TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS AKKfflM Ervaringen uit 1914- 1918 op gebied van neutraliteit. FEUILLETON. Herinneringen uit Miliciens- en Mobilisatietijd. 1913—1918, Vergeet dit niet 111 Langs onze Oostgrens. Voor boeren en tuinders. Zaterdag 21 October 1939 Zestigste Jaargang No 42 Toen op den tweeden oor logsdag communique's verschenen meldende schending van onze neutraliteit door vreemde vliegers, hoorde men alom de verzuchting slaken: „Zie je wel, daar zitten wij nou met onze neutraliteit". Anderen meenden, dat Nederland reeds in het conflict betrokken zou zijn. Een dergelijke opvatting be wijst, dat velen onzer nog niet beseffen, wat neutraliteit precies beteekent. Hier willen wij eens een opsomming geven van een aantal neutraliteits-schendingen die in de oorlogsjaren 1914-1918 ten opzichte van Nederland zijn voorgekomen. Wij kunnen niet alle schen dingen vermelden, doch reeds de onderstaande opsomming ver schaft ons de rust, dat wij voor een enkele schending niet direct in zak en asch behoeven te zitten. Uit de bescheiden van „De Opmarsch" noteeren wij de vol gende feiten: 1916: Torpedeering van de „Tubantia"; 1917: Torpedeering van 7 Ne- derlandsche schepen tegelijk bij Falmouth; 1918: Torpedeering van het Nederlandsche hospitaalschip de Koningin Regentes; In totaal werden in den wereld oorlog 88 Nederlandsche schepen in den grond geboord of door mijnen tot zinken gebracht; 1917: Engelsch vliegtuig laat bommen op Zierikzee vallen; 1917Nederlandsche torpedo boot, die een op de Schelde ge daald Duitsch watervliegtuig wilde interneeren, kwam in ge vecht met andere Duitsche vlieg tuigen. Tientallen malen vlogen vreem de vliegtuigen over ons land. Zelfs waagde een Zeppelin zich eens tot midden boven ons land. Langs onze grenzen kwamen talrijke grensincidenten voor. Nu eens aan de landsgrenzen, dan weer in de territoriale wateren. Moeilijkheden ontstonden bij het interneeren van een Duitsch on derzeeër; complicaties traden op bij het aanhouden van Duitsche koopvaardijschepen door Engel- sche oorlogsschepen onder de Nederlandsche kust. Zelfs werd de mail (post) op Nederlandsche schepen geopend en het kwam voor, dat effectenzendingen van Amerika naar Nederland door de Engelschen werden prijsverklaard. Doch dit alles was slechts kinderspel vergeleken bij de di recte dreigingen, waaraan onze neutraliteit heeft blootgestaan. door A. VAN GERWEN. 6. Waar zouden we zijn? 't Was maar een klein station, dat zagen we wel, maar niemand wist welk. We zouden eens gaan kijken op den zijgevel, daar stond gewoonlijk de plaatsnaam met groote letters opgeteekend. 't Was er wel donker, maar 't lukte toch na eenige moeite. „Leerdam Zouden we nu in de Nieuwe Hoi- landsche Waterlinie zijn '1 Zag er anders niet naar uit, daar we op een gewoon Hollandsch station stonden en van een groote watervlakte niets ie bespeuren was. Wij hadden ons een waterlinie heel anders voor gesteld.,.. Builen het station werdende geweren aan rotten gezet en moesten we maar wachten lot onze officieren terugkwa men en wisten, waar we voor dten nacht nog ingekwartierd zouden wor den. Hoe lang we daar op het stations plein op de straatsteenen gelegen heb ben, zou ik onmogelijk knnnen zeggen, daar gedurende de afwezigheid van de officieren de geheeie troep sliep of we op goed opgemaakte bedden lagen, maar wel weet ik, dat we plotseling gewekt werden door het blazen van de reveille: Onze lezers weten, dat nooit afdoende weersproken is het ver haal, dat eerst op het laatste oogenblik een plan van den Duitschen Oeneralen Staf om