Hoe de wildernis aan
handen- werd gelegd
De Internationale toestand
Het Portret i
f IN DE AFGELOOPEN WEEK
- De veertiende week van den oorlog
heeft zich gekenmerkt door een on
gekend groote activiteit, welke haar
culminatiepunten vond in den onder
gang van de „Admiral Graf Spee"
en den luchtslag boven de Duitsche
Noord-West kust.
Zooals uit nadere berichten omtrent den
ondergang van het Duitsche vestzakslag
schip „Admiral Graf Spee" is gebleken,
heeft de commandant zelf het schip ver
nietigd.
U R U G U A Y
V
MONTEVIDEO
-BUENOS
AIRESS^/ MALDONADO
2 LA PLATA
Het x geeft de plaats aan, waar de „Graf
Von Spee" gezonken is.
Eerst was er nog sprake van, dat de
„Spee" gezonken zou zijn, doch dit bericht
bleek achteraf te voorbarig. Het uitge
brande wrak is in de monding van de Rio
de la Plata op een modderbank geloopen
en steekt nog grootendeels boven water
uit. De bemanning is in Argentinië ge
in terneerd.
De luchtslag, welke Maandag boven de
Bocht van Helgoland werd geleverd, is de
grootste van alle tot nu toe voorgekomen
luchtgevechten geweest. Zooals te doen
gebruikelijk, zijn de berichten over de re
sultaten weer zeer uiteenloopend. Het
Britsche ministerie van Luchtvaart deelt
officieel mede, dat zeven machines van de
Royal Air Force en twaalf Duitsche jacht
vliegtuigen zijn neergeschoten.
Het Duitsche legerbericht maakt daar
entegen melding van het vei'nietigen van
zes en dertig Britsche bommenwerpers en
het verlies van twee eigen machines.
Aanvallen op de Engelsche kust.
De Duitsche luchtmacht ondernam eenige
aanvallen op de Oostkust van Engeland
en bezocht daarbij speciaal de Schotsche
kuststrook. De aanvallen waren voorname
lijk gericht op de talrijke voorpostenboo
ten, die in dit gebied patrouilleeren. Uit
de verschillende berichten blijkt, dat zes
schepen, voor het meerendeel trawlers,
door bommen tot zinken zijn gebracht.
Voorts liep nog een aantal schepen op
mijnen, waaronder eenige Noorsche en
Deensche vaartuigen en verder werd nog
een drietal groote koopvaarders in den
grond geboord.
Felle strijd bij Petsamo.
Nu het Finsche beroep op den Volken
bond op een fiasco is uitgeloopen en het
kleine volk dus gedwongen is den onge-
lijken strijd voort te zetten is de tegen
stand van maarschalk Mannerheim's troe
pen nog grooter geworden. In het hooge
Noorden, waar de duisternis van den Pool
nacht over het land ligt, zijn de Finnen
op hun eerste versterkte stelling terugge
trokken. Fel woedt de strijd nog steeds
bij de groote nikkelstad Petsamo. op 18
kilometer afstand van Salmijarvi. In het
Zuiden staat de havenstad Abo in brand
tengevolge van de bombardementen der
Roode luchtmacht. Tot driemaal toe vielen
Dinsdag de bommen op de stad. Aan het
feit, dat de evacuatie reeds grootendeels
voltooid was, is het te danken, dat niemand
gedood werd. Wel werden vele personen
gewond.
Voorts melden de Finnen nog, dat zij
het Russische slagschip „De Octoberrevo-
lutie" in den grond geboord hebben, toen
het binnen de schootswijdte van de kust-
artillerie bij Koivisto verscheen.
Finsche infanterie in sneeuwhem den aan het front van Petsamo.
België en Nederland.
In de Belgische Kamer heeft minister
Spaak tijdens de debatten over de begroo
ting van Buitenlandsche Zaken zijn beleid
verdedigd. De Kamerleden betuigden al
gemeen hun instemming toen de minister
verklaarde, dat niemand in België het land
graag in een oorlog gewikkeld zou zien.
