere winteravonden opgeschept, welker duisternis we nu en dan wel moeten trotseeren op straat. Het departement in Den Haag, waarbij deze aaD gelegen held ressorteert, dient toch een uitkomst te brengen, al ware het maar een tydelyke. Er zyn reeds te veel wandelaars verdronken; te velen hebben ernstige verwondingen opgeloopen. Voor de wielrijders zyn er ook speciale ver- dulsteringslampen met rykskeur in den handel gebracht, maar boven dien mag ieder voor zich zyn eigen ry wiel verlichting naar de eischen afstellen door beplakking van het lampglas tot op een spleet van 3 cM. na. Wie een fiets heeft, mag deze voor het doen van boodschappen aan de hand meevoeren. Daarbij mag zijn carbid- of kaarslamp een be hoorlijke spleet licht uitstralen. Waarom dan niet toegestaan, dat een zaklantaarn wordt meegedragen door wandelaars, een la taarn, waar van het glas desnoods geheel met carbonpapier dient te zijn beplakt Een klein beetje schijnsel is voldoen de om ernstige persoonlijke onge vallen te voorkomen. Er mag terzake heusch wat meer diligeatie worden verwacht vaD den betrokken Becretaris-generaal. Aan verduisteringszaklampen, die tegen den zomer in den handel komen, hebben we op het oogenblik niets en nooit zullen degenen er meer iets aan hebbeD, die dezen winter ver ongelukken. De oorlogsomstandigheden mogen ^nlet lelden tot traagheid In het ne men van noodzakelijke beslissingen. Integendeel, deze omstandigheden met haar veelheid van schokkende wisselingen, maken snelle aanpas- singsbeslulten driDgend gewenschi. Met treuzelen bevorderen we den chaos. In dat verband wijzen we ook nog eens op hel gemis aan voor schriften ten aanzien van de winkel sluiting. Toen er in den afgeloopen zomer werd gepolemiseerd ln de bla den over de wenschelijkheid van een vervroegde sluiting in den avond voor de toen nog komende wintermaan den, kwam er een officieus verzoek om op deze aangelegenheid niet vooruit te loopen, want in Den Haag werd er, in overleg met de betrok ken organisaties, aan gewerkt, dat een voor het geheele land geldende regeling tot stand zou komen. Nu is het winter en,., iedere winkelier doet waar hij lust in heeft. De een dwingt den ander om later open te blijven dan het algemeen belang verelscht. Men dwingt eikaar tot kostbare verduisteriDgsmaairegelen, waarvan de resultaten de uitgaven niet ver antwoorden. Md. Lotgevallen van een Belgischen soldaat. 25. Ik geloof, dat er onder die schil derijen veel meesterstukken waren. De baron bewonderde zoowel als ik de talenten mijns vriends wiens caricaturen hem vooral zeer behaagden. Alselmus deelde zijne vroolijkheid mede aan zijne teekeningen; de figuren welke hij op het doek bracht, lachtten, en zij deden deze lachen die ze be schouwden. En nogthans de moedige jongen had honderdmaal meer geleden dan noodig was om den dappersten voor altijd den lachlust te ontnemen. Zoowel als ik, werd hij door de Ko zakken gevangen genomen terwijl hij in de bosschen zweifde; doch hij had het geluk niet zijne beulen te ontvluchten en uitgeput van krachten kwam hij in Minski, waar, op een kleine afstand der stad, een gebouw in een gasthuis was veranderd. Daar hoopte hij een weinig uit te rusten, heelkundige hulp en een weinig voedsel te vinden. Het tegen overgestelde geschiedde. Het voorplein lag vol lijken die, op sommige plaatsen, onder de saamge- hoopte vuilnis verdwenen Eenige Pool- sche Joden, die min of meer een men- schelijk gedaante hadden, maar in wiens hart hoegenaamd geen menschelijke gevoelens meer heerschten, waren be last met die lijken weg te dragen en aan den oever van een rivier, die een Churchil in een schuilkelder. ..