door Nederlandsch Limburg den inval in België te ondernemen, gewijzigd is. Nauwelijks was dit achter den rug, of in September 1914 liep het gerucht, dat Engeland door tocht tot de Schelde had geëischl, teneinde Antwerpen te kunnen bijstaan. Het blijkt uit de gedenk schriften van Winston Churchil, dat hij inderdaad aan zijn Depar tement de opening van de Schelde ten behoeve van Antwerpen „in overweging" had gegeven Ver der werd in 1915 nog eens aan Nederland gedacht, toen Engeland een doortocht naar de Oostzee dacht te forceeren. Ook in 1916 vond iets zeer merkwaardigs plaats: In Maart van dat jaar werden plotseling alle verloven ingetrokken, welke maatregel in Mei weer ongdaan gemaakt. Wat was er gebeurd Men fluisterde, dat Engeland landingspogingen had willen on dernemen en de Duitschers hen door bezetting van ons land vóór had willen zijnSchijn of waarheid In April 1918 werden de ver loven wederom ingetrokken. Nu was het de Duitsche regeering die eischen meende te moeten stellen. Voor een betere verzorging van haar leger in België, wensch- te zij de beschikking over de korte spoorwegverbinding via Gladbach-Roermond-Hamont. Deze wensch was gehuld in het „kleed" van een ultimatum. Ook hier weet de buitenwereld niet veel meer, dan dat deze zaak gelukkig is afgeloopen door de interventie van een hoogge plaatste persoonlijkheid, die van Keizer Wilhelm wist gedaan te krijgen, dat Duitschland zijn eisch liet vallen. Als men dit alles eens rustig overweegt, wordt het duidelijk, dat de incidenten in de eerste oorlogsweek van 1939, geen aan leiding behoeven te geven tot al te groote ongerustheid. Nederland heeft in 1914—'18 wel voor heetere vuren gestaan en is er desniettemin toch nog goed afgekomen. Daarenboven is de ervaring in 1914—1918 op gedaan, een goede leermeesteres geweest. Vertrouwen in onze regeering en een vastberaden geloof in de toekomst van ons volk, zijn twee dingen, die wij, Nederlanders, ons dagelijks meer eigen moeten maken. Dan zal het waarachtig ook nu wel gaan 1 HELPEN IN OORLOGSTIJD Gelukkig zijn wij tot nog toe - Op recruten, 't is reveille, steek je beenen buiten de krib enz. Hoe hadden we 't nou Dat bekende signaal hadden we in zes weken niet meer gehoord. We waren toch niet meer op de kazerne te Venlo Waar waren we De hoornblazer blies zijn reveille voor de tweede maal, vooraleer we d en wel wisten, dat 't voor ons was bedoeld. Langzaam aan kwamen we overeind en na onze stijve ledematen eens goed gerekt te hebben, werd er aangetreden om ons nachtkwartier op te zoeken. Voorwaarts, marsch Nu zouden we gauw genoeg naar bed kunnen, om de nog resteerende uren van den nacht eens heerlijk uitte rusten van de vermoeienissen van den eersten mobilisatiedag 't Was nog langer loopen, dan we gedacht hadden. We kwamen buiten de bebouwde kom der gemeente en we marcheerden maar steeds verder. Waar zouden we nu toch naar toe moeten Hadden ze ons maar laten liggen op 't stationsplein te Leerdam. We sliepen zoo lekker! Eindelijk bereikten we een dorp, 't was, zooals naderhand bleek. Ooster- wijk (niet te verwarren met Oisterwijk in Noord-Brabant). De veldwachter bleek te zijn gewaar schuwd en stond ons op te wachten. Op zijn aanwijzingen bereikten we weldra een groote boerderij, die ons als kwartier was aangewezen. De groote schuurdeuren stonden al wagenwijd open en het stroo lag op den vloer uitgespreid, terwijl er ook een partij soldaten op „de schelft" ge herbergd kon worden. De le en 2e sectie nam haar intrek in de schuur, maar toen was ze ook goed gevuld, zoodat de 3de en 4de sectie ergens anders