TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS Heer bescherm ons. FEUILLETON. Mei Napoleon naar Rusland en lerug. Ons weekpraatje. In Salomon s zoeklichten Provinciaal Nieuws fcns; Zaterdag 12 October 1940 Ben en Zestigste Jaargang No 41 Waar ligt Petit-Lanaye? Bij de huidige veelvoudige ver schuiving der grenzen in Europa "valt het wel eens moeilijk precies de juiste ligging van een bepaal de stad of dorp aan te geven. Mag men het derhalve wel kwa lijk nemen, wanneer sommige bezoekers van vroegere danscen tra zich niet meer zuiver weten te oriënteeren en wanneer de vloed van vreemdelingen, in plaats van gelijk vroeger, zich naar de overzijde der grens te richten, zich per abuis aan deze zijde der Maas bewegen blijft Ja, waar ligt nu Petit-Lanaye Misschien ergens in Zuid-Lim burg Er is ook zooveel geschied sinds de stormachtige Pinkster dagen van dit jaar, dat ons to taal uit den koers heeft geslagen. Is het misschien dat daarginds aan de overzij der Maas de menschen ernstiger zijn gewor den en er geen gelegenheid meer geven tot excessen ofwel omdat de huidige dansminnaars meer of min van de wijs pardon van den weg af zijn geraakt Het blijft een puzzle. In alle geval, een feit is het, dat de stroom van dansers ver legd is van Petit-Lanaye naar eenige andere plaatsen in het Zuiden van ons Limburg. Daar wordt ongeveer iederen Zondag gedanst en gesprongen van je welste. Maar bleef het daar nog bij I De zedelijke verduistering is nog een paar graadjes erger dan de stoffelijke verduistering. En het parool onder de Limburgsche dansers luidl: Wil je ongestoord dansen (en de rest), ga dan naar Zelfs vanaf Roermond komt men afzakken naar het uiterste Zuiden. Men danst. Men walst. Men springt... Schots en scheef. Recht en krom. Hots en bots. De vloeren dreunen ervan. Het is een monotoon geluid als van paardenhoeven, die de planken rammelen. Jammer van het dure hout. De vloeren slijten. Erger nog: de beurzen slijten Ergst van al: de goede zeden slijten I Soms schrikt men wakker van een slag en men meent, dat dan ergens ver weg een bom insloeg en geschrokken menschen op straat het geval luidruchtig be praten. O neen, het waren maar hossende en joelende dansparen, die den ernst der tijden niet be grijpen. Die dès te luider springen en zingen in de nachtelijke uren, naarmate het bloed van door bomsplinters verscheurde burgers, vrouwen en kinderen, de steden roodverft en eiken nacht jeugdige piloten in den bloei hunnerjaren Lotgevallen van een Belgischen soldaat. 22. Al da landbouwers die wij bezochten, kenden hem z:ergoed en verwelkom den hem als een ouden vriend. Om zijnentwille werd ik overal goed ont haald. Jammer was het dat ik onder wee niet met hem kon praten Wanneer wij soms van verre eenige Kozakken zagen voorbij rijden, drukte hij door teekens zijn spijt uit omdat zij zoo talrijk waren Hij scheen genegen om er een paar den nek om te wrin gen. Onze reis duurde drie dagen. Toen wij in de nabijheid van bet kasteel kwamen, gal lvan mij een teeken dat ik mij in een kreupelboschje moest verbergen Alhoewel lk een aanbeve- llngsbriel bij mij droeg, was ik niet gerust Zou de baron mij goed ontvan gen ledereen is toch niet genegen om uit loutere menschlievendheld zijn eigen leven en dat van zijn huisgezin in gevaar te brengen. Misschien zou hij mij een aalmoes geven, mij den rechten weg aanduiden dien ik volgen moest, en mij dan aan mijn lot over laten.. Mijn vriend kwam weldra terug. Hij zag er vroolijk uit en gaf mij een teeken dat ik hem moest volgen. De baron, zijn echtgenoote en drie lieve kinderen stonden mij op te wach ten. Wees welkom, sprak de heer, als vallende herfstbladeren met hun in brand geschoten ma chines neerdwarrelen. Men danst... ondanks dat er vanaf den preekstoel