TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAI
Zwitserland op
alles voorbereid.
VENRAY IN HET
VERLEDEN.
V acantiemanier en
zonder zin.
Logeeren in 1754.
Krakelingen.
Zaterdag 26 Augustus 1939
Zestigste Jaargang Nc
Ieder Zwitser is een
levend bolwerk.
Maatregelen waardoor men in
een paar uren kan mobiliseeren.
Zwitserland heeft, in de over
tuiging dat op den langen duur
zijn onafhankelijkheid afhangt
van de mogelijkheid om deze
zelf te verdedigen, niets ongedaan
gelaten, om in staat te zijn,
iederen aanval op het eerste
sein het hoofd te kunnen bieden.
De regeering en het Zwitser-
sche volk weten, dat bij een
oorlog tusschen Frankrijk en
Duitschland het heel moeilijk zal
zijn, Zwitserland daarbuiten te
houden. Maar militaire deskun
digen, Zwitsersche en buiten
landsche, zijn van meening, dat
iedere inval in het land een
aanvaller veel meer zou kosten
dan een overwinning waard is.
In het Zuiden zijn de Alpen
passen bezet met versterkingen.
Op de st. Gothard b.v. is een
heele berg uitgehold en veran
derd in een sterke citadel, die
den eenigen toegang van Italië
uit beheerscht en die een lang
beleg kan weerstaan.
Patrouilles Alpensoldaten op
ski's, wit gekleed, zoodat zij
onzichtbaar zijn tegen de sneeuw
bekend met iedere plek van het
terrein, kunnen gemakkelijk aan
vallers met machinegeweren be
stoken.
In het Noorden en Noordoos
ten zijn wegen en bruggen on
dermijnd. Zij kunnen ieder oogen-
blik opgeblazen worden. Drie
verdedigingslinies zijn zoo ge
bouwd, dat zij bestand zijn tegen
artillerievuur en bomaanvallen
uit de lucht.
De werkelijke bolwerken van
Zwitserland bevinden zich echter
in de woningen van het volk.
Een passieve overgave, als ge
schiedde in Slowakije, zou hier
onmogelijk zijn, zelfs als de re
gering hier zou willen toegeven
uit vrees voor een massabombar
dement van de burgerbevolking.
Ir. ieder huis is tenminste
één geweer. En dat is in het be
zit van een man, die, hoewel hij
misschien sinds lang den mili
tairen dienst heeft verlaten, trotsch
is op zijn schuttersvaardigheid
en op het ideaal, dat zijn voor
vaderen reeds 650 jaar geleden
koesterden: de Zwitersche on
afhankelijkheid en vrijheid.
Diensplicht is zoo oud als de
republiek zelf. In de origineele
grondwet van 1821 werd reeds
hierin voorzien. Evenais in vele
andere landen wordt de Zwitser
met zijn 20ste jaar opgeroepen.
De oefentijd is voor de infante
rie en langer voor de andere
wapens. In één opzicht echter
verschilt het Zwitsersche leger
van ieder ander leger in de we
reld. Als de soldaat naar huis
gaat, neemt hij zijn volledige
uitrusting met zich mee, zijn ge
weer en revolver inbegrepen. Hij
is er verantwoordelijk voor, de
ze uitrusting in goeden staat te
houden. Als hij in een grenszone
woont, wordt hem bovendien een
vooraad munitie uitgereikt .om
mee naar huis te nemen, zoodat
als het sein gegeven wordt, hij
niets anders heeft te doen, dan
in dienst te treden.
Iedere Zwitser is dus soldaat,
en met een bevolking van 4mil-
lioen, kan de republiek bijna
600.000 goed geoefende mannen
mobiliseeren.
Zelfs in normale tijden moet
de Zwitser tot z'n 48ste jaar
jaarlijks herhalingsoefeningen ver
richten. Dan wordt hij in de re
serve geplaatst, waarin hij tot z'n
60ste jaar blijft.
Cavalleristen bezitten hun ei
gen paard, dat zij knopen op 'n
speciale verkooping, waarbij de
staat de helft van de kosten be
taalt. Zij moeten het dier op
eigen kosten onderhouden, maar
als zij niet in dienst zijn, mogen
zij het gebruiken voor werk op
de boerderij of voor genoegen.
De Zwitser moet niet alleen
zijn geweer in goeden staat hou
den, maar hij mag ook niet ver
geten, hoe er mee om te gaan.