„40 jaar geleden Een merkwaardige politicus met: een aardje naar zijn vader. De huidige premier Winston Chur chill by wordt in de andere maand 66 jaar oud ls wellicht de eerste Eogelschman, die ooit van zijn leven uit oorlogsnoodzaak in een schuil kelder moest kruipen. Hij deed dat n.l. al 40 jaar geleden, tijdens den Boerenoorlog. Hy was toen oorlogs correspondent van de Morning Post en ervoer het in die dagen, dat de regeering van zyn land gemakkelrj ker oorlogen ontketent dan dat ze deze vlot tot een zegevierend einde weet te brengen. Het Brltsche leger, hetwelk Chur chil volgde, werd verslagen en onze oorlogscorrespondent werd door de Boeren gevangen gemaakt. Dat was een geweldige teistering voor den actieven geest van den jongen man en weldra bracht deze een plan tot ontsnapping in uitvoering. Hongerend en dorstig trok hij dagen achtereen door vyandelyk ge bied, tot bjj eindelijk zoo uitgeput raakte, dat hij aan een woning aan klopte, bereid om zich opnieuw ge vangen te laten nemen. Hy bleek echter terecht te zijn gekomen bij een Engelschen mijnopzichter. die ook in oorlogstijd eenige onmisbare werkzaamheden aan de verlaten mijn- Installaties moest blijven verrichten en daartoe van de Boerenautoritei- ten verlof had bekomen. Deze man verzorgde den uit geput- ten ChurchUl, maar hy durfde hem niet binnenshuis houden. Hy bracht hem enkele honderden meters onder den grond ln de mijn, waar de oor logscorrespondent zich weken ach tereen verborgen heeft moet en houden alvorens hy de gelegenheid bekwam om zich wederom hy de Brltsche strijdkrachten te vervoegen. Over zijn ervaringen schreef hy een succesvol boek „The Boer War", dat hem op den voorgrond der publieke belang stelling plaatste. Dat Churchill een buitengewoon goed stylist is, bleek ook uit de bibliografie, welke hij over zijn vader jBChreef, een vader* dier bij als mensch en staatsman hooge- lyk vereerde. Deze vader, Lord Randolph Chur chill, stierf in 1895, slechts 46 jaren oud, maar zyn korte leven is vervuld geweest van schitterende initiatieven en belangrijke daden. Hij was een tegenstander van den liberalen leider Gladstone, maar meermalen richtte hij ook hevige aanvallen, ln en bui ten het parlement, tegen de politiek der conservatieven, van welke groep hij deel uitmaakte. Hij was slagvaar dig, eerzuchtig en vol zelfvertrou wen, eigenschappen, welke zijn zoon blijkbaar vererfd heeft. Randolph Churchill verwierf zich aanhangers voor zyn uitzonderlijke standpuuten en vormde weldra met dezen de z.g. „Fourt Parly" (Vierde Patij), welke de leer der Tory demo cratie beleed; d.w.z. conservatief van staatkundig beginsel, maar hervor mingsgezind ten behoeve eener betere sociale positie van de massa. Hy kreeg zitting in het kablnet- Sallsbury (1885-'86) en regelde de expeditie van Birma welke hy ook tot een succesvol einde leidde. Dit zelfde Birma speelt als bevoorra- dingsweg voor Tsang Kai Sjek, uit Br. Indië naar China, thans een groote rol in de ontwikkeling der Brltsch- Japansche betrekkingen. In Augus tus 1886 werd Randolph Churchill Kanselier van de Schatkist, maar vrij spoedig legde hij dit ambt neer, omdat zijn collega's van oorlog en marine zich niet met zijn bezuini gingsplannen konden vereenigen. In weinig verder stroomde, te gaan ver branden. Honger, koude