TWEEDE BLAD VAN PFF.T, EN MAAS Speelkaarten FIRMA VAN DEN MUNCKHOF Openbare vergadering van den Raad der Gemeente Venray FEUILLETON. Herinneringen uit Miliciens- en Mobilisatietijd. 1913—1918, in alle soorten. Zaterdag 14 October 1939 Zestigste Jaargang No 41 gehouden op Vrijdag 22 September 1939, n.m. 37° uur. VoorzitterMr. A. H. M. JANSSEN, Burgemeester. SecretarisA. F. M. VAN HAAREN. Tegenwoordig alle leden. De VOORZITTER opent de vergadering met gebed en gaat vervolgens over tot het trekken van een nummer, wie in deze vergadering het eerst zgn stem moet uitbrengen. Getrokken wordt Nr. 5 zoodat Nr. 5 der presentielijst i.e. de Heer van Haren dit in deze vergadering het eerst moet doen. Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 1 der agenda: „Inge komen stukken en mededeelingenProces-verbaal van kasopname bij den gemeente ontvanger over het 3e kwartaal." Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad dit stuk voor kennis geving aan te nemen. Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 2 der agenda „Voorstel van Burgemeester en Wethouders om de benoodigde gelden toe te staan voor den distributiedienst in den kring Venray." Bij Koninklijk Besluit van 29 Augustus 1939, Nr. 5, is de provincie Limburg voor de uitvoering van de Distributiewet verdeeld in kringen, waaronder ook de distributiekring Venray, welke wordt gevormd door de gemeenten Broekhulzen, Horst, Meerlo, Venray en Wanssum. Als centrale gemeente is voor dezen kring aangewezen de gemeente Venray. Volgens art. 15 van de door de Commissie der kringgemeenten vast gestelde „Gemeenschappelijke regeling inzake de inrichting van den distributiedienst in de gemeenten Venray, Broekhuizen, Horst, Meerlo en Wanssum" betaalt de centrale gemeente, d.i., zooals reeds gezegd, de gemeente Venray, de kosten, aan de uitvoering van de Distributie- wet 1939 verbonden, daaronder begrepen die betreffende de agentschap pen, welke volgens art. 13 in elk der genoemde gemeenten kunnen worden gevestigd. Van Rijkswege wordt in de kosten bijgedragen tot minstens 75 pet. het bedrag, dat hierna ten laste van de centrale gemeente blijft, wordt periodiek over de tot den kring behoorende gemeenten omgeslagen in de verhouding tot haar inwonertal op 1 Januari van het jaar, waarin de afrekeningsperiode aanvaDgt. De kosten zijn voor de periode van 1 September tot en met 31 December 193P geraamd op f 7693.(te specificeeren als volgt: kosten van installatie bureaux f 3330.kosten van huur, schoonhouden, ver lichting, verwarming, onderhoud machines, bureaubehoeften enz. f 1380. uitgaven voor personeel met inbegrip van sociale verzekering f 2983 I Hiervan komt dan van het Rflk terug minstens 75 pet. is f 5769.75, - terwijl de rest of f 1923,25 zooals gezegd naar evenredigheid van het aantal inwoners over de kringgemeenten wordt verdeeld. Dit aantal was op 1 Januari 1939 als volgtVenray 14332, Horst 8496, Wanssum 1040, Meerlo 2429, Broekhuizen 952, afgerond volgens het 3e lid van i genoemd artikel 15 (naar beneden op veelvouden van honderd) resp. 14300, 8400, 1000, 2400 en 900, in totaal 27000. Voor rekening van Venray i komt' dus (14300 27000) x f 1923,25 is f 1018,61 en de rest of f 904,64 ten laste der andere vier gemeenten. Op de gemeentebegrooting 1939 zal een en ander tot uitdrukking moeten gebracht worden door op den I gewonen dienst te brengen een nieuwen post van uitgaven, groot f 7693. en een nieuwen post van inkomsten ad (5769,75 en 904,64) Is 6674,39. i Ten laste der gemeente Venray blijft dan praktisch dit jaar nog f 1018,61, welke gevonden dienen te worden uit den post „Onvoorziene uitgaven". Burgemeester en Wethouders stellen Uwen Raad voor dit crediet te verleenen en de begrooting 1939 in boven aangegeven zin te wijzigen. De Heer VAN HAREN zou Burgemeester en Wethouders of de Com missie willen adviseeren om toch vooral te zorgen dat als hoofd van het Distributiebureau toch vooral een alleszins geschikt persoon wordt