moest worden ondergebracht. buiten den oorlog. Toch heeft menig hart ook in ons vaderland sneller geklopt uit angst, dat ook wij door de rampen van den oorlog zouden worden getroffen. We voelen ons dan, als het ge vaar schijnt afgedreven, weer veilig en zijn blij, dat we in Nederland wonen. Toch staan wij niet geheel buiten het drama, dat buiten onze grenzen zich afspeelt. Want die menschen, die elkaar bestrijden met de moorddadige wapenen van onzen tijd, zijn ook onze broeders. Men is op het Westfront bezig een bres te breken in den goi del van ijzer en beton, waarmee Hitier zich den rug heeft willen dekken. Daar vallen er velen alle dagen in den meedoogenloozen strijd. Denkt ge 'er wel eens aan, dat ge tegenover al die menschen, die daar sterven, die daar lijden, een plicht van naastenliefde hebt te vervullen We kunnen en moeten voor hen bidden en verstervingen doen. Bidden. Voor hen, die iederen dag daar sneuvelen aan de fron ten. Bidden. Voor hen, die opge jaagd worden van huis en hof, die hun bezit in vlammen zien opgaan, en hun huis in puin geschoten. Bidden. Voor hen die moeten zwerven, als Ahasverus van land tot land, van werelddeel tot werelddeel, zonder vaderland, zonder rust. Als ge er eens over nadenkt, zult ge huiveren bij de gedachte aan al dat leed. Zouden we dan niet de handen vrouwen, niet enkel, om God te danken, dat ons die miserie tot nu toe bleef gespaard, maar ook om te vragen voor hen, die er door lijden, om een spoedig einde der rampen, en om kracht en heldenmoed, om het leed te dragen Vergeet vooral de zielen der gesneuvelden niet. Als ge kunt, woont dan dage lijks voor de slachtoffers van den oorlog, levenden en overlevenden, de H. Mis bij, die het Groote Zoenoffer is voor de wereld. Verleden Zondag zat ik in de bus met een oorlogsinvalide van 1914. Hij liep op twee stokken en had maar één arm en een been meer. Dan voel je opeens weer dui delijk, wat een ramp de oorlog is. Draagt uw leed, ook uw mo bilisatieleed, met geduld. Offert naast uw gebed aan God vrijwillige verstervingen op, verdubbelt uw gaven voorgoede werken. Wellicht, dat de Heer ze aan neemt als een zoenoffer voor wat allen misdeden, en wat orn straf roept tot zijn gerechtigheid. A. K. Geen nood. Achter de boerderij ston den nog eenige groote korenmijten, daar konden er nog veel op... Daar kwam de boer al met een lange ladder aandragen. Wij klauterden als kippen in den donkeren nacht tegen de ladder op en lieten ons in'tversche stroo neervallen. Hoog en droog... Terwijl we naar boveil klornmen riep van beneden ons iemand toe, bij hem te komen liggen: hij had wat beters gevonden. „Kom toch terug, dadelijk breek je allemaal je nek, kom hier liggen 1" De een duwde den ander echter naar boven op de ladder, zoodat er van teruggaan geen sprake was, anders hadden we 't misschien toch wel ge daan. Toen we 's morgens wakker werden en zagen waar onze vriend gelegen had, hadden we echter geen spijt 's nachts onze halsbrekende klimpartij te hebben uitgevoerd. Hij had nacht leger gehad op een mesthoop achter den paardenstal, en mocht van geluk spreken zijn ransel als kussen gebruikt te hebben I Weer op dc kazerne. Gorin- chem op z'n best. Na 's morgens onze laatste boter hammen van thuis te hebben opgegeten, gingen we het dorp in om eens te kij ken in welken hoek van Nederland we terecht gekomen waren. We waren spoedig uitgekeken, daar het geheeie dorp bestond uit enkele boerderijen en een paar kleine huisjes Via een zijweg kwamen we weer bij ons kwartier terug alwaar door de aldaar gelegerde militaiien van ons regiment reeds