TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
ABDIJSIROOP
De boeren in
oorlogstijd
FEUILLETON.
De foren waakt
Mobilisatie
herinneringen.
Bij zoon
verouderde
hoes t
Zaterdag 10 Februari'1940
Een en Zestigste Jaargang No 6f
In de jaarvergadering van de
Jonge Boeren te Venray, hield
de Heer van der Weijden, Lid
der Tweede Kamer, een interes
sante beschouwing over „De
boeren in oorlogstijd". Hieraan
ontleenen wij het volgende
Spreker wijdde allereerst eenige
woorden aan de algemeene we
reldsituatie en meende, dat het
afgeloopen jaar eens ais 't jaar
van waanzin zal worden aange
duid. Hoewel de oorlog volgens
sommigen nog niet begonnen is,
is al reeds onpeilbaar leed over
de aarde gebracht.
Hoe zal 't .dan zijn als de oor
log eens werkelijk begint
Deze gedachten komen onwil
lekeurig op, maar ons geloof en
Godsvertrouwen behoedt ons
gelukkig voor al te groote neer
slachtigheid. Immers, de mensch
wikt, God beschikt. Gelijk den
zeeman in stormachtige nacht
niet den moed ontzinkt, indien
hij in de verte slechts 't licht van
een vuurtoren ziet, zoo mag van
ons verwacht worden, dat wij
onzen arbeid blijven stellen in
dienst van God, gezin en va
derland.
In deze chaotische tijd komt
de groote waarde van den boeren
stand voor de volkshuishouding
bijzonder goed uit.
E. Zischka, de economische
publicist, toont dit in z'n laatste
boek ook duidelijk aan. De Ka
mers van Koophandel hebben
wel eens andere klanken laten
hooren, maar die zullen we nu
wel niet meer vernemen, omdat
alleen de aanhaling van hun uit
spraken al voldoende is om aan
te toonen, op welke gevaarlijke
basis onze volksvoeding zou
hebben gestaan, indien de over-
Jieid gevolg had gegeven aan hun
uitspraken, om de Nederlandsche
grond braak te laten liggen, als
de Nederlandsche boer niet kon
concurreeren met den roofbouw-
plegende boer in Canada of Cen
traal Amerika.
Zij zullen nu wel tot de con
clusie zijn gekomen, dat alle
tijden ook weertijden hebben.
De landbouwende bevolking moet
ook dit idee over zich vaardig
laten worden, door nu maar veel
te vergeten en de overheid met
overtuiging te helpen de volks
voeding zoo goed mogelijk te
verzorgen.
Jarenlang is in sommige krin
gen bodemproductie beschouwd
als 'n tweede of derderangs tak
van volksbestaan en dienovereen
komstig behandeld. Menigmaal
heeft ons dit geërgerd. Niet ech
ter zoo, dat wij nu ook maar tot
een tweede of derderangs mede
werking bereid zouden zijn.
Integendeel. Maar voor de toe
komst verwachten wij dan ook
een betere behandeling. Van vele
Roman uit het Venraysche land
door Gerard Lemmens.
9.
Daar staat An plots voor hen. An
Timmermans. Schijnbaar alleen. Ze kijkt
Leviticus aan, ze kökt Leentje aan.
Schudt ze met 'r hoofd Heur ogen
pallen opnieuw naar Leviticus. Leentje
ziet het. ze voelt zich even klein wor
den. Leviticus doet of hij het niet ziet.
Leviticus ziet An ook niet.
Hij tikt Leentje tegen T elleboog.
Hij gaat de dancing binnen. Leentje
volgt. Vlak naast hem.
Heila 1 daar hebt ge Wies met Ben.
Bekant had Leentje naar hen geroepen.
Daar hebt ge Truida en Toon ook.
Ze zien haar. Ze knikken haar van ver
toe daag 1 fijn wat
Zullen wij ook eens een dansje
wagen, Leentje? vraagt Leviticus.