zoo drin gend is gewaarschuwd tegen uitspattingen. Ondanks hel feit, dat de bezettings-overheid hierin het voorbeeld geeft van ernst en dicipline en de Duitsche mili tairen zich gereserveerd gedragen tegenover de vrouwelijke sekse, Nu ja, de dansers draaien wat ten in hun ooren en draaien maar lustig voort. Waarschuwin gen en lieve woordjes baten hier niemandal. Precies draaitollen, Hoe harder ge ze geeselt,ihoe doller ze draaien. De slagen van het noodlot of liever de Voorzienigheid hebben aan deze levende draai tollen nog niets geleerd. Ze geraken nog verder van den weg af en draaien de modder gooi in. Men danstmen kan er niet van slapen. Als ware het nog niet genoeg, dat we tengevolge van onze gekraakte zenuwen en het gedurig nachtelijk gedaver der vliegtuigmotoren slaap te kort komen, zijn er nieuwe rustver stoorders komen opdagen; het gelai van dronkelappen, het gegil van dansmeiden en het gejodel van tingeltangels. Een vreemdsoortig carnavals driemanschap, dat een unie heeft gesloten tot bevordering der sla peloosheid. Wat moet er bij dat al van onze jeugd terechtkomen Want er zijn kinderen van 16 jaar, die meedansen. Ze beliegen zonder blozen de zaai- en ca féhouders, door hun leeftijd te vervalschen en deze knijpen met een blik op de geldla, de oogen dicht. En kinderen staan aan de open deuren of gluren door de spleten der verduisterde ramen naar binnen. Als ware 't een circus of beestenspel. We wenschen niemand persoon lijk te treffen. We zouden slechts de houders van dansgelegen heden bescheiden willen toe roepen: Waakt over de jeugd en wacht u voor excessen. Zorgt op zijn minst, dat eenieder matig blijft. En wat op den stikdonkeren weg naar huis geschiedt, wie moet dat verantwoorden Zou hier de overheid niet wat stren ger kunnen toezien, zoo men ten minste het dansen niet beperken of in dezen tijd totaal afschaffen wil Op een eenvoudig veldkruis aan de snijding der wegen, te midden der bouwlanden, leest men het opschrift, door een oud pastoor aldaar aangebracht: HEER, BESCHERM ONS 1 Heer, als het ooit noodig was, dan NU I Intusschen wiebelen de dansers maar voort. Zondag in, Zondag uit. (De Geulbode) mijn vriend heeft goed gehandeld u hierheen te zenden Bij hem was u zonder ophouden in gevaar, hier ont vangen wij zeer weinig bezoek van onze goede vrienden de Kozakken. Kom binnen. Wat zijn die Polen toch edelmoedige menschen 1 Hoe oud en versleten ik ook mag zijn, toch zou ik nog moed en sterkte genoeg vinden om de wapens op te nemen, indien het verdrukte Polen hulp vroeg om zijn onafhankelijk heid weer te eischen. De baronnes, die zoo goed de Fran- sche taal kende als haar echtgenoot, deed mij de eene vraag na de andere, en ik moest haar dien zelfden avond mijn geschiedenis vertellen. Wat mij het meest behaagde was de beminnelijkheid der lieve kinderen Het jongste vooral, een dikke vierjarige krullebol, was dadelijk mijn beste vriend. Hij kroop op mijn knieën, trok aan mijn baard, toonde mij zijn mooi houten paard en zijn trommel en vroeg mij of ik den volgenden dag bij hem wou blijven, en den anderen dag ook, altijd, om met hem te spelen en te wandelen. Ik beloofde hem alles wat hij ver langde, en nog meer, en eindelijk viel de kleine op mijn knieën in slaap. Na het avondmaal zeide de baron dat hij mij den volgenden morgen naar een schuilplaats zou brengen waar ik gerust het mooie weder en misschien zelfs het einde van den oorlog kon afwachten. Dit laatste behaagde mij niet te veel. Wat ik vooral begeerde, was dadelijk mijn reis voort te zetten en naar mijn vaderland terug te keeren. Dan sprak de baron verder: ik zie wel, mijn vriend, dat gij niets weet van hetgeen er sedert eenige dagen gebeurd is. Gij zoudt gaarne het leger inhalen, zegt gijde Fransche