genomen, die het publiek vriendelijk te woord staat, en wijst in verband hiermede op een onder de ingezonden stukken in de Maasbode opgeno men klacht van een vrouw, die terwijl haar man onder de wapenen is met minder vriendelijke ambtenaren te doen heeft gehad. De Heer VAN BOVEN zegt deze opmerking van den Heer van Haren totaal overbodig te achten, en te meenen dat Burgemeester en Wethou ders zelf wel voldoende in staat zijn om een geschikt persoon te be noemen en dit ook zeer zeker zullen doen. Wel zou Spreker gaarne zien, dat bij de benoeming er zooveel mogelgk naar gestreeft wordt om een Venrayschen inwoner te benoemen. De Heer RE1NTJES verzoekt om bij de verdere distributiemaatrege len zooveel mogelijk rekening te houden met de gehuchten .Als de men- schen allemaal steeds naar het dorp moeten komen, is dit een groote i last. De Heer ODENHOVEN vraagt, waar het bureau zal worden geves tigd. De VOORZITTER antwoordt hierna de Heeren van Haren en van Boven, dat hg eerst even moet rechtzetten, dat de benoeming van het personeel niet geschiedt door Burgemeester en Wethouders van Venray, doch door de Commissie van den Distributiekring, welke is samenge steld uit de Burgemeesters van de tot den kring behoorende gemeen ten. De Raad van Venray heeft enkel de salarisregeling vast te stellen. I Dat dit door den Raad van de centrale gemeente en niet door de Com missie moet geschieden, zou men feitelijk een lacune in de wet kunnen noemen, daar alle overige bemoeiingen aan de Commissie zijn opgedra gen. Verder antwoordt Spreker, dat de Commissie haar uiterste best zal doen om een alleszins geschikt persoon te benoemen. Hij heeft het betreffend artikeltje in de Maasbode eveneens gelezen en is het roerend met den Heer van Haren eens. Indien zou big ken dat een ambtenaar brutaal optreedt en het publiek niet naar behooren behandelt, krijgt hij eenvoudig zgn congé. Al het personeel wordt op arbeidscontract aan gesteld, zoodat dit heel eenvoudig kan geschieden. Spreker twijfelt er echter niet aan of er zal een bekwaam en geschikt persoon gevonden worden. Wat betreft de vraag van den Heer Reintjes, antwoordt Spreker, dat het Kringbureau in Venray gevestigd wordt. Verder heeft de Commissie j echter gedacht om iu elke gemeente een agentschap te openen. Het is I wellicht mogelgk, dat de agent, die voor Venray wordt aangesteld, in bepaalde gevallen zitting zal kunnen houden op diverse punten in de gemeente. Wat tenslotte de vraag van den Heer Odenhoven betreft, kan worden door A. VAN GERWEN. geantwoord, dat dit waarschijnlijk op het Gemeentehuis zal worden ge vestigd, daar de leider van den Distributiedienst steeds met Spreker in contact moet staan. Zonder hoofdelgke stemming besluit de Raad hierna de benoodigde gelden overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders toe te staan. Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 3 der agenda „Voorstel van Burgemeester en Wethouders betreffende de regeling der bezoldiging van het aan den distributiedienst in den kring Venray ver bonden personeel. Hoewel overigens alles wat den distributiedienst betreft (alsbenoe ming personeel, het geven van bindende voorschriften in het belang van een goede distributie enzbuiten den Raad omgaat en door wet of gemeenschappelijke regeling is overgelaten aan den burgemeester of aan de commissie, gevormd uit de burgemeesters der tot den kring behoorende gemeenten, is volgens de aan het Departement van Binnen- landsche Zaken gehuldigde opvatting zulks niet het geval ten aanzien van de regeling der bezoldiging van het personeel van den dienst, welke volgens genoemd Departement door den Raad van de Centrale gemeente moet worden vastgesteld, i.e. voor den geheelen kring, ook dus voor het in andere gemeenten werkzaam te stellen personeel. Dit moet door den Raad der Centrale gemeente geschieden, omdat de ambtenaren ook die van de nader te noemen agentschappen worden geacht in dienst van de centrale