TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS ABDIJSIROOP De boeren in oorlogstijd FEUILLETON. De foren waakt Mobilisatie herinneringen. Bij zoon verouderde hoes t Zaterdag 10 Februari'1940 Een en Zestigste Jaargang No 6f In de jaarvergadering van de Jonge Boeren te Venray, hield de Heer van der Weijden, Lid der Tweede Kamer, een interes sante beschouwing over „De boeren in oorlogstijd". Hieraan ontleenen wij het volgende Spreker wijdde allereerst eenige woorden aan de algemeene we reldsituatie en meende, dat het afgeloopen jaar eens ais 't jaar van waanzin zal worden aange duid. Hoewel de oorlog volgens sommigen nog niet begonnen is, is al reeds onpeilbaar leed over de aarde gebracht. Hoe zal 't .dan zijn als de oor log eens werkelijk begint Deze gedachten komen onwil lekeurig op, maar ons geloof en Godsvertrouwen behoedt ons gelukkig voor al te groote neer slachtigheid. Immers, de mensch wikt, God beschikt. Gelijk den zeeman in stormachtige nacht niet den moed ontzinkt, indien hij in de verte slechts 't licht van een vuurtoren ziet, zoo mag van ons verwacht worden, dat wij onzen arbeid blijven stellen in dienst van God, gezin en va derland. In deze chaotische tijd komt de groote waarde van den boeren stand voor de volkshuishouding bijzonder goed uit. E. Zischka, de economische publicist, toont dit in z'n laatste boek ook duidelijk aan. De Ka mers van Koophandel hebben wel eens andere klanken laten hooren, maar die zullen we nu wel niet meer vernemen, omdat alleen de aanhaling van hun uit spraken al voldoende is om aan te toonen, op welke gevaarlijke basis onze volksvoeding zou hebben gestaan, indien de over- Jieid gevolg had gegeven aan hun uitspraken, om de Nederlandsche grond braak te laten liggen, als de Nederlandsche boer niet kon concurreeren met den roofbouw- plegende boer in Canada of Cen traal Amerika. Zij zullen nu wel tot de con clusie zijn gekomen, dat alle tijden ook weertijden hebben. De landbouwende bevolking moet ook dit idee over zich vaardig laten worden, door nu maar veel te vergeten en de overheid met overtuiging te helpen de volks voeding zoo goed mogelijk te verzorgen. Jarenlang is in sommige krin gen bodemproductie beschouwd als 'n tweede of derderangs tak van volksbestaan en dienovereen komstig behandeld. Menigmaal heeft ons dit geërgerd. Niet ech ter zoo, dat wij nu ook maar tot een tweede of derderangs mede werking bereid zouden zijn. Integendeel. Maar voor de toe komst verwachten wij dan ook een betere behandeling. Van vele Roman uit het Venraysche land door Gerard Lemmens. 9. Daar staat An plots voor hen. An Timmermans. Schijnbaar alleen. Ze kijkt Leviticus aan, ze kökt Leentje aan. Schudt ze met 'r hoofd Heur ogen pallen opnieuw naar Leviticus. Leentje ziet het. ze voelt zich even klein wor den. Leviticus doet of hij het niet ziet. Leviticus ziet An ook niet. Hij tikt Leentje tegen T elleboog. Hij gaat de dancing binnen. Leentje volgt. Vlak naast hem. Heila 1 daar hebt ge Wies met Ben. Bekant had Leentje naar hen geroepen. Daar hebt ge Truida en Toon ook. Ze zien haar. Ze knikken haar van ver toe daag 1 fijn wat Zullen wij ook eens een dansje wagen, Leentje? vraagt Leviticus. Ik zal ow op de tenen trappen, waarschuwt ze. Het lijkt haar niet zo moeilijk te dansen of te steppenhet lijkt haar zo zalig, even mocht ze het well te kunnen dansen als ze zo die anderen allemaal ziet. Trui en Wies zwemmen in hun plezier. En het is erg druk. Het zal wel niemand opvallen, dat ze weinig of niet kan dansen dan Leviticus alleen. We proberen het, zegt hij. Kom i Jaap Nagel en Wim Vonk dwalen door de zaal. Ze hebben 'm wat om Zo zijn er meer. Het is al avond. Om tien uur is