DERDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Zaterdag 6 April 1940
Een en Zestigste Jaargang No 14
OFFICIEELE NOTULEN VAN DE
Openbare Vergadering van den Raad
der gemeente Venray,
gehouden op 16 Februari 1940,
des namiddags vier uur.
Voorzitter: de Heer Mr. A. H. M. Janssen, Burgemeester.
Secretaris: de Heer A. F. M. van Haaren.
Afwezig: de Heeren H. Janssen, wethouder en J. H. Nelissen, beiden
met kennisgeving.
De VOORZITTER opent de vergadering met gebed en gaat over tot
trekking van een nummer, wie in deze vergadering het eerst zijn stem
moet uitbrengen. Getrokken wordt No. 6, i.e. de Heer Pubben, zoodat
deze dit in deze vergadering bij sventueele stemmingen het eerst zal
moeten doen.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 1 der agenda: „No
tulen der openbare vergadering van 29 November 1939 en die der be
sloten zitting van dien dag" (deze laatste hebben voor de Heeren
Raadsleden bij den Secretaris ter inzage gelegen).
De Heer REINTJES merkt op, dat tengevolge van zetfouten van den
drukker verschillende onnauwkeurigheden in de officieele notulen zijn
ontstaan, tengevolge waarvan de volgorde van het gesprokene onjuist
is weergegeven en waardoor verschillende passages terecht zijn geko
men achter het door bepaalde sprekers gesprokene, terwijl deze in het
geheel niet van hen afkomstig zjjn. Zoo staat er thans o a. vermeld,
dat Spreker gezegd zou hebben zgn stem niet aaD de begrooting te
kunnen geven, welk gezegde afkomstig is van den Heer van Haren.
Redenen waarom Spreker dan ook verzoekt de officieele notulen in
overeenstemming te brengen met den overdruk in het weekblad „Peel
en Maas".
Zonder hoofdelijke stemming gaat de Raad hierna accoord met dit
verzoek.
Tengevolge hiervan zal de betreffende passage dan luiden als volgt:
Bg vlgnr. 174 „Belasting wegens gebouwde eigendommen en daarbij
behoorende erven, die aan openbare land- of waterwegen in de gemeente
belenden, of in de onmiddellijke nabijheid daarvan gelegen zijn, en wegens
ongebouwde eigendommen, die aan deze wegen belenden of op deze
wegen uitgang hebben", vraagt de Heer VAN HAREN of deze belasting
meer zal opbrengen dan oorspronkelijk werd verwacht.
De VOORZITTER antwoordt, dat Burgemeester en Wethouders van
oordeel zijn, dat het inderdaad verantwoord is de opbrengst f 2000.—
hooger te ramen dan vorig jaar, daar, naar het zich thans laat aanzien,
de opbrengst volgens het bg de verordening vastgestelde percentage
hooger zal zijn dan f 20.000.
Bg vlgnr. 187 „Onderhoud van wegen, voetpaden en rijwielpaden"
vraagt de Heer NELISSEN of niet elk jaar bij het opmaken der be
grooting rekening kan gehouden worden met de voor den sintelweg in
Kleln-Oirlo benoodigde sintels, zonder dat de belanghebbenden daarvoor
telkens een verzoek moeten indienen en doet een voorstel in dien geest.
De VOORZITTER zegt bereid te zgn hiervan aanteekening te doen
en in het vervolg daarmede rekening te houden.
De Heer STEEGHS merkt op hier het vorig jaar ook reeds over ge
sproken te hebben. Het moest niet noodig zgn, dat die menschen daar
telkens als het ware om moeten bedelenSpreker steunt het voorstel
Nelissen.
De Heer VAN HAREN kan zich nog steeds niet vereenigen met de
toegepaste wegenpolitiek. Elk jaar worden massa's grint op de wegen
gebracht, maar met dat al blijft de totale afwerking onvoldoende. De
wegen moeten in zoodanigen staat gebracht worden, dat we van het
onderhoud af zijn. Zoo wordt nu bijv. de weg naar het Veulen weer
gedeeltelik opgeknapt. Dit kost weer enkele duizenden guldens en het
is niets waard. Onbegrijpelijk is het verder, dat de Provincie wel bij-
draagt in de kosten van vernieuwing van den weg naar Wanssum, die
nog in vrjj goeden staat is, terwgl voor wegen als naar Gejjsteren en
naar Oirlo, die werkelijk in ellendig slechte conditie verkeeren, geen
bg dragen worden verleend.
