io de sombere wouden der Koezoelen De Internationale toestand Het Portret IN DE AFGELOOPEN WEEK Als twintigste eeuwsche wereldbur gers zijn we zoo langzamerhand ge- wend van de eene verbazing in de andere te vallen. Deze week kunnen we verbaasd zijn, omdat er nu voor ds variatie eens niets geweest is, waarover we ons hoogeüjk hebben kunnen verbazen of het moest dan zijn het zeer onverwachte bezoek van den Koning der Belgen aan ons land, hetwelk echter meer onder de binnenlandsche aangelegenheden res sorteert. Twee -en-twintig jaar Bolsjewisme. De twee-en-twintigste verjaardag van de bolsjewistische revolutie is te Moskou met veel vertoon gevierd en de gewoonte ge trouw opgeluisterd met een gigantische parade, alsmede met het gebruikelijke manifest en eenige redvoeringen van voor aanstaande persoonlijkheden. Het manifest was in zooverre opmerke lijk, dat het naast een aanval op het En- gelsche en Franscfte imperialisme, ook nog een steek onder water in de richting van Berlijn inhield. Voorts bleek er uit, dat het communisme alle hoop op verzoening met de sociaal-democratie (men denlce aan de met veel ijver gepropageerde leus: Een- heid) heeft opgegeven, ja het manifest i spreekt zelfs van „de verraderlijke leiders" der sociaal-democraten, zonder wier hulp de bourgeoisie" den oorlog niet had kun nen beginnen. Molotof's rede kenmrkte zich door een min of meer bedekte waarschuwing aan het adres van het Westen. De volkscom missaris zeide namelijk „Indien men zich niet tegen dezen oorlog verzet, zal hij wor den tot een broederstrijd in de geheele wereld. De Sovjet-Unie heeft besloten zich er tegen te verzetten, daarmede han delend ia het belang van de geheele menschheid. In Helsinki herleeft de hoop. Over het algemeen blijkt uit de laatste berichten, dat de eenigszins vijandelijke toon in de onderhandelingen te Moskou heeft plaats gemaakt voor een meer vriend schappelijke sfeer. Te Helsinki is de hoop op een overeenstemming dan ook weer ge stegen. Men is in de Finsche hoofdstad van meening, dat de Sovjet-Unie voorals nog geen agressieve bedoelingen tegen Finland koestert en men spreekt de ver wachting uit, dat binnenkort een voor- ioopig accoord tot stand zal komen, dat in het komende voorjaar gevolgd zal worden door een hernieuwde bestudeering van de Finsch-Russische betrekkingen. Italië, de Sphinx. De eenige groote staat in Europa, die zijn politieke plannen voor de toekomst nog steeds niet vast omlijnd heeft, is Italië Maandag is slechts even gebroken met de hardnekkige zwijgzaamheid. In een rede heeft de Italiaansche gezant te Madrid, Soria, verklaard, dat de Middellandsche Zee geen internationale, maar een zuiver Latijnsche zee is, woorden, die niet alleen tegen Engeland, maar eveneens tegen Rus land gericht zijn. Tevens kan men in deze rede het begin zien van nadere aankondi gingen betreffende de Italiaansche buiten- landsche politiek. Temeer zijn deze te wachten als Moskou zijn standpunt inzake de Balkanvraagstukken nader heeft be paald en wel zoodanig, dat de gemoederen op het Apennijnsche schiereiland te dien aanzien gerustgesteld zijn. De vijandelijkheden. Aan het Westfront heerscht te land nog steeds de rust, welke ook de voorgaande oorlogsweken kenmerkte. In de lucht waren de luchtmachten actief. Van verschillende punten aan het front worden luchtgevech ten gemeld en voorts wérden boven Noord- Franlcrijk en boven Noord-Schotland Duit- sche vliegtuigen gesignaleerd. Ook ver schenen eenige malen Engelsche en Fran sche vliegtuigen boven Duitsch gebied, waarbij het tot een treffen kwam. In West-Duitschland heeft men een ver hoogde militaire bedrijvigheid waarge nomen. Het blijkt, dat groote afdeelingen afkomstig uit Polen benoorden de Sieg- friedlinie geconcentreerd worden, daar achter en in den vestinggordel geen plaats meer is en daar verspreiding van de troe penmassa's de kans op luchtaanvallen ver mindert. Radiorede van Lord Halifax. Dinsdagavond heeft de Engelsche minis ter van Buitenlandsche