Ik zal ow op de tenen trappen,
waarschuwt ze. Het lijkt haar niet zo
moeilijk te dansen of te steppenhet
lijkt haar zo zalig, even mocht ze het
well te kunnen dansen als ze zo die
anderen allemaal ziet. Trui en Wies
zwemmen in hun plezier. En het is erg
druk. Het zal wel niemand opvallen,
dat ze weinig of niet kan dansen dan
Leviticus alleen.
We proberen het, zegt hij. Kom i
Jaap Nagel en Wim Vonk dwalen
door de zaal. Ze hebben 'm wat om
Zo zijn er meer. Het is al avond. Om
tien uur is het gedaan. Dat is dorps.
Dat is voor hier lang zat, beslist de
burgemeester. Voor die tijd moet geer
dus voldoende van hebben genoten,
Van de dans of van een meisje
sociale voorzieningen is de agra
rische bevolking uitgesloten. Een
8-urige werkdag kennen ze niet,
gaarne willen ze tweemaal zoo
veel werken, maar dan toch niet
zonder belooning.
Indien 't maar even kan, is
deze bevolking geneigd om te
vreden te zijn en indien werkelijk
'n diepgewortelde ontevredenheid
met hun levenslot tot uiting komt,
dan moet men daaruit de con
clusie trekken, dat de spanningen
in de verhoudingen zich tot het
ondragelijke hebben opgeschroefd.
Het is gemakkelijk de consu
menten voor te houden, dat de
levensbehoeften niet behoeven te
stijgen, indien de landbouwende
bevolking maar haar plicht deed
en de overheid maar geen onge
motiveerde winsten gaf. Ook nu
nog is de toestand van vele be
drijven, ondanks alle moeiten en
zorgen daaiaan besteed, nog
uitermate zorgwekkend.
Indien allen 't moeilijk hebben,
wil de landbouwende bevolking
ook zonder morren zijn rechtma
tig deel daarin dragen. Deze op
merkingen dienen gemaakt te
worden om te voorkomen, dat
als we veel wat de Minister van
Econ. Zaken doet of heeft gedaan
waardeeren kunnen, dit allerminst
tot een winstgevend bedrijf ge
leid heeft.
Hoofdzaak noemde Spr. in dezen
tijd wederzijdsch begrip der moei
lijkheden. De productie regelende
overheid dient door haar prijs
regeling en met veevoeder en
kunstmestdistributie voor de
agrarische bevolking de mogelijk
heid te scheppen van 'n intensieve
bedrijfsvoering en geen onnoodige
ingrijpende maatregelen te nemen.
Een prijsregeling waardoor het
mogelijk wordt de noodige uitga
ven te doen tot intensieve pro
ductie, waarvan de kosten enz.
nu zijn en de baten eerst veel
later kunnen komen.
Spr. gaf daarbij 'n overzicht
van de genomen maatregelen, nl.
verhooging van richtprijzen, waar
bij de veehouderij en tuinderij
nog in 't hoekje zitten waar de
slagen vallen. Alleen akkerbouw
verkeert in bevredigende omstan
digheden.
Voorts besprak Spr. de veevoe
derdistributie, een noodzakelijke
maatregel, toonde aan, waarom
het uit de markt nemen van rund
vee te laat is aangevangen en
waarbij de invoer van Deensch
vleesch een doorn in 't oog blijft.
De overheid heeft echter met
meerdere factoren rekening te
houden, o.a. de bloembollenuit-
voer. Wel is gewenscht, dat dui
delijker werd uiteengezet, dat 't
niet anders kan.
Het doel zal langzamerhand wel
moeten worden grootere mate van
zelfvoorziening, omdat we niet
door kunnen gaan, ook niet bui
ten oorlogstijd, met datgene wat
we r.oodig hebben te koopen in
't ouitenland, indien we dit zelf
kunnen voortbrengen en dan onze
eigen producten voorafbraakprij-
zen afzetten.