Keizer is alleen weggevlucht en van zijn groot leger bestaat er niets meer. Misschien bedrieg ik mij, maar ik geloof dat: Napoleons rol ten einde is. De konin-l Identiteitskaarten en haar prijs. Pas nadat we in den oorlog be trokken zgn geraakt, kwamen we het te weten althans te hooren hoe weinig er deugde va» ons staatsbestel en hoeveel er ten onzent verbeterd dient te worden. Ik geloof wel, dat er ter zake wat overdreven wordt en ik herinner me inderdaad nog enkele dingen uit het verleden, welke lk, geen plutocraat zjjnde, nog wel weet te waardeeren. Maar nochtansik geloof natuur lijk onvoorwaardelijk, dat de nieuwe orde volmaakter zal wezen dan de oude en dat we derhalve een goede toekomst tegemoet gaan, als we aan dezelve ijverig en met vertrouwen medewerken. Voor het bouwen van die toekomst dienen we ons echter offers te ge troosten de co3t gaat de baat vooruit. Daarop heeft o.m. Dr. Hans Fischböck voorbereid ln een artikel in de Deutsche Zeltung in den Nie- derlanden. Dr. Fischböck is commis saris-generaal voor financiën en economische zaken bij het Rijks commissariaat. Het artikel gaat over het toe komstige economische leven van Nederland en betoogt o.m. de nood' zaak, dat het ten onzent ook tot een belastinghervorming zal moeten komen. Hjj schrijft De te verwachten achteruitgang van de douane-inkomsten van den staat en de buitengewone uitgaven, welke op de begroo ting drukken, maken menige be lastinghervorming noodzakelijk, welke tot doel moet hebben de belasting-inkomsten aanzienlijk te doen stijgen. Bjj deze hervor ming wordt in de eerste plaats rekening gehouden met de eischen van sociale rechtvaardigheid. Overigens zal de Nederlandsche bevolking steeds voor oogen moeten houden, dat zg per hoofd van de bevolking ongeveer half zoo weinig belasting betaalt als de Rjjksdultscher. We schijnen er ons dus op te moeten voorbereiden, dat we het op belastinggebied in de toekomst lang niet zoo goed meer zullen hebben als weleer, maar de vestiging van sociale rechtvaardigheid is zulk een prijs waard. Niet alle gemeentebesturen lijken er ons op heden reeds van doordron gen, dat het begrip „sociale recht vaardigheid" ook bij de heffing zelve van belasting, geldend moet worden gemaakt. Dat bleek wel bij de uit reiking van de identiteitskaarten. Voor deze kaarten werden van rijks wege formulieren ter beschikking gesteld, welke aan de gemeenten f 5.50 per duizend stuks kostte, dus circa een halven cent per exemplaar. Op die kaarten behoefde een invul ling van slechts enkele woorden te geschieden, in het algemeen gaf dat niet veel méér werk dan het geldend maken van de stamkaart tot Identiteitskaart. Welnu, er waren tal van gemeent best uren, die de speciale identiteitskaarten gratis aan de Ingezetenen deden uitreiken andere rekenden 5 centen voor de kosten en de moeite, wat ons billijk voorkomtmaar in niet weinige plaatsen van ons land moest voor zoo'n kaart van een hal ven cent waarde, niet minder dan 40 50 ct., ja, ook wel een gulden worden neergeteld Dat is geen sociale rechtvaardig heid betrachten, maar een ongemoti veerde extra-belasting opleggeD, welke geen rekening houdt met draagkracht en de groote gezinnen, meestentijds de armste gezinnen, het zwaarst trof. Men beroepe zich ter zake niet op een bestaande verorde ning, want toen die in het leven werd geroepeD, was men niet bedacht op buitengewone omstandigheden als de huidige. Een identiteitskaart vragen we niet aan uit een oogpunt van persoonlijk belang, maar om te voldoen aan een voorschrift van de overheid. Het leek ons goed om op deze zaak eens de aandacht te vestigen, nu we binnenkort allen weer zullen worden verplicht om het huidige identiteitsbewijs door een nieuw te doen vervangen. Bonnenruil. In mijn bijdrage van de