Zaken, Lord Hali fax, een radiorede gehouden, waarin'hij nogmaals wees op het Britsche oorlogsdoel. Halifax verklaarde te streven naar een nieuwe wereld, waarin plaats zal zijn voor alle volleen op den grondslag van mensche- lijke gelijkheid, zelfrespect en wederzijdsch vertrouwen. Wij zijn vastbesloten, al onzen invloed aan te wenden voor den opbouw van een nieuwe wereld, waarin de volken niet zullen toelaten, dat hun hoop op een voller leven de bodem wordt ingeslagen door een krankzinnige rivaliteit. Een Duitsch prijscommandant aan boord van een neutraal koopvaardijschip gesprek met de bemanning, waarvan hij de nationaliteit aan de hand van de mon sterrol controleert. DE OPHEFFING VAN HET WAPEN EMBARGO. De positie van de West-Europeesche de mocratieën is door de goedkeuring van de gewijzigde neutraliteitswet en de daarmede gepaard gaande opheffing van het wapen embargo aanmerkelijk versterkt, want ka toen en petroleum kan Amerika in onbe perkte hoeveelheden leveren. Koper even eens; meer dan de helft van de totale koper- productie van de geheele wereld komt uit de V.S. Aan ijzer en kolen zullen Engeland en Frankrijk wel niet zooveel behoefte hebben; doch wel aan tin, lood, aluminium, fosfaat, zwavel, natuurgas, bruinkolen, waarvan Amerika hen eveneens kan voor zien. Op het gebied van de productie van zilver en kwikzilver neemt Amerika de tweede plaats ter wereld in, op dat van goud de derde. En wat auto's betreftde Amerikaansche auto-industrie is in staat, 90% van de behoefte der geheele wereld te dekken. De Amerikaansche machine industrie fabriceert 60 van al de groote en kleine machines, waaraan de wereld behoefte heeft, alsmede bijna de helft v de electrische machines en toestellen, van de chemische stoffen en het papier. Dit zijn cijfers die, in de schaal van den econo- mischen oorlog geworpen, van overwegend gewicht zijn. DE REGEERING WAAKT. Er schijnt in verschillende kringen een zeker misverstand te bestaan met betrek king tot het begrip „neutraliteit". Velen vatten het namelijk aldus op, dat, wanneer een land als het onze zich neutraal heeft verklaard, de regeering zich dan ook maar automatisch alle maatregelen moet laten welgevallen, die de oorlogvoerenden uit vaardigen om hun eigen belangen te dienen. Niets is echter minder waar. Een bijzondere toestand, en in de aller eerste plaats een oorlogstoestand, gaat nu eenmaal gepaard met allerlei speciale voor zieningen, zelfs in de landen die niet direct bij den oorlog zijn betrokken. Distributie, luchtbescherming, staat van beleg en der gelijke herinneren ons er maar al te dui delijk aan, dat buiten onze grenzen de oor log woedt. Voor de oorlogvoerenden van hun kant bestaat de harde noodzakelijkheid, allerlei bepalingen in het leven te roepen, die even zoovele belemmeringen vormen voor den handel en het economische leven der neu trale volkeren. Sommige van die bepalin gen dragen zelfs een zoodanig karakter, dat men ze bijna als vexatoir zou willen be schouwen, d.w.z. dat zij zouden zijn vast gesteld met de vooropgezette bedoeling, de neutrale staten zooveel mogelijk te hinde ren of hun afbreuk te doen. Of wel, deze bepalingen worden op zoodanige wijze ten uitvoer gelegd, dat daardoor de schijn wordt gewekt van opzettelijke benadeeling van neutrale belangen, zonder dat doorvoor oorlogsnoodzaak als reden kan worden voorgewend. Dergelijke gevallen hebben zich reeds herhaaldelijk voorgedaan in de enkele maanden, gedurende welke de tegenwoor dige oorlogstoestand bestaat. Enkele daar van hebben in bepaalde Nederlandsche kringen,' andere onder het geheele volk een gevoel van wrevel gewekt. Men heeft daaruit zelfs de gevolgtrekking gemaakt, dat Nederland van zekere zijde werd aan- gemerkt als een factor, waarvan men zich niets behoefde aan te trekken. Deze opvatting nu is te eenenmale on- ,uist. Nederland kan natuurlijk niet het argument bezigen van „de vuist op tafel'* waarmede men trouwens het tegenover gestelde resultaat zou bereiken van dat- ,ene, dat