gemeente werkzaam te zijn. Door de genoemde Commissie is nu bepaald, dat met de dagelijksche leiding van den dienst in den kring, dus aan het kringbureau, namens haar, zal worden belast een directeur, aan wien voorzoover noodig en naar behoefte een of meer hulpkrachten zullen kunnen worden toege voegd. Verder ligt het in de bedoeling om in elk der aangesloten ge meenten, dus ook in Venray, een z.g. agentschap te vestigen, welke agentschappen meer speciaal zullen zgn belast met de meer plaatselijke distributiezakeD. Aan het hoofd van de agentschappen staat in elke gemeente een agent: ook aan de agenten zal, indien en voorzoover de behoefte daar aan zich zal openbaren, hulppersoneel kunnen worden toegevoegd. Al het personeel wordt, voorzoover niet reeds in vasten dienst van een der gemeenten, bij den distributiedienst uiteraard slechts voor tijdelijk in dienst genomen en dus slechts op arbeidsovereenkomst te.verk ge steld. Voor den directeur heeft de Commissie een bezoldiging gedacht, be rekend naar f 1800.per jaar, te verhoogen bij gehuwd zijn naar ge lang van de samenstelling van het gezin met hoogstens f 400.per jaar. Voor de agenten te Venray, Horst, Meerlo, Wanssum en Broek huizen resp. naar f 1400.f 1400,f 550.f 275.en f 250.per jaar. De belooningen voor eventueel hulppersoneel naar op te dragen arbeid en bekwaamheid te stellen naar f 20,— tot f 50.per maand. Met deze door de Commissie gedachte regeling kunnen Burgemeester en Wethouders zich volkomen vereenigeD, weshalve zij dan ook Uwen Raad voorstellen de belooning en de bezoldiging voer het hulppersoneel van den distributiekring Venray overeenkomstig het bovenstaande sche ma vast te stellen. De Heer ODENHOVEN vraagt of een salaris van f. 1800.voor het hoofd van den distriebutiedienst niet aan den hoogen kant is. De VOORZITTER antwoordt, dat in de kring Bergen, die minder in woners telt dan onze kring, f 2000.salaris gegeven wordt. Ook de kring Blerick betaalt f 2000.Daar in deze functie toch een bekwaam persoon moet benoemd worden, meent Spreker, dat een salaris van f 1800.niet te hoog is. De Heer ODENHOVEN zegt, dat volgens zijn meening de andere kringen dan ook aan den hoogen kant zijn. De Heer VAN BOVEN was aanvankelijk ook geschrokken. Er mag echter niet te vlug gesproken worden van te hoog, daar van den om vang van het werk en de taak van het Hoofd van den Distributiekring nog geen denkbeeld gevormd kan worden. Hoewel ook Spreker het sa laris nogal hoog lijkt, kan hij zijn stem aan dit voorstel toch wel geven. De VOORZITTER merkt nog op, dat men er ook nog rekening mede moet bouden, dat het slechts een tijdelijke betrekking geldt. Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad hierna overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 4 der agenda „Voorstel van Burgemeester en Wethouders om het voor de centrale werkverschaffing in de Peel toegestaan bedrag voor 1939 te verhoogen met f 150 000.—." Onder vlgnr. 355 der gemeentebegrooting voor 1939 „Kosten van werk verschaffing aan werkloozen, door of vanwege de gemeente ondernomen" is sub a uitgetrokken een bedrag van f 429610.50 wegens „loonen c.a, waarin het Werkloosheidssubsldiefonds bijdraagt." Hieronder is begrepen een bedrag van f 344 000.voor kosten wegens teleurstelling van werk loozen uit andere gemeenten, welk bedrag geheel door het Rijk wordt terugbetaald, zoodat onder inkomsten vlgnr. 347 een gelijk bedrag is geraamd. Aangezien nu belangrijk meer personen zijn tewerkgesteld dan aanvankelijk was gedacht, is de post van f 344000.— thans reeds nage noeg uitgeput en moet deze verhoogd worden. Afgaande op wat in de laatste maanden terzake is betaald (circa f 60000.per maand), doch rekening houdende met de omstandigheid, dat het in de komende na- jaars- en wintermaanden wat minder zal worden, mag worden aange nomen, dat met een verhooging van f 150000wel zal kunnen worden volstaan, zoodat wordt voorgesteld genoemden post van f 429.610.50 te brengen op f 579.610.50, waartegenover dan genoemde inkomstenpost eveneens met f 150.000wordt verhoogd en derhalve gebracht op f 494.000.