TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
FEUILLETON.
Mei Napoleon naar
Rusland en ferug.
Ons weekpraatje.
In Salomon s zoeklichten
Marktberichten.
Donderdag 31 October 1940
Ben en Zestigste Jaargang No 44
De perikelen der
duisternis.
Het wordt, ons voortdurend ge
zegd, schrlftelyk voorgehouden en
herhaald: we mogen op straat geen
gebruik maken van een zaklantaarn,
ook niet al Is deze zoo goed afge
schermd als het maar kan.
We hebben te wachten op het in
den handel komen van speciale zak
lampen met verduisterings-appara-
tuur, vanwege het rijk goedgekeurd.
Echter, op heden zyn die lampen er
nog niet en het is ook niet te zeg
gen, wanneer ze zullen komen,
want men ls er nog maar mee in
het stadium van onderzoek en be.
proeving.
Dat is toch eigenlijk een gekke
geschiedenis. Men hield ons dat in
den afgeloopen zomer ook ai voor,
dat we wachten moesten op die
speciale apparaten. Toen konden we
nog wachten, maar thans zitten we
met de lange, donkere winteravonden
opgeschept, welker duisternis we nu
en dan wel moeten trotseeren op
straat. Het departement in Den
Haag, waarbij deze aaD gelegen held
ressorteert, dient toch een uitkomst
te brengen, al ware het maar een
tydelyke.
Er zyn reeds te veel wandelaars
verdronken; te velen hebben ernstige
verwondingen opgeloopen. Voor de
wielrijders zyn er ook speciale ver-
dulsteringslampen met rykskeur in
den handel gebracht, maar boven
dien mag ieder voor zich zyn eigen
ry wiel verlichting naar de eischen
afstellen door beplakking van het
lampglas tot op een spleet van 3
cM. na.
Wie een fiets heeft, mag deze
voor het doen van boodschappen
aan de hand meevoeren. Daarbij mag
zijn carbid- of kaarslamp een be
hoorlijke spleet licht uitstralen.
Waarom dan niet toegestaan, dat
een zaklantaarn wordt meegedragen
door wandelaars, een la taarn, waar
van het glas desnoods geheel met
carbonpapier dient te zijn beplakt
Een klein beetje schijnsel is voldoen
de om ernstige persoonlijke onge
vallen te voorkomen.
Er mag terzake heusch wat meer
diligeatie worden verwacht vaD den
betrokken Becretaris-generaal. Aan
verduisteringszaklampen, die tegen
den zomer in den handel komen,
hebben we op het oogenblik niets en
nooit zullen degenen er meer iets
aan hebbeD, die dezen winter ver
ongelukken.
De oorlogsomstandigheden mogen
^nlet lelden tot traagheid In het ne
men van noodzakelijke beslissingen.
Integendeel, deze omstandigheden
met haar veelheid van schokkende
wisselingen, maken snelle aanpas-
singsbeslulten driDgend gewenschi.
Met treuzelen bevorderen we den
chaos. In dat verband wijzen we ook
nog eens op hel gemis aan voor
schriften ten aanzien van de winkel
sluiting. Toen er in den afgeloopen
zomer werd gepolemiseerd ln de bla
den over de wenschelijkheid van een
vervroegde sluiting in den avond voor
de toen nog komende wintermaan
den, kwam er een officieus verzoek
om op deze aangelegenheid niet
vooruit te loopen, want in Den Haag
werd er, in overleg met de betrok
ken organisaties, aan gewerkt, dat
een voor het geheele land geldende
regeling tot stand zou komen. Nu is
het winter en,., iedere winkelier doet
waar hij lust in heeft. De een dwingt
den ander om later open te blijven
dan het algemeen belang verelscht.
Men dwingt eikaar tot kostbare
verduisteriDgsmaairegelen, waarvan
de resultaten de uitgaven niet ver
antwoorden. Md.
Lotgevallen van een
Belgischen soldaat.
25.
Ik geloof, dat er onder die schil
derijen veel meesterstukken waren. De
baron bewonderde zoowel als ik de
talenten mijns vriends wiens caricaturen
hem vooral zeer behaagden.
Alselmus deelde zijne vroolijkheid
mede aan zijne teekeningen; de figuren
welke hij op het doek bracht, lachtten,
en zij deden deze lachen die ze be
schouwden.