en ziekte leverden die verachtelijke lieden meer werk dan zij verrichten konden. Er zijn onder de Joden geleerde, rechtvaardige en liefdadige menschen, maar die moet men onder de Poolsche Joden niet zoeken Deze zijn er aan gewoon als verstootelingen of beter als ondieren behandeld te worden, en zij doen wat zij kunnen om de slecht ste faam te verdienen. Onze beulen lieten ons zes dagen lang zonder het minste voedsel, ver telde mij Anselmus, en de Joden, om ons lijden te vergrooten, zeide ons iederen morgen dat de levensmiddelen op weg waren en binnen eenige oogen- blikken zouden aankomen. Die tijding gaf ons een onuitsprekelijke vreugde, op welke dan een bittere teleurslelling volgde wanneer wij bemerkte, dat de hartelooze schelmen ons bedrogen hadden. Wanneer den zesden dag de Russen eindelijk eenige stukken beschuit aan de gevangenen brachten, vonden zij een middel uit welke hun zeer geestig scheen om die ongelukkigen meer dan ooit te plagen. Een korporaal verscheen voor de deur van elke kamer en wierp een handvol beschuit in 't midden der plaats. Wat er dan gebeurde kan men gemakkelijk gissen: de kloeksten en gezondsten hadden dra een goede voor raad, maar de zieken en gewonden, die van hun bed of van den grond niet konden opstaan, kregen niets. Dan lachte de korporaal dat hij schokte en hij ging naar een andere kamer waar dezelfde tooneelen plaats grepen. Het was zoo koud in de ziekenzalen, dat meer dan een gevangene in zijn bed bevroor. Anselmus en twee zijner vrienden besloten zoo spoedig mogelijk uit dit zonderling gasthuis, wat meer op een gevangenis geleek, te vluchten. Dit was niet gemakkelijk, want vooraleer zjjn laatste levensjaren was hy op positieleider in het Lagerhuis. Winston Churchill, de huidige Brltsche premier, kwam enkele jaren na zijns vaders dood en nadat hy een deel van den veldtocht in Trans vaal had meegemaakt, alsvert.egen- dlger van de Conservatieve Party in het Lagerhuis. Als vryhaüdelaar was hij een tegenstander van Chamber lains protectionistische politiek en dat werd aanleiding tot zyn over gang naar de liberale party. Als onderstaatssecretaris (1905'08) in een liberaal kabinet, streefde hy ernstig naar het economisch herstel van het door den oorlog zoo geleden hebbende Zuld-Afrika en naar de zelfstandigheid van dit gebiedsdeel als Britsch dominion. In 1909 werd onder zyn leiding stormgeloopen tegen het veto-recht van het Hoogerhuls inzake financiën en hij won den slag. In 1911 zien we hem als Eerste Lord der Britsche Admiraliteit (minister van marine), in welke functie hy de vloot tot een maximum-sterkte opvoerde met het oog op den komenden oorlog zoo- als hij later erkende metDultsch- land. In 1915 openbaarde hij, dat hy deze aanzienlijke vlootuitbreldlng elgenlyk had volbracht Ingevolge een belofte, welke hy daartoe had ge daan aan den ouden tiberalen leider Asquith. Tydens den vorlgen oorlog was Churchill als initiatiefnemer verant woordelijk voor twee ondernemingen der geallieerden, welke op een groot fiasco uitliepen, t.w. de aanval op Antwerpen en de expeditie naar de Dardanellen, waar tienduizenden Franschen en Engelschen zjjn geval len voor een verleen zaak. (De expeditie moest in 1916 aftrekken.) Ia Mei 1915 trad Churchill uit het kabinet. Toch hebben zoo goed als alle deskundigen achteraf de twee voornoemde Initiatieven van Churchill als schitterend erkend en de misluk king geweten aan de hopeloos slechte uitvoering. (Het Dakar-avontuur van