men beoogde. Doch onze regee- .ing heeft niet nagelaten, langs diploma keken weg op te komen voor onze belangen, waar zij deze door zekere maatregelen van oorlogvoerende partijen benadeeld achtte, of waar ons rechtsgebied werd geschonden. Hiervan getuigen de diplomatieke nota's aan de regeeringen te Londen, Parijs en Berlijn, samengevat in het dezer dagen ge publiceerde Oranjeboek, dat wij in veler handen zouden wenschen. Aandachtige lezing van dit document is, beter dan iets anders, geschikt om bij den doorsnee- Nederlander den eventueelen indruk weg te nemen, dat onze regeering met de han den in den schoot blijft zitten. De teim „de tanden laten zien" zou hier voor zeer zeker te sterk zijn; doch op waar dige en rustige wijze brengt de Nederland sche regeering haar bezwaren ter kennis van de oorlogvoerende mogendheden. Wij kunnen er dan ook van overtuigd zijn, dat van regeeringszijde niets wordt nagelaten om 's lands belangen in dat opzicht te be hartigen en te zorgen dat de eerbied voor Nederland door anderen niet uit het oog wordt verloren. VAN DE WEEK CHRISTIAAN DE WET. De gespannen toestand in Zuid- Afrika heeft den naam van Chris- tiaan de Wet, den ouden „veg-gene- raal" uit den Boerenoorlog, weer op de lippen van alle Afrikaners ge bracht. Christiaan Rudolphe de Wet, offi cier en staatsman in de voormalige Zuid-Afrikaansche Republiek, werd in 1854 te Leeuwkop geboren. Hij groeide op in den Vrijstaat, trok daarna naar Transvaal en vocht als veldkornet mee in den eersten Vrij heidsoorlog. In 1885 nam hij zitting in den eersten Transvaalschen Volks raad en in 1899 benoemde president Steyn hem tot opperbevelhebber. Na eerst met De la Rey en Botha te heb ben samengewerkt, sloot hij zich later aan bij Hertzog en werd een der steunpilaren van de Nationale Partij. Aan het hoofd van een groep op standelingen streed hij in 1914 tegen de troepen van het Unie-Parlement, dat besloten had Duitsch-Zuid-Afrika aan te vallen. De „Reus uit den Boerenoorlog" werd echter gevangen genomen en speelde nadien geen rol van beteekenis meer in het politieke leven. De Wet heeft zich bemind gemaakt door de vastberadenheid, waarmede hij steeds opkwam voor de onafhan kelijkheid van zijn volk. „Ek sal my nand op geen papier set, waardeur ons onafhankelykheid sal vernietig word nie", zijn woorden, welke uit het hart van ieder Afrikaner in ver leden en heden gegrepen zijn. V.J 'Afgezonderd van de wereld leeft in Zuid- Polen een merkwaardig volk. Sedroevende sociale toestanden tegenover foïkloristischen rijkdom. Hoezoel beteekent eigenlijk zooveel als roover, maar deze naam heeft na tuurlijk sedert eeuwen zijn beteekenis verloren. Hij stamt uit woeste tijden, toen het met de veiligheid in het land der Hoezoelen nog maar heel slecht ge steld was. Nog heden ten dage gaan de mannen over straat met hun „glimmen de wandelstokken", dat wil zeggen, net hun bijlen. Maar nu zijn de snedes stomp geworden. Daar, in 't zuidelijke deel van „voormalig" Polen, waar zich d€< machtige toppen verheffen van dc Karpathen, bracht een speciale mede werker een bezoek en in onderstaand artikel vertelt hij van het land, van de menschen, hun zeden en gewoonten. Waar de grenzen van drie landen, na melijk die van Polen, van Slowakije en Roemenië, bij elkaar komen, ligt hel eenzame land, dat bewoond wordt door dc Hoezoelen en de Goralen, twee uiterst merkwaardige volksstammen. MISSCHIEN zijn het slechts een kwart millioen menschen, die in hun wijd en zijd verspreid staande huizen, dan wel in hun langgerekte dorpen deze streken bewonen. In de dalen van de Karpathen leven, afgescheiden van de ove rige, geciviliseerde wereld, volksstammen als die der Hoezoelen en Goralen. Door hun isolement konden zij erin slagen hun eeuwenoude volkscultuur te handhaven. Door een harden strijd om het dagelijksch brood zijn het stoere lieden geworden. De bodem, waarop zij wonen, is uiterst schraal en slechts ten koste van heel veel inspan ning kan men er een mageren oogst