En nogthans de moedige jongen had
honderdmaal meer geleden dan noodig
was om den dappersten voor altijd den
lachlust te ontnemen.
Zoowel als ik, werd hij door de Ko
zakken gevangen genomen terwijl hij in
de bosschen zweifde; doch hij had het
geluk niet zijne beulen te ontvluchten
en uitgeput van krachten kwam hij in
Minski, waar, op een kleine afstand der
stad, een gebouw in een gasthuis was
veranderd. Daar hoopte hij een weinig
uit te rusten, heelkundige hulp en een
weinig voedsel te vinden. Het tegen
overgestelde geschiedde.
Het voorplein lag vol lijken die, op
sommige plaatsen, onder de saamge-
hoopte vuilnis verdwenen Eenige Pool-
sche Joden, die min of meer een men-
schelijk gedaante hadden, maar in wiens
hart hoegenaamd geen menschelijke
gevoelens meer heerschten, waren be
last met die lijken weg te dragen en
aan den oever van een rivier, die een
Churchil in een
schuilkelder.
..„40 jaar geleden
Een merkwaardige politicus
met: een aardje naar zijn vader.
De huidige premier Winston Chur
chill by wordt in de andere maand
66 jaar oud ls wellicht de eerste
Eogelschman, die ooit van zijn leven
uit oorlogsnoodzaak in een schuil
kelder moest kruipen. Hij deed dat
n.l. al 40 jaar geleden, tijdens den
Boerenoorlog. Hy was toen oorlogs
correspondent van de Morning Post
en ervoer het in die dagen, dat de
regeering van zyn land gemakkelrj
ker oorlogen ontketent dan dat ze
deze vlot tot een zegevierend einde
weet te brengen.
Het Brltsche leger, hetwelk Chur
chil volgde, werd verslagen en onze
oorlogscorrespondent werd door de
Boeren gevangen gemaakt. Dat was
een geweldige teistering voor den
actieven geest van den jongen man
en weldra bracht deze een plan tot
ontsnapping in uitvoering.
Hongerend en dorstig trok hij
dagen achtereen door vyandelyk ge
bied, tot bjj eindelijk zoo uitgeput
raakte, dat hij aan een woning aan
klopte, bereid om zich opnieuw ge
vangen te laten nemen. Hy bleek
echter terecht te zijn gekomen bij
een Engelschen mijnopzichter. die
ook in oorlogstijd eenige onmisbare
werkzaamheden aan de verlaten mijn-
Installaties moest blijven verrichten
en daartoe van de Boerenautoritei-
ten verlof had bekomen.
Deze man verzorgde den uit geput-
ten ChurchUl, maar hy durfde hem
niet binnenshuis houden. Hy bracht
hem enkele honderden meters onder
den grond ln de mijn, waar de oor
logscorrespondent zich weken ach
tereen verborgen heeft moet en houden
alvorens hy de gelegenheid bekwam
om zich wederom hy de Brltsche
strijdkrachten te vervoegen. Over zijn
ervaringen schreef hy een succesvol
boek „The Boer War", dat hem op
den voorgrond der publieke belang
stelling plaatste. Dat Churchill een
buitengewoon goed stylist is, bleek
ook uit de bibliografie, welke hij over
zijn vader jBChreef, een vader* dier
bij als mensch en staatsman hooge-
lyk vereerde.
Deze vader, Lord Randolph Chur
chill, stierf in 1895, slechts 46 jaren
oud, maar zyn korte leven is vervuld
geweest van schitterende initiatieven
en belangrijke daden. Hij was een
tegenstander van den liberalen leider
Gladstone, maar meermalen richtte
hij ook hevige aanvallen, ln en bui
ten het parlement, tegen de politiek
der conservatieven, van welke groep
hij deel uitmaakte. Hij was slagvaar
dig, eerzuchtig en vol zelfvertrou
wen, eigenschappen, welke zijn zoon
blijkbaar vererfd heeft.
Randolph Churchill verwierf zich
aanhangers voor zyn uitzonderlijke
standpuuten en vormde weldra met
dezen de z.g. „Fourt Parly" (Vierde
Patij), welke de leer der Tory demo
cratie beleed; d.w.z. conservatief van
staatkundig beginsel, maar hervor
mingsgezind ten behoeve eener betere
sociale positie van de massa.
