TWEEDE BLAD VAN PFF.T, EN MAAS
Speelkaarten
FIRMA VAN DEN MUNCKHOF
Openbare vergadering van den Raad
der Gemeente Venray
FEUILLETON.
Herinneringen uit
Miliciens- en
Mobilisatietijd.
1913—1918,
in alle soorten.
Zaterdag 14 October 1939 Zestigste Jaargang No 41
gehouden op Vrijdag 22 September 1939, n.m. 37° uur.
VoorzitterMr. A. H. M. JANSSEN, Burgemeester.
SecretarisA. F. M. VAN HAAREN.
Tegenwoordig alle leden.
De VOORZITTER opent de vergadering met gebed en gaat vervolgens
over tot het trekken van een nummer, wie in deze vergadering het eerst
zgn stem moet uitbrengen. Getrokken wordt Nr. 5 zoodat Nr. 5 der
presentielijst i.e. de Heer van Haren dit in deze vergadering het eerst
moet doen.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 1 der agenda: „Inge
komen stukken en mededeelingenProces-verbaal van kasopname bij
den gemeente ontvanger over het 3e kwartaal."
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad dit stuk voor kennis
geving aan te nemen.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 2 der agenda
„Voorstel van Burgemeester en Wethouders om de benoodigde gelden
toe te staan voor den distributiedienst in den kring Venray."
Bij Koninklijk Besluit van 29 Augustus 1939, Nr. 5, is de provincie
Limburg voor de uitvoering van de Distributiewet verdeeld in kringen,
waaronder ook de distributiekring Venray, welke wordt gevormd door
de gemeenten Broekhulzen, Horst, Meerlo, Venray en Wanssum. Als
centrale gemeente is voor dezen kring aangewezen de gemeente Venray.
Volgens art. 15 van de door de Commissie der kringgemeenten vast
gestelde „Gemeenschappelijke regeling inzake de inrichting van den
distributiedienst in de gemeenten Venray, Broekhuizen, Horst, Meerlo
en Wanssum" betaalt de centrale gemeente, d.i., zooals reeds gezegd,
de gemeente Venray, de kosten, aan de uitvoering van de Distributie-
wet 1939 verbonden, daaronder begrepen die betreffende de agentschap
pen, welke volgens art. 13 in elk der genoemde gemeenten kunnen
worden gevestigd.
Van Rijkswege wordt in de kosten bijgedragen tot minstens 75 pet.
het bedrag, dat hierna ten laste van de centrale gemeente blijft, wordt
periodiek over de tot den kring behoorende gemeenten omgeslagen in
de verhouding tot haar inwonertal op 1 Januari van het jaar, waarin de
afrekeningsperiode aanvaDgt.
De kosten zijn voor de periode van 1 September tot en met 31
December 193P geraamd op f 7693.(te specificeeren als volgt: kosten
van installatie bureaux f 3330.kosten van huur, schoonhouden, ver
lichting, verwarming, onderhoud machines, bureaubehoeften enz. f 1380.
uitgaven voor personeel met inbegrip van sociale verzekering f 2983
I Hiervan komt dan van het Rflk terug minstens 75 pet. is f 5769.75,
- terwijl de rest of f 1923,25 zooals gezegd naar evenredigheid van het
aantal inwoners over de kringgemeenten wordt verdeeld. Dit aantal
was op 1 Januari 1939 als volgtVenray 14332, Horst 8496, Wanssum
1040, Meerlo 2429, Broekhuizen 952, afgerond volgens het 3e lid van
i genoemd artikel 15 (naar beneden op veelvouden van honderd) resp.
14300, 8400, 1000, 2400 en 900, in totaal 27000. Voor rekening van Venray
i komt' dus (14300 27000) x f 1923,25 is f 1018,61 en de rest of f 904,64
ten laste der andere vier gemeenten. Op de gemeentebegrooting 1939
zal een en ander tot uitdrukking moeten gebracht worden door op den
I gewonen dienst te brengen een nieuwen post van uitgaven, groot f 7693.
en een nieuwen post van inkomsten ad (5769,75 en 904,64) Is 6674,39.
i Ten laste der gemeente Venray blijft dan praktisch dit jaar nog f 1018,61,
welke gevonden dienen te worden uit den post „Onvoorziene uitgaven".