haver en gerst uithalen. Voor het grootste deel blijven deze menschen aangewezen op den veeteelt en het houthakkersbedrijf. Wan neer men naar buiten trekt, de eenzaamheid in, ontmoet men van tijd tot tijd een herder. Volkomen rustige menschen, voor wie deze immense stilte een eerste levensbehoefte is, zooals voor velen van ons luidruchtig ru moer helaas een noodzakelijke compensa tie moet vormen van een tekort aan in nerlijke rust. Zoover als het oog reiken kan, strekken zich de majestueuze gebergten van de Oost Karpathen uit. Statige dennenwouden, waarin een even doodsch als somber stil zwijgen heerscht. De met sneeuw bedekte toppen der berger zijn hier en daar geac centueerd door een enkelen boom, waar door het voor dit land typeerend contrast wit-zwart nog verscherpt wordt. Als een vroolijke noot klinkt door de stilte af en toe het rinkelen van belletjes, die de kleine langharige paardjes omgebonden zijn. Deze dieren zijn verwant aan het zoogenaamde „panjepaard", dat vroeger ook in onze streek voorkwam. Krachtige sterk met de natuur ver bonden menschen. OP het scherpgesneden gezicht van de ze menschen heeft de natuur, die hier, naar Westersche opvattingen al thans, de bewoners wel wat al te stiefmoe derlijk bedeeld heeft, haar sporen achterge laten. Voor deze menschen beteekent elke op een verhitte hoop steenen water gegoten; op die wijze wordt dan de damp ongewekt. Na het baden drinkt men verfrisschende most van appelen of roode boschbessen. De universeele methode om mensch en dier gezond te maken is bij de Hoezoelen het aderlaten, waar ook onze voorvaderen bij zwoeren. De Hoezoelendokter is een boer, hij verstaat de edele artsennijkunst zonder die ooit geleerd te hebben. Zijn behandeling geschiedt altijd kosteloos. De „dokter" legt dikwijls urenlange wegen af naar de afge legen hoeven van zijn patiënten. Tegenwoordig leven onder hen nog enkele mannen en vrouwen, die begiftigd zijn met de gave om te genezen. En er wordt ook inderdaad geloof gehecht aan de bezwerings' formules, die zij uitspreken aan een ziek bed. Deze oudste formules getuigen van een krachtige schoonheid. De „gezondspreker" spreekt een vervloeking uit over de ziekte en de slechte gedachten van zijn patiënten, dan roept hij d:_ op uit de steenen, onder de steenen, tusschen de steenen, uit de voe ten, uit het hoofd, uit de tanden, uit de ingewanden enz. enz. Vervolgens zendt hij de ziekte over de Zwarte Zee, over de Roo de en de Blauwe, vervolgens over de uit gestrekte velden, over de rotsen, en donkere beken, waar de vogelr niet meer vliegen, waar de hanen niet meer kraaien, waar de honden niet meer blaffen. Daar zal de ziekte verbrijzeld worden door steenen, daar zal zij overspoeld worden door stroomen water, zal zij onderstuiven in het zand en uitdrogen tusschen de dennen alleen met het lichaam van den patiënt zal de ziekte niets meer te maken hebben. Wanneer de dokter eenmaal is geweest is het met de macht van de ziekte over het lichaam ge daan. En deze mensch zal gezond blijven als een noot en zoo hard als een steen, an ders dient hij te worden bestraft met negen meter grond een verhooging van het scha mele levenspeil. Huwelijken 'worden geslo ten, omdat beide partijen beschikken over een stuk land, dat in waarde zoo ongeveer hetzelfde is. Er worden processen gevoerd, omdat men het niet eens is over het eigen domsrecht van een stuk grond. „Het Hoezoelenhuishouden rust met drie van de vier pooten op de schouders van de boerin", is een bekende uitspraak in deze streken. En inderdaad, de Hoezoelenvrouw is buitengewoon productief. Zij verwerkt de geschoren wol van haar schapen zelf. Daarvan weven zij de mooist denkbare kleeden, die op alle weekmarkten in Oost Europa gretige koopers vinden, in de eer ste plaats vanwege de degelijkheid, maar bovendien om de buitengewoon fraaie pa tronen, die hierin verwerkt worden. De trots van elke Hoezoelenvrouw is haar groote kast, waarin zij haar kostbaarheden als geweven linnen hemden, doeken, hoe