Iedereen heeft slechts één wensch en dat
is, dat België neutraal zal blijven zoolang
de onafhankelijkheid en de integriteit van
zijn grondgebied niet bedreigd worden.
Voorts zeide minister Spaak onder luid
applaus Voor België is een neutraal Ne
derland, zoowel militair, economisch als
moreel een garantie van zekerheid en
vrede. Men heeft ons gevraagd wat onze
houding zal zijn als Nederland onverhoopt
wordt aangevallen en ons antwoord was,
dat een verandering van den toestand in
Nederland ons niet overschillig zou laten.
Een onafhankelijk en neutraal Nederland
is onontbeerlijk voor de neutraliteit van
België.
In het slot van zijn rede wees Spaak
nog op de moeilijke positie van de Ant-
werpsche haven, welke de eenige zwarte
plek is in het overigens niet onbevredi
gende handelsverkeer.
Geallieerden verstrekken voorschotten.
De geweldige orders door Frankrijk en
Engeland bij dë Amerikaansche wapen
industrie geplaatst, hebben vergrooting
der capaciteit van de fabrieken noodzake
lijk gemaakt. Tharfs wordt medegedeeld,
dat de regeeringen van Frankrijk en En
geland besloten hebben de Amerikanen
voorschotten te geven, daar deze anders
niet in staat zullen zijn de noodige uit-
bx-eidingen uit te voeren. Voorts wordt
gemeld, dat het totaal der onuitgevoerde
orders thans 4200 millioen gulden be
draagt.
EEN SCHIP VAN HONDERDDUIZEND
TON.
Het is een bekend feit in de scheeps-
wereld, dat, hoe reusachtiger afmetingen
een schip aanneemt, hoe minder rendabel
het is. De loonende exploitatie van een
Oceaanstoomer schijnt te liggen in de na
bijheid van 50.000 ton ongeveer. Door deze
ervaring laat de Amerikaansche stoom
vaart-maatschappij „American Export"
zich evenwel blijkbaar niet afschrikken,
want zij schijnt inderdaad ernstige plannen
te koesteren om een stoomschip te laten
bouwen van 100.000 ton. Dit schip zou
plaats moeten bieden aan 3000 passagiers
en de kleinigheid van ongeveer 70 millioen
gulden kosten. De maatschappij zou zich
alleen nog afvragen, wanneer het 't beste
tijdstip zou zijn, om de kiel te laten leggen,
DE EERSTE DUIKBOOT-AANVAL.
De toepassing van de eerste mijn onder
water valt samen met het gebruik van de
eerste bestuurbare onderzeeboot. In het
begin van den eersten Amerikaanschen
Vrijheidsooi-log, in het jaar 1767, „wist de
Amerikaan Bushnell met de eerste duik
boot de haven van New York binnen te
varen, zonder dat de Engelschen dit be
merkten. Het Engelsche oorlogsschip
„Eagle", dat hiier voor anker lag en geen
vijandelijken aanval duchtte, is toen
slechts door een toeval ontkomen aan het
noodlot.
vgRF DE KERSTBELOFTE. WT
Het schoonste feest der Christenheid
staat weer voor de deurKerstmis. Weer
zullen de klokken beieren en ons spreken
van wat daar leeft in alle harten, vooral
nu Vrede op aarde
Vrede op aarde Het klinkt als een troost,
maar helaas in deze dagen ook als een
droeve bespotting, nu overal om ons heen
niets anders heerscht dan strijdgewoel en
het gedonder van het kanon, het geknetter
der machinegeweren en het ontploffen dei-
bommen al het andere en betere over
stemmen. Want ook op dit schoonste aller
Christelijke feesten zal het krijgsgeluid niet
verstommen.
De gedachten der ouderen onder ons
gaan terug naar de bange jaren 1914-1918,
toen zij hetzelfde hebben zien gebeuren; en
met angst vraagt zich de- wereld af„Hoe
lang nog
Doch ondanks dit alles blijven de troost
en de hoop van het Kerstfeest, hert: feest
dat ons spreekt van het kostbaax-ste op
aardeden vrede. Millioenen kerkgangers
in alle landen der wereld zullen opgaan
naar hun bedehuis en hun stemmen zullen
zich vereenigen in het „Vrede op aarde, in
de menschen een welbehagenin alle
talen.