Spreker kan zgn stem aan de begrooting, tengevolge van bovenge.
schetste z.i. onjuiste wegenpolitiek, dan ook niet geven.
De Heer MILLEN meent, dat het beter is, om den weg naar het
Veulen direct na het walsen te spramexen. In deze gemeente zijn ver
schillende wegen, die op deze wijze zgn behandeld, zooals bijv. vroeger
de Merselosche weg tot aan het Ziekenhuis en dat kan geschieden met
zeer weinig kosten, terwijl het toch jaren lang meegaat. In deze tijden
zal aan groote verbeteringen niet gedacht kunnen worden, wijl dit te
kostbaar is, doch de wegen spramexen, dat kan de Gemeente betalen.
De aanleg behoeft niet zoo ontzettend zwaar te zijn, want de wegen
lijden tegenwoordig meer van het snelverkeer dan van het zware vracht
verkeer.
De Heer ODENHOVEN meent, dat er wel geen gemeente in Limhurg
te vinden zal zgn met een zoo uitgestrekt wegennet als Venray en vindt,
dat men hiermede in Maastricht ook rekening moest houden. Naar
Sprekers meening, had de aanleg van den weg naar Merselo op veel
goedkoopere manier gekund, vooral daar dit toch geen doorgangsweg is.
Wat de kwestie der sintelwegen betreft, is Spreker huiverig om deze
op te nemen in de gewone onderhoudsbegrooting. Er zijn hier verschil
lende kleine stukjes sintelweg en als men nu eens voor al die wegen
zou komen Men schept hierdoor een gevaarlijk precedent.
De Heer REINTJES zegt zich geheel met het standpunt van de
Heeren MiHen en van Haren te kunnen vereenigen. Wat de Merselosche
weg betreft, de aanleg hiervan had ook naar Sprekers meening voor-
deeliger gekund. Maar ja, hierover zijn de deskundigen het niet eens en
wie het aan het rechte eind heeft Naar Sprekers meening is de voor
genomen verbetering van den Wanssumsche weg en den weg naar Oirlo
voor dit jaar wel genoeg, want al zouden nog meer wegen in de plannen
opgenomen worden, Spreker vreest, dat deze dan toch niet uitgevoerd
zullen kunnen worden.
Tenslotte is Spreker het, wat de kwestie sintelwegen betreft, geheel
eens met den Heer Odenhoven: het is toch niet zoo'n groot bezwaar
om telkenjare even een verzoekje in te dienen, als men meent in aan
merking te kunnen komen.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 2 der agenda
„Ingekomen stukken".
a. dankbetuiging voor verleend subsidie Fanfare St. Oda, Merselo.
b. alsvoren Harmonie Sub Matris Tutela, Oostrum.
c. alsvoren Kon. Ned. Toeristenbond A.N.W.B. te 's Gravenhage.
d. alsvoren R.K. Vereeniging Moederschapszorg, Heerlen.
e. proces-verbaal kasopname Gemeente-OntvaDger 4e kwartaal 1939.
f. proces-verbaal kasopname Gemeente-Ontvanger le kwartaal 1940.
g. besluit van Ged. Staten tot goedkeuring Raadsbesluiten d.d. 29
November 1939, betreffende wijziging begrooting 1939.
h. alsvoren betreffende aangaan van een kasgeldleening.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad deze stukken voor ken
nisgeving aan te nemen.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 3 der agenda: „Voor
stel van B. en W. om H. Gooren te VenrayYsselsteyn, voor een termgn
v^in 2 jaar uitstel te verleenen van de verplichting tot het stichten van
een woning op den door hem van de gemeente gekochten grond onder
YsselsteyD.
Bij den verkoop van bedoeld perceel is bedongen, dat daarop vóór 1
Januari 1940 een woning zou moeten gesticht worden. Waar Gooren
thans in militairen dienst is, heeft hij uitstel gevraagd tot een jaar na
de demobilisatie. Burgemeester en Wethouders achten het gewenscht het
uitstel voor twee jaren te geven, dus tot 1 Januari 1942.
