TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Heer bescherm ons.
FEUILLETON.
Mei Napoleon naar
Rusland en lerug.
Ons weekpraatje.
In Salomon s zoeklichten
Provinciaal Nieuws
fcns;
Zaterdag 12 October 1940
Ben en Zestigste Jaargang No 41
Waar ligt Petit-Lanaye?
Bij de huidige veelvoudige ver
schuiving der grenzen in Europa
"valt het wel eens moeilijk precies
de juiste ligging van een bepaal
de stad of dorp aan te geven.
Mag men het derhalve wel kwa
lijk nemen, wanneer sommige
bezoekers van vroegere danscen
tra zich niet meer zuiver weten
te oriënteeren en wanneer de
vloed van vreemdelingen, in
plaats van gelijk vroeger, zich
naar de overzijde der grens te
richten, zich per abuis aan deze
zijde der Maas bewegen blijft
Ja, waar ligt nu Petit-Lanaye
Misschien ergens in Zuid-Lim
burg
Er is ook zooveel geschied
sinds de stormachtige Pinkster
dagen van dit jaar, dat ons to
taal uit den koers heeft geslagen.
Is het misschien dat daarginds
aan de overzij der Maas de
menschen ernstiger zijn gewor
den en er geen gelegenheid meer
geven tot excessen ofwel omdat
de huidige dansminnaars meer of
min van de wijs pardon van
den weg af zijn geraakt
Het blijft een puzzle.
In alle geval, een feit is het,
dat de stroom van dansers ver
legd is van Petit-Lanaye naar
eenige andere plaatsen in het
Zuiden van ons Limburg. Daar
wordt ongeveer iederen Zondag
gedanst en gesprongen van je
welste.
Maar bleef het daar nog bij I
De zedelijke verduistering is
nog een paar graadjes erger dan
de stoffelijke verduistering. En
het parool onder de Limburgsche
dansers luidl: Wil je ongestoord
dansen (en de rest), ga dan naar
Zelfs vanaf Roermond komt
men afzakken naar het uiterste
Zuiden.
Men danst. Men walst. Men
springt...
Schots en scheef.
Recht en krom.
Hots en bots.
De vloeren dreunen ervan.
Het is een monotoon geluid
als van paardenhoeven, die de
planken rammelen. Jammer van
het dure hout. De vloeren slijten.
Erger nog: de beurzen slijten
Ergst van al: de goede zeden
slijten I
Soms schrikt men wakker van
een slag en men meent, dat dan
ergens ver weg een bom insloeg
en geschrokken menschen op
straat het geval luidruchtig be
praten. O neen, het waren maar
hossende en joelende dansparen,
die den ernst der tijden niet be
grijpen.
Die dès te luider springen en
zingen in de nachtelijke uren,
naarmate het bloed van door
bomsplinters verscheurde burgers,
vrouwen en kinderen, de steden
roodverft en eiken nacht jeugdige
piloten in den bloei hunnerjaren
Lotgevallen van een
Belgischen soldaat.
22.
Al da landbouwers die wij bezochten,
kenden hem z:ergoed en verwelkom
den hem als een ouden vriend. Om
zijnentwille werd ik overal goed ont
haald. Jammer was het dat ik onder
wee niet met hem kon praten
Wanneer wij soms van verre eenige
Kozakken zagen voorbij rijden, drukte
hij door teekens zijn spijt uit omdat zij
zoo talrijk waren Hij scheen genegen
om er een paar den nek om te wrin
gen.
Onze reis duurde drie dagen. Toen
wij in de nabijheid van bet kasteel
kwamen, gal lvan mij een teeken dat
ik mij in een kreupelboschje moest
verbergen Alhoewel lk een aanbeve-
llngsbriel bij mij droeg, was ik niet
gerust Zou de baron mij goed ontvan
gen ledereen is toch niet genegen
om uit loutere menschlievendheld zijn
eigen leven en dat van zijn huisgezin
in gevaar te brengen. Misschien zou
hij mij een aalmoes geven, mij den
rechten weg aanduiden dien ik volgen
moest, en mij dan aan mijn lot over
laten..