Burgemeester en Wethouders stellen Uwen Raad voor dit crediet te
verleenen en de begrooting 1939 in boven aangegeven zin te wijzigen.
De Heer VAN HAREN zou Burgemeester en Wethouders of de Com
missie willen adviseeren om toch vooral te zorgen dat als hoofd van
het Distributiebureau toch vooral een alleszins geschikt persoon wordt
genomen, die het publiek vriendelijk te woord staat, en wijst in verband
hiermede op een onder de ingezonden stukken in de Maasbode opgeno
men klacht van een vrouw, die terwijl haar man onder de wapenen is
met minder vriendelijke ambtenaren te doen heeft gehad.
De Heer VAN BOVEN zegt deze opmerking van den Heer van Haren
totaal overbodig te achten, en te meenen dat Burgemeester en Wethou
ders zelf wel voldoende in staat zijn om een geschikt persoon te be
noemen en dit ook zeer zeker zullen doen. Wel zou Spreker gaarne
zien, dat bij de benoeming er zooveel mogelgk naar gestreeft wordt om
een Venrayschen inwoner te benoemen.
De Heer RE1NTJES verzoekt om bij de verdere distributiemaatrege
len zooveel mogelijk rekening te houden met de gehuchten .Als de men-
schen allemaal steeds naar het dorp moeten komen, is dit een groote
i last.
De Heer ODENHOVEN vraagt, waar het bureau zal worden geves
tigd.
De VOORZITTER antwoordt hierna de Heeren van Haren en van
Boven, dat hg eerst even moet rechtzetten, dat de benoeming van het
personeel niet geschiedt door Burgemeester en Wethouders van Venray,
doch door de Commissie van den Distributiekring, welke is samenge
steld uit de Burgemeesters van de tot den kring behoorende gemeen
ten. De Raad van Venray heeft enkel de salarisregeling vast te stellen.
I Dat dit door den Raad van de centrale gemeente en niet door de Com
missie moet geschieden, zou men feitelijk een lacune in de wet kunnen
noemen, daar alle overige bemoeiingen aan de Commissie zijn opgedra
gen. Verder antwoordt Spreker, dat de Commissie haar uiterste best
zal doen om een alleszins geschikt persoon te benoemen. Hij heeft het
betreffend artikeltje in de Maasbode eveneens gelezen en is het roerend
met den Heer van Haren eens. Indien zou big ken dat een ambtenaar
brutaal optreedt en het publiek niet naar behooren behandelt, krijgt hij
eenvoudig zgn congé. Al het personeel wordt op arbeidscontract aan
gesteld, zoodat dit heel eenvoudig kan geschieden. Spreker twijfelt er
echter niet aan of er zal een bekwaam en geschikt persoon gevonden
worden.
Wat betreft de vraag van den Heer Reintjes, antwoordt Spreker, dat
het Kringbureau in Venray gevestigd wordt. Verder heeft de Commissie
j echter gedacht om iu elke gemeente een agentschap te openen. Het is
I wellicht mogelgk, dat de agent, die voor Venray wordt aangesteld, in
bepaalde gevallen zitting zal kunnen houden op diverse punten in de
gemeente.
Wat tenslotte de vraag van den Heer Odenhoven betreft, kan worden
door A. VAN GERWEN.
geantwoord, dat dit waarschijnlijk op het Gemeentehuis zal worden ge
vestigd, daar de leider van den Distributiedienst steeds met Spreker in
contact moet staan.
Zonder hoofdelgke stemming besluit de Raad hierna de benoodigde
gelden overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
toe te staan.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 3 der agenda
„Voorstel van Burgemeester en Wethouders betreffende de regeling der
bezoldiging van het aan den distributiedienst in den kring Venray ver
bonden personeel.