Zij zullen het voelen als een troost en
een weldadige verkwikking, dat dit woord
is gebleven en zal blijven, door alle eeuwen
heen, om een verdwaasde menschheid te
spreken van het betere, het hoogere, het
ideaal, dat op sommige oogenblikken zoo
onbereikbaar schijnt, maar dat blijft stra
len als een gouden zon aan een blauwen
hemel, het symbool van geluk de vrede.
Ondanks alles blijft deze gedachte door
werken. Zij maakt vorderingen. Luider en
luider laat zich de stem hooren, die den
Droedermoord veroordeelt en voortdurend
stijgt het aantal dergenen, die den oorlog
v^erooi'deelen en verwerpen. Men had in
Jen Volkenbond een organisatie gezien, om
voortaan den broederstrijd te voorkomen
en langs den weg van vreedzame bemidde-
ing alle geschillen tusschen de volleen te
beslechten.
De Volkenbond heeft jammerlijk ge
faald; er is nog slechts een schaduw van
iet ooi-spronkelijke instituut overgebleven.
Doch de gedachte is niet dood. Zij leeft;
en zij wordt gedragen en verder verspreid
door tientallen, weldra honderdtallen mil
lioenen, die niet ophouden te verkondigen:
Vrede op aax-de. En dat is de bemoediging,
welke uitgaat van dit woord, dat zijn
kracht heeft bewaard door de eeuwen heen
en dat zich steeds luider laat hooren.
Wij in Nederland, wij behoox-en tot de
gelukkigen, die nog steeds den vrede ken
nen en daxxkbaar zijn voor zijn zegeningen.
In deze dagen groeit dit gevoel van dank
baarheid en wij stemmen van ganscher
harte in met de edele leuze van het Kerst
feest, dat in zooveel millioenen andere har
ten met weemoed zal worden gevierd.
Ondanks den druk, waaronder de wereld
zucht, behoudt het vertroostende woord zijn
verheven waarde. Het richt de tx-eurenden
op, het stort balsem in hun harten en het
doet hen opzien tot het hoogste ideaal, door
een aureool omstraaldden Vrede. Zij
weten het, zij gevoelen hetal dit lijden,
deze verdrukking zal een einde nemen door
de vervulling der belofte van het Kerst
feest Vrede op aarde
VAN DE WEEK
GRAAF GALEAZZO CIANO.
De Itaixaansche minister van Bui
tenlandsche Zaken, gx-aaf Galeazzo
Ciano, heeft aan het einde van de
vorige week zijn lang vex-'oeide rede
over de buitenlandsche politiek van
Italië gehouden en o.m. verklaard,
dat de as tusschen Berlijn en Rome
nog steeds bestaat.
Galeazzo Ciano is de zoon van
den admiraal en staatsman Con-
stanzo Ciano. Hij werd geboren te
Livorno, studeerde rechtsweten-
schappen en kwam in diplomatieken
dienst. Na eerst in Rio de Janeiro
en Buenos Aix-es gewerkt te hebben,
vertrok hij naar Peking en vandaar
naar zijn vadei-land.
Na in Mei 1930 in het huwelijk te
zijn getreden met Mussolini's oudste
dochter, Edda, vertrok hij in de
functie van consul-generaal naar
Shanghai. In 1933 nam hij deel aan
de wereldconferentie te Londen en
in 1934 benoemde zijn schoonvader
hem tot onder-staatssecretaris, en
naderhand tot minister van Pers- en
Px-opaganda. In den Abessijnschen
veldtocht ondex-scheidde Ciano zich
als commandant van een eskader
bommenwerpers en als propaganda-
chef. Op 9 Juni 1936 werd hij be
noemd tot minister van Buitenland
sche Zaken, in welke functie hij zijn
land tot op heden heeft gediend.
