TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS m: abdijsiroop Het huispersoneel en de sociale verzekeringen. FEUILLETON. De foren waakt Er is armoede om dat er overvloed is Op en langs de Maas. "s Werelds beste Hoest-siroop vetstènAte Zaterdag 20 Januari 1940 Een en Zestigstigste Jaargang No 3 Zooals algemeen bekend mag worden verondersteld, valt 't huishoudelijk personeel alléén onder de Invaliditeitswet, zoodat het aan de ouderdomsvoorziening, in die wet vervat, deelachtig is, doch niet onder de andere ver zekeringswetten, met name de Ongevallenwetten en de Ziekte wet. Dit laatste is echter wel het geval, wanneer het huishoudelijk personeel voor een deel tevens in het bedrijf van den werkgever werkzaam is. Wij denken hier aan dienstbo den, die tevens in een winkel, een slagerij, een boerderij enz. werkzaam zijn. Zij vallen voor het gedeelte van den arbeid, dat zij in het bedrijf verrichten, onder de Ongevallen wetten en de Ziektewet. Wij meenen, dat het huishou delijk personeel indertijd niet onder de Ongevallenwetten en de Ziektewet werd gebracht, om dat de wetgever op het arbeids contract min of meer in de be hoeften van dit personeel voor ziet. Reeds meer dan eens is er op aangedrongen dit personeel ook onder de werking van de Ongevallenwet en de Ziektewet te brengen. Het voornaamste motief is mis schien wel, dat de bepalingen vervat in de artt. 1638 c. en ij B.W. voor het uitwonend perso neel te eenen male onvoldoende zijn, vergeleken bij die van de Ziektewet en de Ongevallenwet ten. Daar het aantal uitwonen- d e dienstboden door allerlei omstandigheden steeds meer toe neemt, krijgt men den indruk, dat de bepalingen van het B.W. met betrekking tot dit personeel inderdaad belangrijk tekortschie ten en dat hier een min of meer ernstige leemte is ontstaan. Dit is te betreuren, omdat de vrouwen en meisjes, die op de fabrieken, werkplaatsen en kan toren werkzaam zijn, zooveel beter gewaarborgd zijn tegen verschillende eventualiteiten, dan met het huispersoneel het geval is. Eerstbedoelde arbeid krijgt daardoor een zekere preferentie boven den huishoudelijken arbeid, welke preferentie wij toch stellig niet beoogen. Tot dusver bleven de stemmen van hen, die vroegen het huis personeel onder de Ongevallen wetten en Ziektewet te brengen, die van roependen in de woestijn. Daarin schijnt nu verandering te zullen komen, want toen deze klacht in de Tweede Kamer weer aan de orde kwam bij de behandeling van hoofdstuk XI der Staatsbegrooting voor 1940, heeft de nieuwe minister van So ciale Zaken met betrekking tot deze kwestie een welwillend ge Roman uit het Venraysche land door Gerard Lemmens. 6. „Ja, ik kom feitelijk voor uw zuster, Magdalena heet ze, geloof ik. fk heb deze middag zonder opzet iets gedaan, om het zo uit te drukken, waarvoor ik mij niet alleen dien te verontschuldigen, maar dat ik op de een of andere wijze ook nog dien te vereffenen. U kunt haar wel even roepen, of mij wei zeg gen, of ik inderdaad het kleed van uw zus heb vernield." „Ja, mijnheer, het kleed... dat heeft nog al geleden. Maar ik zal onze Leen roepen." Doch Lena kwam al naar voren. En ze zei: „Komt u binnen", en ze liet hem in de goede kamer. „Ja," zei mijnheer van Douwenaar, Leviticus als hij even licht boog toen hem een stoel werd aangeboden en ging zitten met een: ik derangeer toch niet, „het lijkt misschien wel wat vreemd, maar ik kom, omdat ik mij wil veront schuldigen, voor zover als er te ver ontschuldigen valt, en meteen om te zien of ik u, zonder willens nochtans, schade heb