maatregelen genomen werden om verder te trekken. Zooals bekend gemaakt was, zouden we naar Gorinchem getransporteerd Lustig draaien de betonmolens. Is de „Drahtverhau" weer in aanleg Erg druk waren de wegen van en naar onze Oostgrens al lang niet meer. Dat begon al toen de „Deviezen- bescheinigung" haar intrede deed. Dat werd erger, toen men over en weer nog maar een paar mark mee mocht nemen en sinds de „oorlog" een pas en visum noodig maakte, die geld kosten, was het heelemaal afgeloopen. En zoo overkwam het ons, dat we per auto een paar uren langs ODze oostgrens rondtrokken, zonder dat we ook maar een maal voor een tegenligger behoefden uit te wijken behalve dan voor een menagewagen van het Nederlandsche leger, die wellicht met een lading snert op weg was naar een of anderen post ergens in de bosschen. Hier en daar sukkelden we met een kalm gangetje door de bocht van een barricade of glipten langs de nijdige punten van een „asperge-veldje" dwars over den weg. In 't voorbij gaan zien we, dat de schildwacht nummer en wagen aan dachtig opneemt. Hij zegt niets als we in de richting der grens gaan, maar we weten, dat hij ons straks zal laten stoppen en correct zal het klinken „Is u Nederlander Dan gaat het langs den landweg de bos schen in. Het is er prachtig op dezen laten milden najaarsmiddag. Van de mooi getinte beuken en eiken komen reeds de eerste bladeren neer- dwarrelen die de wind in de karre> sporen bijeenjaagt. In het grenscafétje met annex een winkeltje, zooals we die aan de grens veel vinden, is het ongezellig koud en doodstil. Het flesschenbier is een beetje „verschaald". Er wordt te weinig omgezet en de fle3schen moeten te lang staan. „Ja, ja zegt de waard, dat overkwam ons van 1914—1918 niet. Toen was 't een andere tijd, toen ging er wat om en was er wat te verdienen". Hij zegt er niet veel over maar knipoogt eens. We begrijpen hem, want we weten, dat we hier zitten in een van die cafétjes, van waaruit in den vorigen oorlog ontzaglijk ge smokkeld werd. Toen gingen de zaken in 't groot. Heele autoladin gen, koffie, tabak enz. werden hier afgezet. Het café was het trefpunt der „dragers". Hier werden afspra ken gemaakt, de tochten in elKander gezet, de routen aangegeven en de pungels in orde gemaakt en verdeeld. Hier werd geld in 't groot verdiend en gingen bundels bankpapier van hand tot hand. Hier ging alles in 't groot en het bier en de borrels vloeiden er bij stroomen. Dit waren dagen van hoogconjunctuur. De tegenstelling met thans is wel zeer sterk. Maar de omstandigheden zjjn ook wel sterk veranderd. Voorzichtig informeeren we eens hoe het thans staat met de smokkel handel. Ze kunnen toch wel besteen en ander gebruiken aan den over kant, zou men zoo zeggen. „Nee, mijnheer, dat wordt de eerste tjjd nog niet veel en ik zal u zeggen waarom", klinkt het beslist terug. Ze hebben nog geen mankement ge noeg tenminste hier aan de grenzen nog niet. Daar wonen meest boeren en kleine zakenlui en die redden zich nog wel. Ze hebben nog wat vleesch in de kuip of aan den zolder en die malzkoffie slikken ze ook nog wel een tijd lang. De stedeling en de arbeider, die alles moeten koopen, die krqgen het minst over den tand en voelen de tekorten het meest, laar de grootste strop voor deo okkelaar is, dat er geen geld uit worden, om aldaar aan de vestingwer ken te worden te werk gesteld. 