io de sombere wouden
der Koezoelen
De Internationale toestand
Het Portret
IN DE AFGELOOPEN WEEK
Als twintigste eeuwsche wereldbur
gers zijn we zoo langzamerhand ge-
wend van de eene verbazing in de
andere te vallen. Deze week kunnen
we verbaasd zijn, omdat er nu voor
ds variatie eens niets geweest is,
waarover we ons hoogeüjk hebben
kunnen verbazen of het moest dan
zijn het zeer onverwachte bezoek
van den Koning der Belgen aan ons
land, hetwelk echter meer onder de
binnenlandsche aangelegenheden res
sorteert.
Twee -en-twintig jaar Bolsjewisme.
De twee-en-twintigste verjaardag van de
bolsjewistische revolutie is te Moskou met
veel vertoon gevierd en de gewoonte ge
trouw opgeluisterd met een gigantische
parade, alsmede met het gebruikelijke
manifest en eenige redvoeringen van voor
aanstaande persoonlijkheden.
Het manifest was in zooverre opmerke
lijk, dat het naast een aanval op het En-
gelsche en Franscfte imperialisme, ook nog
een steek onder water in de richting van
Berlijn inhield. Voorts bleek er uit, dat het
communisme alle hoop op verzoening met
de sociaal-democratie (men denlce aan de
met veel ijver gepropageerde leus: Een-
heid) heeft opgegeven, ja het manifest i
spreekt zelfs van „de verraderlijke leiders"
der sociaal-democraten, zonder wier hulp
de bourgeoisie" den oorlog niet had kun
nen beginnen.
Molotof's rede kenmrkte zich door een
min of meer bedekte waarschuwing aan
het adres van het Westen. De volkscom
missaris zeide namelijk „Indien men zich
niet tegen dezen oorlog verzet, zal hij wor
den tot een broederstrijd in de geheele
wereld. De Sovjet-Unie heeft besloten
zich er tegen te verzetten, daarmede han
delend ia het belang van de geheele
menschheid.
In Helsinki herleeft de hoop.
Over het algemeen blijkt uit de laatste
berichten, dat de eenigszins vijandelijke
toon in de onderhandelingen te Moskou
heeft plaats gemaakt voor een meer vriend
schappelijke sfeer. Te Helsinki is de hoop
op een overeenstemming dan ook weer ge
stegen. Men is in de Finsche hoofdstad
van meening, dat de Sovjet-Unie voorals
nog geen agressieve bedoelingen tegen
Finland koestert en men spreekt de ver
wachting uit, dat binnenkort een voor-
ioopig accoord tot stand zal komen, dat in
het komende voorjaar gevolgd zal worden
door een hernieuwde bestudeering van de
Finsch-Russische betrekkingen.
Italië, de Sphinx.
De eenige groote staat in Europa, die
zijn politieke plannen voor de toekomst
nog steeds niet vast omlijnd heeft, is Italië
Maandag is slechts even gebroken met de
hardnekkige zwijgzaamheid. In een rede
heeft de Italiaansche gezant te Madrid,
Soria, verklaard, dat de Middellandsche
Zee geen internationale, maar een zuiver
Latijnsche zee is, woorden, die niet alleen
tegen Engeland, maar eveneens tegen Rus
land gericht zijn. Tevens kan men in deze
rede het begin zien van nadere aankondi
gingen betreffende de Italiaansche buiten-
landsche politiek. Temeer zijn deze te
wachten als Moskou zijn standpunt inzake
de Balkanvraagstukken nader heeft be
paald en wel zoodanig, dat de gemoederen
op het Apennijnsche schiereiland te dien
aanzien gerustgesteld zijn.
De vijandelijkheden.
Aan het Westfront heerscht te land nog
steeds de rust, welke ook de voorgaande
oorlogsweken kenmerkte. In de lucht waren
de luchtmachten actief. Van verschillende
punten aan het front worden luchtgevech
ten gemeld en voorts wérden boven Noord-
Franlcrijk en boven Noord-Schotland Duit-
sche vliegtuigen gesignaleerd. Ook ver
schenen eenige malen Engelsche en Fran
sche vliegtuigen boven Duitsch gebied,
waarbij het tot een treffen kwam.