het gedaan. Dat is dorps. Dat is voor hier lang zat, beslist de burgemeester. Voor die tijd moet geer dus voldoende van hebben genoten, Van de dans of van een meisje sociale voorzieningen is de agra rische bevolking uitgesloten. Een 8-urige werkdag kennen ze niet, gaarne willen ze tweemaal zoo veel werken, maar dan toch niet zonder belooning. Indien 't maar even kan, is deze bevolking geneigd om te vreden te zijn en indien werkelijk 'n diepgewortelde ontevredenheid met hun levenslot tot uiting komt, dan moet men daaruit de con clusie trekken, dat de spanningen in de verhoudingen zich tot het ondragelijke hebben opgeschroefd. Het is gemakkelijk de consu menten voor te houden, dat de levensbehoeften niet behoeven te stijgen, indien de landbouwende bevolking maar haar plicht deed en de overheid maar geen onge motiveerde winsten gaf. Ook nu nog is de toestand van vele be drijven, ondanks alle moeiten en zorgen daaiaan besteed, nog uitermate zorgwekkend. Indien allen 't moeilijk hebben, wil de landbouwende bevolking ook zonder morren zijn rechtma tig deel daarin dragen. Deze op merkingen dienen gemaakt te worden om te voorkomen, dat als we veel wat de Minister van Econ. Zaken doet of heeft gedaan waardeeren kunnen, dit allerminst tot een winstgevend bedrijf ge leid heeft. Hoofdzaak noemde Spr. in dezen tijd wederzijdsch begrip der moei lijkheden. De productie regelende overheid dient door haar prijs regeling en met veevoeder en kunstmestdistributie voor de agrarische bevolking de mogelijk heid te scheppen van 'n intensieve bedrijfsvoering en geen onnoodige ingrijpende maatregelen te nemen. Een prijsregeling waardoor het mogelijk wordt de noodige uitga ven te doen tot intensieve pro ductie, waarvan de kosten enz. nu zijn en de baten eerst veel later kunnen komen. Spr. gaf daarbij 'n overzicht van de genomen maatregelen, nl. verhooging van richtprijzen, waar bij de veehouderij en tuinderij nog in 't hoekje zitten waar de slagen vallen. Alleen akkerbouw verkeert in bevredigende omstan digheden. Voorts besprak Spr. de veevoe derdistributie, een noodzakelijke maatregel, toonde aan, waarom het uit de markt nemen van rund vee te laat is aangevangen en waarbij de invoer van Deensch vleesch een doorn in 't oog blijft. De overheid heeft echter met meerdere factoren rekening te houden, o.a. de bloembollenuit- voer. Wel is gewenscht, dat dui delijker werd uiteengezet, dat 't niet anders kan. Het doel zal langzamerhand wel moeten worden grootere mate van zelfvoorziening, omdat we niet door kunnen gaan, ook niet bui ten oorlogstijd, met datgene wat we r.oodig hebben te koopen in 't ouitenland, indien we dit zelf kunnen voortbrengen en dan onze eigen producten voorafbraakprij- zen afzetten. Ook de margarine-kwestie zal Het is even onwennig geweest, ze weet niet hoe ge mekaar moet vast houden. Maar Leviticus doet 't haar gauw begrijpen, en daar gaat het. Hij steunt haar, en hij telt een twee drie hup 1 en zegt .prachtig" 1 tra la la mooien het gaat haar 2alig. O ja, wat had de pastoor haar ook weer gezegd Ge moest iets meemaken, dat zou goed voor u zijn. Of zei Wies dat Ge moet eerst iets meemaken, en dan kunt ge beter beslissen. Een maal. Twee maal. Het is mooi geweest, zegt Lena. Leviticus lacht. Heeft hij haar Zal Leentje de hele avond wel bij hem blijven Daar komt Jaap Nagel aan. Hij is lollig, zooals ze dat noemen. Nee, Leviticus kan niet weigeren; dat geeft anders schandaal, en zeker voor hem. Lena durft niet goed, ze kent de vor men niet. ze kent de gebruiken niet, ze heeft anders nog nooit op een dans vloer gestaan. Maar Jaap heeft haar onder de arm genomen- Nou I dat is een pertig ding, dat Lievens Leentje