Hoe de wildernis aan handen- werd gelegd De Internationale toestand Het Portret i f IN DE AFGELOOPEN WEEK - De veertiende week van den oorlog heeft zich gekenmerkt door een on gekend groote activiteit, welke haar culminatiepunten vond in den onder gang van de „Admiral Graf Spee" en den luchtslag boven de Duitsche Noord-West kust. Zooals uit nadere berichten omtrent den ondergang van het Duitsche vestzakslag schip „Admiral Graf Spee" is gebleken, heeft de commandant zelf het schip ver nietigd. U R U G U A Y V MONTEVIDEO -BUENOS AIRESS^/ MALDONADO 2 LA PLATA Het x geeft de plaats aan, waar de „Graf Von Spee" gezonken is. Eerst was er nog sprake van, dat de „Spee" gezonken zou zijn, doch dit bericht bleek achteraf te voorbarig. Het uitge brande wrak is in de monding van de Rio de la Plata op een modderbank geloopen en steekt nog grootendeels boven water uit. De bemanning is in Argentinië ge in terneerd. De luchtslag, welke Maandag boven de Bocht van Helgoland werd geleverd, is de grootste van alle tot nu toe voorgekomen luchtgevechten geweest. Zooals te doen gebruikelijk, zijn de berichten over de re sultaten weer zeer uiteenloopend. Het Britsche ministerie van Luchtvaart deelt officieel mede, dat zeven machines van de Royal Air Force en twaalf Duitsche jacht vliegtuigen zijn neergeschoten. Het Duitsche legerbericht maakt daar entegen melding van het vei'nietigen van zes en dertig Britsche bommenwerpers en het verlies van twee eigen machines. Aanvallen op de Engelsche kust. De Duitsche luchtmacht ondernam eenige aanvallen op de Oostkust van Engeland en bezocht daarbij speciaal de Schotsche kuststrook. De aanvallen waren voorname lijk gericht op de talrijke voorpostenboo ten, die in dit gebied patrouilleeren. Uit de verschillende berichten blijkt, dat zes schepen, voor het meerendeel trawlers, door bommen tot zinken zijn gebracht. Voorts liep nog een aantal schepen op mijnen, waaronder eenige Noorsche en Deensche vaartuigen en verder werd nog een drietal groote koopvaarders in den grond geboord. Felle strijd bij Petsamo. Nu het Finsche beroep op den Volken bond op een fiasco is uitgeloopen en het kleine volk dus gedwongen is den onge- lijken strijd voort te zetten is de tegen stand van maarschalk Mannerheim's troe pen nog grooter geworden. In het hooge Noorden, waar de duisternis van den Pool nacht over het land ligt, zijn de Finnen op hun eerste versterkte stelling terugge trokken. Fel woedt de strijd nog steeds bij de groote nikkelstad Petsamo. op 18 kilometer afstand van Salmijarvi. In het Zuiden staat de havenstad Abo in brand tengevolge van de bombardementen der Roode luchtmacht. Tot driemaal toe vielen Dinsdag de bommen op de stad. Aan het feit, dat de evacuatie reeds grootendeels voltooid was, is het te danken, dat niemand gedood werd. Wel werden vele personen gewond. Voorts melden de Finnen nog, dat zij het Russische slagschip „De Octoberrevo- lutie" in den grond geboord hebben, toen het binnen de schootswijdte van de kust- artillerie bij Koivisto verscheen. Finsche infanterie in sneeuwhem den aan het front van Petsamo. België en Nederland. In de Belgische Kamer heeft minister Spaak tijdens de debatten over de begroo ting van Buitenlandsche Zaken zijn beleid verdedigd. De Kamerleden betuigden al gemeen hun instemming toen de minister verklaarde, dat niemand in België het land graag in een oorlog gewikkeld zou zien. Iedereen heeft slechts één wensch en dat is, dat België neutraal zal blijven zoolang de onafhankelijkheid en de integriteit van zijn grondgebied niet bedreigd worden. Voorts zeide minister Spaak onder luid applaus Voor België is een neutraal Ne derland, zoowel militair, economisch als moreel een garantie van zekerheid en vrede. Men heeft ons gevraagd wat onze houding zal zijn als Nederland onverhoopt wordt aangevallen en ons antwoord was, dat een verandering van den toestand in Nederland ons niet overschillig zou laten. Een onafhankelijk en neutraal Nederland is onontbeerlijk