De Heer VAN BOVEN zegt het standpunt van Burgemeester en Wet
houders, om uitstel te verleenen, wel te kunnen deelen, doch zich niet
te kunnen vereenigen met het voorstel om uitstel voor 2 jaar te ver
leenen. Indien de mobilisatie voortduurt, kan die man na verloop van
2 jaar nog niet bouwen. De Raad is dan wel verplicht om nieuw uitstel
te verleenen, maar Spreker vreest, dat men te licht over uitstel gaat
denken en op den duur ieder, die van de gemeente grond koopt met de
verplichting om daarop een woning te stichten, als hij nog niet graag
bouwt, maar om uitstel van den termgn bij den Raad zal komen. Spre
ker vindt het daarom beter, om Gooren te geven, wat hjj vraagt; dan
heeft het meer het karakter van uitstel wegens militairen dienst en
scheppen we minder een precedent.
De Heer VAN DIJCK voelt wel iets voor het gezegde van den Heer
van Boven, doch de Raad krjjgt na verloop van die twee jaar toch de
gelegenheid om over een eventueel dan nog noodig uitstel te beslissen.
Zoo ook bij punt 4 der agenda. Dit betreft nagenoeg dezelfde kwestie.
Als uitstel om zeer bjjzondere redenen noodig big kt, kunnen we toch
moeilgk anders doen, maar en hierin is hij het met den Heer van
Boven eens het moet uitzondering, hooge uitzondering blijven.
De VOORZITTER antwoordt, dat Burgemeester en Wethouders een
termgn van twee jaar hebben genomen, omdat omtrent het tijdstip der
demobilisatie nog zoo weinig te zeggen valt; dit zou over 2 maanden
al kunnen zjjn, doch het is ook niet onmogelijk, dat het nog 5 jaar of
langer op zich laat wachten. In verband hiermede meenen B. en W.,
dat het beter is om den termijn van 2 jaar te stellen en dezen later,
wanneer het nog noodig mocht blijken te zgn, te verlengen. De Raad
houdt zelf de zaak in handen.
De Heer VAN BOVEN wijst er hierna nog op, dat hij het standpunt
van Burgemeester en Wethouders wel deelt, doch te vreezen, dat, als
het publiek het raadsverslag leest, dit den indruk zou krijgen, dat de
Raad wel wat erg lichtvaardig met het uitstel verleenen omspringt.
De Heer ODENHOVEN kan zich met het voorstel van B. en W. zeer
goed vereenigen. Mobilisatie is alhoewel de oudere Raadsleden het
thans reeds voor de tweede maal in hun leven meemaken toch nog
steeds iets zeldzaams, zoodat uitstel verleenen op dien grond toch altijd
nog een uitzonderlijk karakter blijft dragen.
De Heer VAN BOVEN wijst er hierna nog even op, dat men toch vooral
niet den indruk moet krijgen, dat hij tegen het verleenen van uitstel
is, integendeel zelfs.
De Heer MILLEN kan zich met het voorstel zeer goed vereenigen.
De Heer CAMPS vraagt, hoe oud de betreffende persoon reeds is.
Misschien komt hij, alleen reeds om zijn leeftijd, binnen het half jaar
voor demobilisatie in aanmerking en dan is uitstel wellicht niet meer
te motiveeren. Het is zoo onbestemd, om iemand uitstel te geven tot
een tijdstip, waaromtrent men niets met zekerheid zeggen kan. Spreker
kan zich daarom best met het voorstel van B. en W. vereenigen.
De VOORZITTER antwoordt hierna nog, dat over het verleenen van
uitstel toch steeds door den Raad wordt beslist en dat deze dus tevens
beoordeelt, of de redenen gewichtig genoeg zijn, zoodat van lichtvaardig
uitstel geen sprake behoeft te wezen. Deleeftjjd van Gooren is Spreker
niet bekend. Alles bij elkaar genomen, is het voorscel van B. en W.
't meest aanbevelenswaardig.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad hierna overeenkomstig
het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 4 der agenda.-„Voor
stel van Burgemeester en Wethouders, om Wed. M. Geerets te Venray
Ysselsteyn, voor een termgn van 2 jaar, uitstel te verleenen van de
verplichting tot bebouwing van den door haar van de Gemeente ge-
kochten grond.
De Wed. Geerets moest volgens de koopacte bouwen vóór 1 April 1939;
haar werd reeds eenmaal uitstel verleend tot 1 April 1940; in verband
met de veranderde tijdsomstandigheden wordt thans 5 jaar uitstel ge
vraagd. Burgemeester en Wethouders stellen voor, met het oog op den
ongunstigen tijd om te bouwen, wel wederom uitstel te verleenen, doch
slechts voor twee jaren, dus tot 1 April 1942.