Dan zal het Christenfeest nietworden
verstoord door het geluid van het kanon,
dan zullen ovex-al met blijden klank de
klokken luiden. Dan zal men elkaar weder
een „Vroolijk Kerstfeestkunnen wen-
schen, zonder dat de blik versomberd
wordt door vi-ees yoor de toekomst. En er
zal slechts één zucht van verlichting gaan
door de geheele wereld
„Vrede op aarde, in de menschen
een welbehagen
De jager Walter Ebert vertelt van zijn
avontuurlijken tocht naar Abessinië.
Tien prachtige reuzenzebra's gevangen,
maar niet een bereikte levend de kust.
De tragedie van een grootsche jacht.
In een vorig artikel hebben we
verteld van het vertrek van de
expeditie van den Hagenbeckjager
Walter Ebert. Hij was uitgegaan
met de moeilijke opdracht zooge
naamde Grevyzebra's te vangen.
Deze dieren waren in de diergaar
den van Europa nog vrijwel onbe
kende verschijningen en het
spreekt vanzelf, dat ze dientenge
volge waardevolle objecten betee-
kenden voor den dierenhandel.
Maar van het begin af had de ex
peditie van Ebert te kampen met
ongekende moeilijkheden. In Addis
Abeba verloor hij kostbare weken,
aangezien hij moest wachten op
de schriftelijke toestemming van
den Abessijnschen regent Ras Ta-
fari, den lateren Keizer Haile Se
lassie. Een bemiddelaar, die alles
traineerde, legde een onmiskenba-
ren hartstocht voor daalders en
whiskey aan den dag. Maar wan
neer de toestemming er eenmaal
is, vertrekt Ebert zoo spoedig mo
gelijk met zijn karavaan. Met welke
ontzettende moeilijkheden hij dan
te kampen krijgt, kon mij in de
verste verte niet vermoeden
MEER dan 20 dagen zijn wij reeds naar
't zuiden getrokken en komen bij
Grinnier, de laatste nederzetting,
dit wij op onzen weg kunnen verwachten.
Tusschen de armzalige hutten „resideert"
de gouverneui-, een Abessiniër. Wij moeten
hem onzen verlofpas toonen. Hij sterft bij
na van voorkomendheid en gastvriend
schap, wanneer hij de onderteekening ziet
van Ras Taiari. Met al mijn menschen
wordt ik te eten gevraagd. Op tafel komt
een soort pannekoeken, vervloekt scherp
eten. Het smaakt zoo ongeveer als gehakte
peper met paprika, met dien verstande ech
ter dat men er eenig zoutzuur ove-f spren
kelt. Ik bedank daaxma den lieer gouver
neur, alsof hij me een vrijkaartje voor den
hemel heeft gegeven. Maar van binnen
brandt nog dagen lang mijn maag als een
uitgestookte hoogoven.
Tegen leeuwen en tijgers.
DAN springen we weer in het zadel en
verder gaat het. Wij komen in gras-
steppen. Steeds veelvuldiger stooten
wij up de sporen van oryxantilopen en gi-
falfenguzellen. De dieren in deze grijs-
Een door de expeditie, die onder leiding
stond van Ebert, opgestelde apenval.
groene wildernis zullen waarschijnlijk nog
nimmer een mensch hebben gezien. Uit de
verte staan ze nieuwsgierig te kijken naar
onze karavaan. Wanneer ik eens een anti
lope van een kudde'schiet, blijft de rest
verontrust staan. Zij verbazen zich slechts.
Met buks en hagel hebben zij nog niet eer-
der kennis gemaakt en schijnen te gelooven
dat de dieren, die wij schieten alleen maar
zijn gaan liggen, omdat ze afgemat waren.
Van tijd tot tijd zien wij ook groote kud
den zebra's. Maar het zijn niet de zebra's
die wij zoeken. Dag na dag kijken wij te
vergeefs naar de grevy's uit.
Nu is het reeds 45 dagen geleden dat wij
uit Addis Abeba opbraken. De tarwe voor
de Somalinegers begint reeds bedenkelijk
te slinken. Voor den drommel, zijn de reu
zenzebra's dan uitgestorven?