wie had dat achter haar uitgehaald 1 Hij danst, maar hij leidt haar niet als Leviticus. Wat zijn dat voor egards die hij heeft Ze kan niet met hem over weg. Ja, zegt hij, ik... ik heb al 'n glaasje op, ge moet dat maar niet zo erg vinden 1 Morgenavond, dan kom ik ow halen, en... en dan zal ik zorgen dat ik nog geen glas op heb. En hij praatte door. Changez les dames! wordt er geroepen. Wim Vonk zit achter Jaap, duwt hem weg. Even blijft Jaap wezenloos staan en vindt dan Trienneke Gitsels. Wim Vonk praat haar de oren vol. En hij doet zo vrij Nee, maar wat zijn dat voor manieren? Ze wilt niet met hem dansen. Ze laat opeens Wim Vonk staan. Ze wilt zeggen: ik heb hoofdpijn. uit dezen gezichtshoek wat meer bekeken moeten worden, vooral wat betreft de voorziening van leger en vloot, want als de aan voer geheel gaat stagneeren, zul len de boeren ook leger en vloot van natuurboter moeten voorzien. Men zal goed advocaat moeten zijn, om deze toestanden te blij ven verdedigen. Spr. had 't vervolgens over 't renteprobleem, wat nog steeds om regeling roept. Waar de over heid thans alles regelt, gaal 't niet aan, de geldbeleggers vol komen vrijheid te geven om te doen wat ze willen. Dat deze beter zijn, nam Spr. niet aan, wat hij illustreerde met een uit spraak van Dr. Poels. De pachtwet besprekende, ves tigde hij de aandacht er op, dat sommige punten herzien moeten worden, n.l. ongemotiveerde ver hooging, sleutelgeld, 't omzeilen van het remissierecht door abnor male verzekeringseischen. Meer dan ooit toont deze tijd aan de waarde van den boeren stand voor ons volksbestaan. Het is dan ook redelijk dit de noodige bescherming te geven en tevens alles in 't werk te stellen door cultuur-technische werken de le vensruimte der boeren te ver- grooten, zooals dit door plan- Westhoff mogelijk wordt. Even goed is 't noodig, 't jonge geslacht wat meer mee te geven bij hun opvoeding, zoowel op godsdienstig, sociaal als technisch terrein, dan de ouders hebben gehad. De opvoeding tot dit doel zal in sneller tempo, meer inten siever dan tot dusver moeten ge schieden, om te zorgen, dat onze jongens in kennis en kans bij uitgiften van nieuwe gronden of verpachten niet behoeven achter te staan. Wel moeten we naar 'n rede lijke taakverdeeling streven tus- schen agrarisch en industrieel bedrijfsleven, want dit staat vast, dat deskundige voorlichting van onze landbouwersenbeschikbaar stelling van gronden hoogst nuttig is voor onze geheele nationale gemeenschap. Wel staat de Nederlandsche boer mee bovenaan in de geheele wereld wat betieft opbrengst en kwaliteit van producten, maar ook onder hen zijn er, die door gesta gen arbeid, ondanks tegenslagen, waar buitenstaanders geen begrip van hebben in exploitatie en rendement stukken boven andere uitstaan. Verbetering is altijd nog mogelijk, al zullen vaak de finan ciën voor velen 'n beletsel vor men. De landbouw-wetenschap heeft ongetwijfeld de landbouw over heel wat obstakels heen ge holpen. Nieuwe inzichten op 't gebied van bemesting, grondon derzoek, ziektebestrijding, kwali teitsproducten etc. zijn producten van de landbouwwetenschap. Op dit terrein is nog veel te doen, maar de Nederlandsche boer zal zich ook als Staatsbur ger moeten blijven doen gelden met een beroep op zoodanige prijzen, dat daaruit ook 'n redelijke Heeft ze dat gezegd Ze ziet naar Leviticus. Viet. Dat is het moment voor Leviticus, het psychologisch moment. Hij haalt haar. Hij knikt goedwillend naar Wim Vonk. Kom, Leemje, dat changes les dames, het voortdurend verwisselen onder het dansen, dat is niks voor ow Drink maar eens wat, ik heb een lekker likeurtje voor ow besteld,'n kummeltje. Likeurtjes zitten in 'r