Hy kreeg zitting in het kablnet-
Sallsbury (1885-'86) en regelde de
expeditie van Birma welke hy ook
tot een succesvol einde leidde. Dit
zelfde Birma speelt als bevoorra-
dingsweg voor Tsang Kai Sjek, uit
Br. Indië naar China, thans een groote
rol in de ontwikkeling der Brltsch-
Japansche betrekkingen. In Augus
tus 1886 werd Randolph Churchill
Kanselier van de Schatkist, maar
vrij spoedig legde hij dit ambt neer,
omdat zijn collega's van oorlog en
marine zich niet met zijn bezuini
gingsplannen konden vereenigen. In
weinig verder stroomde, te gaan ver
branden. Honger, koude en ziekte
leverden die verachtelijke lieden meer
werk dan zij verrichten konden.
Er zijn onder de Joden geleerde,
rechtvaardige en liefdadige menschen,
maar die moet men onder de Poolsche
Joden niet zoeken Deze zijn er aan
gewoon als verstootelingen of beter
als ondieren behandeld te worden, en
zij doen wat zij kunnen om de slecht
ste faam te verdienen.
Onze beulen lieten ons zes dagen
lang zonder het minste voedsel, ver
telde mij Anselmus, en de Joden, om
ons lijden te vergrooten, zeide ons
iederen morgen dat de levensmiddelen
op weg waren en binnen eenige oogen-
blikken zouden aankomen. Die tijding
gaf ons een onuitsprekelijke vreugde,
op welke dan een bittere teleurslelling
volgde wanneer wij bemerkte, dat de
hartelooze schelmen ons bedrogen
hadden.
Wanneer den zesden dag de Russen
eindelijk eenige stukken beschuit aan
de gevangenen brachten, vonden zij een
middel uit welke hun zeer geestig
scheen om die ongelukkigen meer dan
ooit te plagen.
Een korporaal verscheen voor de
deur van elke kamer en wierp een
handvol beschuit in 't midden der
plaats. Wat er dan gebeurde kan men
gemakkelijk gissen: de kloeksten en
gezondsten hadden dra een goede voor
raad, maar de zieken en gewonden, die
van hun bed of van den grond niet
konden opstaan, kregen niets. Dan
lachte de korporaal dat hij schokte en
hij ging naar een andere kamer waar
dezelfde tooneelen plaats grepen.
Het was zoo koud in de ziekenzalen,
dat meer dan een gevangene in zijn
bed bevroor.
Anselmus en twee zijner vrienden
besloten zoo spoedig mogelijk uit dit
zonderling gasthuis, wat meer op een
gevangenis geleek, te vluchten. Dit
was niet gemakkelijk, want vooraleer
zjjn laatste levensjaren was hy op
positieleider in het Lagerhuis.
Winston Churchill, de huidige
Brltsche premier, kwam enkele jaren
na zijns vaders dood en nadat hy
een deel van den veldtocht in Trans
vaal had meegemaakt, alsvert.egen-
dlger van de Conservatieve Party in
het Lagerhuis. Als vryhaüdelaar was
hij een tegenstander van Chamber
lains protectionistische politiek en
dat werd aanleiding tot zyn over
gang naar de liberale party. Als
onderstaatssecretaris (1905'08) in
een liberaal kabinet, streefde hy
ernstig naar het economisch herstel
van het door den oorlog zoo geleden
hebbende Zuld-Afrika en naar de
zelfstandigheid van dit gebiedsdeel
als Britsch dominion.
In 1909 werd onder zyn leiding
stormgeloopen tegen het veto-recht
van het Hoogerhuls inzake financiën
en hij won den slag. In 1911 zien we
hem als Eerste Lord der Britsche
Admiraliteit (minister van marine),
in welke functie hy de vloot tot een
maximum-sterkte opvoerde met het
oog op den komenden oorlog zoo-
als hij later erkende metDultsch-
land. In 1915 openbaarde hij, dat hy
deze aanzienlijke vlootuitbreldlng
elgenlyk had volbracht Ingevolge een
belofte, welke hy daartoe had ge
daan aan den ouden tiberalen leider
Asquith.