Maar plotseling op een morgen, houd ik
mijn rij gezel onwillekeurig even in. In het
zelfde oogenblik is ook Ali opgesprongen.
Dat zijn immers waarlijk dat zijn sporen
van de reuzenzebra's. Dus is onze expedi
tie toch niet tevergeefs geweest. Plotseling
ontwaken alle levensgeesten. Ik voel mij
frisch als op een schoonen morgen in de
Mei. Het liefste zou ik onmiddellijk naar
Hagenbeek in Hamburg hebben getelefo
neerd. Maar van het naaste poststation
scheiden ons enkele honderden kilometers
wildernis. De sporen van de grevy's heb
ben mij gelukkiger gemaakt dan wanneer
ik een goudader gevonden had. Ik roep het
Ali steeds weer toe. „Ze zijn het!" En hij
knikt zijn hoofd. „Ja, master, maar we
hebben ze nog niet."
Den volgenden dag trekken we er allen
op uit om een plaat? te vinden, waar de
zebra's komen drinken. Wij vinden een
klein riviertje, aan welks oevers de zebra
sporen inderdaad duidelijker zijn.
Vang vallen aan de drinkplaats.
WEINIGE meters van de plaats, waar
de dieren gewoon zijn te drinken,
beginnen we terstond de eerste
vanggroeven te graven. Die zijn ongeveer
drie meter lang en diep en anderhalve me
ter breed. De bodem is kalkhoudend èn
daardoor rijkelijk hard. Mijn Somalinegers
beschikken over allerlei voortreffelijke
eigenschappen, maar goede gravers zijn het
in geen geval.
Eindelijk zijn wij zoover dat wij de kui-
icn kunnen bedekken met een dak van
twijgen en bladeren. Nu moeten we nog
enkele maanden geduld hebben, opdat onze
-poren kunnen verwaaien, want wanneer
de zebra's die ruiken, kunnen we de zaak
wel opgeven. In de eerstvolgende dagen
eggen wij tien van dergelijke kuilen aan.
Eiken morgen zend ik twee Somali's uit
om te patrouilleeren langs de vangkuilen,
die op een afstand van ten minste drie tot
vier uur rijden gelegen zijn. De jongens
gaan er per sé slechts met z'n tweëen op
uit want als Mohammedanen zijn ze
bang ergens in het bosch booze geesten te
zullen ontmoeten. En om in geval van
nood met deze geesten te kunnen duellee-
len, geef ik hun altijd twee karabijnen me
de. Maar des avonds moeten zij dit mooie
speelgoed braaf weer inleveren. Zij hebben
overigens xxooit een geest bevochten of het
kamp binnen gesleept.
De verschrikkelijke ontdekking.
NA enkele dagen komt een der negers
aanrijden en zegt dat we goede
vangst hebben gehad. Een dier ge
vangen. Onmiddellijk rijd ik naar de aan
gegeven plaats. Maar in de kuil staat niet
een reuzenzebra, maar een mager, geheel
verwilderd paard. De hemel mag weten hoe
dit arme dier in één woestenij, waar nim
mer een sterveling gezien wordt, terecht is
gekomen. Het is voor mij een bittere te
leurstelling. Heb ik duizenden kilometers
van Hamburg hierheen moeten afleggen
omeen paard te vangen? Ik moet be
kennen dat ik in staat zou zijn geweest het
paard op staanden voet te worgen. Maar
men kan het 't dier niet kwalijk nemen:
bij mijn kuilen stond ook geen bord: alleen
voor reuzenzebra's toegankelijk. Dit paard,
Hans werd het gedoopt, heeft me later nog
vele goede diensten bewezen. Het werd een
trouwen en dapperen kameraad in de vele
catastrophen, die op den terugweg rijkelijk
ons deel werden. Maar voorloopig was ik
bitter teleurgesteld door Hans. De dagen
verliepen in eentonigheid, patrouilleeren en
niets vinden. Op een middag stormen ein
delijk weer twee Somalinegers op me af,
enthousiast springend, alsof ze op dit
oogenblik Afrika hadden ontdekt. „Werke
lijk master, ditmaal zijn het zebra's: U
kunt het gelooven."