berokkend. Het klinkt wel officieel,^ niet? maar ik sta hier zo'n beetje als, ja... als wat ?",en toen lachte Leviticus even, nederig en beschaafd Wat een kind, wat een kind, die Magdalena Waarom kon zij niet geplaatst zijn in een beter miljeu Hij zou dan alles om haar willen geven. Ook nu zou hij alles luid doen hooren. Het schijnt, dat Zijne Excellen tie inderdaad voornemens is om dezen wensch in ernstige over weging te nemen en dat de be sprekingen daarover reeds zijn aangevangen. Overwogen schijnt te worden, de premie voor deze Ziekte- en Ongevallenverzekering te combi neeren met die volgens de inva- lideitswet, zoodat mevrouw bij de loonsbelaling een zegel van hoogere waarde plakt. Hierdoor ontstaan dan voorde verzekerden uit dezelfde premie, aanspraak op ouderdomsrente (invaüditeitsrente) ziekengeld en ongevalsuitkeeringmet vergoeding voor genees- en heelkundige be handeling. De administratie wordt dus voor den werkgever (de werk geefster) niet verzwaard. In de interne administratie van den Raad van Arbeid zal een boekhoudkundige manipulatie moeten plaats grijpen, waardoor de preiflieopbrengst wordt ge splitst ten behoeve van het inva- liditeitsfonds, de ziekenkas en de ongevallenfondsen. De vraag mag gesteld worden, of er tevens niet aan gedacht moet worden onder de ziekte en ongevallenverzekering te brengen het huispersoneel, dat van de invaliditeitsverzekering is uitgesloten- Wij denken hier aan de 35- jarigen en ouderen en aan hen, wier rentekaart werd vervallen verklaard en die thans geen ren tekaart werd vervallen verklaard en die thans geen rentekaart meer kunnen bekomen. Indien men hieraan niet zou denken, zou het bezwaar, dat er nu reeds voor de invaliditeits verzekering bestaat, worden ver drievoudigd. Al zijn er tegen deze plannen wel bedenkingen te opperen wij denken b.v. aan de kinder rijke gezinnen, want niet ieder houdt een dienstbode voor de luxe 1 toch zijn wij van oor deel, dat de plannen van minis ter Van den Tempel aanbeveling verdienen. Bij andere maatregelen op het gebied der sociale verzekeringen komt in den regel de factor van de organisatie op het eerste plan te staan. De strijd tusschen overheids bemoeiing en particulier initiatief zal in dit geval geen rol spelen, omdat het bedrijfsleven hierbij niet betrokken is en andere or ganen dan die der overheid ont breken om de uitvoering dezer materie ter hand te nemen. Bovendien spreekt devorm van uitvoering, welke blijkbaar in overweging is, door haar een voud zoozeer voor zichzelf, dat andere denkbeelden dienaangaan de als vanzelf worden voorkomen. SLAAF UW VEREOüSHEIS WEG r.|f rug en bont in met Dampo Dan nt U den volgenden morgen beter I >t 50 ct. Tube 40 ct Doos 30 ct om haar willen geven. Ze lijkt nog al stevig net. De verovering van zulk een fort, dat was hem stand en reputatie en alles waard, heel het dorp. Doch de zondvloed is ook maar legende. Truida kwam erbij staan. En Lowies, die ook was gekomen, ging het kleed halen. En het werd door Truida en Lowies getoond. Lowies zei, dat er nog wel een jurkje voor 'n kind van heur zus uit gemaakt zou kunnen wor den. Maar het kleed zelf was weg. En wat dat kostte Wilde mijnheer vap Douwenaar dat weten? O, daaraan hadden ze nog wel nog niet gedacht. - Ja, Lena, wat kostte dat kleed ook weer - Ik kan en ik wil geen geld aan nemen niet voor het kleed, zei ze. Ge bent gek, fluisterde Trui. En tot Leviticus Nou, als zij het niet wilt zeggen, of het niet durft, mijnheer, dat kleed heeft ons tien gulden gekost. Lowies knikte bevestigend met 'r