Mijn vriend kwam weldra terug. Hij
zag er vroolijk uit en gaf mij een teeken
dat ik hem moest volgen.
De baron, zijn echtgenoote en drie
lieve kinderen stonden mij op te wach
ten.
Wees welkom, sprak de heer,
als vallende herfstbladeren
met hun in brand geschoten ma
chines neerdwarrelen.
Men danst... ondanks dat er
vanaf den preekstoel zoo drin
gend is gewaarschuwd tegen
uitspattingen. Ondanks hel feit,
dat de bezettings-overheid hierin
het voorbeeld geeft van ernst en
dicipline en de Duitsche mili
tairen zich gereserveerd gedragen
tegenover de vrouwelijke sekse,
Nu ja, de dansers draaien wat
ten in hun ooren en draaien
maar lustig voort. Waarschuwin
gen en lieve woordjes baten hier
niemandal. Precies draaitollen,
Hoe harder ge ze geeselt,ihoe
doller ze draaien.
De slagen van het noodlot
of liever de Voorzienigheid
hebben aan deze levende draai
tollen nog niets geleerd.
Ze geraken nog verder van den
weg af en draaien de modder
gooi in.
Men danstmen kan er niet
van slapen. Als ware het nog niet
genoeg, dat we tengevolge van
onze gekraakte zenuwen en het
gedurig nachtelijk gedaver der
vliegtuigmotoren slaap te kort
komen, zijn er nieuwe rustver
stoorders komen opdagen; het
gelai van dronkelappen, het gegil
van dansmeiden en het gejodel
van tingeltangels.
Een vreemdsoortig carnavals
driemanschap, dat een unie heeft
gesloten tot bevordering der sla
peloosheid.
Wat moet er bij dat al van
onze jeugd terechtkomen
Want er zijn kinderen van 16
jaar, die meedansen. Ze beliegen
zonder blozen de zaai- en ca
féhouders, door hun leeftijd te
vervalschen en deze knijpen
met een blik op de geldla, de
oogen dicht. En kinderen staan
aan de open deuren of gluren
door de spleten der verduisterde
ramen naar binnen. Als ware 't
een circus of beestenspel.
We wenschen niemand persoon
lijk te treffen. We zouden slechts
de houders van dansgelegen
heden bescheiden willen toe
roepen: Waakt over de jeugd en
wacht u voor excessen. Zorgt op
zijn minst, dat eenieder matig
blijft.
En wat op den stikdonkeren
weg naar huis geschiedt, wie
moet dat verantwoorden Zou
hier de overheid niet wat stren
ger kunnen toezien, zoo men ten
minste het dansen niet beperken
of in dezen tijd totaal afschaffen
wil
Op een eenvoudig veldkruis
aan de snijding der wegen, te
midden der bouwlanden, leest
men het opschrift, door een oud
pastoor aldaar aangebracht:
HEER, BESCHERM ONS 1
Heer, als het ooit noodig was,
dan NU I
Intusschen wiebelen de dansers
maar voort. Zondag in, Zondag
uit. (De Geulbode)
mijn vriend heeft goed gehandeld u
hierheen te zenden Bij hem was u
zonder ophouden in gevaar, hier ont
vangen wij zeer weinig bezoek van
onze goede vrienden de Kozakken.
Kom binnen.
Wat zijn die Polen toch edelmoedige
menschen 1 Hoe oud en versleten ik
ook mag zijn, toch zou ik nog moed
en sterkte genoeg vinden om de wapens
op te nemen, indien het verdrukte
Polen hulp vroeg om zijn onafhankelijk
heid weer te eischen.
De baronnes, die zoo goed de Fran-
sche taal kende als haar echtgenoot,
deed mij de eene vraag na de andere,
en ik moest haar dien zelfden avond
mijn geschiedenis vertellen.
Wat mij het meest behaagde was de
beminnelijkheid der lieve kinderen Het
jongste vooral, een dikke vierjarige
krullebol, was dadelijk mijn beste vriend.