onlangs herinnert eenigszins aan het initiatief der Dardanellen-expeditie.) Churchill ging na zijn aftreden stry- den in Frankryk, waar hy het Kon. Schotsche regiment commandeerde, In 1917 werd hy echter weer minis ter (van munitie voorziening en later, van 1918 '21 van luchtvaart). Hy toonde zich een groot tegen stander van het aanknoopen van be trekkingen met Sovjet-Rusland en kwam daardoor in conflict met Lloyd George. Van 1924-'28 maakte hy deel uit van de kabinetten van Baldwin en van Mac Donald; hij excelleerde in deze jaren als Kanselier van de Schatkist; hy voerde krachtige be zuinigingen door, gepaard aan niet malsche belastingverhoogingen en bracht aldus de Eogelsche financiën weer op gezonder basis. Op het oogenblik staat hy aan het hoofd der regeering als gevolg van den roep in het land om een krach- tlgen regeerlngsleider. Van zyn ver diensten of (en) tekortkomingen als chef van de Britsche politiek in den meest benauwenden tijd, welke het Imperium ooit heeft doorgemaakt, gewagen we hier niet. Voor een oor deel is het te vroeg; dat zal bljjven voorbehouden aan de geschiedenis. Md. De donkere dagen.*,* Hoe passeeren we de avonden* De vroege en lange avonden wor den een probleem. Zeker, zeker, ge zelligheid kent geen tyd. Ons volk is huiselyk van aard en we zullen het in den winter derhalve wel vinden met elkaar. In ieder geval we zullen het wel moeten! Sommi gen beschouwen het als eenoorlogs zich op weg te begeven moesten zij van het weinige beschuit, dat zij dage lijks ontvingen, een kleine voorraad verzamelen, wilden zij op hun reis niet van honger sterven. Toen zij eindelijk de kans waagden, gelukte zij erin de waakzaamheid der Russische soldaten te bedriegen en zij geraakte in het woud, waar zij langen tijd ronddwaalden voor zij den rechten weg vonden. Hoe Anselmus alleen in de nabijheid mijner schuilplaats kwam, had hij mij vroeger verteld. Alle dagen spraken wij van onze lotgevallen en bijzonder van de hoop welke wij koesterden om den een of anderen dag te vernemen dat de wegen veilig waren en dat wij de langge- wenschte reis naar het vaderland moch ten ondernemen In afwachting daarvan werkten wij vlijtig. Ons huisje werd een echte zaad- en fruitzolder. Gedurig bracht ik er nieuwe schatten in, alles goed op zijn plaats leggende, zoodat geen maga zijn, waar een half dozijn winkelbe dienden zijn, beter geregeld kon zijn. Anselmus verrijkte elke week ons museum met een nieuw meesterstuk. De goede baron kwam ons nog alle dagen bezoeken, maar het was gemak kelijk te zien dat hij minder vertrouwen had in de toekomst dan voorheen. Dik wijls deed hij zichtbaar moeite om zijn onrust te verbergen. Een dienaar was gedurig op weg om bij een vriend, die meer aan de grenskant woonde, de tijdingen af te halen, en die tijdingen werden ons zelden medegedeeld. Op zekeren avond zaten wij op een bank die door groot struikgewas over schaduwd en geheel verscholen was. Het was den heelen dag zeer warm geweest en wij hadden vlijtig gewerkt, ook deed de avondkoelte ons goed en wij genoten die aangename rust welke de vlijtigen alleen kunnen smaken. Met blijdschap hoorde wij voetstap pen naderen, de baron kwam ons volgens gewoonte bezoeken. winst, dat de huishoudens bijeen' gedreven worden in de lange, ver duisterde winteravonden. Want zoo zeggen zij, de moderne tyd had gevreten aan de huiselykheld van het Nederlandache karakter en nu zullen oud en jong het weer leeren inzien, hoe goed en knus of het