Ook de margarine-kwestie zal
Het is even onwennig geweest, ze
weet niet hoe ge mekaar moet vast
houden. Maar Leviticus doet 't haar
gauw begrijpen, en daar gaat het. Hij
steunt haar, en hij telt een twee drie
hup 1 en zegt .prachtig" 1 tra la la
mooien het gaat haar 2alig. O ja,
wat had de pastoor haar ook weer
gezegd Ge moest iets meemaken, dat
zou goed voor u zijn. Of zei Wies dat
Ge moet eerst iets meemaken, en dan
kunt ge beter beslissen.
Een maal. Twee maal.
Het is mooi geweest, zegt Lena.
Leviticus lacht. Heeft hij haar Zal
Leentje de hele avond wel bij hem
blijven
Daar komt Jaap Nagel aan. Hij is
lollig, zooals ze dat noemen. Nee,
Leviticus kan niet weigeren; dat geeft
anders schandaal, en zeker voor hem.
Lena durft niet goed, ze kent de vor
men niet. ze kent de gebruiken niet,
ze heeft anders nog nooit op een dans
vloer gestaan. Maar Jaap heeft haar
onder de arm genomen- Nou I dat is
een pertig ding, dat Lievens Leentje
wie had dat achter haar uitgehaald 1
Hij danst, maar hij leidt haar niet als
Leviticus. Wat zijn dat voor egards die
hij heeft Ze kan niet met hem over
weg.
Ja, zegt hij, ik... ik heb al 'n
glaasje op, ge moet dat maar niet zo
erg vinden 1 Morgenavond, dan kom ik
ow halen, en... en dan zal ik zorgen
dat ik nog geen glas op heb. En hij
praatte door.
Changez les dames! wordt er
geroepen.
Wim Vonk zit achter Jaap, duwt
hem weg. Even blijft Jaap wezenloos
staan en vindt dan Trienneke Gitsels.
Wim Vonk praat haar de oren vol.
En hij doet zo vrij Nee, maar wat zijn
dat voor manieren? Ze wilt niet met
hem dansen.
Ze laat opeens Wim Vonk staan.
Ze wilt zeggen: ik heb hoofdpijn.
uit dezen gezichtshoek wat meer
bekeken moeten worden, vooral
wat betreft de voorziening van
leger en vloot, want als de aan
voer geheel gaat stagneeren, zul
len de boeren ook leger en vloot
van natuurboter moeten voorzien.
Men zal goed advocaat moeten
zijn, om deze toestanden te blij
ven verdedigen.
Spr. had 't vervolgens over 't
renteprobleem, wat nog steeds
om regeling roept. Waar de over
heid thans alles regelt, gaal 't
niet aan, de geldbeleggers vol
komen vrijheid te geven om te
doen wat ze willen. Dat deze
beter zijn, nam Spr. niet aan,
wat hij illustreerde met een uit
spraak van Dr. Poels.
De pachtwet besprekende, ves
tigde hij de aandacht er op, dat
sommige punten herzien moeten
worden, n.l. ongemotiveerde ver
hooging, sleutelgeld, 't omzeilen
van het remissierecht door abnor
male verzekeringseischen.
Meer dan ooit toont deze tijd
aan de waarde van den boeren
stand voor ons volksbestaan. Het
is dan ook redelijk dit de noodige
bescherming te geven en tevens
alles in 't werk te stellen door
cultuur-technische werken de le
vensruimte der boeren te ver-
grooten, zooals dit door plan-
Westhoff mogelijk wordt.
Even goed is 't noodig, 't jonge
geslacht wat meer mee te geven
bij hun opvoeding, zoowel op
godsdienstig, sociaal als technisch
terrein, dan de ouders hebben
gehad. De opvoeding tot dit doel
zal in sneller tempo, meer inten
siever dan tot dusver moeten ge
schieden, om te zorgen, dat onze
jongens in kennis en kans bij
uitgiften van nieuwe gronden of
verpachten niet behoeven achter
te staan.