Tydens den vorlgen oorlog was
Churchill als initiatiefnemer verant
woordelijk voor twee ondernemingen
der geallieerden, welke op een groot
fiasco uitliepen, t.w. de aanval op
Antwerpen en de expeditie naar de
Dardanellen, waar tienduizenden
Franschen en Engelschen zjjn geval
len voor een verleen zaak. (De
expeditie moest in 1916 aftrekken.)
Ia Mei 1915 trad Churchill uit het
kabinet. Toch hebben zoo goed als
alle deskundigen achteraf de twee
voornoemde Initiatieven van Churchill
als schitterend erkend en de misluk
king geweten aan de hopeloos slechte
uitvoering. (Het Dakar-avontuur van
onlangs herinnert eenigszins aan het
initiatief der Dardanellen-expeditie.)
Churchill ging na zijn aftreden stry-
den in Frankryk, waar hy het Kon.
Schotsche regiment commandeerde,
In 1917 werd hy echter weer minis
ter (van munitie voorziening en later,
van 1918 '21 van luchtvaart).
Hy toonde zich een groot tegen
stander van het aanknoopen van be
trekkingen met Sovjet-Rusland en
kwam daardoor in conflict met Lloyd
George. Van 1924-'28 maakte hy deel
uit van de kabinetten van Baldwin
en van Mac Donald; hij excelleerde
in deze jaren als Kanselier van de
Schatkist; hy voerde krachtige be
zuinigingen door, gepaard aan niet
malsche belastingverhoogingen en
bracht aldus de Eogelsche financiën
weer op gezonder basis.
Op het oogenblik staat hy aan het
hoofd der regeering als gevolg van
den roep in het land om een krach-
tlgen regeerlngsleider. Van zyn ver
diensten of (en) tekortkomingen als
chef van de Britsche politiek in den
meest benauwenden tijd, welke het
Imperium ooit heeft doorgemaakt,
gewagen we hier niet. Voor een oor
deel is het te vroeg; dat zal bljjven
voorbehouden aan de geschiedenis.
Md.
De donkere dagen.*,*
Hoe passeeren we de
avonden*
De vroege en lange avonden wor
den een probleem. Zeker, zeker, ge
zelligheid kent geen tyd. Ons volk
is huiselyk van aard en we zullen
het in den winter derhalve wel
vinden met elkaar. In ieder geval
we zullen het wel moeten! Sommi
gen beschouwen het als eenoorlogs
zich op weg te begeven moesten zij
van het weinige beschuit, dat zij dage
lijks ontvingen, een kleine voorraad
verzamelen, wilden zij op hun reis niet
van honger sterven.
Toen zij eindelijk de kans waagden,
gelukte zij erin de waakzaamheid der
Russische soldaten te bedriegen en zij
geraakte in het woud, waar zij langen
tijd ronddwaalden voor zij den rechten
weg vonden. Hoe Anselmus alleen in
de nabijheid mijner schuilplaats kwam,
had hij mij vroeger verteld.
Alle dagen spraken wij van onze
lotgevallen en bijzonder van de hoop
welke wij koesterden om den een of
anderen dag te vernemen dat de wegen
veilig waren en dat wij de langge-
wenschte reis naar het vaderland moch
ten ondernemen
In afwachting daarvan werkten wij
vlijtig. Ons huisje werd een echte
zaad- en fruitzolder. Gedurig bracht ik
er nieuwe schatten in, alles goed op
zijn plaats leggende, zoodat geen maga
zijn, waar een half dozijn winkelbe
dienden zijn, beter geregeld kon zijn.
Anselmus verrijkte elke week ons
museum met een nieuw meesterstuk.
De goede baron kwam ons nog alle
dagen bezoeken, maar het was gemak
kelijk te zien dat hij minder vertrouwen
had in de toekomst dan voorheen. Dik
wijls deed hij zichtbaar moeite om zijn
onrust te verbergen. Een dienaar was
gedurig op weg om bij een vriend,
die meer aan de grenskant woonde, de
tijdingen af te halen, en die tijdingen
werden ons zelden medegedeeld.
Op zekeren avond zaten wij op een
bank die door groot struikgewas over
schaduwd en geheel verscholen was.
Het was den heelen dag zeer warm
geweest en wij hadden vlijtig gewerkt,
ook deed de avondkoelte ons goed en
wij genoten die aangename rust welke
de vlijtigen alleen kunnen smaken.