wanneer we den haard tot midden punt hermaken van het familieleven, 't Kan waar zijn- Het kan echter ook zóó wezen, dat het gedwongen, regelmatige en langdurige samenzijn ons meer ge voelig maakt voor de kwade zyde van elkaarB humeur en dat in de lange komende avonden enkel het verlangen zal ontwaken en zich ontwikkelen naar den tijd, dat we van elkanders tegenwoordigheid ver lost zullen zyn. We voorzien moei- lykheden hier eD daar. Enkel reeds het gedwongen karakter van het samenzyn in staat om ons, Neder landers, te prikkelen; we hebben van nature bezwaar tegen het bezoeken van vergaderingen, welke boetplich- zyn gesteld Het zal heusch misloopen met de huiselyke gezelligheid, wanneer we de komende lange avonden niet te gemoet gaan met het vaste voorne men om véél van elkander te ver dragen en ons zeer lnschikkelyk te betoonen. Men zal moeten zoeken naar het juiste recept voor gezelligheid, want niets werkt slechter op het humeur dan de verveling, welke bovendien zeer aanstekelijk is. Aanbevolen wordt om veel te lezen. Soit! Er lijkt ons inderdaad geen nuttiger bezigheid te bestaan dan lezen, als ontspanning tenmins te. Het is vooral een prachtig recept tegen de verveling voor menschen, die alleen zyn. Maar men kan niet eiken dag heele avonden zitten lezen en ln grootere gezelschappen brengt het soms zyn bezwaren mee. Als de een leest en de ander praat en lacht, dat is niet bevorderlijk voor den vrede in huis. Heusch, het ls niet zoo gemakkelyk om te be denken, hoe men een paar honderd achtereenvolgende winteravonden met elkaar in vrede, liefde en een dracht zal kunnen doorbrengen. Wèt men ook onderneme, doe het zooveel mogelyk gezamenlijk. Zelfs als men tot kibbelen komt, behoeft niemand zich zelf van dit genot uit te sluiten. Als er twee in een kamer ruzie hebben en een derde zit er dan bij met een gezicht van wat- ben-ik-bly-dat-ik-niet-ben-als-zy, dan kan zulks alleen tot verder verderf van de stemming lelden. Een probaat middel tot gemeen- schappelyk gekibbel is een gezamen lijk kaartspelletje; ook al zit de een of ander dan niet met opzet te ver zaken, dan krjjgen we toch altijd wel een of andere reden om ons op te winden. De avond is er zoo mee om Iedereen kaart echter niet en niet weinigen hebben tegen dit spel zelfs princlpleele bedenkingen. Dezen raad ik het ganzeborden aanhet voert je naar den put, maar het is prettig om te bestatlgen, dat er steeds een ander opdaagt om je er uit te halen. Doch gekheid is gekheid, we staan van den winter voor een ge zelligheidsprobleem en de wijze, waarop we het oplossen zal van invloed zijn op het antwoord op de vraag, of het vele en langdurige aamenzijn ons dichter tot elkander zal brengen, dan wel de verwijdering zal bevorderen. Ia leder gezin zal het probieem op een geheel eigen wijze, passend naar den aard der karakters, moeten worden opgelost. Eén raad geldt voor allenhoudt u zooveel mogelijk gezamenlijk met iets bezig. Er is natuurlijk geen enkel be zwaar tegen, dat papa tijdelijk zyn afleiding zoekt in zyn krant, moeder in een handbezigheidje, de dochter in de lectuur van een daverende liefdesgeschiedenis en broer met het Zoodra wij hem echter zagen, ver anderde onze vreugd In angst. Onze weldoener zag er zeer teneergeslagen uit, de droefheid stond op zijn gezicht te lezen. - Mijn beste vrienden, sprak hij, een groot gevaar bedreigt ons; van uur tot uur zijn wij aan bezoex der Kazakken blootgesteld. Slechter nieuws konden wij niet ver