—. De voor tewerkstelling van Venraysche werkloozen evenals voor bij komende kosten (materialen enz geraamde bedragen zullen, behoudens buitengewone omstandigheden, voldoende zijn, zoodat dus te dien aan zien geen verhooging behoeft te worden gevraagd. Zooals dus uit de toelichting blijkt, aldus de VOORZITTER, betreft het hier feitelijk slechts een formeele verhooging welke haar oorzaak vindt in het feit, dat er tot maximum 1200 menschen in de Peel ge werkt hebben, terwijl slechts gerekend was op zeven- achthonderd. Het geheele bedrag wordt weder van hèt Rijk terugontvangen. De Heer VAN DIJCK vraagt in verband hiermede, hoe het staat met de materialen voor het werk. Spreker heeft gezien, dat deze ook wor den gebruikt bij den aanleg van het om het zoo maar te noemen afwateringskanaal. De VOORZITTER antwoordt, dat door tijdelijke daling van het aan tal tewerkgestelden er materialen overcompleet waren. De bedoelde instantie, die dit kanaal laat graven, heeft een gedeelte dier materialen thans van de Gemeente in huur. De mogelijkheid had echter ook bestaan, dat zij deze gevorderd hadden. Voor de Gemeente heeft een en ander dus geen nadeelige gevolgen. Nieuwe materialen zijn nu niet meer aan geschaft. Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad hierna overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders het gevraagde crediet toe te staan. Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 5 der agenda: „Voorstel van Burgemeester en Wethouders, om de in verband met vorenstaande punten (tevens in verband met de aanstelling van tijde lijke krachten) noodige wijzigingen aan te brengen in de gemeente begrooting 1939". Hierbij merkt Spreker nog op, dat B. en W. genoodzaakt zijn om uit te zien naar een tijdelijke hulpkracht voor de gemeente-secretarie. Deze is thans zeer met werk overladen zoodat aanstelling van een tijdelijk ambtenaar noodzakelijk is. De uitgaven hiervoor zullen bestreden worden uit het de vorige vergadering toegestaan crediet van f 3000. Zonder hoofdelgke stemming besluit de Raad de begrooting 1939 over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te vullen. Bij de hierna gehouden rondvraag vraagt de Heer VAN BOVEN het woord en spreekt als volgt „Mijnheer de Voorzitter. Als ik het woord vraag, dan doe ik dit om enkele opmerkingen te maken in verband met de rede, die de Heer van Haren gehouden heeft in de vergadering van 5 September j.l., betreffende de Wethoudersver kiezing. Gaarne had ik Spreker terstond op zijn betoog geantwoord. Dat ik dit niet heb gedaan, vindt zijn oorzaak in de geweldige zenuwachtig heid, welke Spreker aan den dag legde, waardoor het mij onmogelijk was hem te volgen. Toen ik dan ook bet verslag van bedoelde vergadering in Peel en Maas las, was ik in niet geringe mate verwonderd over de woorden, zoo ongelukkig door hem gekozen. Uit de geschiedenis van den Raad zal het den Heer van Haren toch wel bekend zijn, dat er wel eens meer afspraken gemaakt ziju, zoowel voor agendapunten als voor Wethou dersverkiezingen. En waar de Heer van Haren aan zulke afspraken meewerkte, zou men toch wel mogen verwachten, dat hij de laatste zou zijn, die zulk overleg afkeurt. Dat er bij zulk overleg teleurstellingen voorkomen, kan niet uitblijven. Ook de vos zegt in zijn fabelde druiven zgn mij te zuur. De Heer van Haren spreekt vervolgens het onparlementaire woord uit „konkelarij". Zulks in verband met uitlatingen van personen, die gezegd zouden hebben, dat zij nooit met de dissidentenlgst iets te maken zouden willen hebbenof dit ooit gezegd is, weet ik niet, dus kan ik dit ook niet betwisten. Echter wanneer dit op waarheid berust, kan ik niet anders zeggen, alsdat bedoelde personen dan tot een, voor ons gelukkig, beter inzicht zgn gekomen. Immers, het kan niet anders of een sterke eenheid van arbeiders-raadsleden