Met blijdschap hoorde wij voetstap
pen naderen, de baron kwam ons
volgens gewoonte bezoeken.
winst, dat de huishoudens bijeen'
gedreven worden in de lange, ver
duisterde winteravonden. Want zoo
zeggen zij, de moderne tyd had
gevreten aan de huiselykheld van
het Nederlandache karakter en nu
zullen oud en jong het weer leeren
inzien, hoe goed en knus of het
wanneer we den haard tot midden
punt hermaken van het familieleven,
't Kan waar zijn-
Het kan echter ook zóó wezen,
dat het gedwongen, regelmatige en
langdurige samenzijn ons meer ge
voelig maakt voor de kwade zyde
van elkaarB humeur en dat in de
lange komende avonden enkel het
verlangen zal ontwaken en zich
ontwikkelen naar den tijd, dat we
van elkanders tegenwoordigheid ver
lost zullen zyn. We voorzien moei-
lykheden hier eD daar. Enkel reeds
het gedwongen karakter van het
samenzyn in staat om ons, Neder
landers, te prikkelen; we hebben van
nature bezwaar tegen het bezoeken
van vergaderingen, welke boetplich-
zyn gesteld
Het zal heusch misloopen met de
huiselyke gezelligheid, wanneer we
de komende lange avonden niet te
gemoet gaan met het vaste voorne
men om véél van elkander te ver
dragen en ons zeer lnschikkelyk te
betoonen.
Men zal moeten zoeken naar het
juiste recept voor gezelligheid, want
niets werkt slechter op het humeur
dan de verveling, welke bovendien
zeer aanstekelijk is.
Aanbevolen wordt om veel te
lezen. Soit! Er lijkt ons inderdaad
geen nuttiger bezigheid te bestaan
dan lezen, als ontspanning tenmins
te. Het is vooral een prachtig recept
tegen de verveling voor menschen,
die alleen zyn.
Maar men kan niet eiken dag
heele avonden zitten lezen en ln
grootere gezelschappen brengt het
soms zyn bezwaren mee.
Als de een leest en de ander praat
en lacht, dat is niet bevorderlijk
voor den vrede in huis. Heusch, het
ls niet zoo gemakkelyk om te be
denken, hoe men een paar honderd
achtereenvolgende winteravonden
met elkaar in vrede, liefde en een
dracht zal kunnen doorbrengen.
Wèt men ook onderneme, doe het
zooveel mogelyk gezamenlijk. Zelfs
als men tot kibbelen komt, behoeft
niemand zich zelf van dit genot uit
te sluiten. Als er twee in een kamer
ruzie hebben en een derde zit er
dan bij met een gezicht van wat-
ben-ik-bly-dat-ik-niet-ben-als-zy, dan
kan zulks alleen tot verder verderf
van de stemming lelden.
Een probaat middel tot gemeen-
schappelyk gekibbel is een gezamen
lijk kaartspelletje; ook al zit de een
of ander dan niet met opzet te ver
zaken, dan krjjgen we toch altijd
wel een of andere reden om ons op
te winden. De avond is er zoo mee
om
Iedereen kaart echter niet en niet
weinigen hebben tegen dit spel zelfs
princlpleele bedenkingen. Dezen raad
ik het ganzeborden aanhet voert
je naar den put, maar het is prettig
om te bestatlgen, dat er steeds een
ander opdaagt om je er uit te halen.
Doch gekheid is gekheid, we
staan van den winter voor een ge
zelligheidsprobleem en de wijze,
waarop we het oplossen zal van
invloed zijn op het antwoord op de
vraag, of het vele en langdurige
aamenzijn ons dichter tot elkander
zal brengen, dan wel de verwijdering
zal bevorderen. Ia leder gezin zal
het probieem op een geheel eigen
wijze, passend naar den aard der
karakters, moeten worden opgelost.
Eén raad geldt voor allenhoudt u
zooveel mogelijk gezamenlijk met
iets bezig.
Er is natuurlijk geen enkel be
zwaar tegen, dat papa tijdelijk zyn
afleiding zoekt in zyn krant, moeder
in een handbezigheidje, de dochter
in de lectuur van een daverende
liefdesgeschiedenis en broer met het
Zoodra wij hem echter zagen, ver
anderde onze vreugd In angst. Onze
weldoener zag er zeer teneergeslagen
uit, de droefheid stond op zijn gezicht
te lezen.