nemen De Kozakkendit enkel woord deed ons schrikken en beven. Onze plicht was hier helder aangeduid. Wij mochten geen uur langer in dit gast vrije huis blijven en wij hadden ons schuldig gemaakt aan de grootste on dankbaarheid wanneer wij onze edel moedige beschermers aan de minste onaangenaamheid blootstelden. Wij zullen maar direct vertrekken, zei ik, want geen grooter ongeluk kan ons overkomen dan u om onzentwille te zien lijden. Dit is in 't geheel niet noodig, sprak de baron, zoo dreigend is toch het gevaar niet. Onze vijanden zwerven hier wel rondom, maar ik heb trouwe dienaars, die goed de wacht houden de Kozakken zullen ons niet ver rassen. - En gij zoudt dan hier door onze schuld gedurig in onrust leven neen, dit mag, dit zal niet gebeuren, riep ik uit. Laat ons vertrekken, mijnheer, om Gods liefde. Zoo kunnen wij toch ook niet van elkaar scheiden, hernam de baron, die vergeefsche pogingen deed om kalm te schijnen. Sedert gij hier op het kasteel zijt gekomen, heb ik u leeren beminnen. Mijne vrouw zoowel als ik, denkt niet zonder droefheid aan het naderend afscheidsuur. Die groote goedheid, die oprechte genegenheid ontroerden ons. Anselmus, nog teergevoeliger dan ik, keerde zich om en wischte twee dikke tranen uit zijne oogen, stille doch welsprekende getuigen van dankbaarheid. Welaan, sprak de baron, wij Gezegend blyft het aandenken van den deugdzame De naam der goddeloozen vergaat. (Spr. 10 7). Mooie stof voor een bidprentje. Die zijn soms al te geflatteerd. De eer en goede naam van een goed d.w.z. van een deugdzaam mensch blijft ook na den dood. God Zelf heeft deze heerlijke vruchten ver bonden aan deugdbeoefening. Want ook al worden er duizenden geruï neerd door diefstal van deze waarde volle goederen door sluwe tongen van scheinheilige lui, vroeg of laat keeren eer en goede naam triom- pheerend terug, al ls het soms pas na den dood. Niemand is bestand tegen de doorbraak van een sterk deugdenleven. Veel roovers van die goederen hebben by den dood van beroofden en eerloozen in naam, hun treurige misstap erkend. Zoo heeft da dood velen hersteld en als voor beeld gesteld. De zegen van den deugdzame mensch valt terug op de overlevenden, ook op de dieven. Hun eer en goede is een zegen en blyft gezegend. Is dit niet een opbeurende troost voor eerlooze deugdzamen Is dit niet een sterke prikkel om door te gaan met goed te zyn en het niet op te geven, door mee te-doen met rooven en ook onrechtvaardig te zyn Ouders, ook na Uw dood, is Uw eervol leven een voortgezette zegen, een doorloopende opvoeding van Uw kinderen, die er een zegenryke ver maning in vinden zoo te leven als ga. De naam der goddeloozen vergaat. Hard woord van een zeer wys man. God staat achter hem. Salomon bedoelt hier met godde loozen hen die leven alsof er geen God bestaat. Er zyn menschen die practlsch goddeloos leven, ofschoon zij theoretisch Godbelijders zyn. Het zijn zij, die hun leven zelf Inrichten, naar hun eigen goeddunken handelen, zich zelf wetten maken of ze ver draaien naar hun grillen. Zij kunnen wel voor een tijdje den schijn van eer en goede naam ophouden, maar langzaamaan verweert de ornamen- tale gevel en breekt het binnenste door. Dat is de doorbraak van hun schyn-helligheld. Zooals ongezouten vleesch langzaam bederft en een bloem langzaamaan verflenst, zoo vergaat stilaan de eer en goede naam van deugnieten. Want eer en goede naam groeien alleen op den voed zame bodem van een deugdenryk leven. zy sterven