De VOORZITTER licht nog toe, dat dit een soortgelijk geval betreft
als het voorgaande en dat daar nog bg komt, dat er een paar sterfge
vallen in dat gezin zijn geweest; ook hier kan dus wel van een uitzon
dering worden gesproken.
Zonder hoofdelgke stemming gaat de Raad accoord met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 5 der agenda:
„Voorstel van B. en W., om de huur der thans door W. Relouw be
woonde woning Kruisstraat 7, wederom met 6 jaar te verlengen."
Deze huur was verloopen met 31 December 1939. Waar Relouw ge
regeld de huur heeft betaald en ook overigens zich als een goed huur
der en bewoner heeft gekenmerkt, is er geen bezwaar tegen, hem over
eenkomstig zijn verzoek de woning verder te verhuren voor den termijn,
waarvoor goedkeuring van Ged. Staten is te verkrijgen, zijnde hoogstens
6 jaren.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad, overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot deze verhuring.
Hierna stelt de VOORZITTER voor punt 6 der agenda: „Voorstel
van B. en W. tot ruiling van grond te Castenray met de Wed. H.
Knijpers aldaar", aan te houden tot een volgende vergadering, daar
Burgemeester en Wethouders deze aangelegenheid nog eens nader wen-
schen te bezien. Wordt goedgevonden.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 7 der agenda
„Voorstel van B. en W. tot verkoop van de in verband met de beken-
normalisatie benoodigde gemeente-eigendommen aan het Waterschap
der Noord-Limburgsche Beken ten Westen der Maas."
Het ontwerp-Raadsbesluit ligt met bijbehoorende teekenlngen en om
schrijving ter inzage voor de Heeren Raadsleden.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad overeenkomstig dit
voorstel.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 8 der agenda:
„Voorstel van Burgemeester en Wethouders, om aan den Heer L. C. G.
Sala, die zich heeft aangemeld als gegadigde voor twee perceelen van
Sectie C nr. 5870 aan den Oostsingel, om daarop dan één woning te
stichten, afwijking toe te staan van den in het Raadsbesluit van 8 April
1938, nr. 34/27, goedgekeurd door Ged. Staten bg besluit van 29 April
1938, 2e Afd. La. 5554/8 K, gestelden eisch, dat op elk aangekocht ter
rein een woning moet gesticht worden.
De VOORZITTER licht nog toe, dat het hier de destijds in 10 bouw-
terreintjes verkavelde perceelen betreft, welke gelegen zijn aan den
Oostsingal en de Kardinaal van Rossumstraat. Nadat Burgemeester en
Wethouders dit voorstel hebben gedaan, heeft de Heer Sala nog een
tweede verzoek ingediend, om ook nog een derde terreintje, nl. het
terrein, gelegen naast de twee andere aan de Kardinaal van Rossum
straat en welk perceel is gemerkt C groot 4.52 Are, er bg te kun
nen koopen, eventueel dit derde perceel slechts voor de helft. De Heer
Sala wil dan een woning bouwen op de eerste twee perceelen, terwijl
het derde dan voor tuin bestemd wordt.
De Heer VAN HAREN vraagt, of Burgemeester en Wethouders voor
nemens zgn, ook in volgende gevallen tot die afwijking te adviseeren.
Want men is toch verplicht ook tegenover eventueele andere koopers
hetzelfde standpunt in te nemen en hun dezelfde faciliteiten te ver
leenen als thans aan den Heer Sala verleend worden.
De Heer ODENHOVEN zou wel eens willen hooren, tegen welken prijs
B. en W. die terreinen denken te verkoopen.
De VOORZITTER antwoordt, dat Burgemeester en Wethouders ook
voor het verleenen dezer faciliteit aan andere personen wel geen be
zwaar zullen hebben, mits natuurlijk maar blijkt, dat de eventueele
koopers den grond niet uit speculatief oogpunt koopen. Volgens het
destijds genomen Raadsbesluit moet, als er een liefhebber komt om een
dier perceelen te koopen, het betreffende perceel in openbare veiling
worden gebracht. Dit zal nu dus ook gebeuren en zulks zoo spoedig
mogelijk gepubliceerd worden. Zou dan bg den verkoop blijken, dat er
nog andere liefhebbers zijn en zullen dezen kooper worden, dan zullen
zij voor zich ook aan den Raad om deze faciliteit kunnen verzoeken.