In West-Duitschland heeft men een ver
hoogde militaire bedrijvigheid waarge
nomen. Het blijkt, dat groote afdeelingen
afkomstig uit Polen benoorden de Sieg-
friedlinie geconcentreerd worden, daar
achter en in den vestinggordel geen plaats
meer is en daar verspreiding van de troe
penmassa's de kans op luchtaanvallen ver
mindert.
Radiorede van Lord Halifax.
Dinsdagavond heeft de Engelsche minis
ter van Buitenlandsche Zaken, Lord Hali
fax, een radiorede gehouden, waarin'hij
nogmaals wees op het Britsche oorlogsdoel.
Halifax verklaarde te streven naar een
nieuwe wereld, waarin plaats zal zijn voor
alle volleen op den grondslag van mensche-
lijke gelijkheid, zelfrespect en wederzijdsch
vertrouwen. Wij zijn vastbesloten, al onzen
invloed aan te wenden voor den opbouw
van een nieuwe wereld, waarin de volken
niet zullen toelaten, dat hun hoop op een
voller leven de bodem wordt ingeslagen
door een krankzinnige rivaliteit.
Een Duitsch prijscommandant aan boord van een neutraal koopvaardijschip
gesprek met de bemanning, waarvan hij de nationaliteit aan de hand van de mon
sterrol controleert.
DE OPHEFFING VAN HET WAPEN
EMBARGO.
De positie van de West-Europeesche de
mocratieën is door de goedkeuring van de
gewijzigde neutraliteitswet en de daarmede
gepaard gaande opheffing van het wapen
embargo aanmerkelijk versterkt, want ka
toen en petroleum kan Amerika in onbe
perkte hoeveelheden leveren. Koper even
eens; meer dan de helft van de totale koper-
productie van de geheele wereld komt uit
de V.S. Aan ijzer en kolen zullen Engeland
en Frankrijk wel niet zooveel behoefte
hebben; doch wel aan tin, lood, aluminium,
fosfaat, zwavel, natuurgas, bruinkolen,
waarvan Amerika hen eveneens kan voor
zien. Op het gebied van de productie van
zilver en kwikzilver neemt Amerika de
tweede plaats ter wereld in, op dat van
goud de derde. En wat auto's betreftde
Amerikaansche auto-industrie is in staat,
90% van de behoefte der geheele wereld
te dekken. De Amerikaansche machine
industrie fabriceert 60 van al de groote
en kleine machines, waaraan de wereld
behoefte heeft, alsmede bijna de helft v
de electrische machines en toestellen, van
de chemische stoffen en het papier. Dit
zijn cijfers die, in de schaal van den econo-
mischen oorlog geworpen, van overwegend
gewicht zijn.
DE REGEERING WAAKT.
Er schijnt in verschillende kringen een
zeker misverstand te bestaan met betrek
king tot het begrip „neutraliteit". Velen
vatten het namelijk aldus op, dat, wanneer
een land als het onze zich neutraal heeft
verklaard, de regeering zich dan ook maar
automatisch alle maatregelen moet laten
welgevallen, die de oorlogvoerenden uit
vaardigen om hun eigen belangen te
dienen. Niets is echter minder waar.
Een bijzondere toestand, en in de aller
eerste plaats een oorlogstoestand, gaat nu
eenmaal gepaard met allerlei speciale voor
zieningen, zelfs in de landen die niet direct
bij den oorlog zijn betrokken. Distributie,
luchtbescherming, staat van beleg en der
gelijke herinneren ons er maar al te dui
delijk aan, dat buiten onze grenzen de oor
log woedt.