hoofd. Leviticus keek de astiante meiden even terluiks aan. Hij tastte in zijn binnenzak, het viel niet mee en het viel hem ook wél mee, nam de portefuilje, en scharrelde er in. Hij lei een briefje van tien op tafel, en zei Ziezo, dat is dan dus geregeldik ben er blij toe. Maar nu moet ik het andere ook goed maken. Lowies en Truida en Lena keken mekaar aan. Dat andere Ja, ik zal voor u drieën, want gijlie gaat toch de kermis op, ik zie 't, ik zal dus u drieën een kaart kopen voor de circus. Die Buffalo Macisto zal wel interessant zijn. Of wilt u de keek- walk op, of de karroessel in Of mis schien wat anders. Nou, antwoordde Trui 'n tikje happig, als het mijnheer toch hetzelfde is, ik wil wel eens een kijkje nemen in de stoomkarroessel. Een tastbaar bewijs van het hedendaagsche heidendom I Er werd reeds meer gewezen op het ontzettende feit der wan verhoudingen inzake verdeeling der aardsche goederen onder de verschillende volkeren; welk feit lijnrecht indruischt tegen het christelijk gebied van rechtvaar digheid en de grondstellingen der christelijke eigendomsmoraal, welke immers, niet alleen voor de enkelingen geldt, maar ook tenvolle op de volkeren-vraag stukken moet toegepast worden. Daaruit volgt: dat, van het standpunt van het christelijke denken uit, het geheel logisch is, dat er een uitwisseling van goederen moet geschieden tus schen de rijke landen, die met hun overvloed niet weten wat aan te vangen, en deze volkeren, die slechts met groote moeite en ten koste van de zwaarste offers het allernoodzakelijkste tot in standhouding van hun economie verwezenlijken kunnen. Het is volstrekt niet noodig een tiental jaren in onze herin nering terug te gaan en ons weer levendig voor oogen te stellen, dat, terwijl volkeren in Oost- Europa en Azië aan 't verhon geren waren en dagelijks hon derden en nog eens honderden van volstrekte verzwakking om kwamen, men in Noord-Amerika niet goed wist wat met de ge weldige stocks graan uit te rich ten en daarom maar het graan in de stoomketels der locomo tieven als brandstof verstookte. Neen, ook nu nog doen zich dergelijke feiten voor en al wil men dit economisch goedpraten, moreel is zulks in het geheej niet te rechtvaardigen. Een voorbeeld uit onze dagen is bv. het feit, dat de Vereenigde Staten van Amerika nog steeds heel wat last hebben met hun oogstoverschot. De maïsoogst van dit jaar wordt er op 2 milliaid 570.795.000 bushel geschat; bovendien is er van vorig jaar nog een overschot van 450 milhoen bushel voor handen. De tabaksoogst zal dit jaar de grootste uit de geschiedenis der Vereenigde Staten zijn: hij be draagt 1 milliard 654.622 000 pond, dat is 300 millioen meer dan in normale tijden. Daarbij komen nog buitenge wone overschotten aan tarwe, rijst, eieren, vet en fruit. Daar nu deze hoeveelheden in Amerika niet aan den man ge bracht kunnen worden, vreesde men dit jaar geweldige prijsda lingen, vooral in maïs en tabak. De Amerikaansche regeering heeft 928 millioen dollar ter be schikking gesteld om een vol ledige ineenstorting der markt en de daaruit volgende nieuwe ka- tastroof voor de farmers te ver hinderen. Op de keekwalk is 't ook lollig meende Lowies. En u dan, mejuffrouw Lena zal ik maar zeggen, vroeg Leviticus. Ik O, maar ik zal wel niet mee gaan. Kijk eens, ge moet alle drie dit offreren van mij niet opnemen, alsof Nee. Maar ik had 't daarnet in m'n hoofd gezet, om eens naar de Onze Lieve Vrouw-kapel twandelen, ik voel weinig voor de kermisdrukte. Lowies zuchtte. Truida schudde even neen. O, ik zie het al. Wel, ik