moet op de eerste plaats voor het algemeen en daarnaast voor den arbeidersstand rijke vruchten afwerpen. Gezien de bekende liefde van den Heer van Haren voor den arbeiders stand, zal hg het met mij hierover eens zgn en zal hg zich hier ook niet tegen verzetten. Het onparlementaire woord, dat de Heer van Haren geeft aan het maken van afspraken, doe ik hem dan ook cadeau, vermits hij zich voorheen niet verzette tegen afspraken, als die maar in zijn geest waren. Uit het overkropt gemoed hooren wg verder den Heer van Haren zeggen„als men decreteertik moet Wethouder worden, en men neemt dan daarvoor elk middel te baat, enz." Nu, mijnheer de Voorzitter, ik kan hierop zeggen, dat, ais men maar alleen de woorden „ik moet" behoeft te zeggen om Wethouder te worden, dan ben ik ervan over tuigd, dat de Heer van Haren thans Wethouder was. Gelukkig echter spreken anderen hierover mee. Dit is bewezenim mers de verkondiging, die de Heer van Haren reeds had gehoord, is niet doorgegaan en nu zou het aan mij zijn om hetzelfde onparlementaire woord te gebruiken, zooals de Heer vaD Haren dat deed. Zulks doe ik echter uit een oogpunt van algemeen belang niet. Mijnheer de Voorzitter, één ding wil ik nog aanhalen, dat als de verkiezing uit mocht vallen, zooals de Heer van Haren vernomen had, dat hij zich zou bedanken als Raadslid. Of dat een strop zou geweest zijn voor de Gemeente, laat ik aan het oordeel van anderen over. Echter zou ik wel willen zeggen en dit dan tot slot: hg, die in een glazen huisje woont, moet niet met steenen gooien. Ik heb gezegd." De Heer VAN HAREN wil er niet in den breede op antwoorden. Er is een spreekwoord: "Wien de schoen past, die trekke hem aan." Aan gezien de Heer van Boven er zich zoo druk over maakt, schijnt hg zich de kwestie nogal te hebben aangetrokken. Spreker wil niet ontkennen, dat er vroeger wel eens afspraken zullen gemaakt zgn, doch ook toen zal het wel eens anders zijn uitgevallen dan men zich had voorgesteld. Intusschen is hg den heer van Boven dankbaar, dat hg reeds dagen vóór de wethoudersverkiezing overal heeft rondgebazuind, dat hij wethouder zou worden; anderen zijn daardoor in de gelegenheid geweest om zich daartegen teweer te stellen en de poging te verijdelen. Geen der leden nog het woord verlangend en niets meer aan de orde zijnde, sluit de VOORZITTER de vergadering met gebed. Prima kwaliteiten. Billijke prijzen. Toen we thuis kwamen, was natuur lijk de eerste vraag: Wat denkt ge er van, jongen? Ja wat dachten wij ervan? We wisten toen ook niet wat we er eigenlijk van moesten denken en hoe de toestand zich verder zou ontwikkelen. We zouden 't beste maar hopen, 't kon nog meevallen. Na ons avondmaal te hebben genut tigd en onze uitrusting in orde te heb ben gebracht wij waren de eerste lichting die de complete uitrusting mee naar huis kregen ons geweer gron dig te hebben nagezien en alles te heb ben klaar gezet, zoodat we den vol genden morgen spoedig gereed 2ouden zijn begaven we ons stadwaarts. Hier was alles in voorbereiding voor de jaarlijksche kermis. Toen we op de Markt kwamen bleken de meeste „spullen" reeds te zijn op gebouwd, zoodat de kermis toch zou doorgaan 'bZou wat worden, de meeste jonge kerels onder de wapenen en degenen die achterbleven waren zoo danig overstuur, dat ze niet gemakke lijk in echte kermisstemming te bren gen zouden zijn. Nadat we 'n paar makkers tegen 't lijf geloopen waren, besloten we 'n potje bier te gaan drinken en eens op te nemen hoe de stemming zooal was. Dat de massa zóó overstuur zou zijn, hadden we niet gedacht. 't Werd steeds rumoeriger, hoe later 't werd. De meesten kwamen beslist in oorlogsstemming 1 't Leek wel of ze allen het hoofd kwijt waren echter meer tengevolge van het offeren aan Bacchus dan wegens den angst voor oorlog. Tegen sluitingsuur heerschte er 'n herrie en rumoer zooals we nooit in onze stad hebben meegemaakt. Velen wisten beslist niet meer waar het over ging en wat ze zouden uitvoeren. Op 'n zeker punt zagen we enkele kerels bezig 'n lantaarnpaal omver te halen! 