den en dergelijke bewaart. Zij draagt het door haar zelf geweven groflinnen hemd. Een lange, breede gordel houdt niet alleen haar kleeren bij elkaar, maar vormt te vens een belangrijken steun in den rug, hetgeen voor deze hard werkende boerin nen onmisbaar is. Haar grove kousen breit Houtvlotten in het land der Hoezoelen. De rivier is hier een belangrijk vervoermiddel en neemt dan ook in het leven der Hoezoe len een gewichtige plaats in. zij zelf met zeer dikke breipennen. De var- kensleeren sandalen worden door den boer gemaakt. Uit dien hoofde behooren tot de gebruikelijke uitrusting van elke Hoezoe- lenhoeve •een paar gedroogde varkenshui den. In elk opzicht zorgt de Hoezoel voor zichzelf. Wanneer hij meer koopt dan luci fers en petroleum, houdt men hem door gaans voor een slechten boer. Het zijn over het algemeen rustige en vriendelijke mensehen, die met een be wonderenswaardige blijheid de behoeftig heid van hun levensomstandigheden dra gen De boer, die tegen zijn deurpost leunt, de houthakker met z;ijn bijl over den schou der, de voerman, die op groote vlakke sle den de geweldige reuzen van boomen naar het dal vervoert zij brengen allen zonder uitzondering hun hand aan de enorme muts, die vervaardigd is van hazenvellen en de vrouwen, die hier en daar bezig zijn haar waseh te doen in een open stuk van de rivier, maken een kleine buiging, wanneer zij ons voorbij zien gaan. Zooals het met hun kleederdrachten is, zoo is het eigenlijk ook met hun oude ze den en gebruiken gesteld. Trouw honden zij daaraan vast, in het stellige geloof dat ontrouw hier onmiddellijk een ramp zou bettekenen. Zooals gewoon':ik 7.?jn ook de ze menschen bezield door een sterk en diepgeworteld geloof, omdat zij veel weer- loozer staan tegenover de grillen der na tuur, dan de stadmenschen met hun hon derd en een voorzorgen en gemakken. Een maal in het jaar plakken zij schijfjes was tegen alle deur- en vensterposten; ook de horens van de oudste koe worden niet ver geten. Dat is om alle onheil, dat hun in het komende jaar boven het hoofd mocht han gen, af te weren. Op den dag, die gewijd is aan de rivier, verzamelen de boeren zich aan de oorden van den „zwarten stroom" en ieder vult zijn fleschje met gewijd ri vierwater, dat verder het geheele jaar zorg vuldig wordt bewaard. Waar kwebbelen, een geoorloofde bezigheid is. AANGEZIEN de boerenhoeven dikwijls vele kilometers van elkaar verwij derd liggen, ontmoeten de menschen elkander weinig. Eigenlijk slechts op feest dagen gebeurt dat. Een specialiteit van de Hoezoelen is trouwens het „kwebbelen." Daarmede bedoelen wij allerminst onhof felijk te zijn tegenover de vrouwen. Wan neer zij samenkomen, wat niet al te dik wijls gebeurt, dan hebben zij elkaar van zelfsprekend veel te vertellen en fluisteren elkander hun geheimen in het oor. Overal wordt dan met waren hartstocht gekweb beld. Maar ook is elke boerin een geboren Jiefhebster van tabak en draagt dan ook haar eigen tabaksdoos bij zich. Maar tabak is ook eigenlijk het eenige genotmiddel, dat zij gebruikt. Gedurende de korte pauze, die zij zichzelf gunt tijdens het werk, ziet men haar snel een sigaret rollen. Voor hun lenigheid zorgt de aard van het land wel. Dikwijls moeten zij eiken dag weer groote afstanden te voet afleggen, naar de plaats waar zij op dat oogenblik werken en een Hoezoelenvrouw is het van haar jeugd af gewend om over hekken, die mogelijk op haar weg een hindernis moch ten vormen, heen te klimmen als een schooljongen. Voor de gezondheid zorgt het wekelijksche bad in heet water. De stoom speelt daarbij echter de voornaamste rol. In een klein ovenachtig houten huisje wordt vogels, met negen dieren, gestoken te wor den met negen naalden, gemaaid te wor den met negen zeisen en gesneden met ne gen sikkels. Zoo zal het zijn de eerste en de negende keer. Zooals eigenlijk alles be waard blijft onder de Hoezoelen, zoo heb ben zij ook nog steeds een diepe vereering voor hun roemruchte voorvaderen, een heldhaftige