- Mijn beste vrienden, sprak hij,
een groot gevaar bedreigt ons; van
uur tot uur zijn wij aan bezoex der
Kazakken blootgesteld.
Slechter nieuws konden wij niet ver
nemen De Kozakkendit enkel woord
deed ons schrikken en beven. Onze
plicht was hier helder aangeduid. Wij
mochten geen uur langer in dit gast
vrije huis blijven en wij hadden ons
schuldig gemaakt aan de grootste on
dankbaarheid wanneer wij onze edel
moedige beschermers aan de minste
onaangenaamheid blootstelden.
Wij zullen maar direct vertrekken,
zei ik, want geen grooter ongeluk kan
ons overkomen dan u om onzentwille
te zien lijden.
Dit is in 't geheel niet noodig,
sprak de baron, zoo dreigend is toch
het gevaar niet. Onze vijanden zwerven
hier wel rondom, maar ik heb trouwe
dienaars, die goed de wacht houden
de Kozakken zullen ons niet ver
rassen.
- En gij zoudt dan hier door onze
schuld gedurig in onrust leven neen,
dit mag, dit zal niet gebeuren, riep ik
uit. Laat ons vertrekken, mijnheer, om
Gods liefde.
Zoo kunnen wij toch ook niet
van elkaar scheiden, hernam de baron,
die vergeefsche pogingen deed om
kalm te schijnen. Sedert gij hier op
het kasteel zijt gekomen, heb ik u
leeren beminnen. Mijne vrouw zoowel
als ik, denkt niet zonder droefheid aan
het naderend afscheidsuur.
Die groote goedheid, die oprechte
genegenheid ontroerden ons. Anselmus,
nog teergevoeliger dan ik, keerde zich
om en wischte twee dikke tranen uit
zijne oogen, stille doch welsprekende
getuigen van dankbaarheid.
Welaan, sprak de baron, wij
Gezegend blyft het aandenken van den deugdzame
De naam der goddeloozen vergaat.
(Spr. 10 7).
Mooie stof voor een bidprentje.
Die zijn soms al te geflatteerd. De
eer en goede naam van een goed
d.w.z. van een deugdzaam mensch
blijft ook na den dood. God Zelf
heeft deze heerlijke vruchten ver
bonden aan deugdbeoefening. Want
ook al worden er duizenden geruï
neerd door diefstal van deze waarde
volle goederen door sluwe tongen
van scheinheilige lui, vroeg of laat
keeren eer en goede naam triom-
pheerend terug, al ls het soms pas
na den dood. Niemand is bestand
tegen de doorbraak van een sterk
deugdenleven. Veel roovers van die
goederen hebben by den dood van
beroofden en eerloozen in naam, hun
treurige misstap erkend. Zoo heeft
da dood velen hersteld en als voor
beeld gesteld. De zegen van den
deugdzame mensch valt terug op de
overlevenden, ook op de dieven. Hun
eer en goede is een zegen en blyft
gezegend.
Is dit niet een opbeurende troost
voor eerlooze deugdzamen Is dit
niet een sterke prikkel om door te
gaan met goed te zyn en het niet
op te geven, door mee te-doen met
rooven en ook onrechtvaardig te zyn
Ouders, ook na Uw dood, is Uw
eervol leven een voortgezette zegen,
een doorloopende opvoeding van Uw
kinderen, die er een zegenryke ver
maning in vinden zoo te leven als
ga.
De naam der goddeloozen vergaat.
Hard woord van een zeer wys man.
God staat achter hem.