Hij kroop op mijn knieën, trok aan
mijn baard, toonde mij zijn mooi houten
paard en zijn trommel en vroeg mij of
ik den volgenden dag bij hem wou
blijven, en den anderen dag ook, altijd,
om met hem te spelen en te wandelen.
Ik beloofde hem alles wat hij ver
langde, en nog meer, en eindelijk viel
de kleine op mijn knieën in slaap.
Na het avondmaal zeide de baron
dat hij mij den volgenden morgen naar
een schuilplaats zou brengen waar ik
gerust het mooie weder en misschien
zelfs het einde van den oorlog kon
afwachten.
Dit laatste behaagde mij niet te veel.
Wat ik vooral begeerde, was dadelijk
mijn reis voort te zetten en naar mijn
vaderland terug te keeren.
Dan sprak de baron verder: ik
zie wel, mijn vriend, dat gij niets weet
van hetgeen er sedert eenige dagen
gebeurd is. Gij zoudt gaarne het leger
inhalen, zegt gijde Fransche Keizer
is alleen weggevlucht en van zijn groot
leger bestaat er niets meer. Misschien
bedrieg ik mij, maar ik geloof dat:
Napoleons rol ten einde is. De konin-l
Identiteitskaarten en
haar prijs.
Pas nadat we in den oorlog be
trokken zgn geraakt, kwamen we
het te weten althans te hooren
hoe weinig er deugde va» ons
staatsbestel en hoeveel er ten onzent
verbeterd dient te worden. Ik geloof
wel, dat er ter zake wat overdreven
wordt en ik herinner me inderdaad
nog enkele dingen uit het verleden,
welke lk, geen plutocraat zjjnde,
nog wel weet te waardeeren.
Maar nochtansik geloof natuur
lijk onvoorwaardelijk, dat de nieuwe
orde volmaakter zal wezen dan de
oude en dat we derhalve een goede
toekomst tegemoet gaan, als we aan
dezelve ijverig en met vertrouwen
medewerken.
Voor het bouwen van die toekomst
dienen we ons echter offers te ge
troosten de co3t gaat de baat
vooruit. Daarop heeft o.m. Dr. Hans
Fischböck voorbereid ln een artikel
in de Deutsche Zeltung in den Nie-
derlanden. Dr. Fischböck is commis
saris-generaal voor financiën en
economische zaken bij het Rijks
commissariaat.
Het artikel gaat over het toe
komstige economische leven van
Nederland en betoogt o.m. de nood'
zaak, dat het ten onzent ook tot
een belastinghervorming zal moeten
komen. Hjj schrijft
De te verwachten achteruitgang
van de douane-inkomsten van
den staat en de buitengewone
uitgaven, welke op de begroo
ting drukken, maken menige be
lastinghervorming noodzakelijk,
welke tot doel moet hebben de
belasting-inkomsten aanzienlijk
te doen stijgen. Bjj deze hervor
ming wordt in de eerste plaats
rekening gehouden met de eischen
van sociale rechtvaardigheid.
Overigens zal de Nederlandsche
bevolking steeds voor oogen
moeten houden, dat zg per hoofd
van de bevolking ongeveer half
zoo weinig belasting betaalt als
de Rjjksdultscher.
We schijnen er ons dus op te
moeten voorbereiden, dat we het op
belastinggebied in de toekomst lang
niet zoo goed meer zullen hebben
als weleer, maar de vestiging van
sociale rechtvaardigheid is zulk een
prijs waard.
Niet alle gemeentebesturen lijken
er ons op heden reeds van doordron
gen, dat het begrip „sociale recht
vaardigheid" ook bij de heffing zelve
van belasting, geldend moet worden
gemaakt. Dat bleek wel bij de uit
reiking van de identiteitskaarten.
Voor deze kaarten werden van rijks
wege formulieren ter beschikking
gesteld, welke aan de gemeenten
f 5.50 per duizend stuks kostte, dus
circa een halven cent per exemplaar.