't Werd tijd naar huis te gaan, daar we den volgenden morgen om 7 uur op 't station moesten zijn om ons naar Venlo te begeven. 1 Augustus 1914 's Morgens tijdig onder de wol uit, om voor het vertrek van den trein nog even de situatie in de stad op te nemen. 't Afscheid thuis was, zooals dien dag in duizenden huisgezinnen, om er kippenvel van te krijgen. De vrouwen gingen te keer, of we niet naar 't station, maar rechtstreeks naar 't slag veld moesten. Daags te voren zaten ze er nog niet zoo over in, maar des morgens toen de tijd van vertrek was aangebroken, kwam de reactie in volle hevigheid los. Toen we in volle wapenrusting van huis gingen, de onbekende toekomst tegemoet, troffen we op alle hoeken der stad treurende en huilende vrou wen, druk gesticuleerend en veronder stellingen opperende hoe de mobilisatie af zou loopen. De een meende, dat 't maar een kwestie van 'n paar dagen zou zijn, de ander daarentegen was er vast van over tuigd, dat over 'n paar dagen van alle jongens, die ze nu zagen vertrekken, er misschien geen één meer in leven zou zijn. „Ocharm, en er zijn toch nog zooveel jonge jongens bij". Dat de geheele mobilisatie beperkt zou kunnen blijven tot onder de wa penen komen en ons land in beteren staat van verdediging brengen, zoodat we na verloop van drie jaren tóch nog heelhuids naar huis kwamen, had wel niemand gedacht. II. Naar onze mobilisatie bestemming In de buurt van het station zag het reeds zwart van 't volk. De een deed zijn zoon uitgeleide, de ander haar man of verloofde, 'n vriend of kennis, kortom iedereen was er bij geïnteresseerd. Na ons een weg gebaand te hebben door de menigte, lieten we aan de controle ons vervoerbewijs zien en begaven we ons op het perron. Wat zijn er dien dag op de diverse perrons 'n tranen gestortWij snapten daar nog niet zooveel van, daar we te jong waren en nog te onbezorgd leef den, maar nadien, als we op 'n een zamen wachtpost stonden of tijdens ge sprekken met de ouderen, die vrouw en kinderen moesten achterlaten, begon het toch dieper tot ons door te drin gen, dat 't voor velen op 1 Augustus wel 'n hard gelag was. Na 'n heele poos gewacht te hebben, en onze medereizigers-dienstplichtigen te hebben opgenomen, waarbij bleek dat verschillenden hun uinform ont groeid waren, en de knoopen van hun tuniek met touwtjes bij elkaar hielden, of hun militair pak op den arm droe gen en in burgerpak met den ransel op den rug van huis waren gegaan, kwam eindelijk de trein binnengesjord, die ons naar Venlo zou brengen. 't Was een goederentrein met slechts enkele personenrijtuigen er aan, maar enfin, op comfort zouden we voorloopig toch niet meer behoeven te rekenen zoodat we heel gemoedereerd 'n goe derenwagen instapten en ons, bij ge brek aan banken, op den vloer neer- vleiden. Op en om de kazerne in Venlo heerschte een overstelpende drukte van burgers en militairen en nog steeds vervoegden zich bij de wacht aan den ingang nieuwe opgeroepenen, die naar hun respectievelijke compagnies werden verwezen. Na ons present gemeld te hebben op 't compagnies-bureau der 4e Compagnie, die we pas 6 weken geleden verlaten hadden, werd ons gezegd in de buurt van het bureau te blijven, daar wij moesten wachten op het commando aantreden om naar onze mobilisatie bestemming te worden vervoerd. De geweren werden aan rotten gezet, de uitrusting er tusschen gelegd en het duurde niet lang of wij lagen er heel te goeder trouw ook bij in het gras.'t Duurde ook zoo lang. Zoo werd het middag en begon onze maag om nieuwen aanvoer te vragen. Uit den broodzak werden de boterham men opgediept, die we 's morgens van thuis hadden meegenomen en met 'n veldflesch water werden ze naar bin nen gewerkt. Daarna maar weer liggen en wach ten. 