Hoewel overigens alles wat den distributiedienst betreft (alsbenoe
ming personeel, het geven van bindende voorschriften in het belang van
een goede distributie enzbuiten den Raad omgaat en door wet of
gemeenschappelijke regeling is overgelaten aan den burgemeester of
aan de commissie, gevormd uit de burgemeesters der tot den kring
behoorende gemeenten, is volgens de aan het Departement van Binnen-
landsche Zaken gehuldigde opvatting zulks niet het geval ten aanzien
van de regeling der bezoldiging van het personeel van den dienst, welke
volgens genoemd Departement door den Raad van de Centrale gemeente
moet worden vastgesteld, i.e. voor den geheelen kring, ook dus voor het
in andere gemeenten werkzaam te stellen personeel. Dit moet door den
Raad der Centrale gemeente geschieden, omdat de ambtenaren ook
die van de nader te noemen agentschappen worden geacht in dienst
van de centrale gemeente werkzaam te zijn.
Door de genoemde Commissie is nu bepaald, dat met de dagelijksche
leiding van den dienst in den kring, dus aan het kringbureau, namens
haar, zal worden belast een directeur, aan wien voorzoover noodig en
naar behoefte een of meer hulpkrachten zullen kunnen worden toege
voegd. Verder ligt het in de bedoeling om in elk der aangesloten ge
meenten, dus ook in Venray, een z.g. agentschap te vestigen, welke
agentschappen meer speciaal zullen zgn belast met de meer plaatselijke
distributiezakeD.
Aan het hoofd van de agentschappen staat in elke gemeente een
agent: ook aan de agenten zal, indien en voorzoover de behoefte daar
aan zich zal openbaren, hulppersoneel kunnen worden toegevoegd. Al
het personeel wordt, voorzoover niet reeds in vasten dienst van een
der gemeenten, bij den distributiedienst uiteraard slechts voor tijdelijk
in dienst genomen en dus slechts op arbeidsovereenkomst te.verk ge
steld.
Voor den directeur heeft de Commissie een bezoldiging gedacht, be
rekend naar f 1800.per jaar, te verhoogen bij gehuwd zijn naar ge
lang van de samenstelling van het gezin met hoogstens f 400.per
jaar. Voor de agenten te Venray, Horst, Meerlo, Wanssum en Broek
huizen resp. naar f 1400.f 1400,f 550.f 275.en f 250.per
jaar. De belooningen voor eventueel hulppersoneel naar op te dragen
arbeid en bekwaamheid te stellen naar f 20,— tot f 50.per maand.
Met deze door de Commissie gedachte regeling kunnen Burgemeester
en Wethouders zich volkomen vereenigeD, weshalve zij dan ook Uwen
Raad voorstellen de belooning en de bezoldiging voer het hulppersoneel
van den distributiekring Venray overeenkomstig het bovenstaande sche
ma vast te stellen.
De Heer ODENHOVEN vraagt of een salaris van f. 1800.voor het
hoofd van den distriebutiedienst niet aan den hoogen kant is.
De VOORZITTER antwoordt, dat in de kring Bergen, die minder in
woners telt dan onze kring, f 2000.salaris gegeven wordt. Ook de
kring Blerick betaalt f 2000.Daar in deze functie toch een bekwaam
persoon moet benoemd worden, meent Spreker, dat een salaris van
f 1800.niet te hoog is.
De Heer ODENHOVEN zegt, dat volgens zijn meening de andere
kringen dan ook aan den hoogen kant zijn.
De Heer VAN BOVEN was aanvankelijk ook geschrokken. Er mag
echter niet te vlug gesproken worden van te hoog, daar van den om
vang van het werk en de taak van het Hoofd van den Distributiekring
nog geen denkbeeld gevormd kan worden. Hoewel ook Spreker het sa
laris nogal hoog lijkt, kan hij zijn stem aan dit voorstel toch wel geven.