Op die kaarten behoefde een invul
ling van slechts enkele woorden te
geschieden, in het algemeen gaf
dat niet veel méér werk dan het
geldend maken van de stamkaart
tot Identiteitskaart. Welnu, er waren
tal van gemeent best uren, die de
speciale identiteitskaarten gratis aan
de Ingezetenen deden uitreiken
andere rekenden 5 centen voor de
kosten en de moeite, wat ons billijk
voorkomtmaar in niet weinige
plaatsen van ons land moest voor
zoo'n kaart van een hal ven cent
waarde, niet minder dan 40 50 ct.,
ja, ook wel een gulden worden
neergeteld
Dat is geen sociale rechtvaardig
heid betrachten, maar een ongemoti
veerde extra-belasting opleggeD,
welke geen rekening houdt met
draagkracht en de groote gezinnen,
meestentijds de armste gezinnen, het
zwaarst trof. Men beroepe zich ter
zake niet op een bestaande verorde
ning, want toen die in het leven
werd geroepeD, was men niet bedacht
op buitengewone omstandigheden als
de huidige. Een identiteitskaart
vragen we niet aan uit een oogpunt
van persoonlijk belang, maar om te
voldoen aan een voorschrift van de
overheid. Het leek ons goed om op
deze zaak eens de aandacht te
vestigen, nu we binnenkort allen
weer zullen worden verplicht om het
huidige identiteitsbewijs door een
nieuw te doen vervangen.
Bonnenruil.
In mijn bijdrage van de vorige
week deed ik een niet geheel ernstig
gemeend beroep op vegetariërs-lezers,
die voor hun menu appelen tekort
kwamen, om hun vleeschbonnen met
me te ruilen tegen een bescheiden
portie van den oogst uit mijn zéér
bescheiden boomgaard, Ik ontving
aanbiedingen, maar niet van vege
tariërs. Ze kwamen van menschen
met groote gezinnen, die me beken
den, dat ze meer vleesch kregen
toegewezen dan ze betalen konden.
En het was ook het gemis aan pen
ningen, welke hun belette om zich
gezond fruit aan te schaffen. Zouden
we elkaar niet wat kunnen helpen
op de door mij beschreven manier
Waarom zoeken we geen ruilrelaties
vla de rubriek „Kleine Advertentlën?'
Het verhandelen dus koopen en ver-
koopen van bonnen, vind lk moreel
odjuist, maar het ruilen van bon
tegen of van bon tegen etenswaar
Is een eerlijke oplossing van moei
lijkheden. Ik ken een groot gezin,
dat uit papeters bestaat. Dit gezin
ruilt b.v. broodbonnen tegen rijst- en
meelbonnen. Aldus ruilend, wordt
niemand tekort gedaan, maar krijgt
ieder datgene, wat hij het meest be
hoeft. Zoo is ook een groot en arm
gezin niet gebaat met vleeschbonnen,
waar het geen vleesch voor kan
koopen, maar als het een deel dezer
bonnen nu kan ruilen voor een be
hoorlijke portie fruit, dan eet de
vleescheter met smaak en het groote
gezin eet zich gezond.
DIXL
Een vadsige hand kweekt armoe,
De hand der vlijtlgen maakt rijk.
(Spr. 10: 4),
gen van Germaansch ras varlaten hem
en worden zijn vijanden. Zoudt gij nu
in Oostenrijk komen, dan zou men u
doen kiezenten strijde trekken tegen
uw eigen volk of in de gevangenis te
worden geworpen.
Die tijding bedroefde mij. Doch ik
beeldde mij in dat de baron dit alles
maar zei om mij te weerhouden, en ik
haastte mij hem de verzekering te
geven dat ik in staat was op nieuw de
wapens te dragen om mijn vermoordde
makkers te helpen wreken.
Eenige dagen vroeger, toen ik be
zweek van honger en koude, had ik
zoo niet gesproken.
Mijn edele beschermer deed mij toch
eindelijk begrijpen, dat het een groote
onvoorzichtigheid zou geweest zijn om
gansch alleen door een land te willen
reizen waar Napoleon en zijn soldaten
niet méér bemind waren dan in Rus
land.