zou zeg gen kermis is er, kermis moet ge houden worden, ik weet het goed ge maakt. Mag ik met u drieën, bij wijze van gentlemanlike vereffening van het gebeurde deze middag, de kermis op Ik trakteer op de karroessel, of op de keekwalk, u ziet zelf maar, en dan is het fini Wabliet, wat zei u Fini. - O, dat is een vreemd woordje, dat wilt zeggendan heb ik aan mijn plicht voldaan en dat dan verder gezien kan worden, nou ja. Fijn zeg! meende Lowies. Als het maar niet wat gegeneerd is voor mijnheer, met ons mee te gaan. Zo'n gentleman moet ik vandaag heus zijn. Nou, en hij wendde zich tot Lena, en wat zegt de hoofdpersoon van dit drama, of beterdit blijspel Ja, a propos, ik heb u deze nawlnter zien spelenbuitengewoon was 't. Maar nou moet u niet met mij spelen, hoor. En ook geen toneel spelen. Dat zegt u goed, het was Lowies. Ik meen eerlijk wat ik zeg. Gaat u mee Het kan geen onpas geven, als ik toch met u drieën ga We krij gen bovendien zachtjesaan de avond in zicht, en het wordt dan tijd. Avond Nou ja, dat zeg ik bij wijze van j 230 millioen dollar werden aangewend om ten minste een deel van den geweldigen oogst onder te brengen. Zoo wil b.v. de Bondsregeering levensmiddelen aankoopen, om ze aldaar onder werklooze families uit te deelen. De exporteurs ontvangen mach tige premies, om, ondanks het overweldigende aanbod van gra nen op de wereldmarkt, aan dum ping-prijzen te kunnen leveren. 725 Millioen dollars zal men aan de farmers uitdeelen, die zich bereid verklaren HUN VRUCHT BARE AKKERS BRAAK TE LATEN LIGGEN. Een zelfde maatregel werd reeds enkele ja ren geleden doorgevoerd: ook toen ontvingen de farmers voor het onderploegen van hun tarwe en maisoogst en voor de vernie tiging van een deel van hun vee stapel honderden millioenen dol lars 1 Zoo doet men tegenwoordig aan PLANMATIGE VERNIETI GING van levensmiddelen in 'n wereld, die voor een groot ge deelte honger lijdt. Thans is het inderdaad zóó dat oogstzegen oogstvloek betekent... Zulke verschijnselen slaan de christelijke zedelijkheid evenzeer in het anngezicht als de gezonde economische leer. Bleef het dan ook daarbij... Maar wat erger is, zulk een toestand kweekt een massa mis noegden en... verbitterden... En het ergstedat deze verbittering zich maar al te vaak richt tegen God... Terwijl millioenen in Rusland verhongeren, werden op alle markten der wereld scheepsla dingen Russisch graan tegen de laagste prijzen verkocht om de Staatskas der Sovjet-Unie te vullen. En daarvoor zou God verantwoordelijk zijn Laten wij liever de heidensche wereldorganisatie hiervoor aan sprakelijk stellen, door dewelke alle vruchtbaarheid en de schat ten, die Gods goedheid over de aarde heeft uitgestrooid, voor een paar duizend dienen, die daarvan in grenzeloozen over vloed profiteeren, terwijl mil lioenen een leven lang moeten zwoegen en slaven en nog maar nauwelijks hetallernoodzakelijkste kunnen bereiken. Zeker is het, dat het vraagstuk nog heel wat omvangrijker is, en dat vele goedwillige econo misten, met hun handen in het haar, bijna wanhopig, naar een gezonde oplossing voor allen zoeken. Zeker is het, dat een christelijke wereldorde niet van den eenen op den 2nderen dag in dezen toestand verandering zou kunnen brengen en onmid dellijk over de noodige middelen zou beschikken om alle honge- rigen te verzadigen. Maar zeker is ook, dat de christelijke moraal aan alle ver zadigden en aan alle hongerigen, hetzij ze enkelingen of volkeren zijn, door hare ondubbelzinnige houding blijk geeft, dat zij, in den strijd om een rechtvaardige