Voor de oorlogvoerenden van hun kant
bestaat de harde noodzakelijkheid, allerlei
bepalingen in het leven te roepen, die even
zoovele belemmeringen vormen voor den
handel en het economische leven der neu
trale volkeren. Sommige van die bepalin
gen dragen zelfs een zoodanig karakter, dat
men ze bijna als vexatoir zou willen be
schouwen, d.w.z. dat zij zouden zijn vast
gesteld met de vooropgezette bedoeling, de
neutrale staten zooveel mogelijk te hinde
ren of hun afbreuk te doen. Of wel, deze
bepalingen worden op zoodanige wijze ten
uitvoer gelegd, dat daardoor de schijn
wordt gewekt van opzettelijke benadeeling
van neutrale belangen, zonder dat doorvoor
oorlogsnoodzaak als reden kan worden
voorgewend.
Dergelijke gevallen hebben zich reeds
herhaaldelijk voorgedaan in de enkele
maanden, gedurende welke de tegenwoor
dige oorlogstoestand bestaat. Enkele daar
van hebben in bepaalde Nederlandsche
kringen,' andere onder het geheele volk een
gevoel van wrevel gewekt. Men heeft
daaruit zelfs de gevolgtrekking gemaakt,
dat Nederland van zekere zijde werd aan-
gemerkt als een factor, waarvan men zich
niets behoefde aan te trekken.
Deze opvatting nu is te eenenmale on-
,uist. Nederland kan natuurlijk niet het
argument bezigen van „de vuist op tafel'*
waarmede men trouwens het tegenover
gestelde resultaat zou bereiken van dat-
,ene, dat men beoogde. Doch onze regee-
.ing heeft niet nagelaten, langs diploma
keken weg op te komen voor onze belangen,
waar zij deze door zekere maatregelen van
oorlogvoerende partijen benadeeld achtte,
of waar ons rechtsgebied werd geschonden.
Hiervan getuigen de diplomatieke nota's
aan de regeeringen te Londen, Parijs en
Berlijn, samengevat in het dezer dagen ge
publiceerde Oranjeboek, dat wij in veler
handen zouden wenschen. Aandachtige
lezing van dit document is, beter dan iets
anders, geschikt om bij den doorsnee-
Nederlander den eventueelen indruk weg
te nemen, dat onze regeering met de han
den in den schoot blijft zitten.
De teim „de tanden laten zien" zou hier
voor zeer zeker te sterk zijn; doch op waar
dige en rustige wijze brengt de Nederland
sche regeering haar bezwaren ter kennis
van de oorlogvoerende mogendheden. Wij
kunnen er dan ook van overtuigd zijn, dat
van regeeringszijde niets wordt nagelaten
om 's lands belangen in dat opzicht te be
hartigen en te zorgen dat de eerbied voor
Nederland door anderen niet uit het oog
wordt verloren.
VAN DE WEEK
CHRISTIAAN DE WET.
De gespannen toestand in Zuid-
Afrika heeft den naam van Chris-
tiaan de Wet, den ouden „veg-gene-
raal" uit den Boerenoorlog, weer op
de lippen van alle Afrikaners ge
bracht.
Christiaan Rudolphe de Wet, offi
cier en staatsman in de voormalige
Zuid-Afrikaansche Republiek, werd
in 1854 te Leeuwkop geboren. Hij
groeide op in den Vrijstaat, trok
daarna naar Transvaal en vocht als
veldkornet mee in den eersten Vrij
heidsoorlog. In 1885 nam hij zitting
in den eersten Transvaalschen Volks
raad en in 1899 benoemde president
Steyn hem tot opperbevelhebber. Na
eerst met De la Rey en Botha te heb
ben samengewerkt, sloot hij zich later
aan bij Hertzog en werd een der
steunpilaren van de Nationale Partij.
Aan het hoofd van een groep op
standelingen streed hij in 1914 tegen
de troepen van het Unie-Parlement,
dat besloten had Duitsch-Zuid-Afrika
aan te vallen. De „Reus uit den
Boerenoorlog" werd echter gevangen
genomen en speelde nadien geen rol
van beteekenis meer in het politieke
leven.