Maar ik twijfel. De twee uur rijden naar
de groeve lijken mij een eeuw te duren.
Bij kuil acht stijgen we af. Maar ditmaal
heeft de kerel gelijk. Ik ben op slag de
gelukkigste man, die er te vinden is tus
schen Alexandrië en Kaapstad. We hebben
een grevymerrie gevangen, een prachtig
exemplaar. De reis begint dus nu eindelijk
loonend te worden. Wanneer de zebra
reeds halverwege uit de kuil is gehaald,
leggen wij haar met list een halster om,
dat voorzien wordt van een lang, dubbel
geslagen touw. Ik schat dat daar op vier
pooten een goede twintig mille staat te
stampen. Wanneer het dier heelemaal uit
de kuil is, wordt het touw enkele malen
om een boom geslagen. Als een hofhond
gaat de zebra te keer. Onder het gestamp
der lioeven dreunt de steppengrond.
Tien schoone gevangenen.
MIJN oorspronkelijke groote bezorgd
heid dat de dieren in gevangen
schap zouden weigeren te eten en
aan allerlei ziekten ten gronde zouden
gaan, blijkt gelukkig ongegrond. In de at
mosfeer van de steppe gedijen ze prachtig
en ze hebben een eetlust als een Zuidpool-
onderzoeker, die na een afwezigheid van
twee jaar voor het eerst weer spinazie te
eten krijgt. Voor mij bestaat er slechts nog
een groote zorg, namelijk dat ik de grevy's
veilig naar Europa overbreng. Meer dan
een half jaar zijn we reeds in Afrika. Het
wordt tijd aan den weg terug te denken en
in Hamburg zal men niet weten hoe het
met ons gesteld is. Ik spreek er over met
Ali, maar wanneer hij hoort dat ik onmid
dellijk terug wil gaan, wordt hij, zwart als
hij is, bleek. Maar master, dat kan niet, het
is nu reeds April, Mei. De regentijd. Tegen
krokodillen is niets bestand en hij houdt de
handen voor het gezicht. „Dan maken we
vlotten om de rivieren over te steken", ant
woord ik. Maar Ali zegt: „Meer krokodil
len dan wij patronen hebben. Dan speelt hij
zijn laatste troef uit: de krokodillen kun
nen de grevy's aanvallen. Ik weet dat hij
gelijk heeft, maar de voorraden zijn nage
noeg opgeteerd. Wij moeten terug, in Ham
burg zal men naar een berichtje uitzien.
De regentij afwachten, beteekent nog
ten minste drie maanden in dit verschrik
kelijke land te moeten blijven. Ik overleg
met me zelf wat me te doen staat en het
is een zwaar besluit voor me, wanneer ik
Ali vraag: „Als we werkelijk hier moeten
blijven, wil jij dan met twee man naar Ad
dis Abeba gaan, post en geld halen, voed
sel koopen en een telegram naar Hamburg
verzenden?"
Ali knikt. Hij is toch een dappere kerel.
Ali meent dat hij den afstand kan afleg
gen heen en terug in veertig geforceerde
dagmarschen. Ik ben van meening dat het
optimisme van dezen Ethiopischen zoon
wat te veel vitaminen heeft ontvangen en
reken dat hij niet eerder dan over twee
maanden terug zal zijn. Met een twijfelend
hart laat ik hem gaan. Er zijn zooveel roo-
vers en wilde dieren onderweg, dat ik hem
een heele lexicon goede raadgevingen heb
meegegeven. Over ons, achterblij venden
komt nu eerst recht het gevoel van troos-
telooze eenzaamheid. Wij zijn een verlaten
groepje menschen, de bewakers van de die
ren, die onzen kostbaren schat uitmaken.
Het is geen verrassing meer, wanneer plot
seling op een nacht de regen begint te val
len. Met korte tusschenpoozen stort de
hemel heele oceanen water uit over de
steppen en al wat begaanbaar was, veran
dert op slag in een weeken modderpoel.
Het zijn alleen de grevy's, die nog in staat
zijn mijn humeur een beetje op peil te hou
den.