verdeeling van de goederen des levens, geheel aan de zijde staat van hen, die honger hebben en dakloos zijn. Steeds zullen wij gedenken de woorden, die Christus tot ons sprak en die wij geroepen zijn eenmaal weer uit zijn mond te hooren „Wat gij den geringsten van mijn broeders gedaan hebt, dat hebt gij aan Mij gedaan KiJ K-UIT. Wanneer voert de rivier ijs af Vermindering der ijsperioden op de rivieren sinds vroeger Strenge wintersWahrheit and Dichtung. spreken. He ja, too nou, stieten Wies en Trui aan, pak ow op, Leen, en gamee. Naar de kapel kunt ge morgen ook nog, en alle dagen nog. De kermis zal ow ook eens opkikkeren. Dat beaam ik. Ja, meneer, zei Lowies, onze zus is wat stiller dan wij. Ze heeft al eens, wat zal ik zeggen, zowat gepraat over het klooster. Doch ik zou menen, dat ge, om de ware roeping voor het klooster te kennen, ow eerst eens flink moet loslaten, ik bedoel altijd zoals het past; dat heeft de 'heilige Gabriël, waar onze jongste broer naar genoemd is, ook gedaan. Ge moet ow eens een keer fiink laten gaan, ge moet wat weten, ge moet een jongen hebben gekend, een kermis of vastenavond hebben doorgedold, op de dansvloer hebben gedraaid, en... als ge dan nog zin hebt voor het klooster, nou, dan gaat ge. Maar dan hebt ge ook de ware roeping. Lena zei niets hierop als ge de ware roeping hebt, moet ge een jongen hebben gekend, een kermis hebben meegemaakt... Ik heb u dezen nawin- ter zien spelen, buitengewoon, maar nn moet ge niet met mij spelen... naar de kapel kunt ge morgen ook... ik moet vandaag gentleman zijn, het kan geen onpas geven, als ik met u drieën ga... ik zal vandaag gentlemanlike zijn. Ja, ik zal voor owlie maar mee gaan. Nee, Lena, e. juffrouw Lena, zette mijnheer Leviticus er boven op, u moet ook voor u zelf meegean. Een beetje, nou ja. een beetje ook voor mij En in z'n ogen stak even verfijnd een vrij moedige lach, 'n gulle brutaliteit. Nou goed dan. Lena tripte naar boven. Lena ging zich aankleden. Lena ging mee. Levi ticus stak zich een sigaret op. En „Komt er ijs in de Maas is de vraag, die de laatste weken vele ge. moederen bezig hield. De berichten in de courant en aan de radio over jjs in de rivieren in het Noorden, 't strijken der stuwen als voorzorgs maatregel op onze Maas en andere buitengewone dingen drongen haar onwillekeurig aan ons op. Vooral het feit, dat op de groote rivieren, Waal en Rjjn, reeds veel drijfrjs voorkwam, deed ons denken, dat het met de Maas nu ook niet laDgmeer zou duren. Toch komt met ijsvor- ming de Maas altijd achteraan. In het noorden schijnen over het alge meen lagere temperaturen voor te komen dan hier; hoe dikwijls lezen we niet van schaatswedstrijden in Friesland als hier nog ongeveer geen ijs te bekennen ls. Misschien ook is de temperatuur van het water van onze regenrivier de Maas iets hooger dan die der andere rivieren en duurt het langer eer daarvan het vriespunt bereikt is. De Maas voert in het algemeen ijs af, zoodra de temperatuur ge durende twee a drie dagen is ge daald tot 8 k 10 graden Celsius onder nul. De rfVier vriest eerst dicht, wanneer gedurende eenige weken de temperatuur aanmerke lijk lager is geweest. Meestal zet zich tusschen Maeseyck en Roermond het ijs het eerst vast; wanneer de vorst aanhoudt breidt de vastzetting zich dan bovenwaarts uit. Gedurende den strengen winter van 1890'91 vertoonden de eerste ijsschollen op de gemeenschappelijke Maas tusschen Nederland en België (aldus het rapport der Gemengde Commissie tot onderzoek van de Maaskanalisatie in 1912) zich den 2 