Wat de vraag van den Heer Odenhoven betreft, antwoordt Spreker,
dat volgens het Raadsbesluit de minimum verkoopprijs f 200.per are
bedraagt. Als verdere voorwaarde geldt o.a. nog, dat binnen 12 maanden
na den verkoop met den bouw van een woning moet worden begonnen,
welke woning binnen 18 maanden gereed moet zijn. Wat Sprekers per
soonlijke meening betreft, is er werkelijk zeer veel voor te zeggen,
om deze ontheffing toe te staan, daar we dan daar een mooie en goede
bebouwing krijgen.
De Heer VAN HAREN is ook van oordeel, dat de Raad alles moet
doen om de bebouwing zooveel mogelijk te bevorderen.
De Heer MILLEN meent, dat, als de Raad besluit overeenkomstig
het voorstel van Burgemeester en Wethouders, de Heer Sala dan op
de eventueele andere liefhebbers vóór heeft, dat hij de ontheffing reeds
heeft verkregen, terwgl anderen nog altijd af moeten wachten, of zij
die zullen krijgen.
De VOORZITTER antwoordt nogmaals, dat, als een ander persoon
niet uit speculatief oogpunt, doch met hetzelfde doel als de Heer Sala,
dien grond koopt, hem evengoed ontheffing moet worden verleend.
Wethouder PUBBEN vindt, dat het goed is, dat dit hier nu een3 be
sproken wordt.; het Raadsbesluit moet ook z.i. zoo geredigeerd worden,
dat alle eventueele andere liefhebbers dezelfde rechten hebben als de
Heer Sala.
De VOORZITTER zegt hiermede in te stemmen, doch uiteraard dan
ook onder dezelfde voorwaarden. 4
Het beste is dan, zegt de Heer VAN HAREN, dat bij den verkoop
te voren gezegd wordt, dat alle koopers dezelfde rechten voor het
bebouwen zullen krijgen als de Heer Sala.
Wethouder PUBBEN meent nog, dat de Heer Sala genoeg heeft aan
de helft van perceel III en zou hem dan ook niet méér verkoopen.
Bedoeling van den Raad is steeds geweest, dat in het uitbreidingsplan
veel woningen gebouwd worden en geen groote tuinen.
Hierna circuleert onder de Heeren Raadsleden een schetskaartje,
waarop het betrokken terrein is aangeduid en volgen eenige onderlinge
besprekingen, waarna overeengekomen wordt, althans in principe, de
terreintjes opnieuw te verkavelen in vier blokken, doch het definitieve
besluit hiertoe zal eerst genomen worden telkens als een liefhebber
zich opdoet.
Zonder hoofdelgke stemming besluit de Raad hierna voor het geval
dat de perceelen A, B en de aan B grenzende helft van C bg den té
houden verkoop door één persoon worden gekocht, ontheffing te ver
leenen van de voorwaarde, dat op elk aangekocht terrein een woning
moet worden gesticht, zoodat in dit geval desgewenscht kan worden
volstaan met het stichten van één woning op genoemde tot een massa
samengevoegde perceelen.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 9 der agenda:
„Voorstel van B. en W. om aan Hare Majesteit de Koningin te verzoe
ken, de afwijking van den eisch, gesteld in het le lid van art. 19 der
Lager Onderwijswet 1920, andermaal voor een termgn van vijf jaar toe
te staan.
Bedoeld is hier de eisch, dat In elke gemeente openbaar lager
onderwijs gegeven moet worden, van welken eisch echter telkens voor
5 jaren door de Kroon afwijking kan worden toegestaan. Deze afwijking
heeft de gemeente in 1935, bg de opheffing van de laatste openbare
school (Heide) gekregen tot en met 31 Maart 1940.
Zonder hoofdelgke stemming besluit de Raad overeenkomstig dit
voorstel.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 10 der agenda: „Voor
stel van B. en W. tot wijziging der Algemeene Politieverordening Ven
ray".
Het betreft hier vervanging van art. 50, betreffende het maken van
hinderlijke muziek of ander geluid, door een nieuw artikel overeen
komstig eene voor de Heeren Raadsleden ter inzage gelegde circulaire
van den Heer Commissaris der Koningin. Het ontwerp.besluit heeft
mede ter inzage gelegen.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad deze wijziging aan te
brengen.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 11 der agenda:
„Voorstel van B. en W. tot aankoop grond Haenraets, in verband met
de verbetering van den Merselosche weg.