voor de neutraliteit van België. In het slot van zijn rede wees Spaak nog op de moeilijke positie van de Ant- werpsche haven, welke de eenige zwarte plek is in het overigens niet onbevredi gende handelsverkeer. Geallieerden verstrekken voorschotten. De geweldige orders door Frankrijk en Engeland bij dë Amerikaansche wapen industrie geplaatst, hebben vergrooting der capaciteit van de fabrieken noodzake lijk gemaakt. Tharfs wordt medegedeeld, dat de regeeringen van Frankrijk en En geland besloten hebben de Amerikanen voorschotten te geven, daar deze anders niet in staat zullen zijn de noodige uit- bx-eidingen uit te voeren. Voorts wordt gemeld, dat het totaal der onuitgevoerde orders thans 4200 millioen gulden be draagt. EEN SCHIP VAN HONDERDDUIZEND TON. Het is een bekend feit in de scheeps- wereld, dat, hoe reusachtiger afmetingen een schip aanneemt, hoe minder rendabel het is. De loonende exploitatie van een Oceaanstoomer schijnt te liggen in de na bijheid van 50.000 ton ongeveer. Door deze ervaring laat de Amerikaansche stoom vaart-maatschappij „American Export" zich evenwel blijkbaar niet afschrikken, want zij schijnt inderdaad ernstige plannen te koesteren om een stoomschip te laten bouwen van 100.000 ton. Dit schip zou plaats moeten bieden aan 3000 passagiers en de kleinigheid van ongeveer 70 millioen gulden kosten. De maatschappij zou zich alleen nog afvragen, wanneer het 't beste tijdstip zou zijn, om de kiel te laten leggen, DE EERSTE DUIKBOOT-AANVAL. De toepassing van de eerste mijn onder water valt samen met het gebruik van de eerste bestuurbare onderzeeboot. In het begin van den eersten Amerikaanschen Vrijheidsooi-log, in het jaar 1767, „wist de Amerikaan Bushnell met de eerste duik boot de haven van New York binnen te varen, zonder dat de Engelschen dit be merkten. Het Engelsche oorlogsschip „Eagle", dat hiier voor anker lag en geen vijandelijken aanval duchtte, is toen slechts door een toeval ontkomen aan het noodlot. vgRF DE KERSTBELOFTE. WT Het schoonste feest der Christenheid staat weer voor de deurKerstmis. Weer zullen de klokken beieren en ons spreken van wat daar leeft in alle harten, vooral nu Vrede op aarde Vrede op aarde Het klinkt als een troost, maar helaas in deze dagen ook als een droeve bespotting, nu overal om ons heen niets anders heerscht dan strijdgewoel en het gedonder van het kanon, het geknetter der machinegeweren en het ontploffen dei- bommen al het andere en betere over stemmen. Want ook op dit schoonste aller Christelijke feesten zal het krijgsgeluid niet verstommen. De gedachten der ouderen onder ons gaan terug naar de bange jaren 1914-1918, toen zij hetzelfde hebben zien gebeuren; en met angst vraagt zich de- wereld af„Hoe lang nog Doch ondanks dit alles blijven de troost en de hoop van het Kerstfeest, hert: feest dat ons spreekt van het kostbaax-ste op aardeden vrede. Millioenen kerkgangers in alle landen der wereld zullen opgaan naar hun bedehuis en hun stemmen zullen zich vereenigen in het „Vrede op aarde, in de menschen een welbehagenin alle talen. Zij zullen het voelen als een troost en een weldadige verkwikking, dat dit woord is gebleven en zal blijven, door alle eeuwen heen, om een verdwaasde menschheid te spreken van het betere, het hoogere, het ideaal, dat op sommige oogenblikken zoo onbereikbaar schijnt, maar dat blijft stra len als een gouden zon aan een blauwen hemel, het symbool van geluk de vrede. Ondanks alles blijft deze gedachte door werken. Zij maakt vorderingen. Luider en luider laat zich de stem hooren, die den Droedermoord veroordeelt en voortdurend stijgt het aantal dergenen, die den oorlog v^erooi'deelen en verwerpen. Men had in Jen Volkenbond een organisatie gezien, om voortaan den broederstrijd te voorkomen en langs den weg van vreedzame bemidde- ing alle geschillen tusschen de volleen te beslechten. De Volkenbond heeft jammerlijk ge faald; er is nog slechts een schaduw van iet ooi-spronkelijke instituut overgebleven. Doch de