U beloofde fe wachten.
Daags daarna geleidde de baron mij
in den hof die, uitgenomen langs de
groote verkeersweg, zich rond de wo
ning uitstrekte, door een dennenbosch
omringd was en zoo wijd liep, dat men
er het einde niet van zag.
Ziehier, zei hij, het voorplein van
uw gevangenis, gij zult niet te klagen
hebben, dat lucht en ruimte u ont
breken.
Geheel naar achter, in 't midden van
dicht en hoogopschietend struikgewas,
toonde hij mij een net Zwitsersch huis
je, een juweeltje, een nestje tusschen
t loover verborgen.
Dit, zei de baron, is uwe gevan
genis. Wij zullen hier boeken, papier,
jennen, inkt, tabak en bier brengen,
binnen eenige weken, wanneer sneeuw
en ijs zal verdwenen zijn, kunt gij in
den hof werken. Ik maak u tot mijn
eersten hovenier. En wanneer betere
dagen gekomen zijn, zal ik de eerste
zijn om u te zeggen: Ga heen, keer
terug bij hen die u reeds lang ver
wachten.
VENRAY, 12 Oct. 1940
LUXOR-THEATER
vertoont deze week wederom een
groot ach filmwerk „MOEDER", een
fiim die tot het hart spreekt.
Ka:he Dorsch heeft die taak met
glans volbracht. In haar spel is ze
die moeder, zooals zg in het hart
van elk waarachtig mensch leeft en
ln de poëzie van alle eeuwen be
zongen is: de altijd zorgende, de
altijd vergevende, de altgd blgmoe-
dlge. Men moet toegeven de kinderen
in deze film zgn echte kinderen, die
vechten, het zuurverdiende geld van
moeder verliezen, types vol stout
moedig leven, kortom de zorgkinde-
ren van een moeder, die met hard
werken een poover inkomen moet
zien te krijgen. En als dan die kin
deren groot zga, dan zgn het nog
haar zorgenkinderen, dan gaat de
één aan de zwier en de ander heeft
om andere redenen geen tgd meer
voor thuis, maar allemaal komen
ze toch een1? weer terug tot die bron
van raad en begrjjpen, die „moeder'
wordt, genoemd.
INHOUD
Na den dood van haar man staat
Marthe Pirlinger met haar vier
kinderen alleen op de wereld. Met
een lichtzinnig optimisme had haar
overleden man de economische moei
lijkheden verzwegen, die zijn gezin
boven het hoofd hangen, en nu, na
■zijn dood komt de onhoudbare situatie
van de firma uit. Deze omstandig
heden nopen Marthe als waschvrouw
in het levensonderhoud van zichzelf
en haar kinderen te voorzien.
Zoo verloopen tien jaar.
Dank zg haar groote energie heeft
Marthe de kleine wasscherjj tot een
Bedoelde Salomon stoffelijke armoe
of rijkdom, zijn wijsheid zou hier
falen.
Want al ls het meestal zóó, dat
vadsigheid armoe kweekt, vlijt schept
lang niet altijd rijkom. Ook in een
geordende maatschappij, waarin loon
beslist wordt door arbeidsprestatie
én gezin én aandeel in de winst,
zal niet iedereen die vlijtig is, rijk
worden. Denken we maar even aan
de ijverige werkers op kantoor, op
de fabriek, oponze keuterijtjesvaak
een schriel, zorgvol bestaan.
Maar zie eens naar hun deugden-
rijkdomWat een heerlijke voorbeel
dige plichtsvervulling, eerlijkheid,
trouw aan vrouw, aan huis en haard,
ziet eens naar hun eenvoud en be
hulpzaamheid, hun rotsvast geloof
en ailesoverheerschende godsdienst
zin, dan smaken wij Salomon's wijs
heid als een zoete, al te vaak ver
geten wijsheid.
Vlijt vormt karakters en daarin
ligt de machtige rijkdom van een
mensch. Een man, die vlijtig is,
overwint zijn nukken en grillen, zijn
downstemming en tegenzin. Uit die
aanhoudende overwinningen bloeit
een karakter opeen persoonlijkheid.