in den bodem van een zondig leven, worden daar ver stikt door de distels en doornen. De herinnering aan deze menschen is een afschuw en tevens een ernstige vermaning. De kinderen der godde loozen zyn vruchten die niet ver van den boom vallen. Een slechte boom brengt geen goede vruchten voort, evenmin als een goede boom slechte vruchten. Hun aandenken ls een vloek, geen zegen. Op hun bidprentje zou de tekst moeten staan, die Jezus Christus heeft gemaakt voor het bidprentje van Judas: „het ware beter dat hy nooit bestaan had." Dat zou een Duttig aandenken zyn. Eer en goede naam hangen niet af van het praten der menschen. God dank Want dan zouden velen, vooral de goeden, werkelyk eerloos zyn. Van Jezus Christus hebben ze van alles verteld. Wel kunnen zetydelyk geroofd worden door kwaadspreken en lasteren, met de ontstellende ge volgen van dien. Maar vroeg of laat komt het eerherstel. Dan staan de roovers diep beschaamd. Eer en goede naam hangen ten slotte af van deugdbeoefening, wy zyn dat waard en dat alleen, wat wy waard zyn in het oog van God. Met Hem hebben wy af te rekenen, alleen met Hem en met niemand anders. Troost U derhalve besprokenen en belasterden! Laat Uwschoonedeug den van geduld,^verdraagzaamheid en vergeving Uw geroofde eer en goede herstellen en de bekeering der roovers bespoedigen voordat het beter ware dat zy niet geleefd hadden. S.L. knoeien aan zyn spoortrein, maar eiken avond dient een gezamenlyke bezigheid het hoofdnummer van het program te zyn. Dat hoofdnummer kan een uurtje praten zyn, een spel letje, het luisteren naar een radio hoorspel of iets dergelyks. Ten zeer ste bevelen we echter aanhet dik- wyls en liefst regelmatig hardop voorlezen van een goed en spannend boek, welks strekking aansluit aan het ia het gezin gekweekte en ge koesterde gedachtenleven. Zoo iets verveelt nooit en steeds zullen de gezinsleden haken naar het uur, dat voor de voorzetting van het lezen ls bepaald. Moeder sluite het boek echter tel kens weer na de lezing weg en geve niemand de gelegenheid om ln per. sooniyke vrye uren zyn of haar nieuwsgierigheid naar het verdere verloop der geschiedenis te voldoen. De lezers moeten elkaar om beur ten afwisselen. Dat is een zeer goede oefening, waarvan men later in het leven zyn plezier en voordeel zal hebben. Door het regelmatig hardop lezen verliezen we een goed deel van de schuchterheid, welke ons, Nederlan ders nog al eens kenmerkt. Afdoen de zullen we het ook leeren om goed te lezen, wat een kunst ls. Een kunst, welke ons hebben we haar eenmaal ender de knie in staat stelt om ons op vlotte wyze uit te drukken, wanneer we ln het gewone maatschappelyke ver keer gedachten en gevoelens moeten openbaren. DIXI. moeten meer krachtdadigheid aan den dag leggen. Het spijt mij eenigzins, dat ik u het gevaar deed kennen, welk ons bedreigt. Doch ik kon niet anders handelen, want mij moeten toch eenige maatregelen nemen. Geen betere maatregel, haastte ik mij te zeggen, dan onmiddellijk van hier te vertrekken. Dit zal niet geschieden! riep de baron. Ik smeek u..., Neenziehier wat wij moeten doen. Reeds dezen avond zullen wij een goed pak levensmiddelen bereiden; houdt u altijd reisvaardig en bij het minste gevaar welk u bedreigt, vlucht dan weg, zelfs ■zonder ons te verwit tigen, indien het anders niet kan ge schieden. Van onzen kant zullen wij ook wel opletten of er geen vijanden in de buurt zijn. In afwachting, ziehier twee voorwerpen, die u zeer nuttig