't Zou echter nog eenige uren duren voor dat het sein tot vertrek gegeven werd. Tegen den middag zochten we 'n bakkerswinkeltje op om mondvoor raad op te doen, want al was 't mobi lisatie, gegeten worden moest er toch. We troffen het, er waren nog juist eenige wittebroodjes die we a raison van 20 cent machtig werden, 't Was wel niet veel, maar als we er bij den boer 'n veldflesch melk bij kochten, waren we toch weer 'n paar uur vol daan. Terwijl we over de achterplaats naar de boerderij wandelden, werden wij op merkzaam gemaakt op 'n kippenherrie in de schuur, alsof alle kippen wel tegelijk wilden leggen. We zouden eens even kijken of 't wel zoo erg was. Na een paar kippen van haar nest gejaagd te hebben, bleek dat er al 7 eieren lagen. Dat was niet genoeg om er ieder 2 te hebben, zoodat we het volgende nest ook maar leeghaalden. Ziezoo, nu nog een veldflesch melk, en ons middagmaal was compleet. Op boter stelden we niet zoo'n hoogen prijs, 'n Wittebroodje met 2 versche eieren was voor 'n gemobiliseerde al een overdadige luxe. Rond 1 uur Zondagsmiddags was 't aantreden en marcheerden we naar 'n haventje bij de Linge, alwaar 'n boot gereed lag, die ons naar Gorinchem zou vervoeren. 't Was prachtig weer, zoodat we allen aan dek bleven. Al de „hoofdjes" langs de Linge waren met publiek be zet. Velen huilden, toen we met onze boot passeerden. Die menschen dachten zeker ook al, dat 't over een paar dagen met ons gedaan zou zijn. Vroeg op den namiddag arriveerden we in Gorinchem, waarna we direct de Willemskazerne opzochten, alwaar we voorlooptg gehuisvest zouden zijn. Na de cantine te hebben opgezocht Duitschland mag. Zoo mag men b.v. wel 10 pond koffie van hier mee nemen, maar dan moet je verklaren dat hg „geschenkt" is of dat het een „Liebesgabe" is, maar je mag er geen cent van mee terugbrengen over de grens, er mag niets uit. Ed daar kijken ze scherp op aan den overkant. In 1914 liet de Duitscher als maar binnen wat kon, maar dat gaat nu niet. Aan den Duitschen kant is de grens veel scherper be waakt dan aan den Nederlandschen. Aan ieder veldweggetje vindt je een post en er wordt sterk gepatrouil leerd, ook in de bosschen. Alle vroe gere gemoedelijkheid is weg. Nee de goede tijd voor de smokkelaars is er nog niet. Die waakzaamheid aan Duitsche zijde is voorts ook te verklaren uit het feit, dat er nog duchtig gewerkt wordt aan de grensversterkingeD, Toen we onder deskundig geleide en die is noodig in verband met de grilligheid der grens door de bosschen de grens vlak benaderen, was het eerste wat ons opviel een vernieling van het prachtige bo3ch aan Duitsche zijde. Op ruim een meter hoogte waren de flinke stam men afgezaagd en nu stond daar een troostelooze strook stompen, zeker bedoeld als barricade en gereed om er straks prikkeldraad tusschen te vlechten. Een eind verder op hoorden we het geratel van betonmolens achter schuttingen. Daar werd gewerkt aan z.g. bunkers en andere betonnen versterkingen. Vlak erbtf schepten een drietal machtige excavateurs uit een hooge heuvelkling een soort groen zand, bestemd voor de vormen in de ijzergieterijen. Het toezicht op vreemde elementen in de grenszone is zeer streng. Onze geleider vertelde ons een staaltje. Als grensbewoner kwam hij bijna dagelijks over de grenzen en omgë' keerd kenden de menschen uit de buurt hem goed en bezochten zijn café. Op een goeden dag ontmoet hij over de grens een van zijn goede kennissen, een beambte. Hij bonjourt hem joviaal, maar deze negeert hem gewoonweg en zag hem nog niet staan. Dat was den Hollander te bar en bij zich zelve sakkerde hij duchtig op dien „hochnasigen" Pruis, die honderden keeren bij hem over den vloer kwam en goed at en dronk als je maar een kik gaf. Maar enkele dagen later kwam de oplossing. Een familielid bracht „de groeten van