De VOORZITTER merkt nog op, dat men er ook nog rekening mede
moet bouden, dat het slechts een tijdelijke betrekking geldt.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad hierna overeenkomstig
het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 4 der agenda
„Voorstel van Burgemeester en Wethouders om het voor de centrale
werkverschaffing in de Peel toegestaan bedrag voor 1939 te verhoogen
met f 150 000.—."
Onder vlgnr. 355 der gemeentebegrooting voor 1939 „Kosten van werk
verschaffing aan werkloozen, door of vanwege de gemeente ondernomen"
is sub a uitgetrokken een bedrag van f 429610.50 wegens „loonen c.a,
waarin het Werkloosheidssubsldiefonds bijdraagt." Hieronder is begrepen
een bedrag van f 344 000.voor kosten wegens teleurstelling van werk
loozen uit andere gemeenten, welk bedrag geheel door het Rijk wordt
terugbetaald, zoodat onder inkomsten vlgnr. 347 een gelijk bedrag is
geraamd. Aangezien nu belangrijk meer personen zijn tewerkgesteld dan
aanvankelijk was gedacht, is de post van f 344000.— thans reeds nage
noeg uitgeput en moet deze verhoogd worden. Afgaande op wat in de
laatste maanden terzake is betaald (circa f 60000.per maand), doch
rekening houdende met de omstandigheid, dat het in de komende na-
jaars- en wintermaanden wat minder zal worden, mag worden aange
nomen, dat met een verhooging van f 150000wel zal kunnen worden
volstaan, zoodat wordt voorgesteld genoemden post van f 429.610.50 te
brengen op f 579.610.50, waartegenover dan genoemde inkomstenpost
eveneens met f 150.000wordt verhoogd en derhalve gebracht op
f 494.000.—.
De voor tewerkstelling van Venraysche werkloozen evenals voor bij
komende kosten (materialen enz geraamde bedragen zullen, behoudens
buitengewone omstandigheden, voldoende zijn, zoodat dus te dien aan
zien geen verhooging behoeft te worden gevraagd.
Zooals dus uit de toelichting blijkt, aldus de VOORZITTER, betreft
het hier feitelijk slechts een formeele verhooging welke haar oorzaak
vindt in het feit, dat er tot maximum 1200 menschen in de Peel ge
werkt hebben, terwijl slechts gerekend was op zeven- achthonderd.
Het geheele bedrag wordt weder van hèt Rijk terugontvangen.
De Heer VAN DIJCK vraagt in verband hiermede, hoe het staat met
de materialen voor het werk. Spreker heeft gezien, dat deze ook wor
den gebruikt bij den aanleg van het om het zoo maar te noemen
afwateringskanaal.
De VOORZITTER antwoordt, dat door tijdelijke daling van het aan
tal tewerkgestelden er materialen overcompleet waren. De bedoelde
instantie, die dit kanaal laat graven, heeft een gedeelte dier materialen
thans van de Gemeente in huur. De mogelijkheid had echter ook bestaan,
dat zij deze gevorderd hadden. Voor de Gemeente heeft een en ander
dus geen nadeelige gevolgen. Nieuwe materialen zijn nu niet meer aan
geschaft.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad hierna overeenkomstig
het voorstel van Burgemeester en Wethouders het gevraagde crediet
toe te staan.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 5 der agenda:
„Voorstel van Burgemeester en Wethouders, om de in verband met
vorenstaande punten (tevens in verband met de aanstelling van tijde
lijke krachten) noodige wijzigingen aan te brengen in de gemeente
begrooting 1939".
Hierbij merkt Spreker nog op, dat B. en W. genoodzaakt zijn om uit
te zien naar een tijdelijke hulpkracht voor de gemeente-secretarie. Deze
is thans zeer met werk overladen zoodat aanstelling van een tijdelijk
ambtenaar noodzakelijk is. De uitgaven hiervoor zullen bestreden worden
uit het de vorige vergadering toegestaan crediet van f 3000.
Zonder hoofdelgke stemming besluit de Raad de begrooting 1939 over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te vullen.