De Wet heeft zich bemind gemaakt
door de vastberadenheid, waarmede
hij steeds opkwam voor de onafhan
kelijkheid van zijn volk. „Ek sal my
nand op geen papier set, waardeur
ons onafhankelykheid sal vernietig
word nie", zijn woorden, welke uit
het hart van ieder Afrikaner in ver
leden en heden gegrepen zijn.
V.J
'Afgezonderd van de wereld leeft in Zuid-
Polen een merkwaardig volk.
Sedroevende sociale toestanden tegenover
foïkloristischen rijkdom.
Hoezoel beteekent eigenlijk zooveel
als roover, maar deze naam heeft na
tuurlijk sedert eeuwen zijn beteekenis
verloren. Hij stamt uit woeste tijden,
toen het met de veiligheid in het land
der Hoezoelen nog maar heel slecht ge
steld was. Nog heden ten dage gaan de
mannen over straat met hun „glimmen
de wandelstokken", dat wil zeggen,
net hun bijlen. Maar nu zijn de snedes
stomp geworden. Daar, in 't zuidelijke
deel van „voormalig" Polen, waar zich
d€< machtige toppen verheffen van dc
Karpathen, bracht een speciale mede
werker een bezoek en in onderstaand
artikel vertelt hij van het land, van de
menschen, hun zeden en gewoonten.
Waar de grenzen van drie landen, na
melijk die van Polen, van Slowakije en
Roemenië, bij elkaar komen, ligt hel
eenzame land, dat bewoond wordt door
dc Hoezoelen en de Goralen, twee
uiterst merkwaardige volksstammen.
MISSCHIEN zijn het slechts een
kwart millioen menschen, die in
hun wijd en zijd verspreid staande
huizen, dan wel in hun langgerekte dorpen
deze streken bewonen. In de dalen van de
Karpathen leven, afgescheiden van de ove
rige, geciviliseerde wereld, volksstammen
als die der Hoezoelen en Goralen. Door hun
isolement konden zij erin slagen hun
eeuwenoude volkscultuur te handhaven.
Door een harden strijd om het dagelijksch
brood zijn het stoere lieden geworden. De
bodem, waarop zij wonen, is uiterst schraal
en slechts ten koste van heel veel inspan
ning kan men er een mageren oogst haver
en gerst uithalen. Voor het grootste deel
blijven deze menschen aangewezen op den
veeteelt en het houthakkersbedrijf. Wan
neer men naar buiten trekt, de eenzaamheid
in, ontmoet men van tijd tot tijd een herder.
Volkomen rustige menschen, voor wie deze
immense stilte een eerste levensbehoefte is,
zooals voor velen van ons luidruchtig ru
moer helaas een noodzakelijke compensa
tie moet vormen van een tekort aan in
nerlijke rust.
Zoover als het oog reiken kan, strekken
zich de majestueuze gebergten van de Oost
Karpathen uit. Statige dennenwouden,
waarin een even doodsch als somber stil
zwijgen heerscht. De met sneeuw bedekte
toppen der berger zijn hier en daar geac
centueerd door een enkelen boom, waar
door het voor dit land typeerend contrast
wit-zwart nog verscherpt wordt. Als een
vroolijke noot klinkt door de stilte af en
toe het rinkelen van belletjes, die de kleine
langharige paardjes omgebonden zijn. Deze
dieren zijn verwant aan het zoogenaamde
„panjepaard", dat vroeger ook in onze
streek voorkwam.
Krachtige sterk met de natuur ver
bonden menschen.
OP het scherpgesneden gezicht van de
ze menschen heeft de natuur, die
hier, naar Westersche opvattingen al
thans, de bewoners wel wat al te stiefmoe
derlijk bedeeld heeft, haar sporen achterge
laten. Voor deze menschen beteekent elke
op een verhitte hoop steenen water gegoten;
op die wijze wordt dan de damp ongewekt.
Na het baden drinkt men verfrisschende
most van appelen of roode boschbessen.