Wel moeten we naar 'n rede
lijke taakverdeeling streven tus-
schen agrarisch en industrieel
bedrijfsleven, want dit staat vast,
dat deskundige voorlichting van
onze landbouwersenbeschikbaar
stelling van gronden hoogst nuttig
is voor onze geheele nationale
gemeenschap.
Wel staat de Nederlandsche
boer mee bovenaan in de geheele
wereld wat betieft opbrengst en
kwaliteit van producten, maar ook
onder hen zijn er, die door gesta
gen arbeid, ondanks tegenslagen,
waar buitenstaanders geen begrip
van hebben in exploitatie en
rendement stukken boven andere
uitstaan. Verbetering is altijd nog
mogelijk, al zullen vaak de finan
ciën voor velen 'n beletsel vor
men. De landbouw-wetenschap
heeft ongetwijfeld de landbouw
over heel wat obstakels heen ge
holpen. Nieuwe inzichten op 't
gebied van bemesting, grondon
derzoek, ziektebestrijding, kwali
teitsproducten etc. zijn producten
van de landbouwwetenschap.
Op dit terrein is nog veel te
doen, maar de Nederlandsche
boer zal zich ook als Staatsbur
ger moeten blijven doen gelden
met een beroep op zoodanige
prijzen, dat daaruit ook 'n redelijke
Heeft ze dat gezegd Ze ziet naar
Leviticus. Viet.
Dat is het moment voor Leviticus,
het psychologisch moment.
Hij haalt haar. Hij knikt goedwillend
naar Wim Vonk.
Kom, Leemje, dat changes les
dames, het voortdurend verwisselen
onder het dansen, dat is niks voor ow
Drink maar eens wat, ik heb een lekker
likeurtje voor ow besteld,'n kummeltje.
Likeurtjes zitten in 'r hoofd, nee niet
in 'r maagde dans zwoengt door heur
hoofd. Wie had beweert, dat zij niet
kon dansen 1
Ge zweeft als een vlinder, heeft
Viet gezegd. Viet, ja Ge voelde nauw
dat ge iets in ow handen hield.
Wals 1 Foxtrot I Rumba 1 Wals Pol
ka Changez les dames.
Er zit duizeling in haar hoofd. Van
het draaien of van de muziek of
van de drie likeurtjes?
Lena inhaleerd diep, blies uit. Ze
strijkt zich de haren goed, ze waaiert
zich even in 'r gezicht. „Oef", zei ze
dan, en ze had neiging om zo maar
ergens neer te vallen.
Ik heb er hoofdpijn van gekregen,
zegt ze.
't Is hier gedaan. Jammer, niet
Daar geeft Lena geen antwoord op.
Hebt ge hoofdpijn gekregen?
Lena knikt. Dan gaan we, tot slot,
nietwaar nog een stukje heerlijk
wandelen
Goed?
Ja, Leentje vindt alles goed. Ja. ja.
Daar was Wim en Jaap, Sjaak en Fons
en wie meer... ze waren wat in de olie,
misschien... maar Leviticus had zich
onder het dansen toch steeds als gent
leman gedragen. Het leek haar veilig
bij hem. Het lijkt haar nog veilig bij
hem. Ja, 't lijkt haar zo: maar toch
zucht ze even.
Buiten gichelen de meisjes, zongen
de jongens. Tussen de kermis door.
belooning volgen kan. Anders
zijn de lusten voor anderen en de
lasten voor den boer.
Geweldige problemen houden
thans de wereld bezig, wat lijken
dan onze persoonlijke standsbe-
langen daarbij zwak, nietig, klein
en onbeduidend. Wij staan uiter
aard niet onverschillig tegenover
dit wereldgebeuren, maar van hoe
groote beteekenis, dit alles ook
moge zijn, we moeten daarbij wel
bedenken, dat we ons vaderland
't beste kunnen dienen, indien
we offers, die dit alles ook van
ons vraagt, niet brengen in doffe
berusting, maar met een gezond
optimisme, dat Nederland ook nu
weer door Gods goedheid, zal
mogen blijven „rustig te midden
van woelende baren."