Salomon bedoelt hier met godde
loozen hen die leven alsof er geen
God bestaat. Er zyn menschen die
practlsch goddeloos leven, ofschoon
zij theoretisch Godbelijders zyn. Het
zijn zij, die hun leven zelf Inrichten,
naar hun eigen goeddunken handelen,
zich zelf wetten maken of ze ver
draaien naar hun grillen. Zij kunnen
wel voor een tijdje den schijn van
eer en goede naam ophouden, maar
langzaamaan verweert de ornamen-
tale gevel en breekt het binnenste
door. Dat is de doorbraak van hun
schyn-helligheld. Zooals ongezouten
vleesch langzaam bederft en een
bloem langzaamaan verflenst, zoo
vergaat stilaan de eer en goede naam
van deugnieten. Want eer en goede
naam groeien alleen op den voed
zame bodem van een deugdenryk
leven. zy sterven in den bodem van
een zondig leven, worden daar ver
stikt door de distels en doornen. De
herinnering aan deze menschen is
een afschuw en tevens een ernstige
vermaning. De kinderen der godde
loozen zyn vruchten die niet ver van
den boom vallen. Een slechte boom
brengt geen goede vruchten voort,
evenmin als een goede boom slechte
vruchten. Hun aandenken ls een
vloek, geen zegen. Op hun bidprentje
zou de tekst moeten staan, die Jezus
Christus heeft gemaakt voor het
bidprentje van Judas: „het ware
beter dat hy nooit bestaan had." Dat
zou een Duttig aandenken zyn.
Eer en goede naam hangen niet af
van het praten der menschen. God
dank Want dan zouden velen, vooral
de goeden, werkelyk eerloos zyn.
Van Jezus Christus hebben ze van
alles verteld. Wel kunnen zetydelyk
geroofd worden door kwaadspreken
en lasteren, met de ontstellende ge
volgen van dien. Maar vroeg of laat
komt het eerherstel. Dan staan de
roovers diep beschaamd.
Eer en goede naam hangen ten
slotte af van deugdbeoefening, wy
zyn dat waard en dat alleen, wat
wy waard zyn in het oog van God.
Met Hem hebben wy af te rekenen,
alleen met Hem en met niemand
anders.
Troost U derhalve besprokenen en
belasterden! Laat Uwschoonedeug
den van geduld,^verdraagzaamheid
en vergeving Uw geroofde eer en
goede herstellen en de bekeering der
roovers bespoedigen voordat het beter
ware dat zy niet geleefd hadden.
S.L.
knoeien aan zyn spoortrein, maar
eiken avond dient een gezamenlyke
bezigheid het hoofdnummer van het
program te zyn. Dat hoofdnummer
kan een uurtje praten zyn, een spel
letje, het luisteren naar een radio
hoorspel of iets dergelyks. Ten zeer
ste bevelen we echter aanhet dik-
wyls en liefst regelmatig hardop
voorlezen van een goed en spannend
boek, welks strekking aansluit aan
het ia het gezin gekweekte en ge
koesterde gedachtenleven. Zoo iets
verveelt nooit en steeds zullen de
gezinsleden haken naar het uur, dat
voor de voorzetting van het lezen ls
bepaald.
Moeder sluite het boek echter tel
kens weer na de lezing weg en geve
niemand de gelegenheid om ln per.
sooniyke vrye uren zyn of haar
nieuwsgierigheid naar het verdere
verloop der geschiedenis te voldoen.
De lezers moeten elkaar om beur
ten afwisselen. Dat is een zeer goede
oefening, waarvan men later in het
leven zyn plezier en voordeel zal
hebben.
Door het regelmatig hardop lezen
verliezen we een goed deel van de
schuchterheid, welke ons, Nederlan
ders nog al eens kenmerkt. Afdoen
de zullen we het ook leeren om
goed te lezen, wat een kunst ls.
Een kunst, welke ons hebben
we haar eenmaal ender de knie
in staat stelt om ons op vlotte
wyze uit te drukken, wanneer we ln
het gewone maatschappelyke ver
keer gedachten en gevoelens moeten
openbaren. DIXI.
moeten meer krachtdadigheid aan den
dag leggen. Het spijt mij eenigzins,
dat ik u het gevaar deed kennen, welk
ons bedreigt. Doch ik kon niet anders
handelen, want mij moeten toch eenige
maatregelen nemen.
Geen betere maatregel, haastte ik
mij te zeggen, dan onmiddellijk van
hier te vertrekken.
Dit zal niet geschieden! riep de
baron.
Ik smeek u...,
Neenziehier wat wij moeten
doen. Reeds dezen avond zullen wij
een goed pak levensmiddelen bereiden;
houdt u altijd reisvaardig en bij het
minste gevaar welk u bedreigt, vlucht
dan weg, zelfs ■zonder ons te verwit
tigen, indien het anders niet kan ge
schieden. Van onzen kant zullen wij
ook wel opletten of er geen vijanden
in de buurt zijn. In afwachting, ziehier
twee voorwerpen, die u zeer nuttig
zullen wezen.