gedachte is niet dood. Zij leeft; en zij wordt gedragen en verder verspreid door tientallen, weldra honderdtallen mil lioenen, die niet ophouden te verkondigen: Vrede op aax-de. En dat is de bemoediging, welke uitgaat van dit woord, dat zijn kracht heeft bewaard door de eeuwen heen en dat zich steeds luider laat hooren. Wij in Nederland, wij behoox-en tot de gelukkigen, die nog steeds den vrede ken nen en daxxkbaar zijn voor zijn zegeningen. In deze dagen groeit dit gevoel van dank baarheid en wij stemmen van ganscher harte in met de edele leuze van het Kerst feest, dat in zooveel millioenen andere har ten met weemoed zal worden gevierd. Ondanks den druk, waaronder de wereld zucht, behoudt het vertroostende woord zijn verheven waarde. Het richt de tx-eurenden op, het stort balsem in hun harten en het doet hen opzien tot het hoogste ideaal, door een aureool omstraaldden Vrede. Zij weten het, zij gevoelen hetal dit lijden, deze verdrukking zal een einde nemen door de vervulling der belofte van het Kerst feest Vrede op aarde VAN DE WEEK GRAAF GALEAZZO CIANO. De Itaixaansche minister van Bui tenlandsche Zaken, gx-aaf Galeazzo Ciano, heeft aan het einde van de vorige week zijn lang vex-'oeide rede over de buitenlandsche politiek van Italië gehouden en o.m. verklaard, dat de as tusschen Berlijn en Rome nog steeds bestaat. Galeazzo Ciano is de zoon van den admiraal en staatsman Con- stanzo Ciano. Hij werd geboren te Livorno, studeerde rechtsweten- schappen en kwam in diplomatieken dienst. Na eerst in Rio de Janeiro en Buenos Aix-es gewerkt te hebben, vertrok hij naar Peking en vandaar naar zijn vadei-land. Na in Mei 1930 in het huwelijk te zijn getreden met Mussolini's oudste dochter, Edda, vertrok hij in de functie van consul-generaal naar Shanghai. In 1933 nam hij deel aan de wereldconferentie te Londen en in 1934 benoemde zijn schoonvader hem tot onder-staatssecretaris, en naderhand tot minister van Pers- en Px-opaganda. In den Abessijnschen veldtocht ondex-scheidde Ciano zich als commandant van een eskader bommenwerpers en als propaganda- chef. Op 9 Juni 1936 werd hij be noemd tot minister van Buitenland sche Zaken, in welke functie hij zijn land tot op heden heeft gediend. Dan zal het Christenfeest nietworden verstoord door het geluid van het kanon, dan zullen ovex-al met blijden klank de klokken luiden. Dan zal men elkaar weder een „Vroolijk Kerstfeestkunnen wen- schen, zonder dat de blik versomberd wordt door vi-ees yoor de toekomst. En er zal slechts één zucht van verlichting gaan door de geheele wereld „Vrede op aarde, in de menschen een welbehagen De jager Walter Ebert vertelt van zijn avontuurlijken tocht naar Abessinië. Tien prachtige reuzenzebra's gevangen, maar niet een bereikte levend de kust. De tragedie van een grootsche jacht. In een vorig artikel hebben we verteld van het vertrek van de expeditie van den Hagenbeckjager Walter Ebert. Hij was uitgegaan met de moeilijke opdracht zooge naamde Grevyzebra's te vangen. Deze dieren waren in de diergaar den van Europa nog vrijwel onbe kende verschijningen en het spreekt vanzelf, dat ze dientenge volge waardevolle objecten betee- kenden voor den dierenhandel. Maar van het begin af had de ex peditie van Ebert te kampen met ongekende moeilijkheden. In Addis Abeba verloor hij kostbare weken, aangezien hij moest wachten op de schriftelijke toestemming van den Abessijnschen regent Ras Ta- fari, den lateren Keizer Haile Se lassie. Een bemiddelaar, die alles traineerde, legde een onmiskenba- ren hartstocht voor daalders en whiskey aan den dag. Maar wan neer de toestemming er eenmaal is, vertrekt Ebert zoo spoedig mo gelijk met zijn karavaan. Met welke ontzettende moeilijkheden hij dan te kampen krijgt, kon mij in de verste verte niet vermoeden MEER dan 20 dagen zijn wij reeds naar 't zuiden getrokken en komen bij Grinnier, de laatste nederzetting, dit wij op onzen weg kunnen verwachten. Tusschen de armzalige hutten „resideert" de gouverneui-, een