December. Het ijs zette zich vast op het eind der maand December te Grevenbicht. Van daar breidde de ijsbezetting zich uit tot Elsloo op 12 Januari en verder bovenwaarts tot Itteren op den 21sten van die maand. Als men de menschen van vroeger mag gelooven dan kennen we tegen woordig geen winters van beteekenis meer. In vroeger jaren toen had j« temperaturen en dan komen ver halen van barre koude, ijs van meters dik, waar karren en paarden over heen reden en temperaturen, zooals die nu nog bij onze zeer beklaagde Finnen voorkomen. Zoo erg is het niet. Wel hebben zich strenge winters voorgedaan (we denken aaa den barren winter van negentig, die Herman de Man tot zijn boek van denzelfden naam in. spireerde en waarover P. van Vogel poel een interessant artikel in den Zonnewijzer van dit jaar schreef), maar ook te) kens waren er perioden van zachten en bijna rjslooze winters. De bewering, dat men vroeger min of meer vast op een strengen win ter kon rekenen is een sprookje. Dat de winters in het verleden is ongetwijfeld AKKER's Ab dijsiroop. bevattende een twintigtal kruiden, alle heil zaam voor de ademhalingsor ganen, in de juiste vermen ging en samenstelling. De werking is krachtig en snel. Kruiden hebben geen nadee- len voor de andere lichaams organen. Daarom komt den laatsten tijd de medische we reld weer veel van chemische op plantaardige middeien terug. De reeds ?.oo krachtige werking van Abdijsiroop is thans bovendien nog ver sterkt o.a. door het toevoegen van „codeïne", de sterkste hoestbedwingende stof. De werking is daardoor sneller en veelzijdiger. Neem dus Eenige der 20 kruiden AKKER 'S tegen hoest, griep, bronchitis, asthma. Flac. 90ct., f 1.50, f2,4U, f4.20. Alom verkrljgb. vroeg Lowies, die in de kamer was gebleven, of ze ook rookte. Ze had het nog nooit gedaan, bekende ze, maar ze zou het toch wel eens willen proberen. We zijn binnen, nu heeft u een beste gelegenheid om het eens te proberen. Het is een lekkere sigaret, 'n lekkere pittige. Een half uur later, want mijnheer van Douwenaar moest en zou een stuk kermistaart proeven met 'n kop thee, Trui had het doorgebracht, denderde het viertal in de straat naar de markten toe. Het weer was schitterend. En er was veel vreemd volk. De geuren hangen tussen de tenten weeïge geur van oliebollen en wafels in wording, de scherpere van petates frites, de zure van haring en leverworst in zuur, de rooklucht van paling, en braadlucht, en nougatlucht, en olie-en de warme lucht van de motoren der attraksies. Lucht van mensen die er lopen, er hossen, er duwen, er kijken, er gillen, er lachen. De orgels dreunen kakofonisch, de fluitjes gillen en kweken in de kindermonden, de tutertjes blazen zich hees uit. de jazz davert uit de kafees de straat op, ginds heerst de rumba, daar de wals, het zoemt, het roemt, het davert. En alles blinkt door de kakofonie heen, door de stof heen, en klatert klaterend in blink en in geluid. De zotte autootjes rollen daar over de barroesselband, er gaat een doek over heen, het is er duister voor de paartjes daar in die auto'sginds botsten de autos weer tegen elkaar op, op de platen van het autorenpark. Ze zijn de stoomkarroessel in ge weest. Lena heeft nimmer nog van echter inderdaad over het algemeen kouder waren bewijzen de statistie ken van de heeren-van-het-weer. Dat bewees ook een interessante studie van dr. ir. J. van Veen in „De Inge nieur" van Mei van het vorig jaar over „Vermindering der ijsperioden op de Nederlandsche rivieren sinds 1879." In bedoeld artikel wordt nagegaan, in hoeverre ons