Karl en hij moest maar niet kwaad zjjn. Er was een „Oberst im Rivier" Hij mocht gewoon weg niemand ken nen of spreken en zeker geen vreem den Hollander. Daar kon hij moeilijk heden mee krijgen. In zoo'n buurt heet het parool „doorloopen, niet rond gapen en met niemand spreken." We trekken dan verder en pro beeren elders een glimp op te vangen van wat er langs de grens gebeurt, Maar heel veel is dat niet. Onze aandacht wordt getrokken door voorwerpen, die we hier en daar op heuvelruggen en op afstanden door de velden zien staan. Een driepoot, daar op een hooge stang en een ding als een klomp er boven op. Grens bewoners weten ons te vertellen, dat het luisterapparaten zijn van de posten voor vliegerafweer. Een ander zegt, dat het seintoestelletjes zijn. We zullen het in 't midden laten. Ze schijnen inderdaad iets met de grensversterkingen te maken te hebben. Bij een vierden grensovergang boffen we. Onze aandacht werd ge troffen door hamerslagen. Aan een veldweg zijn mannen bezig met het inslaan van palen. Aan hun petten en jassen te zien zijn het Duitsche militairen. We rijden er naar toe. Inderdaad het zijn Duitschers, een drietal officieren, een paar Zollbe- ambten en een handvol manschappen. Grillig aoor het veld hebben ze palen geslagen en zijn bezig met erpiik- en gezamenlijk binnen 10 minuten al den mondvoorraad te hebben opge kocht en opgegeten, begaven we ons weer naar de binnenplaats, alwaar in- tusschen twee hoogopgeladen karren hooi waren gearriveerd voorons nacht- logies. Eenieder mocht zooveel nemen als hij dacht noodig te hebben voor z'n "wolletje", en zoo sjouwden we in 'n minimum tijds de twee karrevrachten hooi de kazerne in naar de tweede verdieping. Kribben stonden er maar weinig, zoo dat het 'n prachtig gezicht opleverde, al die jonge kerels in het hooi op den vloer te zien rondkruipen. Om en om drie weken hebben,'we in ons hooi op den vloer gelogeerd, tot dat er een partij kribben aankwam, die natuurlijk direct „betrokken" werden. Er waren er verschillende onder ons, of bijna allen, die gedurende de drie weken, dat we in 't hooi gelegerd wa ren, hun kleeren niet meer uit gehad hadden, daar we naar ik meen, ook geen dekens hadden den eersten tijd. 't Was in den zomer, zoodat we 's nachts de kou best konden lijden Reeds den eersten dag mochten we Gorinchem, onze nieuwe garnizoens plaats, gaan verkennen, 't Leek 'n ge zellig en zindelijk stadje te zijn, welken indruk door ons langdurig verblijf al daar bevestigd werd. In 't begin keken de menschen ons wel wat wantrouwend aan, vooral daar we nog al luidruchtig waren (wat 'n Limburgsche en Brabantsche eigen schap is) maar toen ze ons op den duur beter leerden kennen, werd de verstandhouding tusschen burgers en militairen met den dag beter. Den eersten avond van ons verblijf Gorinchem waren de menschen zoo medelijdend, dat we in iedere straat geregeld werden uitgenoodigd binnen te komen om wat te gebruiken: „want ge zult vandaag nog niet veel gehad Waarom zoudt Ge nog langer hoofdpijn hebben, als Ge er in een kwartier geheel van af kunt zijn! Neem een AKKERTJE het nieuwe en merkwaardige middel, dat alle pijnen vlug verdrijft en Uw ga stel toch niet schaadt. "AKKERTJES" zijn de ge lukkige vinding van Apo theker Dumont in den ge makkelijk in te nemen ronden cachet-vorm, zeer \veel nagemaakt en toch )jnog nooit geëvenaard! Laat U niets aanprate__ en let op 't AKKER-mer** tegen pijnen, griep, koorts, koill9 "re; -»on 80 13 stuks - 12 stuivers; 2 stuks - 2 stuive keidraad langs heen te spannei horizontaal er langs en diagonaals gewijs tusschen de