De universeele methode om mensch en
dier gezond te maken is bij de Hoezoelen het
aderlaten, waar ook onze voorvaderen bij
zwoeren. De Hoezoelendokter is een boer,
hij verstaat de edele artsennijkunst zonder
die ooit geleerd te hebben. Zijn behandeling
geschiedt altijd kosteloos. De „dokter" legt
dikwijls urenlange wegen af naar de afge
legen hoeven van zijn patiënten.
Tegenwoordig leven onder hen nog enkele
mannen en vrouwen, die begiftigd zijn met
de gave om te genezen. En er wordt ook
inderdaad geloof gehecht aan de bezwerings'
formules, die zij uitspreken aan een ziek
bed. Deze oudste formules getuigen van een
krachtige schoonheid. De „gezondspreker"
spreekt een vervloeking uit over de ziekte
en de slechte gedachten van zijn patiënten,
dan roept hij d:_ op uit de steenen, onder
de steenen, tusschen de steenen, uit de voe
ten, uit het hoofd, uit de tanden, uit de
ingewanden enz. enz. Vervolgens zendt hij
de ziekte over de Zwarte Zee, over de Roo
de en de Blauwe, vervolgens over de uit
gestrekte velden, over de rotsen, en donkere
beken, waar de vogelr niet meer vliegen,
waar de hanen niet meer kraaien, waar de
honden niet meer blaffen. Daar zal de
ziekte verbrijzeld worden door steenen, daar
zal zij overspoeld worden door stroomen
water, zal zij onderstuiven in het zand en
uitdrogen tusschen de dennen alleen met
het lichaam van den patiënt zal de ziekte
niets meer te maken hebben. Wanneer de
dokter eenmaal is geweest is het met de
macht van de ziekte over het lichaam ge
daan. En deze mensch zal gezond blijven
als een noot en zoo hard als een steen, an
ders dient hij te worden bestraft met negen
meter grond een verhooging van het scha
mele levenspeil. Huwelijken 'worden geslo
ten, omdat beide partijen beschikken over
een stuk land, dat in waarde zoo ongeveer
hetzelfde is. Er worden processen gevoerd,
omdat men het niet eens is over het eigen
domsrecht van een stuk grond.
„Het Hoezoelenhuishouden rust met drie
van de vier pooten op de schouders van de
boerin", is een bekende uitspraak in deze
streken. En inderdaad, de Hoezoelenvrouw
is buitengewoon productief. Zij verwerkt de
geschoren wol van haar schapen zelf.
Daarvan weven zij de mooist denkbare
kleeden, die op alle weekmarkten in Oost
Europa gretige koopers vinden, in de eer
ste plaats vanwege de degelijkheid, maar
bovendien om de buitengewoon fraaie pa
tronen, die hierin verwerkt worden. De
trots van elke Hoezoelenvrouw is haar
groote kast, waarin zij haar kostbaarheden
als geweven linnen hemden, doeken, hoe
den en dergelijke bewaart. Zij draagt het
door haar zelf geweven groflinnen hemd.
Een lange, breede gordel houdt niet alleen
haar kleeren bij elkaar, maar vormt te
vens een belangrijken steun in den rug,
hetgeen voor deze hard werkende boerin
nen onmisbaar is. Haar grove kousen breit
Houtvlotten in het land der Hoezoelen. De
rivier is hier een belangrijk vervoermiddel
en neemt dan ook in het leven der Hoezoe
len een gewichtige plaats in.
zij zelf met zeer dikke breipennen. De var-
kensleeren sandalen worden door den boer
gemaakt. Uit dien hoofde behooren tot de
gebruikelijke uitrusting van elke Hoezoe-
lenhoeve •een paar gedroogde varkenshui
den. In elk opzicht zorgt de Hoezoel voor
zichzelf. Wanneer hij meer koopt dan luci
fers en petroleum, houdt men hem door
gaans voor een slechten boer.
Het zijn over het algemeen rustige en
vriendelijke mensehen, die met een be
wonderenswaardige blijheid de behoeftig
heid van hun levensomstandigheden dra
gen De boer, die tegen zijn deurpost leunt,
de houthakker met z;ijn bijl over den schou
der, de voerman, die op groote vlakke sle
den de geweldige reuzen van boomen naar
het dal vervoert zij brengen allen zonder
uitzondering hun hand aan de enorme muts,
die vervaardigd is van hazenvellen en de
vrouwen, die hier en daar bezig zijn haar
waseh te doen in een open stuk van de
rivier, maken een kleine buiging, wanneer
zij ons voorbij zien gaan.