Een vrouw, die vlijtig is, heefteen
dankbare man en nette kinderen.
Het huis is huiselijk: het is daar
gezellig. De man en de kinderen
zijn liever thuis dan elderszij zijn
huiselijk. Door hun woning spe6lt
een zonnig lichtMoeder.
Jongens of meisjes, die vlijtig zijn,
ploegen het braakliggend land van
hun toekomst om in een vruchtbaar
akkerland, waarin zij door hun taaie
veeleischende plichtsvervulling zaaien
wat zij straks in een heerlijke oogst
van rijpe volwassenheid zullen
maaienkaraktervolle menschen,
die veel gevraagd worden bij den
opbouw der nieuwe maatschappelijke
orde.
Vadsige menschen zijn immer
egoïstische menschenparasieten.
Als zij iets doen, cultiveeren zij hun
lichaam. Alles is hun te veel. Hun
taak verwaarloozen zij, komen overal
achterop, behalve bij feesten. Vadsige
vrouwen verdoen hun tijd, die man
en kinderen toekomt. Zelf onaan
zienlijk, maken zij hun huis en kin
deren slordig. Zjj maakt haar huls
onhulzelijkjaagt man en kinderen
de straat op. Harde, ruwe woorden,
schandelijke scène's belemmeren een
goede opvoeding.
Vadsige kinderen verkwisten niet
alleen het geld hunner ouders maar
ook hun goeden raad. Zij zijn een
voortdurend verdriet voor hun ouders,
een kwelling voor hun leeraren of
patroons. Niets kan men hun toe
vertrouwen. Nooit zijn zij accuraat,
nooit honderd procent. In alles het
laatste, behalve om er uit te schelden
en zakcenten te vragen. Zij zijn veel-
eischend, behalve voor hun zelf.
Langzaam worden zij geboycot en
krijgen dan niet zelden een minder
waardigheidsgevoel met de treurige
gevolgen van dienachterdocht,
eigenwijs, ongezeglijk, onhandelbaar.
Het worden mislukkelingen. Hun
deugd is navenant.
Vlijt opent deuren vadsigheid
sluit ze.
Vlijt vormt karakters vadsig
heid maakt mislukkelingen.
Vlijt bouwt op vadsigheid breekt
af.
Sluit U aan bij den opbouwdienst
van karakters. S. L.
Ik bedankte den braven heer en wij
bezochten miine woning. Zij bestond
uit twee benedenplaatsen en een mooie
slaapkamer.
Ik werkte onmiddellijk aan mijn in
stelling; een goed vuur verwarmde de
plaatsen, ik doorbladerde de boeken,
schreef eenige bladzijden over hetgeen
mij in Rusland was voorgevallen, rook
te een goede pijp en bracht den tijd
nog al aangenaam door.
Wanneer ik mijnen tegenwoordigen
toestand vergeleek bij hetgeen ik op
mijn lange reis had meegemaakt, dan
loofde ik den Heer, die mij uit het
ongastvrije Rusland had getrokken.
Des avonds kwam een dienaar mij
roepen; de geheele familie wachtte mij
in de eetzaal. Ivan, die daags daarna
vroeg moest vertrekken, zat met ons
aan tafel. Ik gaf hem een langen brief
voor de uitstekende diensten, welke hij
mij bewezen had. De baron was hierbij
mijn tolk.
^Toen de goede Pool 's morgens vroeg
afscheid nam, omhelsde ik hem her
haalde malen. Het scheen mij toe
of ik mijn broeder zag wegtrekken.
Vier of vijf weken vlogen eentoonig
voorbij. Zonder mijn boeken en het
papier, mij door den baron zoo mild
dadig bezorgd, zou ik treurige dagen
beleefd hebben, want ik was meest
altijd alleen.
Maar nu begon de lente. Deboomen
bedekte zich met bladeren en ik kon
in den tuin werken, aldus een deel van
mijn schuld betalende.