Abessiniër. Wij moeten hem onzen verlofpas toonen. Hij sterft bij na van voorkomendheid en gastvriend schap, wanneer hij de onderteekening ziet van Ras Taiari. Met al mijn menschen wordt ik te eten gevraagd. Op tafel komt een soort pannekoeken, vervloekt scherp eten. Het smaakt zoo ongeveer als gehakte peper met paprika, met dien verstande ech ter dat men er eenig zoutzuur ove-f spren kelt. Ik bedank daaxma den lieer gouver neur, alsof hij me een vrijkaartje voor den hemel heeft gegeven. Maar van binnen brandt nog dagen lang mijn maag als een uitgestookte hoogoven. Tegen leeuwen en tijgers. DAN springen we weer in het zadel en verder gaat het. Wij komen in gras- steppen. Steeds veelvuldiger stooten wij up de sporen van oryxantilopen en gi- falfenguzellen. De dieren in deze grijs- Een door de expeditie, die onder leiding stond van Ebert, opgestelde apenval. groene wildernis zullen waarschijnlijk nog nimmer een mensch hebben gezien. Uit de verte staan ze nieuwsgierig te kijken naar onze karavaan. Wanneer ik eens een anti lope van een kudde'schiet, blijft de rest verontrust staan. Zij verbazen zich slechts. Met buks en hagel hebben zij nog niet eer- der kennis gemaakt en schijnen te gelooven dat de dieren, die wij schieten alleen maar zijn gaan liggen, omdat ze afgemat waren. Van tijd tot tijd zien wij ook groote kud den zebra's. Maar het zijn niet de zebra's die wij zoeken. Dag na dag kijken wij te vergeefs naar de grevy's uit. Nu is het reeds 45 dagen geleden dat wij uit Addis Abeba opbraken. De tarwe voor de Somalinegers begint reeds bedenkelijk te slinken. Voor den drommel, zijn de reu zenzebra's dan uitgestorven? Maar plotseling op een morgen, houd ik mijn rij gezel onwillekeurig even in. In het zelfde oogenblik is ook Ali opgesprongen. Dat zijn immers waarlijk dat zijn sporen van de reuzenzebra's. Dus is onze expedi tie toch niet tevergeefs geweest. Plotseling ontwaken alle levensgeesten. Ik voel mij frisch als op een schoonen morgen in de Mei. Het liefste zou ik onmiddellijk naar Hagenbeek in Hamburg hebben getelefo neerd. Maar van het naaste poststation scheiden ons enkele honderden kilometers wildernis. De sporen van de grevy's heb ben mij gelukkiger gemaakt dan wanneer ik een goudader gevonden had. Ik roep het Ali steeds weer toe. „Ze zijn het!" En hij knikt zijn hoofd. „Ja, master, maar we hebben ze nog niet." Den volgenden dag trekken we er allen op uit om een plaat? te vinden, waar de zebra's komen drinken. Wij vinden een klein riviertje, aan welks oevers de zebra sporen inderdaad duidelijker zijn. Vang vallen aan de drinkplaats. WEINIGE meters van de plaats, waar de dieren gewoon zijn te drinken, beginnen we terstond de eerste vanggroeven te graven. Die zijn ongeveer drie meter lang en diep en anderhalve me ter breed. De bodem is kalkhoudend èn daardoor rijkelijk hard. Mijn Somalinegers beschikken over allerlei voortreffelijke eigenschappen, maar goede gravers zijn het in geen geval. Eindelijk zijn wij zoover dat wij de kui- icn kunnen bedekken met een dak van twijgen en bladeren. Nu moeten we nog enkele maanden geduld hebben, opdat onze -poren kunnen verwaaien, want wanneer de zebra's die ruiken, kunnen we de zaak wel opgeven. In de eerstvolgende dagen eggen wij tien van dergelijke kuilen aan. Eiken morgen zend ik twee Somali's uit om te patrouilleeren langs de vangkuilen, die op een afstand van ten minste drie tot vier uur rijden gelegen zijn. De jongens gaan er per sé slechts met z'n tweëen op uit want als Mohammedanen zijn ze bang ergens in het bosch booze geesten te zullen ontmoeten. En om in geval van nood met deze geesten te kunnen duellee- len, geef ik hun altijd twee karabijnen me de. Maar des avonds moeten zij dit mooie speelgoed braaf weer inleveren. Zij hebben overigens xxooit een geest bevochten of het kamp binnen gesleept. De verschrikkelijke ontdekking. NA enkele dagen komt een der negers aanrijden en zegt dat we goede vangst hebben gehad. Een dier ge vangen. Onmiddellijk