zullen wezen. Dit zeggende reikte hij ons een goed voorziene beurs en een kaart van de streken, die wij nog moesten door reizen. Wij waren slechts een twintigtal uren van de Ooslenrijksche grens verwijderd en in dit land zouden wij niet zoo'n goede vrienden, maar toch beschaafde menschen ontmoeten Hij bleef nog een uur lang bij ons ën keerde dan nog diep nadenkend naar het kasteel terug. Onze neerslachtigheid was groot Vooral Anselmus kon zijn tranen niet weerhouden, want hij vreesde, dat de baron ons de waarheid verborgen had en zelf aan grootere gevaren was blootgesteld dan hij vertelde. Ook wou hij denzelfden nacht nog vertrekken. Zoowel als gij, zei ik, ben ik niet van plan, nog langer hier te blijven, doch gaarne zou ik onze wel doeners nog voor de laatste maal eens weerzien en hun de verzekering geven dat ik tot den Iaatsten stond mijns levens met vurige dankbaarheid ten Dc Nederlandsche Unie in Limburg. Zooals bekend, heeft De Nederland sche Unie voor haar organisatie ons land ln vyftien „gewesten" verdeeld: de elf provincies, de drie groote steden (Amsterdam, Rotterdam en Den Haag) en de Zuid-Hollandsche eilanden. Aan het hoofd van elk ge west staat een secretaris, die een gewestelyken raad reeds voor Am sterdam geïnstalleerd en thans is dit instituut ook in Limburg gereed gekomen. Dat de mynbouw op de samenstelling van dezen gewestely ken raad zyn stempel drukt, spreekt wel vanzelf. De navolgende personen namen er zitting in: F. Receveur, Venlo; Ir. W. J. Dewez; Rykslandbouw- consulent Roermond; J. de Wever, my'Dwerker, Heerlen. Ir. A. Paulen, mynlngenleur, Hoens- broek; Mej. M. Berden, arbeldslnspectrlce, Maastricht en Jan Maenen, bestuurder, Werklie- denbond, Heerlen. Leider van het gewest Limburg ls de heer Ir. F. Wyffels, mynlngenleur te Rumpen. ROERMOND. Op de Coöp. Veiling- vereeniging van Maandag was de aanvoer 1 850.000 eieren. Kippeneieren exp. f 5 50 tot;' f 7.50 Eendeneieren van f 4.50 tot f 5.00 hunnen opzichte zal bezield blijven. Anselmus antwoordde niet. In weer wil onzer begeerte om zoo spoedig mogelijk door ons vertrek alle gevaren van onze edele beschermers af te keeren en alhoewel ons hart vreugde vol klopte wanneer wij aan ons vader land dachten, 'och hielden wij van die stille in weelderig lóover verborgen schuilplaats, waar wij zooveel aange name uren hadden doorgebracht. Mijn vriend, wiens dichterlijk gemoed lot in zijn minste werken doorstraalde, stapte met koortsachtige aandoening heen en weer. Eindelijk besloten wij 's anderdaags 's morgens een brief te schrijven waar in wij onze weldoeners den diepge- voe'.den dank zouden uitdrukken. Wij zouden dien brief op tafel leggen en dan stil langs een opening in de haag den tuin verlaten. We baden vervolgens ous avondge bed en waren op het punt naar onze slaapkamei te gaan, toen de deur ge opend werd. Een dienaar van den baron stapte binnen; hij bracht ons een groot pak beschuit, gezouten vleesch, 'n warm brood, paper, zout en tamelijk veel chocolade, meer dan wij noodig had den oms gedurende 'n gansche week te voeden en diensvolgens de Oosten- rijksche grenzen te bereiken, indien wij het geluk hadden de Kozakken te vermijden. De brave jongen, die ons dit alles bracht, ziende dat wij ongerust waren, gaf ons te begrijpen, dat wij voor 't oogenblik niets bang te zijn. Hij zei ons goeden nacht en vertrok. Het was mij onmogelijk te slapen, ik waakte. Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1940 | | pagina 5