Reeds hadden wij Ali en zijn mannen
opgegeven, en waren besloten het kamp op
te breken, toen uit den regennacht plotse
ling twee mannen opdoken. Aan de linnen
flarden, om het voorhoofd van Machmoed
een der dragers, ontdekte ik bloed. Het is
gelukkig niet erg. Schampschot van een
kogel. Ali vertelt dat zij door roovers zijn
overvallen. Hij heeft een enorme hoeveel
heid post ^meegebracht, maar het geld is
weg. Verloren zegt Ali en hij betuigt zijn
spijt in honderd en een bewoordingen, dat
het weg is.
Een lijdensweg.
In karavaantred gaat het langzaam voor
uit. Nu wordt het in alle opzichten moeilij
ker door den regen, maar ook doordat wij
een grooten buit meevoeren, tien grevyze-
bra's, acht oryxantilopen, en zes giraffega-
zellen. Wij komen in het dal van de rivier
Webe Schebeli, anders een onschuldig
stroompje, maar nu, tegen het einde van
den regentijd een wilde, bruisende stroom.
En het krioelt er in van de krokodillen. Ik
ken deze beesten, die nooit over een tekort
aan eetlust hebben te klagen. Moeizaam
zijn we dagenlang in de weer om boom- -
stammen te vinden, waarvan we een vlot
consti'ueeren. Alles is tot in de finesses ge
regeld. Ali zal met een touw om zijn mid
del de rivier overzwemmen. Dan zal het
vlot overvaren met onze bagage; de grevy's
moeten overzwemmen; het vlot is te klein
om hen te dragen.
Ali staat gereed met het touw om zijn
middel. Wij brengen onze karabijnen in
den aanslag en openen een wild vuur op de
rivier. Enkele van ons trommelen met lee-
ge conservenblikken. Da krokodillen be
ginnen te begrijpen dat het hier onbehaag
lijk begint te ^worden en trekken verder
stx'oomafwaarts. Ali is-een goed zwemmer,
maar het hart zit me haast in de keel, wan
neer hij onderweg is. Gelukkig komt hij
veilig aan den overkant. Daarna volgen de
antilopen, de gazelles, de bagage, en dan
de eerste grevyzebra. Zij komt veilig aan
de andere zijde, ook de tweede, maar dan
de derde, die drijft af. Het touw is gebro
ken, de zebra is reddeloos verloren, straks
zal het dier in den afgrond verdwijnen. Het
liefste zou ik me zelf in den stroom werpen,
maar het zou zinloos zijn. Een tragedie is
bezegeld. Drie kostbare, drie nauwelijks te
betalen zebra's kost me de Webe Schebeli.
In voel me ontzettend ontmoedigd. Weet
ik wat ons nog te wachten staat? Nu komen
v/eer dagenlange marschen, en breede,
bruisende rivieren. De Somalinegers mel
den zich een voor een ziek. Met m'n tropi
sche geneesmiddelen houd ik ze zoo goed
mogelijk op de been. Elke kilometer voor
uit is een kwelling. Op een dag hadden wij
veertien uur noodig om den weg tegen een
berg op te komen. Maar het noodlot schijnt
mijn zebra's ook boven het hoofd te han
gen. Het zijn steppedieren en niet gewend
om marschen te maken in de bergen. Twee
vallen en breken hun hoeven af; ik moet
hen laten doodschieten. Dan volgt een zes
de zebra, gebeten door een slang. Zoo gaat
de eene reuzenzebra na den andere. En in
Hamburg denken ze, op grond van Ali's
telegram nog steeds dat ik een reuzen
vangst heb. Enkele dagen daarna gaan op
hieuw twee zebra's aan een darmziekte te
gronde. Nu is al mijn hoop gevestigd op het
laatste dier. Het is eenige troost, dat het
tenminste het mooiste exemplaar is.
Twee kilometer voor Harrar sterft ook
dit laatste exemplaar. Dat is het einde van
een expeditie, waarbij ons leven enkele
malen op het spel stond. Maar we brachten
geen reuzenzebra mee naar huis.