hoofd, nee niet in 'r maagde dans zwoengt door heur hoofd. Wie had beweert, dat zij niet kon dansen 1 Ge zweeft als een vlinder, heeft Viet gezegd. Viet, ja Ge voelde nauw dat ge iets in ow handen hield. Wals 1 Foxtrot I Rumba 1 Wals Pol ka Changez les dames. Er zit duizeling in haar hoofd. Van het draaien of van de muziek of van de drie likeurtjes? Lena inhaleerd diep, blies uit. Ze strijkt zich de haren goed, ze waaiert zich even in 'r gezicht. „Oef", zei ze dan, en ze had neiging om zo maar ergens neer te vallen. Ik heb er hoofdpijn van gekregen, zegt ze. 't Is hier gedaan. Jammer, niet Daar geeft Lena geen antwoord op. Hebt ge hoofdpijn gekregen? Lena knikt. Dan gaan we, tot slot, nietwaar nog een stukje heerlijk wandelen Goed? Ja, Leentje vindt alles goed. Ja. ja. Daar was Wim en Jaap, Sjaak en Fons en wie meer... ze waren wat in de olie, misschien... maar Leviticus had zich onder het dansen toch steeds als gent leman gedragen. Het leek haar veilig bij hem. Het lijkt haar nog veilig bij hem. Ja, 't lijkt haar zo: maar toch zucht ze even. Buiten gichelen de meisjes, zongen de jongens. Tussen de kermis door. belooning volgen kan. Anders zijn de lusten voor anderen en de lasten voor den boer. Geweldige problemen houden thans de wereld bezig, wat lijken dan onze persoonlijke standsbe- langen daarbij zwak, nietig, klein en onbeduidend. Wij staan uiter aard niet onverschillig tegenover dit wereldgebeuren, maar van hoe groote beteekenis, dit alles ook moge zijn, we moeten daarbij wel bedenken, dat we ons vaderland 't beste kunnen dienen, indien we offers, die dit alles ook van ons vraagt, niet brengen in doffe berusting, maar met een gezond optimisme, dat Nederland ook nu weer door Gods goedheid, zal mogen blijven „rustig te midden van woelende baren." Waar buiten wordt onze zelf standigheid en neutraliteit be schermd door hen, die aan hun gezin en bedrijf onttrokken, aan de grenzen, waterlinie of op onze oorlogschepen dienen. De boeren hebben daarbij de opdracht onze neutraliteit en zelfstandigheid te beschermen door de voedsel voorziening te verzorgen. Laten zij dat trouw en nauw gezet doen, in de hoop, dat God ons land de verwoesting van een oorlog zal sparen en met Zijn hulp weer spoedig rustige tijden zullen beleven. Spr. wees daarbij op de noodzakelijkheid van krachtige boerenorganisatie zoo wel om de katholieke belangen, daarmede verband houdende, als wel op de noodzaak deze rede lijke wenschen en verlangen kracht bij te zetten. November spanning. Maar.... Toen wjj goed en wel de fietsen opgeborgen hadden en onze uitrus ting afgelegd, kwam de rest van de batterij de poort intuffen. Onze eerst volgende beweging was een aanval op het waschlokaal, er werd geplast en gewasschen of we schoorsteenen geveegd hadden dien dag. Lekker opgefrischt begaven we ons naar de cantine, alwaar appél werd gehouden of allen wel aanwe zig waren. Hierna, was 't soldij beuren, daar zijn de militairen ge woonlijk wel voor te vinden en is in den regel ook verbazend gauw ge beurd. De stemming zat er al weer in bij de jongens en de pianist van de batterij speelde al weer voor de zooveelste keer, dat „Blonde Mientje een hart van prikkeldraad heeft' toen de deur openging en de kapitein binnen kwam. Met een valsche dissonant brak de muziek af, stemmen zwegen... ieder stond plots in de houding. „Op de plaats, rustGa maar zit ten kalm klonk de stem van de kapitein. Jongens, ik vind dat we nu maar moesten gaan eten en dan gaan slapen, want morgen is het weer om 4 uur dag en moet ieder zoodra er alarm gebeld is, zoo vlug mogelijk zien dat bij, net als van morgen, met zijn heele bezit klaar staat om naar de stellingen te gaan. Als