Ik zou niet kunnen zeggen hoe zeer
die bezigheid mij behaagde. Van 's mor-
fens vroeg tot 's avonds laat hanteerde
k snoeimes, spade en hark. De baron
kwam mij dikwijls bezoeken en bekeef
mij omdat ik mij zoo vermoeide. Hij
had geen ander inzicht dan mij eenige
uitspanning te bezorgen; hij wilde mij
als vriend en niet als werkman be
handelen.
Maar ik luisterde niet naar hem. Hoe
langer de dagen werden, hoe meer de
aanzienlijke onderneming weten op
te werken. Haar kinderen zijn groot
geworden en drie van hen nemen
een plaa's in in het maatschappelijk
levenFelix is chef bij de wasscherrj,
Walter een begaafd musicus, terwijl
Franzi als balletmeisje furore maakt.
Paul tengevolge van een onge
val blind geworden leeft zeer
afgezonderd, en alleen de herhaalde
lijke verzekeringen van zijn moeder,
dat hij na een operatie weer zal
kunnen zien, geven hem levenskracht.
Intusschen dreigt er een conflict
tusschen Felix en Marthe te ontstaan.
Marthe is namelijk te weten geko
men, dat een meisje een kind van
hem verwacht, en Felix weigert met
haar te trouwen. Na een dramatische
scène met zijn moeder ziet Felix het
schofterige van zijn gedrag In, en
belooft hij het meisje te huwen.
Ook met Walter beeft Marthe
moeilijkheden. Zijn lichtzinnigheid is
in slechtheid ontaard, en met een
bloedend hart wijst zijn moeder hem
de deur. Dan, enkele dagen later,
wordt Paul geopereerd. Wanneer hij
met een oog weer ziende wordt,
verneemt hij, dat zgn moeder een
gezond oog voor hem opgeofferd
heeft. Tenslotte keert ook Walter
op de dwaling zijns weegs terug en
liefderijk wordt hg door zijn moeder
weer in het ouderlijk huis opgeno'
men.
U zult ln deze film een Moeder
zien, die alles opoffert voor het ge
luk en het welzijn van haar kinderen.
Die zij. met hart en ziel liefheeft en
die zij nooit iets zal kunnen weigeren.
Hazenconcours.
Uitslag van het Zondag j.l. door
de Haudboog8chutterg „St. Oda" ge
houden hazenconcours
le prijs L. Voermans, 23 p.
2e Jan Arts 22 p
3e H. Litjens 3x5
luin, die de vorige jaren min of meer
was verwaarloosd geweest, een mooier
voorkomen kreeg, hoe meer vermaak
ik vond in mijn werk. Somtijds was ik
uren lang bezig zonder aan iets anders
te denken dan aan mijn planten en
bloemen, en dit was een oprecht ge
neesmiddel voor de wonden mijner ziel.
Men is somtijds zoo gelukkig wanneer
men kan vergeten.
Nu en dan gebeurde het ook dat het
zien van al die mooie bloemen mij aan
den tuin der ouderlijke woning deed
denken. Dan stond ik uren lang te
droomen, dan voelde ik mij bekoord
om onmiddellijk te vertrekken trots al
de gevaren die mij konden bedreigen.
Op zekeren dag zat ik zoo in ge
dachten verzonken op een der banken
in den tuin. Spade en hark lagen voor
mijn voeten en ik was aan de grootste
moedeloosheid ten prooi, toen de
vreugdekreten der kleine kinderen van
den baron mij uit mijne mijmering trok
ken.
Hunne ouders wisten hoe lief ik die
beminnelijke knapen had, en zij zonden
ze dikwijls bij mij, wanneer zij mij diep
denkend zagen zitten.
De jongste vooral had mij altijd den
een of anderen kleinen dienst te vragen,
ik moest zijn speelgoed maken ot hem
ander vervaardigen Dien dag wilde hij
iets meer In den top van een hoogen
eik, had hij sedert eenige dagen een
groot vogelnest in het oog gekregen.
In 't ronde vlogen twee tortelduiven,
die eten droegen aan hun jongen. Dat
nest moest hij hebben.