vorige week deed ik een niet geheel ernstig gemeend beroep op vegetariërs-lezers, die voor hun menu appelen tekort kwamen, om hun vleeschbonnen met me te ruilen tegen een bescheiden portie van den oogst uit mijn zéér bescheiden boomgaard, Ik ontving aanbiedingen, maar niet van vege tariërs. Ze kwamen van menschen met groote gezinnen, die me beken den, dat ze meer vleesch kregen toegewezen dan ze betalen konden. En het was ook het gemis aan pen ningen, welke hun belette om zich gezond fruit aan te schaffen. Zouden we elkaar niet wat kunnen helpen op de door mij beschreven manier Waarom zoeken we geen ruilrelaties vla de rubriek „Kleine Advertentlën?' Het verhandelen dus koopen en ver- koopen van bonnen, vind lk moreel odjuist, maar het ruilen van bon tegen of van bon tegen etenswaar Is een eerlijke oplossing van moei lijkheden. Ik ken een groot gezin, dat uit papeters bestaat. Dit gezin ruilt b.v. broodbonnen tegen rijst- en meelbonnen. Aldus ruilend, wordt niemand tekort gedaan, maar krijgt ieder datgene, wat hij het meest be hoeft. Zoo is ook een groot en arm gezin niet gebaat met vleeschbonnen, waar het geen vleesch voor kan koopen, maar als het een deel dezer bonnen nu kan ruilen voor een be hoorlijke portie fruit, dan eet de vleescheter met smaak en het groote gezin eet zich gezond. DIXL Een vadsige hand kweekt armoe, De hand der vlijtlgen maakt rijk. (Spr. 10: 4), gen van Germaansch ras varlaten hem en worden zijn vijanden. Zoudt gij nu in Oostenrijk komen, dan zou men u doen kiezenten strijde trekken tegen uw eigen volk of in de gevangenis te worden geworpen. Die tijding bedroefde mij. Doch ik beeldde mij in dat de baron dit alles maar zei om mij te weerhouden, en ik haastte mij hem de verzekering te geven dat ik in staat was op nieuw de wapens te dragen om mijn vermoordde makkers te helpen wreken. Eenige dagen vroeger, toen ik be zweek van honger en koude, had ik zoo niet gesproken. Mijn edele beschermer deed mij toch eindelijk begrijpen, dat het een groote onvoorzichtigheid zou geweest zijn om gansch alleen door een land te willen reizen waar Napoleon en zijn soldaten niet méér bemind waren dan in Rus land. U beloofde fe wachten. Daags daarna geleidde de baron mij in den hof die, uitgenomen langs de groote verkeersweg, zich rond de wo ning uitstrekte, door een dennenbosch omringd was en zoo wijd liep, dat men er het einde niet van zag. Ziehier, zei hij, het voorplein van uw gevangenis, gij zult niet te klagen hebben, dat lucht en ruimte u ont breken. Geheel naar achter, in 't midden van dicht en hoogopschietend struikgewas, toonde hij mij een net Zwitsersch huis je, een juweeltje, een nestje tusschen t loover verborgen. Dit, zei de baron, is uwe gevan genis. Wij zullen hier boeken, papier, jennen, inkt, tabak en bier brengen, binnen eenige weken, wanneer sneeuw en ijs zal verdwenen zijn, kunt gij in den hof werken. Ik maak u tot mijn eersten hovenier. En wanneer betere dagen gekomen zijn, zal ik de eerste zijn om u te zeggen: Ga heen, keer terug bij hen die u reeds lang ver wachten. VENRAY, 12 Oct. 1940 LUXOR-THEATER vertoont deze week wederom een groot ach filmwerk „MOEDER", een fiim die tot het hart spreekt. Ka:he Dorsch heeft die taak met glans volbracht. In haar spel is ze die moeder, zooals zg in het hart van elk waarachtig mensch leeft en ln de poëzie van alle eeuwen be zongen is: de altijd zorgende, de altijd vergevende, de altgd blgmoe- dlge. Men moet toegeven de kinderen in deze film zgn echte kinderen, die vechten, het zuurverdiende geld van moeder verliezen, types vol stout moedig leven, kortom de zorgkinde- ren van een moeder, die met hard werken een poover inkomen moet zien te krijgen. En als dan die kin deren groot zga, dan zgn het nog haar zorgenkinderen, dan