ideaalgestalte, de man, die won deren wist te verrichten, namelijk Doboesj, de grootste roover, die ooit in het midden der Hoezoelen verkeerd heeft. Hij schiep een merkwaardig soort socialisme: De ar men gaf hij van alles, de rijken bestal hij voortdurend. Deze figuur komt merkwaar dig overeen met die van den Engelschen Robin Hood. Een bewogen geschiedenis. HET is niet altijd rustig geweest in dit land. Gedurende enkele jaren lag het Oostelijk front van den Wereldoorlog in deze streken. Links van den weg, die leidt van Worochata naar Jabloniqa, vlakachter het Tatarendorp, treft men nog een massa graf van gevallen soldaten. Ook zijn er op verschillende plaatsen nog overblijfselen van de vroegere bezetting. Wel een vreem- 'io stelling, hoe de skiloopers van den Kcakoel er te midden van hun vreugde en plezier nog den afgeloopen winter herin nerd werden aan de somberste bladzijden van de wereldgeschiedenis. In de dalen staan verspreid langs" den weg de boerderijtjes van kleine boeren, boerderijen met een stroodak, dat puntvor mig toeloopt en zeer ver oversteekt, op dat de sneeuw te gemakkelijker van het dak kan vallen. In den afgeloopen winter waren wij ook hier en dan is het geen zeldzaam verschijnsel dat. een hoeve abso luut is ingesneeuwd. Men zou niet aan een huis .denken, ware het niet dat de ingang was vrijgemaakt. Boven op den top van een berg, vond ik slechts een enkele hofstede, liet was een boerderij, die aan alle kanten versterkt was tegen de invallen van de Ta taren. Vroeger moet deze boerderij een sterke vesting zijn geweest. Verder liggen alleen de kerken hooger tegen den berg wand op. Het land der Hoezoelen is een zeer bij zonder land. Het is even eigenaardig als zijn bewoners, die afgescheiden van de wereld hun verdere leventje leiden. Dat zal ook onder de tegenwoordige omstandighe den weinig of niets veranderen. Zelfs nog voor een jaar of tien wist niemand in Po len iets af van de dorpen Worochata en Zable en toch zijn deze beide plaatsen te beschouwen als de toegangspoorten tot een zeer bijzondere cultuur, die men nu eerst recht begint te waardeeren. Wij hebben hierboven reeds geschreven over het vriendelijke karakter van deze menschen. Dit neemt intusschen niet weg dat zij tamelijk afgesloten zijn wat eigen lijk het merkwaardigste tot uitdrukking komt in de kleederdrachten waaraan wij in bovenstaande regels eveneens enkele woor den wijdden. Daarover thans iets uitvoeri ger. De kleuren van de handgeweven stoffen zijn meestal stemmig en dof. Doordat zij echter, zij het dan ook spaarzaam, gebruik maken van een gouden of gelen draad, straalt van hun kleeding een lichtende gloed uit. De mannen dragen bruine broe ken en prachtig geborduurde hemden. Bo vendien een vest zonder mouwen, vervaar digd van schapenleer, de zoogenaamde „serdak", die in den zomer naar buiten en des winters naar binnen gekeerd is. Beide zijden zijn schitterend geborduurd en bezet met kleine koperen plaatjes. Hun voeten zijn gestoken in schoenen van wolvilt, die reiken tot de kuiten en bevestigd worden met leeren riemen; hierdoor beschermt de Hoezoel zijn beenen tegen vocht en koude. Ook dragen zij lage, lederen schoenen, die als de mocassins van de Indianen naar voren in een opstaanden punt uitloopen. Des zomers dragen de mannen hoeden met opstaanden rand, die versierd zijn met een wollen koord en een groote veer. Maar de uitrusting zou niet volledig zijn zonder de .Sioepaga", de aardig besneden bergstok, waarvan de handgreep doet denken aan den vorm van een bijl. Deze „Sioepaga" is het eenige, dat de Hoezoelen met het Poolsche bergvolk der Goralen gemeen hebben. Dit laatste volk bewoont de Tatra en vormt het andere ge deelte van Polens bergromantiek. De regi menten, die hier voor de verdediging van de landsgrenzen zorg moeten dragen, be staan hoofdzakelijk uit Hoezoelen en Gora len. De eerste dragen den traditioneHen hoed met de schilderachtige veer; de Go ralen dragen lange valkenveeren.

Peel en Maas | 1939 | | pagina 10