de toestand niet verandert, zul len we daar de eerste dagen ook wel Zij gaan. Zij laten de frisse wind buiten het dorp om de slapen waaien. Het is een mooie avond. Het kermisrumoer klinkt door. Het is hier lekkerder dan op de kermis, rustiger. Leviticus heeft haar onder de arm genomen. Ik geloof, dat we alleen op de weg zijn. Ja, ik geloof het ook. Ze gaan met treuzelende stappen. Hij heeft haar in de arm genomen, doch ze vermijdt zoveel mogelijk hem aan te raken. Zij vertrouwt hem wel, maar het is haar wat gek en toch is het haar bevallighet komt zeker, omdat het de eerste keer is, dat ze zo met een jongeman loopt. Welke richting gaan ze uit Och, het komt haar niet op aan welke richting ze in slaan, of waar ze zullen uitkomen. Het is een mooie avond, heeft hij gezegd. Het is hier rustiger, heeft hij gezegd. We zijn alleen op de weg, heeft hij ezegd. De avond is voor hun beiden. eze tover is zo schoon. Zij heeft hem, en dit heeft ze nooit zo kunnen dromen. Het klooster, de kapelaan, de pastoor, de moeder-overste in Heerlen; wat zijn ze allemaal ver weg. Het koren rijpt langs de weg, een aroma drijft er van af. Zij drinken hem. Het is zo goed hier. De avond is heilig, de levende stille hemel over de avond heen en over hei land heen is een heiligdom. Wat zouden ze veel praten Even, heel even staat Lena stilen ze maakt met heur vrije rechterhand zich een kruisteken. Leviticus kijut haar aan. Hij kijkt ook even rond. Hij is er even verbaasd van. Wat doet Lena Daar staat een kruis, zegt Lena. inderdaad. Twee bomen, daartussen een kruis. Een kruis, dat zoals hier overal een aparte devotie tot zich trekt big ven, Ik heb in dit verband dan ook in een nabg gelegen klooster inkwartiering aangevraagd, we kun nen daar in de kelderruimten dan de nacht doorbrengen." Weg was de prettige stemming, Ik geloof dat we op dat moment elkaar nogal schaapachtig en met een blik van ongeloof aankeken. Verdraaid... Zou 't dan toch waar zjjn dat er aan de Oostgrens iets broeit Kranten Allemaal een paar dagen oud en maakten ons ook niet wijzer. Dus wat te doen Gaan slapen natuurlijk, nu we nog de kans hadden. Het was maar goed dat we niet wisten welk een paniek stemming er onder de burgerij begon te heerschen... Wat eerst nog een zwak vlammetje was, werd mede, door de kletspraatjes van buurvrou wen, In een minimum van tjjd tot een heftig, hoog oplaaiend vuur aan gewakkerd. Veel vrouwen, wiens man soldaat is, moeten wel gedacht heb ben: „Zullen we elkaar in dit leven nog ooit terug zien Van dit alles hoorden we pas toen we weer met verlof thuis waren, nu gingen we naar bed, alleen er aan denkend, dat we er weer verdomd vroeg uit moesten en dat nog wel op Zondag. Er werd dien avond ook heelemaal niet gekankerd over de genomen maatregelen; we begonnen te be- grgpen, dat er erger dingen te ge. beuren konden staan, dan een nacht- oefening. Het was typisch, de gezichten van die jonge kerels te zien, hun oogen, die anders tintelden van le vensblijheid en zich niet verdiepten in ernstiger dingen, spraken nu een taal van „zou 't dan toch waar zijn, zou de toestand zoo vreeselijk span nend zijn?" En vlug en stil, ont kleedden ze zich en kropen onder de wol. Of ze dien nacht geen last van angstige droomen gehad heb ben, daar ben ik niet zoo zeker van. Dien Zondagmorgen was het even beeld van Zaterdagmorgen, tempo, tempo! Ransels werden met dekens bepakt, de eigendommen bg elkaar gescharreld, alles weer in de wagen geladen en om 6 uur was de leger plaats als uitgestorven en waren wij weer in een fijne, druilerige mot regen op weg naar de stellingen „ergens in Nederland". Toen wij daar aankwamen, was onze eerste gang natuurlijk naar