Waar buiten wordt onze zelf
standigheid en neutraliteit be
schermd door hen, die aan hun
gezin en bedrijf onttrokken, aan
de grenzen, waterlinie of op onze
oorlogschepen dienen. De boeren
hebben daarbij de opdracht onze
neutraliteit en zelfstandigheid
te beschermen door de voedsel
voorziening te verzorgen.
Laten zij dat trouw en nauw
gezet doen, in de hoop, dat God
ons land de verwoesting van een
oorlog zal sparen en met Zijn
hulp weer spoedig rustige tijden
zullen beleven. Spr. wees daarbij
op de noodzakelijkheid van
krachtige boerenorganisatie zoo
wel om de katholieke belangen,
daarmede verband houdende, als
wel op de noodzaak deze rede
lijke wenschen en verlangen
kracht bij te zetten.
November spanning.
Maar....
Toen wjj goed en wel de fietsen
opgeborgen hadden en onze uitrus
ting afgelegd, kwam de rest van de
batterij de poort intuffen. Onze eerst
volgende beweging was een aanval
op het waschlokaal, er werd geplast
en gewasschen of we schoorsteenen
geveegd hadden dien dag.
Lekker opgefrischt begaven we
ons naar de cantine, alwaar appél
werd gehouden of allen wel aanwe
zig waren. Hierna, was 't soldij
beuren, daar zijn de militairen ge
woonlijk wel voor te vinden en is in
den regel ook verbazend gauw ge
beurd. De stemming zat er al weer
in bij de jongens en de pianist van
de batterij speelde al weer voor de
zooveelste keer, dat „Blonde Mientje
een hart van prikkeldraad heeft'
toen de deur openging en de kapitein
binnen kwam.
Met een valsche dissonant brak de
muziek af, stemmen zwegen... ieder
stond plots in de houding.
„Op de plaats, rustGa maar zit
ten kalm klonk de stem van de
kapitein. Jongens, ik vind dat we nu
maar moesten gaan eten en dan
gaan slapen, want morgen is het
weer om 4 uur dag en moet ieder
zoodra er alarm gebeld is, zoo vlug
mogelijk zien dat bij, net als van
morgen, met zijn heele bezit klaar
staat om naar de stellingen te gaan.
Als de toestand niet verandert, zul
len we daar de eerste dagen ook wel
Zij gaan.
Zij laten de frisse wind buiten het
dorp om de slapen waaien.
Het is een mooie avond.
Het kermisrumoer klinkt door.
Het is hier lekkerder dan op de
kermis, rustiger.
Leviticus heeft haar onder de arm
genomen.
Ik geloof, dat we alleen op de
weg zijn.
Ja, ik geloof het ook.
Ze gaan met treuzelende stappen.
Hij heeft haar in de arm genomen,
doch ze vermijdt zoveel mogelijk hem
aan te raken. Zij vertrouwt hem wel,
maar het is haar wat gek en toch is
het haar bevallighet komt zeker,
omdat het de eerste keer is, dat ze
zo met een jongeman loopt. Welke
richting gaan ze uit Och, het komt
haar niet op aan welke richting ze in
slaan, of waar ze zullen uitkomen. Het
is een mooie avond, heeft hij gezegd.
Het is hier rustiger, heeft hij gezegd.
We zijn alleen op de weg, heeft hij
ezegd. De avond is voor hun beiden.
eze tover is zo schoon. Zij heeft
hem, en dit heeft ze nooit zo kunnen
dromen. Het klooster, de kapelaan, de
pastoor, de moeder-overste in Heerlen;
wat zijn ze allemaal ver weg. Het koren
rijpt langs de weg, een aroma drijft er
van af. Zij drinken hem. Het is zo goed
hier. De avond is heilig, de levende
stille hemel over de avond heen en
over hei land heen is een heiligdom.