Bij de hierna gehouden rondvraag vraagt de Heer VAN BOVEN het
woord en spreekt als volgt
„Mijnheer de Voorzitter.
Als ik het woord vraag, dan doe ik dit om enkele opmerkingen te
maken in verband met de rede, die de Heer van Haren gehouden heeft
in de vergadering van 5 September j.l., betreffende de Wethoudersver
kiezing.
Gaarne had ik Spreker terstond op zijn betoog geantwoord. Dat ik
dit niet heb gedaan, vindt zijn oorzaak in de geweldige zenuwachtig
heid, welke Spreker aan den dag legde, waardoor het mij onmogelijk
was hem te volgen.
Toen ik dan ook bet verslag van bedoelde vergadering in Peel en
Maas las, was ik in niet geringe mate verwonderd over de woorden,
zoo ongelukkig door hem gekozen. Uit de geschiedenis van den Raad
zal het den Heer van Haren toch wel bekend zijn, dat er wel eens meer
afspraken gemaakt ziju, zoowel voor agendapunten als voor Wethou
dersverkiezingen. En waar de Heer van Haren aan zulke afspraken
meewerkte, zou men toch wel mogen verwachten, dat hij de laatste zou
zijn, die zulk overleg afkeurt. Dat er bij zulk overleg teleurstellingen
voorkomen, kan niet uitblijven. Ook de vos zegt in zijn fabelde druiven
zgn mij te zuur.
De Heer van Haren spreekt vervolgens het onparlementaire woord
uit „konkelarij". Zulks in verband met uitlatingen van personen, die
gezegd zouden hebben, dat zij nooit met de dissidentenlgst iets te
maken zouden willen hebbenof dit ooit gezegd is, weet ik niet, dus
kan ik dit ook niet betwisten. Echter wanneer dit op waarheid berust,
kan ik niet anders zeggen, alsdat bedoelde personen dan tot een, voor
ons gelukkig, beter inzicht zgn gekomen. Immers, het kan niet anders
of een sterke eenheid van arbeiders-raadsleden moet op de eerste plaats
voor het algemeen en daarnaast voor den arbeidersstand rijke vruchten
afwerpen.
Gezien de bekende liefde van den Heer van Haren voor den arbeiders
stand, zal hg het met mij hierover eens zgn en zal hg zich hier ook
niet tegen verzetten. Het onparlementaire woord, dat de Heer van
Haren geeft aan het maken van afspraken, doe ik hem dan ook cadeau,
vermits hij zich voorheen niet verzette tegen afspraken, als die maar
in zijn geest waren.
Uit het overkropt gemoed hooren wg verder den Heer van Haren
zeggen„als men decreteertik moet Wethouder worden, en men neemt
dan daarvoor elk middel te baat, enz." Nu, mijnheer de Voorzitter, ik
kan hierop zeggen, dat, ais men maar alleen de woorden „ik moet"
behoeft te zeggen om Wethouder te worden, dan ben ik ervan over
tuigd, dat de Heer van Haren thans Wethouder was.
Gelukkig echter spreken anderen hierover mee. Dit is bewezenim
mers de verkondiging, die de Heer van Haren reeds had gehoord, is niet
doorgegaan en nu zou het aan mij zijn om hetzelfde onparlementaire
woord te gebruiken, zooals de Heer vaD Haren dat deed. Zulks doe ik
echter uit een oogpunt van algemeen belang niet.
Mijnheer de Voorzitter, één ding wil ik nog aanhalen, dat als de
verkiezing uit mocht vallen, zooals de Heer van Haren vernomen had,
dat hij zich zou bedanken als Raadslid. Of dat een strop zou geweest
zijn voor de Gemeente, laat ik aan het oordeel van anderen over. Echter
zou ik wel willen zeggen en dit dan tot slot: hg, die in een glazen
huisje woont, moet niet met steenen gooien. Ik heb gezegd."