Zooals het met hun kleederdrachten is,
zoo is het eigenlijk ook met hun oude ze
den en gebruiken gesteld. Trouw honden
zij daaraan vast, in het stellige geloof dat
ontrouw hier onmiddellijk een ramp zou
bettekenen. Zooals gewoon':ik 7.?jn ook de
ze menschen bezield door een sterk en
diepgeworteld geloof, omdat zij veel weer-
loozer staan tegenover de grillen der na
tuur, dan de stadmenschen met hun hon
derd en een voorzorgen en gemakken. Een
maal in het jaar plakken zij schijfjes was
tegen alle deur- en vensterposten; ook de
horens van de oudste koe worden niet ver
geten. Dat is om alle onheil, dat hun in het
komende jaar boven het hoofd mocht han
gen, af te weren. Op den dag, die gewijd is
aan de rivier, verzamelen de boeren zich
aan de oorden van den „zwarten stroom"
en ieder vult zijn fleschje met gewijd ri
vierwater, dat verder het geheele jaar zorg
vuldig wordt bewaard.
Waar kwebbelen, een geoorloofde
bezigheid is.
AANGEZIEN de boerenhoeven dikwijls
vele kilometers van elkaar verwij
derd liggen, ontmoeten de menschen
elkander weinig. Eigenlijk slechts op feest
dagen gebeurt dat. Een specialiteit van de
Hoezoelen is trouwens het „kwebbelen."
Daarmede bedoelen wij allerminst onhof
felijk te zijn tegenover de vrouwen. Wan
neer zij samenkomen, wat niet al te dik
wijls gebeurt, dan hebben zij elkaar van
zelfsprekend veel te vertellen en fluisteren
elkander hun geheimen in het oor. Overal
wordt dan met waren hartstocht gekweb
beld. Maar ook is elke boerin een geboren
Jiefhebster van tabak en draagt dan ook
haar eigen tabaksdoos bij zich. Maar tabak
is ook eigenlijk het eenige genotmiddel, dat
zij gebruikt. Gedurende de korte pauze, die
zij zichzelf gunt tijdens het werk, ziet men
haar snel een sigaret rollen.
Voor hun lenigheid zorgt de aard van het
land wel. Dikwijls moeten zij eiken dag
weer groote afstanden te voet afleggen,
naar de plaats waar zij op dat oogenblik
werken en een Hoezoelenvrouw is het van
haar jeugd af gewend om over hekken, die
mogelijk op haar weg een hindernis moch
ten vormen, heen te klimmen als een
schooljongen. Voor de gezondheid zorgt het
wekelijksche bad in heet water. De stoom
speelt daarbij echter de voornaamste rol. In
een klein ovenachtig houten huisje wordt
vogels, met negen dieren, gestoken te wor
den met negen naalden, gemaaid te wor
den met negen zeisen en gesneden met ne
gen sikkels. Zoo zal het zijn de eerste en
de negende keer. Zooals eigenlijk alles be
waard blijft onder de Hoezoelen, zoo heb
ben zij ook nog steeds een diepe vereering
voor hun roemruchte voorvaderen, een
heldhaftige ideaalgestalte, de man, die won
deren wist te verrichten, namelijk Doboesj,
de grootste roover, die ooit in het midden
der Hoezoelen verkeerd heeft. Hij schiep
een merkwaardig soort socialisme: De ar
men gaf hij van alles, de rijken bestal hij
voortdurend. Deze figuur komt merkwaar
dig overeen met die van den Engelschen
Robin Hood.
Een bewogen geschiedenis.