Teekening en schattin gsstaat liggen voor de Heeren Raadsleden ter
inzage.
Zonder hoofdelgke stemming wordt overeenkomstig dit voorstel besloten.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 12 der agenda: „Voor
stel van B. en W. tot het verleenen van voorschotten op de exploitatie
vergoeding over 1940, als bedoeld in art. 103 6e lid der Lager-Onderwjjs-
wet 1920, voor de bijzondere scholen voor gewoon en uitgebreid lager
onderwijs,
Voor de Heeren Raadsleden heeft het ontwerp.besluit ter inzage
gelegen.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad tot het toekennen dezer
vergoeding, overeenkomstig het voorstel.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 13 der agenda
„Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging en aanvulling
der gemeentebegrooting 1939.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad tot deze wijziging over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Vervolgens deelt de VOORZITTER mede, dat er nog een punt te
behandelen is, hetwelk niet meer op de agenda geplaatst is kunnen
worden, nl. de eigendomsoverdracht van de U.L.O.-school met daarbij
behoorenden grond.
De nieuwe school is gereed gekomen en de waarborgsom is door het
schoolbestuur gestort, zoodat thans de Raad behoort te besluiten om,
overeenkomstig art. 80 der Lager Onderwijswet een en ander in eigen
dom aan het Schoolbestuur over te dragen.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad hierna overeenkomstig
dit voorstel aan het Parochiaal Kerkbestuur van St. Petrus-Banden,
tevens schoolbestuur, bedoeld terrein met opstand enz., in eigendom
over te dragen.
ïjj de hierna gehouden rondvraag zegt de Heer ARTS, dat de
vorige Raadsvergadering bg de behandeling van de gemeentebegrooting
voor het jaar 1940 zeer veel gesproken is over het wegenprobleem,
doch Spreker wilde nu nog eens even de aandacht vragen voor een
paar zandwegen, of liever gezegd slijk- cf modderwegen, n.l. op de
eerste plaats de weg van Hejjde naar van Mejjel aan den Deurnesche
weg, welke in uiterst slechten toestand verkeert en bg den geringsten
regenval in een waren modderpoel is herschapen. Zelfs in den zomerdag
is de weg onbegaanbaar, terwgl er toch altijd pl. min. 20 kinderen over
moeten gaan naar school. En, zooals kinderen zijn, spelen en stoelen
deze naar school, met gevolg, dat zij steeds zeer vuil op school aanko
men, afgezien nog van het gevaar, dat de groote en diepe slooten langs
den weg opleveren. Spreker hoopt, dat spoedig maatregelen getroffen
zullen worden, opdat deze weg in een eenigszins beteren toestand ge
bracht wordt en verklaart tevens, dat belanghebbenden Burgemeester
en Wethouders zeer dankbaar zullen zijn, wanneer zij uit dien modder
poel bevrijd zullen zijn,
Verder wil Spreker de aandacht vestigen op den weg van F. Janssen
op den Boschhuizen naar M. Camps aan den Oostrumsche weg. Bij een
weinig nat weer is ook deze weg in slechten toestand en onberijdbaar.
Spreker weet wel, alles kan niet ineens, maar desondanks wil hij toch
den wensch uiten, dat ook hierin spoedig verbetering wordt gebracht.
De VOORZITTER antwoordt, dat dit punten zijn, die bij de behande
ling van de gemeentebegrooting naar voren hadden moeten worden ge
bracht. Burgemeester en Wethouders stellen deze aanwijzing echter toch
op prijs en zullen doen nagaan, wat terzake dit jaar nog kan geschie
den.
Wel zou Spreker echter willen vragen, wanneer de Heer Arts gecon
stateerd heeft, dat die wegen in zoo slechten toestand verkeeren.
waarop de Heer ARTS antwoordt, dat hij dit in den zomer van 1939
reeds heeft ontdekt, doch dat hij bij de behandeling der begroeting voor
1940 er niet aan gedacht heeft om deze punten te bespreken.
Verder zegt Spreker in de Raadsvergadering van 14 November 1939
ook de aandacht gevestigd te hebben op eenige canada-boomen, welke
langs den St. Servatiusweg staan en geheel uitgegroeid zijn. Hoe vlug
ger die boomen nu gekapt worden, des te beter voor het hout, en de
gemeentewerkers zullen daar nu met dit wintersch weer ook volop tjjd
voor hebben. Als straks de dool weer invalt, zgn er weer zooveel andere
werkzaamheden te verrichten, dat het kappen weer achterwege zal
moeten blgven.