Hij klom op mijn knieën, sloeg zijn
armkens om mijn hals en smeekte mij
zoo zoetjes, dat het mij onmogelijk
was te weigeren. Ik stond op, omhelsde
mijn kleine vriend, liet hem danloopen
en naderde den boom.
De drie kinderen volgden mij en
klapten in hunne handjes wanneer ik
begon te klimmen. Hoe hooger ik
kwam, hoe meer verwonderd zij waren.
Dit blijde gejubel verdreef mijn bittere
4e
5e
Jos. Loonen 3x4
A. Poels 4x3
W. Claassens 4x2
W. Swlnkels 3x1
Ingekomen en vertrokken
personen*
Van 28 September tot 4 October
VERTROKKEN
W. Peeters, timmerman naar Ke-
velaer
J. Guelen en gezin, schilder N.S.
naar NgmegeD, Groenestraat 234
J. M. Christians, dienstbode, naar
Meerlo C 80 Swolgen
M. T. Tlesen, landbouwer, naar
Kerkrade
M. E. Litjens, wed Verhejjen, z.b.,
naar Horst
P. M. H. Ewals, z.b., naar Horst
P. J. Drabbels, z.b., naar Deurne
P. Verschuren en echtgenoote, land
bouwer, naar Ejjgelshoven Laura-
dorp 11
INGEKOMEN
E. F. Hogng, geneesheer, Paters-
straat 22 van Maartensdijk.
H. van Rooij, broodbakker, Oos
trum D 1 van Venlo.
M. L. A. van Haren, onderwijzeres,
Oostsingel 6, van Mook.
H. M. v. d. Ham, verpleegster, St.
Annalaan 5 van Zwaag.
G. W. H. Schwachofer, dienstbode,
St. Odastraat 13 van Venlo.
S. J. L. Th. Pouwels, zonder beroep
Bontekoestraat 6 van Eindhoven.
C. I. Hagenaars, winkeljuffrouw,
Grootestraat 14 van Maastricht.
G. M. W. Gerrits, zonder beroep,
Stationsweg 49 van Maasbree.
E. M. Lichteveld, dienstbode, Mer-
seloscheweg 4 van Venlo.
gedachten. Aan de eerste takken ge
komen, rustte ik een weinig. Van de
hooge plaats waar ik zat, zag ik hier
en daar eenige velden, waar vroolijke
landslieden werkten. Hun gezang be
greep ik niet, maar lustig was de toon
en dit verkwikte mij. De groote weg
strekte zich uit in de verte, grijs uit
gehold, met Iommerijke eiken en dennen
omzoomd. Eenige moerassen maakten
blinkende vlekken tusschen de weiden
en korenvelden en weerkaatsten de
blijde zonnestralen die zich in hun
water spiegelden.
Eensklaps zag ik in een boschje,
naast de groote weg, een met lompen
bedekten vreemdeling, in wien ik aan
stonds een Fransche krijgsgevangene
herkende.
De boom "in welke ik geklommen
was stond niet ver van den weg, zoo
dat ik gemakkelijk kon hooren wat de
ongelukkige mij toeriep
Brood, brood, smeekte hij.
Zijt ge een Franschman vroeg
ik hem.
Ja en u misschien ook, antwoord
de hij verwonderd.
Inderdaad....
Wees zoo goed me een weinig
brood te geven; sedert drie dagen heb
ik niets meer gegeten.
Ik ben zoo arm als gij, sprak hij,
doch «ik hoop dat de edelmoedige lie
den, die me de herbergzaamheid gaven,
u niet zullen verlaten.
Ga u opnieuw in hei boschje ver
bergen, binnen eenige oogenblikken
ben ik terug.
Dat God u beloone, maar, Ik
smeek u, vertoef niet te lang, want ik
sterf van honger.
Wees gerust-
Twee minuten later verliet ik den
tuin, gevolgd door de kinderen wiens
luidruchtige vreugd aldra den baron
en z'n echtgenoote buiten lokte. Ik
vertelde hun wat ik daarjuist vernomen
had. (Wordt vervolgd)