gaat de één aan de zwier en de ander heeft om andere redenen geen tgd meer voor thuis, maar allemaal komen ze toch een1? weer terug tot die bron van raad en begrjjpen, die „moeder' wordt, genoemd. INHOUD Na den dood van haar man staat Marthe Pirlinger met haar vier kinderen alleen op de wereld. Met een lichtzinnig optimisme had haar overleden man de economische moei lijkheden verzwegen, die zijn gezin boven het hoofd hangen, en nu, na ■zijn dood komt de onhoudbare situatie van de firma uit. Deze omstandig heden nopen Marthe als waschvrouw in het levensonderhoud van zichzelf en haar kinderen te voorzien. Zoo verloopen tien jaar. Dank zg haar groote energie heeft Marthe de kleine wasscherjj tot een Bedoelde Salomon stoffelijke armoe of rijkdom, zijn wijsheid zou hier falen. Want al ls het meestal zóó, dat vadsigheid armoe kweekt, vlijt schept lang niet altijd rijkom. Ook in een geordende maatschappij, waarin loon beslist wordt door arbeidsprestatie én gezin én aandeel in de winst, zal niet iedereen die vlijtig is, rijk worden. Denken we maar even aan de ijverige werkers op kantoor, op de fabriek, oponze keuterijtjesvaak een schriel, zorgvol bestaan. Maar zie eens naar hun deugden- rijkdomWat een heerlijke voorbeel dige plichtsvervulling, eerlijkheid, trouw aan vrouw, aan huis en haard, ziet eens naar hun eenvoud en be hulpzaamheid, hun rotsvast geloof en ailesoverheerschende godsdienst zin, dan smaken wij Salomon's wijs heid als een zoete, al te vaak ver geten wijsheid. Vlijt vormt karakters en daarin ligt de machtige rijkdom van een mensch. Een man, die vlijtig is, overwint zijn nukken en grillen, zijn downstemming en tegenzin. Uit die aanhoudende overwinningen bloeit een karakter opeen persoonlijkheid. Een vrouw, die vlijtig is, heefteen dankbare man en nette kinderen. Het huis is huiselijk: het is daar gezellig. De man en de kinderen zijn liever thuis dan elderszij zijn huiselijk. Door hun woning spe6lt een zonnig lichtMoeder. Jongens of meisjes, die vlijtig zijn, ploegen het braakliggend land van hun toekomst om in een vruchtbaar akkerland, waarin zij door hun taaie veeleischende plichtsvervulling zaaien wat zij straks in een heerlijke oogst van rijpe volwassenheid zullen maaienkaraktervolle menschen, die veel gevraagd worden bij den opbouw der nieuwe maatschappelijke orde. Vadsige menschen zijn immer egoïstische menschenparasieten. Als zij iets doen, cultiveeren zij hun lichaam. Alles is hun te veel. Hun taak verwaarloozen zij, komen overal achterop, behalve bij feesten. Vadsige vrouwen verdoen hun tijd, die man en kinderen toekomt. Zelf onaan zienlijk, maken zij hun huis en kin deren slordig. Zjj maakt haar huls onhulzelijkjaagt man en kinderen de straat op. Harde, ruwe woorden, schandelijke scène's belemmeren een goede opvoeding. Vadsige kinderen verkwisten niet alleen het geld hunner ouders maar ook hun goeden raad. Zij zijn een voortdurend verdriet voor hun ouders, een kwelling voor hun leeraren of patroons. Niets kan men hun toe vertrouwen. Nooit zijn zij accuraat, nooit honderd procent. In alles het laatste, behalve om er uit te schelden en zakcenten te vragen. Zij zijn veel- eischend, behalve voor hun zelf. Langzaam worden zij geboycot en krijgen dan niet zelden een minder waardigheidsgevoel met de treurige gevolgen van dienachterdocht, eigenwijs, ongezeglijk, onhandelbaar. Het worden mislukkelingen. Hun deugd is navenant. Vlijt opent deuren vadsigheid sluit ze. Vlijt vormt karakters vadsig heid maakt mislukkelingen. Vlijt bouwt op vadsigheid breekt af. Sluit U aan bij den opbouwdienst van karakters. S. L. Ik bedankte den braven heer en wij bezochten miine woning. Zij bestond uit twee benedenplaatsen en een mooie slaapkamer. Ik werkte onmiddellijk aan mijn