Wat zouden ze veel praten
Even, heel even staat Lena stilen
ze maakt met heur vrije rechterhand
zich een kruisteken.
Leviticus kijut haar aan. Hij kijkt ook
even rond. Hij is er even verbaasd
van. Wat doet Lena
Daar staat een kruis, zegt Lena.
inderdaad. Twee bomen, daartussen
een kruis. Een kruis, dat zoals hier
overal een aparte devotie tot zich trekt
big ven, Ik heb in dit verband dan
ook in een nabg gelegen klooster
inkwartiering aangevraagd, we kun
nen daar in de kelderruimten dan
de nacht doorbrengen."
Weg was de prettige stemming, Ik
geloof dat we op dat moment elkaar
nogal schaapachtig en met een blik
van ongeloof aankeken.
Verdraaid... Zou 't dan toch waar
zjjn dat er aan de Oostgrens iets
broeit Kranten Allemaal een
paar dagen oud en maakten ons ook
niet wijzer. Dus wat te doen
Gaan slapen natuurlijk, nu we nog
de kans hadden. Het was maar goed
dat we niet wisten welk een paniek
stemming er onder de burgerij begon
te heerschen... Wat eerst nog een
zwak vlammetje was, werd mede,
door de kletspraatjes van buurvrou
wen, In een minimum van tjjd tot
een heftig, hoog oplaaiend vuur aan
gewakkerd. Veel vrouwen, wiens man
soldaat is, moeten wel gedacht heb
ben: „Zullen we elkaar in dit leven
nog ooit terug zien
Van dit alles hoorden we pas toen
we weer met verlof thuis waren, nu
gingen we naar bed, alleen er aan
denkend, dat we er weer verdomd
vroeg uit moesten en dat nog wel
op Zondag.
Er werd dien avond ook heelemaal
niet gekankerd over de genomen
maatregelen; we begonnen te be-
grgpen, dat er erger dingen te ge.
beuren konden staan, dan een nacht-
oefening.
Het was typisch, de gezichten
van die jonge kerels te zien, hun
oogen, die anders tintelden van le
vensblijheid en zich niet verdiepten
in ernstiger dingen, spraken nu een
taal van „zou 't dan toch waar zijn,
zou de toestand zoo vreeselijk span
nend zijn?" En vlug en stil, ont
kleedden ze zich en kropen onder
de wol. Of ze dien nacht geen last
van angstige droomen gehad heb
ben, daar ben ik niet zoo zeker van.
Dien Zondagmorgen was het even
beeld van Zaterdagmorgen, tempo,
tempo! Ransels werden met dekens
bepakt, de eigendommen bg elkaar
gescharreld, alles weer in de wagen
geladen en om 6 uur was de leger
plaats als uitgestorven en waren wij
weer in een fijne, druilerige mot
regen op weg naar de stellingen
„ergens in Nederland".
Toen wij daar aankwamen, was
onze eerste gang natuurlijk naar de
keukenwagen, waar de thee reeds
op ons wachte en wij onze veldfles-
echen konden vullen. Een half uurtje
later stopten we, met schoppen en
ander gereedschap bewapent, de hei
in om aan de afwerking van de stel
lingen te beginnen. Hierover te ver
tellen is in strijd met de militaire
beginselen, wat jammer is, daar er
veel intressante dingen tot stand zijn
gebracht
Enfin, er werd flink gewerkt en
dat was maar goed, er bleef geen
tijd over om te piekeren of om over
politiek te boomen.
Tegen 12 uur zag ik onze Com
mandant, achter op den motor van
den ordonnans zitteD, terwgl ze over
het slecht berijdbare paadje door de
hei naar den grooten weg sukkelden.