de keukenwagen, waar de thee reeds op ons wachte en wij onze veldfles- echen konden vullen. Een half uurtje later stopten we, met schoppen en ander gereedschap bewapent, de hei in om aan de afwerking van de stel lingen te beginnen. Hierover te ver tellen is in strijd met de militaire beginselen, wat jammer is, daar er veel intressante dingen tot stand zijn gebracht Enfin, er werd flink gewerkt en dat was maar goed, er bleef geen tijd over om te piekeren of om over politiek te boomen. Tegen 12 uur zag ik onze Com mandant, achter op den motor van den ordonnans zitteD, terwgl ze over het slecht berijdbare paadje door de hei naar den grooten weg sukkelden. Een poos later kwamen ze terug en zagen we aan, 't gezicht van den Commandant dat er iets prettigs gebeurd moest zgn En jawel, terwijl hg zijn waardig heid als commandant vergeet, riep hij al van ver: „We gaan naar huis, vlug gereedschappen opbergen!" U kunt zich voorstellen hoe wg dat bericht ontvingenOp Zondag in de hei te moeten graven en timme ren, met 't idee „dat er, wie weet hoeveel Zondagen nog kunnen vol gen na deze; om dan plotseling be richt te krggen; vlug inpakken en naar huis. Dat inpakken was gauw gebeurd en een goed uur later wa ren we weer in onze legerplaats, nu konden we er aan denken dat het Zondag was. Vlug eten, je wat op poetsen en de stad in. Het drukke verkeer, van trams, auto's en wiel rijders, deed je, na die het geschie. of een aparte kleine geschiedenis heeft. Leviticus heeft zijn rechterarm niet uit haar arm losgemaakt; hij heeft zich niet gezegend. Maar hij zal inwendig een schietgebedeken hebben gedaan denkt ze. De avond is immers zo heilig. Leviticus., hij wilt innig zijn. Och, laat hem een keer begaan. De avond is immers zo schoon. Maar Leentje zal niet blijven stil staan, ofschoon hij de stap inhoudt. Ze vreest een kus. Een kus, die toch niet verkeerd behoeft te zijn. Schoon zelfs. Ei, we zijn alleen op de weg... maar heeft ze iets achter zich gehoord - Ik geloof, dat we niet alleen zqn, zegt ze. Leviticus laat haar even los, en kijkt om. Lena kijkt ook om. Maar daar is alles even stil Ze zien het licht van het dorp en van de kermis tegen de hemel, ze zien de schaduw van de grote toren boven het dorp uitsteken; het kermislicht blakert er licht tegen aan. Maar de toren komt er te mooier in de donkerte uit. Er is niets. Ze horen ook niets om zich heen. Evvel, als Viet dan opnieuw haar aan de arm wilt nemen, trekt ze licht terug. Ze treuzelen langs wat struikenhout. Er staat hier en daar een berk tussen, en ook al 'n den. Het ruikt hier lek ker. - Het is wel gek, niet Leentje, dat ik 's morgens ow op het kleed trap, en dat ik 's avonds met ow wandel. - Ja. - Gelooft ge niet, dat dit heeft moeten zijn Wat moet Leentje daarop zeggen Och, dat gaat zo, zegt ze in de ruimte en in brede zin Gelooft ge niet aan predestinatie Wat is dat, Viet gottogot, daar zegt ze de eerste keerViet 1 „pre- destenasie - Voorbeschikking. is oppassen ge boden. Bestrijdt het chronisch Worden, gebruik de beste samen stelling, gebruik ABDIJSIROOP. Abdijsiroop fs nu verstèrkt! Abdijsiroop bevat van ouds beproefde slijmoplossende en borst versterkende genees kruiden en nu bovendien de codeine" de krachtigste, hoestbedwingende stof. Ab dijsiroop lost daardoor de slijm op. zuivert de luchtwe gen. doet daardoor gemakke lijker ademhalen en vermin dert de pijn en de drukking op Uw borst. De hoeststil- lende stof ..codeïne" maakt dat U aan het eind van den dag niet uitgeput en ver moeid zijt van 't langdurig hoesten. Door Abdijsiroop te nemen bevrijdt U zich hier van snel en dan kunt U ook weer vrij en diep ademhalen. Begin dus vandaag nog met AKKER 'S