't Begon echt vervelend te worden, zoo uren achtereen in de brandende zon Verschillende groepen hadden we reeds de poort zien uittrekken, nadat eerst de patronentasschen met scherpe patronen waren gevuld't Bleek later, dat het veelal oudere lichtingen waren, die bestemd waren voor grensdiensten in het Limburgsche gebied. Eindelijk kwam er bij ons in de buurt ook meer beweging. Zouden wij nu ook uitrukken Aantreden voor appèl 1 Er mankeerden er nogal enkelen Wa ren wij ook maar thuis gebleven Weer 'n commando: „Op de plaats rust, en bij de geweren blijven" Maar weer liggen, 't was ook zoo warm. Hoe lang zouden we hier nog moeten blijven Waar zouden we heen gezon den worden? Nog veel meer vragen werden gesteld, die echter door nie mand beantwoord konden worden. Nóg eens appèl gehouden Er scheen nu toch schot in te komen, zoodat we, na onze patronentasschen met 120 scherpe patronen gevuld te hebben, aangetreden bleven staan. Eindelijk, „geeft acht, met vieren rechts uit de flank" en wij marcheerden de poort uit. 't Werd ook tijd, daar 't bijna 6 uur op den namiddag was. Waar gingen we heen In 't gelid werd gemompeld, dat we rechtstreeks naar de grens marcheerden, maar even later arriveerden we op 't station te Blerick, waar reeds een goederentrein voor ons klaar stond. Zouden wij naar de Brabantsch-Bel- gische grens gezonden worden Nie mand wist 'tj of wou het weten. „Luit", waar gaan we heen 'n Schouderophalen, maar geen antwoord. Eentje onder ons, die in de buurt der officieren had gestaan, meende zeker te weten dat wij bestemd waren voor de Nieuwe Hollandsche waterline. Waar was dat De Waterlinie kon zoo groot zijn. Zouden we op een fort terecht komen „Instappen Wij hadden 's morgens de ondervin ding opgedaan in 'n goederenwagen niet te ver naar binnen te kruipen, daar de temperatuur daar allesbehalve is, zoodat we heel kalm onzen tijd af wachtten en uiteindelijk met drie man op de treeplank moesten plaats nemen. 't Was wel 'n ongemakkelijke zit plaats, maar zou op den duur toch te verkiezen zijn boven een plaats in den wagen. En 't was misschien toch ook maar voor één a twee uur.... 't Zou echter 's nachts bijna 2 uur worden voordat we onze treeplank-plaats konden verlaten Circa half 7 vertrok de stampvolle goedeientrein in de richting Helmond welke plaats we laat in den avond passeerden. Was dat 'n treinreis 1 Nau welijks was de trein in beweging of... stopWachten... Weer op gang enkele kilometers gereden, stop... Wachten...! In den wagen werd geslapen en ge snorkt van je welste, maar dat zat er op de treeplank niet aan. De eene sigaret en sigaar na de andere werd opgepaft en eindelijk, 't was intusschen 2 uur in den nacht ge worden, stopte onze trein voor goed. Waar zouden we zijn 't Was maar 'n klein station, dat zagen we wel, maar niemand wist welk. We zouden eens gaan kijken op den zijgevel, daar stond gewoonlijk de plaatsnaam met groote letters opgeschilderd, 't Was 6. In 1914 begonnen, zonder eenige voorafgaande bekendmaking, om 3 uur 's namiddags de klokken te luiden, waarop van alle raadhuizen in ons land de algeheele mobilisatie werd afgekon digd. 't Werkte op de menschen als 'n koude douche. Zou 't oorlog worden? We werkten tot den gewonen tijd, zooals op andere dagen, pakten onze gereedschappen in en na van onze col lega's afscheid genomen te hebben be gaven we ons naar huis, om onze mi litaire uitrusting in orde te maken, zoo dat we den volgenden morgen tijdig reisvaardig zouden zijn. Onderweg naar huis zagen we al aan de bedroefde gezichten, dat het pu bliek zeer onder den indruk was en met spanning de komende dingen af wachtte. Overal stonden groepjes bij een om den nu geschapen toestand te bespreken. Waar moesten ze nu voor mobiliseeren? Wij hadden toch met geen enkel ander volk iets aparts aan de hand? 't Zou, dacht men, maar 'n kwes tie zijn van enkele dagen, hoogstens een week zijn, totdat de strijdende par tijen elkaar gevonden hadden? Dat de mogelijkheid bestond, dat ook wij in een gewapend conflict betrokken zouden kunnen worden, kwam niet in veler brein op.

Peel en Maas | 1939 | | pagina 5