in stelling; een goed vuur verwarmde de plaatsen, ik doorbladerde de boeken, schreef eenige bladzijden over hetgeen mij in Rusland was voorgevallen, rook te een goede pijp en bracht den tijd nog al aangenaam door. Wanneer ik mijnen tegenwoordigen toestand vergeleek bij hetgeen ik op mijn lange reis had meegemaakt, dan loofde ik den Heer, die mij uit het ongastvrije Rusland had getrokken. Des avonds kwam een dienaar mij roepen; de geheele familie wachtte mij in de eetzaal. Ivan, die daags daarna vroeg moest vertrekken, zat met ons aan tafel. Ik gaf hem een langen brief voor de uitstekende diensten, welke hij mij bewezen had. De baron was hierbij mijn tolk. ^Toen de goede Pool 's morgens vroeg afscheid nam, omhelsde ik hem her haalde malen. Het scheen mij toe of ik mijn broeder zag wegtrekken. Vier of vijf weken vlogen eentoonig voorbij. Zonder mijn boeken en het papier, mij door den baron zoo mild dadig bezorgd, zou ik treurige dagen beleefd hebben, want ik was meest altijd alleen. Maar nu begon de lente. Deboomen bedekte zich met bladeren en ik kon in den tuin werken, aldus een deel van mijn schuld betalende. Ik zou niet kunnen zeggen hoe zeer die bezigheid mij behaagde. Van 's mor- fens vroeg tot 's avonds laat hanteerde k snoeimes, spade en hark. De baron kwam mij dikwijls bezoeken en bekeef mij omdat ik mij zoo vermoeide. Hij had geen ander inzicht dan mij eenige uitspanning te bezorgen; hij wilde mij als vriend en niet als werkman be handelen. Maar ik luisterde niet naar hem. Hoe langer de dagen werden, hoe meer de aanzienlijke onderneming weten op te werken. Haar kinderen zijn groot geworden en drie van hen nemen een plaa's in in het maatschappelijk levenFelix is chef bij de wasscherrj, Walter een begaafd musicus, terwijl Franzi als balletmeisje furore maakt. Paul tengevolge van een onge val blind geworden leeft zeer afgezonderd, en alleen de herhaalde lijke verzekeringen van zijn moeder, dat hij na een operatie weer zal kunnen zien, geven hem levenskracht. Intusschen dreigt er een conflict tusschen Felix en Marthe te ontstaan. Marthe is namelijk te weten geko men, dat een meisje een kind van hem verwacht, en Felix weigert met haar te trouwen. Na een dramatische scène met zijn moeder ziet Felix het schofterige van zijn gedrag In, en belooft hij het meisje te huwen. Ook met Walter beeft Marthe moeilijkheden. Zijn lichtzinnigheid is in slechtheid ontaard, en met een bloedend hart wijst zijn moeder hem de deur. Dan, enkele dagen later, wordt Paul geopereerd. Wanneer hij met een oog weer ziende wordt, verneemt hij, dat zgn moeder een gezond oog voor hem opgeofferd heeft. Tenslotte keert ook Walter op de dwaling zijns weegs terug en liefderijk wordt hg door zijn moeder weer in het ouderlijk huis opgeno' men. U zult ln deze film een Moeder zien, die alles opoffert voor het ge luk en het welzijn van haar kinderen. Die zij. met hart en ziel liefheeft en die zij nooit iets zal kunnen weigeren. Hazenconcours. Uitslag van het Zondag j.l. door de Haudboog8chutterg „St. Oda" ge houden hazenconcours le prijs L. Voermans, 23 p. 2e Jan Arts 22 p 3e H. Litjens 3x5 luin, die de vorige jaren min of meer was verwaarloosd geweest, een mooier voorkomen kreeg, hoe meer vermaak ik vond in mijn werk. Somtijds was ik uren lang bezig zonder aan iets anders te denken dan aan mijn planten en bloemen, en dit was een oprecht ge neesmiddel voor de wonden mijner ziel. Men is somtijds zoo gelukkig wanneer men kan vergeten. Nu en dan gebeurde het ook dat het zien van al die mooie bloemen mij aan den tuin der ouderlijke woning deed denken. Dan stond ik uren lang te droomen, dan voelde ik mij bekoord om onmiddellijk te vertrekken trots al de gevaren die mij konden bedreigen. Op zekeren dag zat ik zoo in ge