tegen hoest, griep, bronchitis, asthma. Flac 90 ct.f 1 r>0. f2.40, f4.20. Alom verkrUgb. denis, goed. Langzaam daalde de nacht over de aarde. Lichtreclames en etalage- lichten floepten aan. De bioscoop- palsizen straalden in een zee van licht, ze zijn met hun bonte en schreeuwende reclamebiljetten een ware verzoeking voor den militair. Maar er zgn nog andere, veel ergere verzoekingen, voor den sol daat, doch die vind men niet in de drukke winkelwijken, maar in nauwe flauw verlichte, met vuile grachten doorsneden straatjes. Waar ontucht en zedeloosheid hoogtij viert, ver persoonlijk 'in sirenes, met roodge verfde lippen en weggeschoren wenk brauwen, 'n sigaret tusschen de lip pen; die achter de opengeschoven gordgnen of tegen den deurstijl ge leund, den voorbijganger toelachen en lonken, probeerend hem van zijn eer en... enkele guldens te berooven. Militairen, pas opDenk aan de theoriën van den militairen dokter, handelende over geslachtsziekte Maar ik moet me haasten, wil lk niet te laat op 't appèl komen, dat ln deze dagen van spanning ver vroegd is. Het is een drukke dag geweest en het doet je goed om je vermoeide ledematen op den stroozak uit te strekken. Het duurde dan ook niet lang of alles was in diepe rust, uit gezonderd de wacht. De nu komende dagen, namen w» als voorzorgsmaatregel, nog al onze bezittingen mee, maar naar mate de dagen verliepen werd onze uitrus ting al lichter en lichter als we naar de hel gingen, totdat we bevel kre gen in 't vervolg alleen wapens en gasmaskers mede te nemen. Spoedig brak toen den dag aan dat we de patronen konden inleveren en na 14 dagen geen verlof te hebben gehad, kwam plots 't bericht dat er weer militaire verloven verstrekt werden; een hoera ging er op toen de eersi© verlofgangers zich naar den trein spoedden, om voor een paar dagen al wat militair Is van zich af te schudden en zich door hun vrouwen en verloofden te laten vertroetelen. En hiermede was voor ons de November spanning beëindigd. Mogen we daaraan geloven Dat is wat anders, Leentje. Ik bedoel het natuurlijk niet ernstig; dat woordje meen ik, hoor! Er is dichter struikhout langs de weg, hakhout Er staat een stapel schansen. Scheve Peter heeft hier ergens een hoop staan voor Leentje thuis, denkt ze. Gek, dat ze hierheen komt. Het is de weg door de bossen naar het kapeltje van Sint Oda, de maagd, die profeteerde over het goede Venray, ons dorp, waar ze gewoond heeft als kluizenaresse daar, waar nou het grote klooster Jerusalem staat. Op de zeven en twintigste November, op de feestdag van Oda, gaat ze altijd hierheen, met velen, in vroom doen. Sint Oda is een goede heilige Het dorp is goed. Och, de mensen zullen er ook wel goed zijn. Sint Oda heeft altijd over Venray gewaakt, en over de Venrayse mensen. Waarom zou ze het ook nu niet blijven doen. En... over haar. Ge bent stil, Leeutje. Het is hier zo schoon en zo tref fend om veel te praten. En ik dacht zo half en half aan Sint Oeike. Ge weet wel, och, ginds ligt haar kapel- leke. Leviticus gaat hierop niet door. Er ruikt nu een dennenbos, intens en deugdelijk. Bent ge al eens verliefd geweest, Leentje? dat was nu een plotselinge vraag. Nee, bekende ze eerlijk. Maar ik heb er ook geen tijd voor gehad, lacht ze, Ge weet toch, wat dat is Levi, ticus heeft een schijnbaar heel ernstig gezicht. Leentje kan dat niet zo goed zien. Hoe zou ik dat weten, zegt ze. Leentje heeft een licht-lachende trek over heur gezicht. Leviticus kan dat niet zo goed zien. Plaagt ge me wat Leviticus neemt haar bij de hand. Hij voelt een trilling als van een bange vogel. „Zul len we ergens gaan zitten". Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1940 | | pagina 5