HET is niet altijd rustig geweest in dit
land. Gedurende enkele jaren lag het
Oostelijk front van den Wereldoorlog
in deze streken. Links van den weg, die leidt
van Worochata naar Jabloniqa, vlakachter
het Tatarendorp, treft men nog een massa
graf van gevallen soldaten. Ook zijn er op
verschillende plaatsen nog overblijfselen
van de vroegere bezetting. Wel een vreem-
'io stelling, hoe de skiloopers van den
Kcakoel er te midden van hun vreugde en
plezier nog den afgeloopen winter herin
nerd werden aan de somberste bladzijden
van de wereldgeschiedenis.
In de dalen staan verspreid langs" den
weg de boerderijtjes van kleine boeren,
boerderijen met een stroodak, dat puntvor
mig toeloopt en zeer ver oversteekt, op
dat de sneeuw te gemakkelijker van het
dak kan vallen. In den afgeloopen winter
waren wij ook hier en dan is het geen
zeldzaam verschijnsel dat. een hoeve abso
luut is ingesneeuwd. Men zou niet aan een
huis .denken, ware het niet dat de ingang
was vrijgemaakt. Boven op den top van een
berg, vond ik slechts een enkele hofstede,
liet was een boerderij, die aan alle kanten
versterkt was tegen de invallen van de Ta
taren. Vroeger moet deze boerderij een
sterke vesting zijn geweest. Verder liggen
alleen de kerken hooger tegen den berg
wand op.
Het land der Hoezoelen is een zeer bij
zonder land. Het is even eigenaardig als
zijn bewoners, die afgescheiden van de
wereld hun verdere leventje leiden. Dat zal
ook onder de tegenwoordige omstandighe
den weinig of niets veranderen. Zelfs nog
voor een jaar of tien wist niemand in Po
len iets af van de dorpen Worochata en
Zable en toch zijn deze beide plaatsen te
beschouwen als de toegangspoorten tot een
zeer bijzondere cultuur, die men nu eerst
recht begint te waardeeren.
Wij hebben hierboven reeds geschreven
over het vriendelijke karakter van deze
menschen. Dit neemt intusschen niet weg
dat zij tamelijk afgesloten zijn wat eigen
lijk het merkwaardigste tot uitdrukking
komt in de kleederdrachten waaraan wij in
bovenstaande regels eveneens enkele woor
den wijdden. Daarover thans iets uitvoeri
ger.
De kleuren van de handgeweven stoffen
zijn meestal stemmig en dof. Doordat zij
echter, zij het dan ook spaarzaam, gebruik
maken van een gouden of gelen draad,
straalt van hun kleeding een lichtende
gloed uit. De mannen dragen bruine broe
ken en prachtig geborduurde hemden. Bo
vendien een vest zonder mouwen, vervaar
digd van schapenleer, de zoogenaamde
„serdak", die in den zomer naar buiten en
des winters naar binnen gekeerd is. Beide
zijden zijn schitterend geborduurd en bezet
met kleine koperen plaatjes. Hun voeten
zijn gestoken in schoenen van wolvilt, die
reiken tot de kuiten en bevestigd worden
met leeren riemen; hierdoor beschermt de
Hoezoel zijn beenen tegen vocht en koude.
Ook dragen zij lage, lederen schoenen, die
als de mocassins van de Indianen naar
voren in een opstaanden punt uitloopen.
Des zomers dragen de mannen hoeden met
opstaanden rand, die versierd zijn met een
wollen koord en een groote veer. Maar de
uitrusting zou niet volledig zijn zonder de
.Sioepaga", de aardig besneden bergstok,
waarvan de handgreep doet denken aan
den vorm van een bijl.
Deze „Sioepaga" is het eenige, dat de
Hoezoelen met het Poolsche bergvolk der
Goralen gemeen hebben. Dit laatste volk
bewoont de Tatra en vormt het andere ge
deelte van Polens bergromantiek. De regi
menten, die hier voor de verdediging van
de landsgrenzen zorg moeten dragen, be
staan hoofdzakelijk uit Hoezoelen en Gora
len. De eerste dragen den traditioneHen
hoed met de schilderachtige veer; de Go
ralen dragen lange valkenveeren.