palen en schutting naar kleine paaltjes op zij. Een dikke gladde draad loopt er tusschen door. Nu en dan een kort bevel, een aan wijzing der Zollbeambten, zwijgend werken de mannen verder en meopen de palen in den grond. Of er stroom op komt te staan, wagen we te vragen. Een der officieren kgkt ons eens aan alsof hij denkt waar be moeien zich die dumtne Hollander mee. De handen diep in de jaszak ken stapt hij op om enkele aanwij zingen te geven, een tiental meters verder waar de draad op nog geen meter afstand achter de heg van het tuintje van een bekend café door loopt. De eigenaar en de vrouw staan er gemoedelijk bg te kgken, hoe de toegang naar het hun zoo bekende land potdicht wordt afge sloten. Ook hier in het cafétje is het stil, zeer stil. Er is niets te doen. Zelfs op Zondag is het maar zwakjes terwijl vroeger de Duitschers uit de buurt steeds kwamen aan- loopen voor „ein Schoppen helles." Maar de tgden veranderen snel. Wie weet misschien reeds spoedig, dat het gevaarlek smokkelhandwerk weer opgenomen wordt en de schoten weer knallen in den nacht. Als het geld lokt en in korten tjjd verdiend kan worden wordt het gevaar niet geacht. Velen hebben er in 1914 het leven bg ingeschoten, of verloren den lust tot rustigen arbeid. En wat bleef er vaak over van bet grof verdiende geld We hopen niet, dat deze toestanden terugkeeren met hun naren pasleep. Het gemoedelijke verkeer als tusschen goede buren, zooals we dat voorheen kenden, is ons liever. N.K. Noodige grondstoffen. Men mag de boeren en tuinders, bodembewerkers aansporen om hun bodem nog intensiever, nog econo mischer te gebruiken, om zoo de voorziening zoo hoog mogelijk op te voeren. Maar men moet daarbij niet vergeten, dat de productie van dien bodem afhankelijk is van verschil lende omstandigheden, die men niet altijd in zijn hand heeft. De veehouderij, de akkerbouw en de tuinbouw zijn bedrijven, waarbij hebben, is 't wel Zoo erg was 't nu wel niet, maar de /riendelijke aanbiedingen mochten toch niet worden afgeslagen. 'n Moedertje op jaren, in de Boter- steeg, hield net zoo lang aan tot we toestemden en we met vijf man aan haar tafel plaats namen. We moesten maar goed ons best doen, daar ze haar zoon ook onder de wapenen had en ze hoopte dat hij ook goed logies zou hebben, want thuis had hij 't ook altijd goed gehad. En 't moedertje sneed maar witte brood.... Na gezamenlijk 'n paar wittebroodjes met ham en worst plus de noodige koppen thee te hebben genuttigd, het vrouwtje vriendelijk bedankt en haar te hebben beloofd den volgenden dag zeker terug te komen, vertrokken we. Als 't zoo door kon gaan zouden we in Gorinchem geen armoe lijden Tijdens onze verdere wandeling wer den we nog dikwijls uitgenoodigd om wat te komen gebruiken. Op den Lan- gendijk stapten we 'n lunchroom bin nen waar we 'n glas melk dronken (de café's waren allen gesloten) en bega ven ons daarna naar het Marktplein, waar we 's middags een paar stadge- nooten voor het raadhuis hadden zien staan, die Zaterdagsmorgens recht streeks naar Gorinchem waren vertrok ken, daar ze bij de Vesting-artillerie behoorden. Wij dachten dat zij bij 't stadhuis op wacht zouden staan, maar troffen er nu geen enkele meer aan. Later bleek, dat zij, toen wij aankwamen, op deta chement naar Holland moesten in de buurt van Amsterdam. In de omgeving van 't stadhuis was I 't al weer zoo, „of we niet even bin- pen kwamen om wat te gebruikeu j 't Waren twee leuke dienstmeisjes, die öns zoo vriendelijk uitnoodigden, zoo dat we moeilijk de uitnoodiging af j konden slaan.

Peel en Maas | 1939 | | pagina 5