De Heer VAN HAREN wil er niet in den breede op antwoorden. Er
is een spreekwoord: "Wien de schoen past, die trekke hem aan." Aan
gezien de Heer van Boven er zich zoo druk over maakt, schijnt hg zich
de kwestie nogal te hebben aangetrokken. Spreker wil niet ontkennen,
dat er vroeger wel eens afspraken zullen gemaakt zgn, doch ook toen
zal het wel eens anders zijn uitgevallen dan men zich had voorgesteld.
Intusschen is hg den heer van Boven dankbaar, dat hg reeds dagen vóór
de wethoudersverkiezing overal heeft rondgebazuind, dat hij wethouder
zou worden; anderen zijn daardoor in de gelegenheid geweest om zich
daartegen teweer te stellen en de poging te verijdelen.
Geen der leden nog het woord verlangend en niets meer aan de orde
zijnde, sluit de VOORZITTER de vergadering met gebed.
Prima kwaliteiten. Billijke prijzen.
Toen we thuis kwamen, was natuur
lijk de eerste vraag: Wat denkt ge er
van, jongen? Ja wat dachten wij ervan?
We wisten toen ook niet wat we er
eigenlijk van moesten denken en hoe
de toestand zich verder zou ontwikkelen.
We zouden 't beste maar hopen, 't
kon nog meevallen.
Na ons avondmaal te hebben genut
tigd en onze uitrusting in orde te heb
ben gebracht wij waren de eerste
lichting die de complete uitrusting mee
naar huis kregen ons geweer gron
dig te hebben nagezien en alles te heb
ben klaar gezet, zoodat we den vol
genden morgen spoedig gereed 2ouden
zijn begaven we ons stadwaarts. Hier
was alles in voorbereiding voor de
jaarlijksche kermis.
Toen we op de Markt kwamen bleken
de meeste „spullen" reeds te zijn op
gebouwd, zoodat de kermis toch zou
doorgaan 'bZou wat worden, de meeste
jonge kerels onder de wapenen en
degenen die achterbleven waren zoo
danig overstuur, dat ze niet gemakke
lijk in echte kermisstemming te bren
gen zouden zijn.
Nadat we 'n paar makkers tegen 't
lijf geloopen waren, besloten we 'n
potje bier te gaan drinken en eens op
te nemen hoe de stemming zooal was.
Dat de massa zóó overstuur zou zijn,
hadden we niet gedacht.
't Werd steeds rumoeriger, hoe later
't werd. De meesten kwamen beslist in
oorlogsstemming 1 't Leek wel of ze
allen het hoofd kwijt waren echter meer
tengevolge van het offeren aan Bacchus
dan wegens den angst voor oorlog.
Tegen sluitingsuur heerschte er 'n
herrie en rumoer zooals we nooit in
onze stad hebben meegemaakt. Velen
wisten beslist niet meer waar het over
ging en wat ze zouden uitvoeren. Op
'n zeker punt zagen we enkele kerels
bezig 'n lantaarnpaal omver te halen!
't Werd tijd naar huis te gaan, daar
we den volgenden morgen om 7 uur
op 't station moesten zijn om ons naar
Venlo te begeven.
1 Augustus 1914 's Morgens tijdig
onder de wol uit, om voor het vertrek
van den trein nog even de situatie in
de stad op te nemen.
't Afscheid thuis was, zooals dien
dag in duizenden huisgezinnen, om er
kippenvel van te krijgen. De vrouwen
gingen te keer, of we niet naar 't
station, maar rechtstreeks naar 't slag
veld moesten. Daags te voren zaten ze
er nog niet zoo over in, maar des
morgens toen de tijd van vertrek was
aangebroken, kwam de reactie in volle
hevigheid los.
Toen we in volle wapenrusting van
huis gingen, de onbekende toekomst
tegemoet, troffen we op alle hoeken
der stad treurende en huilende vrou
wen, druk gesticuleerend en veronder
stellingen opperende hoe de mobilisatie
af zou loopen.
De een meende, dat 't maar een
kwestie van 'n paar dagen zou zijn, de
ander daarentegen was er vast van over
tuigd, dat over 'n paar dagen van alle
jongens, die ze nu zagen vertrekken,
er misschien geen één meer in leven
zou zijn. „Ocharm, en er zijn toch nog
zooveel jonge jongens bij".