Een poos later kwamen ze terug en
zagen we aan, 't gezicht van den
Commandant dat er iets prettigs
gebeurd moest zgn
En jawel, terwijl hg zijn waardig
heid als commandant vergeet, riep
hij al van ver: „We gaan naar huis,
vlug gereedschappen opbergen!" U
kunt zich voorstellen hoe wg dat
bericht ontvingenOp Zondag in
de hei te moeten graven en timme
ren, met 't idee „dat er, wie weet
hoeveel Zondagen nog kunnen vol
gen na deze; om dan plotseling be
richt te krggen; vlug inpakken en
naar huis. Dat inpakken was gauw
gebeurd en een goed uur later wa
ren we weer in onze legerplaats, nu
konden we er aan denken dat het
Zondag was. Vlug eten, je wat op
poetsen en de stad in. Het drukke
verkeer, van trams, auto's en wiel
rijders, deed je, na die het geschie.
of een aparte kleine geschiedenis heeft.
Leviticus heeft zijn rechterarm niet
uit haar arm losgemaakt; hij heeft zich
niet gezegend. Maar hij zal inwendig
een schietgebedeken hebben gedaan
denkt ze. De avond is immers zo
heilig.
Leviticus., hij wilt innig zijn. Och,
laat hem een keer begaan. De avond
is immers zo schoon. Maar Leentje zal
niet blijven stil staan, ofschoon hij de
stap inhoudt. Ze vreest een kus. Een
kus, die toch niet verkeerd behoeft te
zijn. Schoon zelfs.
Ei, we zijn alleen op de weg... maar
heeft ze iets achter zich gehoord
- Ik geloof, dat we niet alleen zqn,
zegt ze.
Leviticus laat haar even los, en kijkt
om. Lena kijkt ook om.
Maar daar is alles even stil Ze zien
het licht van het dorp en van de kermis
tegen de hemel, ze zien de schaduw
van de grote toren boven het dorp
uitsteken; het kermislicht blakert er
licht tegen aan. Maar de toren komt
er te mooier in de donkerte uit. Er is
niets. Ze horen ook niets om zich heen.
Evvel, als Viet dan opnieuw haar aan
de arm wilt nemen, trekt ze licht terug.
Ze treuzelen langs wat struikenhout.
Er staat hier en daar een berk tussen,
en ook al 'n den. Het ruikt hier lek
ker.
- Het is wel gek, niet Leentje, dat
ik 's morgens ow op het kleed trap,
en dat ik 's avonds met ow wandel.
- Ja.
- Gelooft ge niet, dat dit heeft
moeten zijn
Wat moet Leentje daarop zeggen
Och, dat gaat zo, zegt ze in de
ruimte en in brede zin
Gelooft ge niet aan predestinatie
Wat is dat, Viet gottogot, daar
zegt ze de eerste keerViet 1 „pre-
destenasie
- Voorbeschikking.
is oppassen ge
boden. Bestrijdt
het chronisch
Worden, gebruik
de beste samen
stelling, gebruik
ABDIJSIROOP.
Abdijsiroop fs nu verstèrkt!
Abdijsiroop bevat van ouds
beproefde slijmoplossende
en borst versterkende genees
kruiden en nu bovendien de
codeine" de krachtigste,
hoestbedwingende stof. Ab
dijsiroop lost daardoor de
slijm op. zuivert de luchtwe
gen. doet daardoor gemakke
lijker ademhalen en vermin
dert de pijn en de drukking
op Uw borst. De hoeststil-
lende stof ..codeïne" maakt
dat U aan het eind van den
dag niet uitgeput en ver
moeid zijt van 't langdurig
hoesten. Door Abdijsiroop te
nemen bevrijdt U zich hier
van snel en dan kunt U ook
weer vrij en diep ademhalen.
Begin dus vandaag nog met
AKKER 'S
tegen hoest, griep, bronchitis, asthma.
Flac 90 ct.f 1 r>0. f2.40, f4.20. Alom verkrUgb.
denis, goed.
Langzaam daalde de nacht over
de aarde. Lichtreclames en etalage-
lichten floepten aan. De bioscoop-
palsizen straalden in een zee van
licht, ze zijn met hun bonte en
schreeuwende reclamebiljetten een
ware verzoeking voor den militair.