rijd ik naar de aan gegeven plaats. Maar in de kuil staat niet een reuzenzebra, maar een mager, geheel verwilderd paard. De hemel mag weten hoe dit arme dier in één woestenij, waar nim mer een sterveling gezien wordt, terecht is gekomen. Het is voor mij een bittere te leurstelling. Heb ik duizenden kilometers van Hamburg hierheen moeten afleggen omeen paard te vangen? Ik moet be kennen dat ik in staat zou zijn geweest het paard op staanden voet te worgen. Maar men kan het 't dier niet kwalijk nemen: bij mijn kuilen stond ook geen bord: alleen voor reuzenzebra's toegankelijk. Dit paard, Hans werd het gedoopt, heeft me later nog vele goede diensten bewezen. Het werd een trouwen en dapperen kameraad in de vele catastrophen, die op den terugweg rijkelijk ons deel werden. Maar voorloopig was ik bitter teleurgesteld door Hans. De dagen verliepen in eentonigheid, patrouilleeren en niets vinden. Op een middag stormen ein delijk weer twee Somalinegers op me af, enthousiast springend, alsof ze op dit oogenblik Afrika hadden ontdekt. „Werke lijk master, ditmaal zijn het zebra's: U kunt het gelooven." Maar ik twijfel. De twee uur rijden naar de groeve lijken mij een eeuw te duren. Bij kuil acht stijgen we af. Maar ditmaal heeft de kerel gelijk. Ik ben op slag de gelukkigste man, die er te vinden is tus schen Alexandrië en Kaapstad. We hebben een grevymerrie gevangen, een prachtig exemplaar. De reis begint dus nu eindelijk loonend te worden. Wanneer de zebra reeds halverwege uit de kuil is gehaald, leggen wij haar met list een halster om, dat voorzien wordt van een lang, dubbel geslagen touw. Ik schat dat daar op vier pooten een goede twintig mille staat te stampen. Wanneer het dier heelemaal uit de kuil is, wordt het touw enkele malen om een boom geslagen. Als een hofhond gaat de zebra te keer. Onder het gestamp der lioeven dreunt de steppengrond. Tien schoone gevangenen. MIJN oorspronkelijke groote bezorgd heid dat de dieren in gevangen schap zouden weigeren te eten en aan allerlei ziekten ten gronde zouden gaan, blijkt gelukkig ongegrond. In de at mosfeer van de steppe gedijen ze prachtig en ze hebben een eetlust als een Zuidpool- onderzoeker, die na een afwezigheid van twee jaar voor het eerst weer spinazie te eten krijgt. Voor mij bestaat er slechts nog een groote zorg, namelijk dat ik de grevy's veilig naar Europa overbreng. Meer dan een half jaar zijn we reeds in Afrika. Het wordt tijd aan den weg terug te denken en in Hamburg zal men niet weten hoe het met ons gesteld is. Ik spreek er over met Ali, maar wanneer hij hoort dat ik onmid dellijk terug wil gaan, wordt hij, zwart als hij is, bleek. Maar master, dat kan niet, het is nu reeds April, Mei. De regentijd. Tegen krokodillen is niets bestand en hij houdt de handen voor het gezicht. „Dan maken we vlotten om de rivieren over te steken", ant woord ik. Maar Ali zegt: „Meer krokodil len dan wij patronen hebben. Dan speelt hij zijn laatste troef uit: de krokodillen kun nen de grevy's aanvallen. Ik weet dat hij gelijk heeft, maar de voorraden zijn nage noeg opgeteerd. Wij moeten terug, in Ham burg zal men naar een berichtje uitzien. De regentij afwachten, beteekent nog ten minste drie maanden in dit verschrik kelijke land te moeten blijven. Ik overleg met me zelf wat me te doen staat en het is een zwaar besluit voor me, wanneer ik Ali vraag: „Als we werkelijk hier moeten blijven, wil jij dan met twee man naar Ad dis Abeba gaan, post en geld halen, voed sel koopen en een telegram naar Hamburg verzenden?" Ali knikt. Hij is toch een dappere kerel. Ali meent dat hij den afstand kan afleg gen heen en terug in veertig geforceerde dagmarschen. Ik ben van meening dat het optimisme van dezen Ethiopischen zoon wat te veel vitaminen heeft ontvangen en reken dat hij niet eerder dan over twee maanden terug zal zijn. Met een twijfelend hart laat ik hem gaan. Er zijn zooveel roo- vers en wilde dieren onderweg, dat ik hem een heele lexicon goede raadgevingen