Dat de geheele mobilisatie beperkt
zou kunnen blijven tot onder de wa
penen komen en ons land in beteren
staat van verdediging brengen, zoodat
we na verloop van drie jaren tóch nog
heelhuids naar huis kwamen, had wel
niemand gedacht.
II.
Naar onze mobilisatie
bestemming
In de buurt van het station zag het
reeds zwart van 't volk. De een deed
zijn zoon uitgeleide, de ander haar man
of verloofde, 'n vriend of kennis, kortom
iedereen was er bij geïnteresseerd. Na
ons een weg gebaand te hebben door
de menigte, lieten we aan de controle
ons vervoerbewijs zien en begaven we
ons op het perron.
Wat zijn er dien dag op de diverse
perrons 'n tranen gestortWij snapten
daar nog niet zooveel van, daar we te
jong waren en nog te onbezorgd leef
den, maar nadien, als we op 'n een
zamen wachtpost stonden of tijdens ge
sprekken met de ouderen, die vrouw
en kinderen moesten achterlaten, begon
het toch dieper tot ons door te drin
gen, dat 't voor velen op 1 Augustus
wel 'n hard gelag was.
Na 'n heele poos gewacht te hebben,
en onze medereizigers-dienstplichtigen
te hebben opgenomen, waarbij bleek
dat verschillenden hun uinform ont
groeid waren, en de knoopen van hun
tuniek met touwtjes bij elkaar hielden,
of hun militair pak op den arm droe
gen en in burgerpak met den ransel
op den rug van huis waren gegaan,
kwam eindelijk de trein binnengesjord,
die ons naar Venlo zou brengen.
't Was een goederentrein met slechts
enkele personenrijtuigen er aan, maar
enfin, op comfort zouden we voorloopig
toch niet meer behoeven te rekenen
zoodat we heel gemoedereerd 'n goe
derenwagen instapten en ons, bij ge
brek aan banken, op den vloer neer-
vleiden.
Op en om de kazerne in Venlo
heerschte een overstelpende drukte
van burgers en militairen en nog steeds
vervoegden zich bij de wacht aan den
ingang nieuwe opgeroepenen, die naar
hun respectievelijke compagnies werden
verwezen.
Na ons present gemeld te hebben op 't
compagnies-bureau der 4e Compagnie,
die we pas 6 weken geleden verlaten
hadden, werd ons gezegd in de buurt
van het bureau te blijven, daar wij
moesten wachten op het commando
aantreden om naar onze mobilisatie
bestemming te worden vervoerd.
De geweren werden aan rotten gezet,
de uitrusting er tusschen gelegd en het
duurde niet lang of wij lagen er heel
te goeder trouw ook bij in het gras.'t
Duurde ook zoo lang.
Zoo werd het middag en begon onze
maag om nieuwen aanvoer te vragen.
Uit den broodzak werden de boterham
men opgediept, die we 's morgens van
thuis hadden meegenomen en met 'n
veldflesch water werden ze naar bin
nen gewerkt.
Daarna maar weer liggen en wach
ten. 't Begon echt vervelend te worden,
zoo uren achtereen in de brandende
zon Verschillende groepen hadden we
reeds de poort zien uittrekken, nadat
eerst de patronentasschen met scherpe
patronen waren gevuld't Bleek later,
dat het veelal oudere lichtingen waren,
die bestemd waren voor grensdiensten
in het Limburgsche gebied.
Eindelijk kwam er bij ons in de buurt
ook meer beweging. Zouden wij nu
ook uitrukken Aantreden voor appèl 1
Er mankeerden er nogal enkelen Wa
ren wij ook maar thuis gebleven
Weer 'n commando: „Op de plaats
rust, en bij de geweren blijven" Maar
weer liggen, 't was ook zoo warm.
Hoe lang zouden we hier nog moeten
blijven Waar zouden we heen gezon
den worden? Nog veel meer vragen
werden gesteld, die echter door nie
mand beantwoord konden worden.