Maar er zgn nog andere, veel
ergere verzoekingen, voor den sol
daat, doch die vind men niet in de
drukke winkelwijken, maar in nauwe
flauw verlichte, met vuile grachten
doorsneden straatjes. Waar ontucht
en zedeloosheid hoogtij viert, ver
persoonlijk 'in sirenes, met roodge
verfde lippen en weggeschoren wenk
brauwen, 'n sigaret tusschen de lip
pen; die achter de opengeschoven
gordgnen of tegen den deurstijl ge
leund, den voorbijganger toelachen
en lonken, probeerend hem van zijn
eer en... enkele guldens te berooven.
Militairen, pas opDenk aan de
theoriën van den militairen dokter,
handelende over geslachtsziekte
Maar ik moet me haasten, wil lk
niet te laat op 't appèl komen, dat
ln deze dagen van spanning ver
vroegd is.
Het is een drukke dag geweest en
het doet je goed om je vermoeide
ledematen op den stroozak uit te
strekken. Het duurde dan ook niet
lang of alles was in diepe rust, uit
gezonderd de wacht.
De nu komende dagen, namen w»
als voorzorgsmaatregel, nog al onze
bezittingen mee, maar naar mate de
dagen verliepen werd onze uitrus
ting al lichter en lichter als we naar
de hel gingen, totdat we bevel kre
gen in 't vervolg alleen wapens en
gasmaskers mede te nemen. Spoedig
brak toen den dag aan dat we de
patronen konden inleveren en na 14
dagen geen verlof te hebben gehad,
kwam plots 't bericht dat er weer
militaire verloven verstrekt werden;
een hoera ging er op toen de eersi©
verlofgangers zich naar den trein
spoedden, om voor een paar dagen
al wat militair Is van zich af te
schudden en zich door hun vrouwen
en verloofden te laten vertroetelen.
En hiermede was voor ons de
November spanning beëindigd.
Mogen we daaraan geloven
Dat is wat anders, Leentje. Ik
bedoel het natuurlijk niet ernstig; dat
woordje meen ik, hoor!
Er is dichter struikhout langs de
weg, hakhout Er staat een stapel
schansen. Scheve Peter heeft hier
ergens een hoop staan voor Leentje
thuis, denkt ze. Gek, dat ze hierheen
komt. Het is de weg door de bossen
naar het kapeltje van Sint Oda, de
maagd, die profeteerde over het goede
Venray, ons dorp, waar ze gewoond
heeft als kluizenaresse daar, waar nou
het grote klooster Jerusalem staat. Op
de zeven en twintigste November, op
de feestdag van Oda, gaat ze altijd
hierheen, met velen, in vroom doen.
Sint Oda is een goede heilige Het
dorp is goed. Och, de mensen zullen
er ook wel goed zijn. Sint Oda heeft
altijd over Venray gewaakt, en over de
Venrayse mensen. Waarom zou ze het
ook nu niet blijven doen. En... over
haar.
Ge bent stil, Leeutje.
Het is hier zo schoon en zo tref
fend om veel te praten. En ik dacht
zo half en half aan Sint Oeike. Ge
weet wel, och, ginds ligt haar kapel-
leke.
Leviticus gaat hierop niet door.
Er ruikt nu een dennenbos, intens
en deugdelijk.
Bent ge al eens verliefd geweest,
Leentje? dat was nu een plotselinge
vraag.
Nee, bekende ze eerlijk. Maar ik
heb er ook geen tijd voor gehad, lacht
ze,
Ge weet toch, wat dat is Levi,
ticus heeft een schijnbaar heel ernstig
gezicht. Leentje kan dat niet zo goed
zien.
Hoe zou ik dat weten, zegt ze.
Leentje heeft een licht-lachende trek
over heur gezicht. Leviticus kan dat
niet zo goed zien.
Plaagt ge me wat Leviticus
neemt haar bij de hand. Hij voelt een
trilling als van een bange vogel. „Zul
len we ergens gaan zitten".
Wordt vervolgd.