heb meegegeven. Over ons, achterblij venden komt nu eerst recht het gevoel van troos- telooze eenzaamheid. Wij zijn een verlaten groepje menschen, de bewakers van de die ren, die onzen kostbaren schat uitmaken. Het is geen verrassing meer, wanneer plot seling op een nacht de regen begint te val len. Met korte tusschenpoozen stort de hemel heele oceanen water uit over de steppen en al wat begaanbaar was, veran dert op slag in een weeken modderpoel. Het zijn alleen de grevy's, die nog in staat zijn mijn humeur een beetje op peil te hou den. Reeds hadden wij Ali en zijn mannen opgegeven, en waren besloten het kamp op te breken, toen uit den regennacht plotse ling twee mannen opdoken. Aan de linnen flarden, om het voorhoofd van Machmoed een der dragers, ontdekte ik bloed. Het is gelukkig niet erg. Schampschot van een kogel. Ali vertelt dat zij door roovers zijn overvallen. Hij heeft een enorme hoeveel heid post ^meegebracht, maar het geld is weg. Verloren zegt Ali en hij betuigt zijn spijt in honderd en een bewoordingen, dat het weg is. Een lijdensweg. In karavaantred gaat het langzaam voor uit. Nu wordt het in alle opzichten moeilij ker door den regen, maar ook doordat wij een grooten buit meevoeren, tien grevyze- bra's, acht oryxantilopen, en zes giraffega- zellen. Wij komen in het dal van de rivier Webe Schebeli, anders een onschuldig stroompje, maar nu, tegen het einde van den regentijd een wilde, bruisende stroom. En het krioelt er in van de krokodillen. Ik ken deze beesten, die nooit over een tekort aan eetlust hebben te klagen. Moeizaam zijn we dagenlang in de weer om boom- - stammen te vinden, waarvan we een vlot consti'ueeren. Alles is tot in de finesses ge regeld. Ali zal met een touw om zijn mid del de rivier overzwemmen. Dan zal het vlot overvaren met onze bagage; de grevy's moeten overzwemmen; het vlot is te klein om hen te dragen. Ali staat gereed met het touw om zijn middel. Wij brengen onze karabijnen in den aanslag en openen een wild vuur op de rivier. Enkele van ons trommelen met lee- ge conservenblikken. Da krokodillen be ginnen te begrijpen dat het hier onbehaag lijk begint te ^worden en trekken verder stx'oomafwaarts. Ali is-een goed zwemmer, maar het hart zit me haast in de keel, wan neer hij onderweg is. Gelukkig komt hij veilig aan den overkant. Daarna volgen de antilopen, de gazelles, de bagage, en dan de eerste grevyzebra. Zij komt veilig aan de andere zijde, ook de tweede, maar dan de derde, die drijft af. Het touw is gebro ken, de zebra is reddeloos verloren, straks zal het dier in den afgrond verdwijnen. Het liefste zou ik me zelf in den stroom werpen, maar het zou zinloos zijn. Een tragedie is bezegeld. Drie kostbare, drie nauwelijks te betalen zebra's kost me de Webe Schebeli. In voel me ontzettend ontmoedigd. Weet ik wat ons nog te wachten staat? Nu komen v/eer dagenlange marschen, en breede, bruisende rivieren. De Somalinegers mel den zich een voor een ziek. Met m'n tropi sche geneesmiddelen houd ik ze zoo goed mogelijk op de been. Elke kilometer voor uit is een kwelling. Op een dag hadden wij veertien uur noodig om den weg tegen een berg op te komen. Maar het noodlot schijnt mijn zebra's ook boven het hoofd te han gen. Het zijn steppedieren en niet gewend om marschen te maken in de bergen. Twee vallen en breken hun hoeven af; ik moet hen laten doodschieten. Dan volgt een zes de zebra, gebeten door een slang. Zoo gaat de eene reuzenzebra na den andere. En in Hamburg denken ze, op grond van Ali's telegram nog steeds dat ik een reuzen vangst heb. Enkele dagen daarna gaan op hieuw twee zebra's aan een darmziekte te gronde. Nu is al mijn hoop gevestigd op het laatste dier. Het is eenige troost, dat het tenminste het mooiste exemplaar is. Twee kilometer voor Harrar sterft ook dit laatste exemplaar. Dat is het einde van een expeditie, waarbij ons leven enkele malen op het spel stond. Maar we brachten geen reuzenzebra mee naar huis.

Peel en Maas | 1939 | | pagina 10