Dit zeggende reikte hij ons een goed
voorziene beurs en een kaart van de
streken, die wij nog moesten door
reizen.
Wij waren slechts een twintigtal uren
van de Ooslenrijksche grens verwijderd
en in dit land zouden wij niet zoo'n
goede vrienden, maar toch beschaafde
menschen ontmoeten
Hij bleef nog een uur lang bij ons
ën keerde dan nog diep nadenkend
naar het kasteel terug.
Onze neerslachtigheid was groot
Vooral Anselmus kon zijn tranen niet
weerhouden, want hij vreesde, dat de
baron ons de waarheid verborgen had
en zelf aan grootere gevaren was
blootgesteld dan hij vertelde. Ook wou
hij denzelfden nacht nog vertrekken.
Zoowel als gij, zei ik, ben ik
niet van plan, nog langer hier te
blijven, doch gaarne zou ik onze wel
doeners nog voor de laatste maal eens
weerzien en hun de verzekering geven
dat ik tot den Iaatsten stond mijns
levens met vurige dankbaarheid ten
Dc Nederlandsche Unie
in Limburg.
Zooals bekend, heeft De Nederland
sche Unie voor haar organisatie ons
land ln vyftien „gewesten" verdeeld:
de elf provincies, de drie groote
steden (Amsterdam, Rotterdam en
Den Haag) en de Zuid-Hollandsche
eilanden. Aan het hoofd van elk ge
west staat een secretaris, die een
gewestelyken raad reeds voor Am
sterdam geïnstalleerd en thans is
dit instituut ook in Limburg gereed
gekomen. Dat de mynbouw op de
samenstelling van dezen gewestely
ken raad zyn stempel drukt, spreekt
wel vanzelf. De navolgende personen
namen er zitting in:
F. Receveur, Venlo;
Ir. W. J. Dewez; Rykslandbouw-
consulent Roermond;
J. de Wever, my'Dwerker, Heerlen.
Ir. A. Paulen, mynlngenleur, Hoens-
broek;
Mej. M. Berden, arbeldslnspectrlce,
Maastricht en
Jan Maenen, bestuurder, Werklie-
denbond, Heerlen.
Leider van het gewest Limburg ls
de heer Ir. F. Wyffels, mynlngenleur
te Rumpen.
ROERMOND. Op de Coöp. Veiling-
vereeniging van Maandag was de
aanvoer 1 850.000 eieren.
Kippeneieren exp. f 5 50 tot;' f 7.50
Eendeneieren van f 4.50 tot f 5.00
hunnen opzichte zal bezield blijven.
Anselmus antwoordde niet. In weer
wil onzer begeerte om zoo spoedig
mogelijk door ons vertrek alle gevaren
van onze edele beschermers af te
keeren en alhoewel ons hart vreugde
vol klopte wanneer wij aan ons vader
land dachten, 'och hielden wij van die
stille in weelderig lóover verborgen
schuilplaats, waar wij zooveel aange
name uren hadden doorgebracht.
Mijn vriend, wiens dichterlijk gemoed
lot in zijn minste werken doorstraalde,
stapte met koortsachtige aandoening
heen en weer.
Eindelijk besloten wij 's anderdaags
's morgens een brief te schrijven waar
in wij onze weldoeners den diepge-
voe'.den dank zouden uitdrukken. Wij
zouden dien brief op tafel leggen en
dan stil langs een opening in de haag
den tuin verlaten.
We baden vervolgens ous avondge
bed en waren op het punt naar onze
slaapkamei te gaan, toen de deur ge
opend werd.
Een dienaar van den baron stapte
binnen; hij bracht ons een groot pak
beschuit, gezouten vleesch, 'n warm
brood, paper, zout en tamelijk veel
chocolade, meer dan wij noodig had
den oms gedurende 'n gansche week
te voeden en diensvolgens de Oosten-
rijksche grenzen te bereiken, indien
wij het geluk hadden de Kozakken te
vermijden.
De brave jongen, die ons dit alles
bracht, ziende dat wij ongerust waren,
gaf ons te begrijpen, dat wij voor 't
oogenblik niets bang te zijn. Hij zei
ons goeden nacht en vertrok.
Het was mij onmogelijk te slapen,
ik waakte.
Wordt vervolgd.