De VOORZITTER antwoordt, dat aan den boschwachter van het
boschbeheer verzocht is, deze zaak eens te bezien, en rapport uit te
brengen wat voor de gemeente voordeeliger is of wel het hout op stam
te verkoopen of wel gekapt. Deze aangelegenheid heeft in elk geval de
aandacht van B. en W.
De Heer ARTS wijst er nogmaals op, dat het hout niet beter wordt,
als het nog langer staat, waarop de VOORZITTER aanvoert, dat het
ook nog wel duurder zal worden.
De Heer VAN BOVEN bevestigt hierna nog even het door den Heer
Arts gesprokene betreffende den weg aan de Hejjde, welke werkelijk in
erbarmelijk slechten toestand is. Geen enkele weg in deze gemeente, zoo
zou Spreker durven beweren, is zoo slecht als die weg De melkkarren
moeten herhaaldelijk nog een tweede paard voorspannen om er over te
kunnen komen. Jaren geleden hadden de aanwonenden eens de beschik
king over een partijtje puin. Aan den Directeur van Gemeentewerken is
toen verzocht deze puin op de weg te mogen verwerken, hetgeen toen
echter werd geweigerd.
De VOORZITTER herhaalt thans nogmaals hetgeen hjj ook reeds bjj
vorige gelegenheden heeft opgemerkt, dat men toch vooral niet uit het
oog moet verliezen, dat wij hier een wegennet hebben van rond 400 K.M.,
hetgeen voor een gemeente iets abnormaals is en dat men derhalve niet
kan verlangen dat elke weg, waaraan een paar boerderijen staan, nu
ook maar voor verharding in aanmerking moeten komen.
De Heer MILLEN zou dergelijke kwestie'a het liefst oplossen met
behulp van hand- en spandiensten. De menschen, die daar wonen, zjjn
wel genegen om alle mogelijke hulp te verleenen en als een der Wet
houders eens met hen ging praten, zouden zjj wellicht ook nog wel een
paar dagen langer willen helpen dan waartoe zij verplicht zijn.
De Heer ARTS zegt, dat hg gezien heeft, dat ze op deze weg aan
het pikkeneeren waren en dat de graszoden In de karsporen werden
gebracht. Hiervan wordt de weg nog veel slechter in plaats van beter.
In verband hiermede wil Spreker dan ook aandringen op meer toezicht
en deskundige voorlichting bij het verrichten der hand- en spandiensten.
De Heer Wethouder PUBBEN merkt hierna op, beide wegen persoon
lijk zeer goed te kennen. In Oostrum is men indertijd bezig geweest
met plannen om den weg op te knappen. Puin daarvoor is reeds in
groote hoeveelheid aangevoerd en ligt nu langs de Stationsweg. In ver
band met de verbetering van laatstgenoemden weg kan dit puin daar
niet bljjven liggen en als de belanghebbenden daar nu eens een billijk
verzoek indienden zou dit wellicht ingewilligd kunnen worden. De weg
aan de Heijde is ook zeer slecht, doch daar wonen, dit mag gerust eens
gezegd worden, verschillende kapitaalkrachtige landbouwers, die in de
kosten van den weg wel behoorlijk konden bijdragen.
Wat betreft de kwestie der boomen, waarop de heer Arts gewezen
heeft, wil Spreker nog opmerken, dat deze thans niet gerooid kunnen
worden zooals het behoort, aangezien men vanwege de vorst niet
in de grond kan komen en derhalve de z.g. „boksen" er niet uitgehaald
kunnen worden. Heel erg is het ook niet, als nog een paar maanden
moet gewacht worden, want zooals de Voorzitter terecht heeft opge
merkt de boomen worden eiken dag duurder.
De Heer ODENHOVEN wjjst er op, dat niet alleen aan den St. Ser
vatiusweg uitgegroeide canada-boomen staan doch op verschillende
andere punten staan ook boomen, die misschien nog wel niet geheel
zjjn uitgegroeid doch die, als thans de prijs van het hout Inderdaad
hoog is, gerust verkocht kunnen worden, temeer waar nieuwe boomen
nog al weer eens vlug aangroeien.
De Heer CLAESSENS zegt gehoord te hebben, dat er ten aanzien van
den weg aan de Heijde plannen in voorbereiding zjjn tot verharding #n