dachten verzonken op een der banken in den tuin. Spade en hark lagen voor mijn voeten en ik was aan de grootste moedeloosheid ten prooi, toen de vreugdekreten der kleine kinderen van den baron mij uit mijne mijmering trok ken. Hunne ouders wisten hoe lief ik die beminnelijke knapen had, en zij zonden ze dikwijls bij mij, wanneer zij mij diep denkend zagen zitten. De jongste vooral had mij altijd den een of anderen kleinen dienst te vragen, ik moest zijn speelgoed maken ot hem ander vervaardigen Dien dag wilde hij iets meer In den top van een hoogen eik, had hij sedert eenige dagen een groot vogelnest in het oog gekregen. In 't ronde vlogen twee tortelduiven, die eten droegen aan hun jongen. Dat nest moest hij hebben. Hij klom op mijn knieën, sloeg zijn armkens om mijn hals en smeekte mij zoo zoetjes, dat het mij onmogelijk was te weigeren. Ik stond op, omhelsde mijn kleine vriend, liet hem danloopen en naderde den boom. De drie kinderen volgden mij en klapten in hunne handjes wanneer ik begon te klimmen. Hoe hooger ik kwam, hoe meer verwonderd zij waren. Dit blijde gejubel verdreef mijn bittere 4e 5e Jos. Loonen 3x4 A. Poels 4x3 W. Claassens 4x2 W. Swlnkels 3x1 Ingekomen en vertrokken personen* Van 28 September tot 4 October VERTROKKEN W. Peeters, timmerman naar Ke- velaer J. Guelen en gezin, schilder N.S. naar NgmegeD, Groenestraat 234 J. M. Christians, dienstbode, naar Meerlo C 80 Swolgen M. T. Tlesen, landbouwer, naar Kerkrade M. E. Litjens, wed Verhejjen, z.b., naar Horst P. M. H. Ewals, z.b., naar Horst P. J. Drabbels, z.b., naar Deurne P. Verschuren en echtgenoote, land bouwer, naar Ejjgelshoven Laura- dorp 11 INGEKOMEN E. F. Hogng, geneesheer, Paters- straat 22 van Maartensdijk. H. van Rooij, broodbakker, Oos trum D 1 van Venlo. M. L. A. van Haren, onderwijzeres, Oostsingel 6, van Mook. H. M. v. d. Ham, verpleegster, St. Annalaan 5 van Zwaag. G. W. H. Schwachofer, dienstbode, St. Odastraat 13 van Venlo. S. J. L. Th. Pouwels, zonder beroep Bontekoestraat 6 van Eindhoven. C. I. Hagenaars, winkeljuffrouw, Grootestraat 14 van Maastricht. G. M. W. Gerrits, zonder beroep, Stationsweg 49 van Maasbree. E. M. Lichteveld, dienstbode, Mer- seloscheweg 4 van Venlo. gedachten. Aan de eerste takken ge komen, rustte ik een weinig. Van de hooge plaats waar ik zat, zag ik hier en daar eenige velden, waar vroolijke landslieden werkten. Hun gezang be greep ik niet, maar lustig was de toon en dit verkwikte mij. De groote weg strekte zich uit in de verte, grijs uit gehold, met Iommerijke eiken en dennen omzoomd. Eenige moerassen maakten blinkende vlekken tusschen de weiden en korenvelden en weerkaatsten de blijde zonnestralen die zich in hun water spiegelden. Eensklaps zag ik in een boschje, naast de groote weg, een met lompen bedekten vreemdeling, in wien ik aan stonds een Fransche krijgsgevangene herkende. De boom "in welke ik geklommen was stond niet ver van den weg, zoo dat ik gemakkelijk kon hooren wat de ongelukkige mij toeriep Brood, brood, smeekte hij. Zijt ge een Franschman vroeg ik hem. Ja en u misschien ook, antwoord de hij verwonderd. Inderdaad.... Wees zoo goed me een weinig brood te geven; sedert drie dagen heb ik niets meer gegeten. Ik ben zoo arm als gij, sprak hij, doch «ik hoop dat de edelmoedige lie den, die me de herbergzaamheid gaven, u niet zullen verlaten. Ga u opnieuw in hei boschje ver bergen, binnen eenige oogenblikken ben ik terug. Dat God u beloone, maar, Ik smeek u, vertoef niet te lang, want ik sterf van honger. Wees gerust- Twee minuten later verliet ik den tuin, gevolgd door de kinderen wiens luidruchtige vreugd aldra den baron en z'n echtgenoote buiten lokte. Ik vertelde hun wat ik daarjuist vernomen had. (Wordt vervolgd)

Peel en Maas | 1940 | | pagina 5