huidig klimaat tot stremmingen van de scheepvaart door ijsbezetting aanleiding geeft. Uit de de gegevens valt onmiddeljjk op, dat deze stremmingen thans niet meer zoo veelvuldig voorkomen als vroeger. Het jaar 1920 vormt ongeveer de grens. Gemiddeld bedroeg de strem ming voor 1910: 14.8 dagen per jaar; na 1920 3.2 dagen per jaar. Gerekend mag worden, dat gedurende de maand Januari in het algemeen de meeste stremmiDgsdagen voorkomen. Vervolgens behandelt de schrijver de vraag, of het klimaat oorzaak van de geconstateerde wijziging is. Bij de beantwoording hiervan wijst hij op een overeenkomst tusschen de schommelingen van de ijsbezetting en de perioden van de zonnevlekken de maxima van neerslag. Een kli maatsverandering (meer neerslag) is dus niet aangetoond, zegt hij, noch ook het tegendeel. Hoe dit zij, de in vloed van het zonnevlekken-getij schijnt daarentegen wel degelijk aan toonbaar, zoowel wat den neerslag als wat de ijsperioden betreft. De schrijver besluit zijn artikel met: „Daar in 1938 of 1939 weder een maximum der zonnevlekkenperiode is te verwachten, zouden wij thans een maximum aan neerslag moeten beleven en in 1938—1942 een iijd van betrekkelijk veel ijs. Wat voorts de algemeene afneming van de frequentie der ijsperiode op onze groote rivieren betreft, hetzij dat de oorzaak in klimaatsverande ringen of in technische verbeteringen gezocht moet worden, hetzij dat beid» zich doen gelden, het blijkt in elk geval dat een halve eeuw geleden de scheepvaart op de Waal meestal gedurende een halve maand per jaar gestremd was en dat dit thans niet langer dan een drietal dagen ge schiedt. Uit een economisch oogpunt is dit niet van belang ontbloot. Eenige interessante vergelijkende cijfers ontleenen we aan het ge noemde artikel in de Zonnewijzer. De befaamde barre winter van negentig wordt door de deskundigen gerekend tot de zeer strenge winters, waarvan er vanaf 1205 17 worden deze drukte en deze vergeeflijke balda digheid gedroomd. Lowies en Truida hebben gedraaid en gezwaaid, en ze hebben Lena en mijnheer Leviticus en zichzelf met konfetti begooid. En als het rittenboekje op was, stapte Leviti cus met hen in de autokarroessel, maar nou, jandorie, moest Lena eens mee- draaier. 1 En hij arrangeerde het wel zo, dat Trui en Lowies alleen kwamen en hij met Lena eveneens alleen in een auto. Vooruit! De muziek zong, de karroessel zong, de aandrijfkracht zong. Dadelijk gaat het doek over hen heen! Wat betekende dat? De doek welft al. En Lena bloosde, bloosde erg als ze uitstapten. Het is^ kermis, hoorfluisterde Leviticus En dan, nou ja, dan mag dit wel. 6 En als ze een kwartier later uit de keekwalk kwamen, en ze zich de kle den even recht sloegen, stond daar Kobes Zoldaat. Lena zag hem 't eerst. En hij hield een rolmops aan 't houten pennetje vast. En daar kwam An Tim mermans met Tines Jukkel en Trees voorbij. Lust ge er ook een schijnen de gebaren van Kobes te beduiden naar An, naar An en Tines. En An knikt Rretig ja, en lacht met kuiltjes. Maar Kobes duwt de aangebeten rolmops Trees in de mond. Verrek, hoort Lena Tines zeggen; en Trees ziet ze deizen, en toch lacht ze. En Kobes tast daarop in z'n ach terzak, en zegtNou, als ge zin hebt, eenmaal wil ik owlie wel trak teren. Maar dan grijpt hij An Timmer- mans onder de armen, en wijst... hebt ge daar die Lievens niet met wie met wien? maar dan zijn die van Lie vens met den jongeman in het gewoel voor een hotlatent met hoempa en fratsenmakers verdwenen. Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1940 | | pagina 5