Nóg eens appèl gehouden Er scheen
nu toch schot in te komen, zoodat we,
na onze patronentasschen met 120
scherpe patronen gevuld te hebben,
aangetreden bleven staan. Eindelijk,
„geeft acht, met vieren rechts uit de
flank" en wij marcheerden de poort uit.
't Werd ook tijd, daar 't bijna 6 uur
op den namiddag was.
Waar gingen we heen In 't gelid
werd gemompeld, dat we rechtstreeks
naar de grens marcheerden, maar even
later arriveerden we op 't station te
Blerick, waar reeds een goederentrein
voor ons klaar stond.
Zouden wij naar de Brabantsch-Bel-
gische grens gezonden worden Nie
mand wist 'tj of wou het weten.
„Luit", waar gaan we heen 'n
Schouderophalen, maar geen antwoord.
Eentje onder ons, die in de buurt der
officieren had gestaan, meende zeker te
weten dat wij bestemd waren voor de
Nieuwe Hollandsche waterline. Waar
was dat De Waterlinie kon zoo groot
zijn. Zouden we op een fort terecht
komen
„Instappen
Wij hadden 's morgens de ondervin
ding opgedaan in 'n goederenwagen
niet te ver naar binnen te kruipen, daar
de temperatuur daar allesbehalve is,
zoodat we heel kalm onzen tijd af
wachtten en uiteindelijk met drie man
op de treeplank moesten plaats nemen.
't Was wel 'n ongemakkelijke zit
plaats, maar zou op den duur toch te
verkiezen zijn boven een plaats in den
wagen. En 't was misschien toch ook
maar voor één a twee uur....
't Zou echter 's nachts bijna 2 uur
worden voordat we onze treeplank-plaats
konden verlaten
Circa half 7 vertrok de stampvolle
goedeientrein in de richting Helmond
welke plaats we laat in den avond
passeerden. Was dat 'n treinreis 1 Nau
welijks was de trein in beweging of...
stopWachten... Weer op gang enkele
kilometers gereden, stop... Wachten...!
In den wagen werd geslapen en ge
snorkt van je welste, maar dat zat er
op de treeplank niet aan.
De eene sigaret en sigaar na de
andere werd opgepaft en eindelijk, 't
was intusschen 2 uur in den nacht ge
worden, stopte onze trein voor goed.
Waar zouden we zijn 't Was maar
'n klein station, dat zagen we wel,
maar niemand wist welk. We zouden
eens gaan kijken op den zijgevel, daar
stond gewoonlijk de plaatsnaam met
groote letters opgeschilderd, 't Was
6.
In 1914 begonnen, zonder eenige
voorafgaande bekendmaking, om 3 uur
's namiddags de klokken te luiden,
waarop van alle raadhuizen in ons land
de algeheele mobilisatie werd afgekon
digd. 't Werkte op de menschen als 'n
koude douche. Zou 't oorlog worden?
We werkten tot den gewonen tijd,
zooals op andere dagen, pakten onze
gereedschappen in en na van onze col
lega's afscheid genomen te hebben be
gaven we ons naar huis, om onze mi
litaire uitrusting in orde te maken, zoo
dat we den volgenden morgen tijdig
reisvaardig zouden zijn.
Onderweg naar huis zagen we al aan
de bedroefde gezichten, dat het pu
bliek zeer onder den indruk was en
met spanning de komende dingen af
wachtte. Overal stonden groepjes bij
een om den nu geschapen toestand te
bespreken. Waar moesten ze nu voor
mobiliseeren? Wij hadden toch met geen
enkel ander volk iets aparts aan de
hand? 't Zou, dacht men, maar 'n kwes
tie zijn van enkele dagen, hoogstens
een week zijn, totdat de strijdende par
tijen elkaar gevonden hadden?
Dat de mogelijkheid bestond, dat ook
wij in een gewapend conflict betrokken
zouden kunnen worden, kwam niet in
veler brein op.