In ieder dorp worden van tijd
tot tijd schietwedstrijden gehou
den en ieder moet een bepaald
aantal malen per jaar daaraan
mee doen en een vastgesteld aan
tal punten behalen. Lukt hem dat
niet, dan hij net zoolang door
gaan, tot hij vereischte aantal
behaalt. Geweer en revolveischie-
ter. is dan ook een populaire
sport in Zwitserland, waar zelfs
jongens van 12 jaar aan mee doen
Dat is de geest, aldus een
„U.P.-bericht" waaraan wij het
bovenstaande ontleenen, die
schuilt achter de maatregelen, om
het geheele leger in een paar uur
te kunnen mobiliseeren sneller
dan eenig ander land ter wereld
Alle Zwitsers, of zij Fransch.
Duitsch of Italiaansch spreken,
zijn vereenigd in den geest van
de stichers van het eedgenoot
schap.
BESCHREVEN DOOR EEN
TIJDGENOOT.
8
Naast de degelijke vakkennis van
de indertijd in Venray gevestigde
koper- en blikslagers, bleken deze
personen nog te beschikken over
eene meerzijdige bekwaamheid of
eene opvallende werk-energie.
De meest bekende hiervan was on
getwijfeld Victor Fonck, een man,
die in alle opzichten met den tijd
wist mee te gaan. Toen de rijwielen
in dien tijd nog slechts kort in ge
bruik waren, begon deze in zijne
werkplaats al een fabriekje van
fietsen, welke bij in den handel bracht
onder den naam Vulkaan-Rijwielen.
Verder hield hij zich bezig met de
vervaardiging van acyteleen-toestel-
len, die bij het ontbreken van kolen-
gasfabrieken, reeds heel wat kondsn
bijbrengen tot eene doelmatige ver
lichting van kerken, groote zalen,
werkinrichtingen en veestallingen,
terwijl hij zich eveneens belastte met
het aanbrengen van bliksemafleiders
op torens, kerken en kloosters, waar
voor een of meer zijner employé's
geregeld op karwei waren door ge
heel Nederland en België.
Alsof dat alles nog niet genoeg
was voor zijn ondernemingsgeest,
beheerde hij daarbij nog eene enorm
uitgebreide winkelzaak, waarin niet
alleen alle artikelen, die behoorden
tot zijn vakgebied te bekomen wa
ren, maar bovendien ook nog de
meest uitgebreide soorten van galan-
teriën, beelden en kunstvoorwerpen
op prachtige wijze geëtaleerd waren,
zoodat deze zaak voor dien tijd als
eenig mocht beschouwd worden.
Een tweede algemeen beleende
koper en blikslager was G. Tillemans,
die behalve eene groote bekwaamheid
op vakgebied, beschikte over eene
buitengewone ontwikkeling en alge-
meene kennis. Het zoogenaamde
„Tillemenneke" was niet alleen een
goede en vlotte spreker, maar boven
dien toonde hij zich zeer vaardig met
de pen. Indertijd verschenen van zijne
hand meermalen zeer goed gestyleer-
de artikelen of groote feestverslagen
in „Maas en Peel", terwijl ingezon
den stukken in dit blad getuigden
van zijn critischen geest.
Dan was er nog een derde, n.l. Jan
Janssen, een stille maar uiterst be
kwame koperwerker, die daarbij ech
ter eene bijzondere voorliefde had
voor de jacht. Met de indertijd al
gemeen bekenden Frenck, trok hij
nog al eens vaak naar het jachtveld
in de Peel of de verre heide, alwaar
zij dan meerdere haasjes of ander
wild, door hun zeker schot wisten
te bemachtigen.
Ook in vroegere tijden vond men
in Venray een groot aantal over het
algemeen zeer bekwame beoefenaars
van de bouwvakken; doch er waren
slechts enkele serieuze aannemers
voor grootere bouwwerken; de voor
naamste waren toen Willem en Louis
Wijnhoven, die het molenmakersvak
hadden verwisseld met de timmer-
zaak. Dat waren zeer ondernemende
lui, die er ook aandurfden om zelfs
buiten de gemeente in te schrijven
voor meer voorname bouwwerken.
De andere timmerlui of metselaars
namen ook wel eens kleinere werken
aan, doch de meeste waren afwis
selend baas of knecht, naar gelang
het geluk bij aanbestedingen hen
diende.
Een zeer slecht gebruik heerschte
toen in Venray, voornamelijk onder
de bouwvakarbeiders, n.l. hetMaan-
daghouden. Somtijds zaten de bazen
met de knechten den geheelen
Maandag in de kroeg, en 's avonds
waren de meesten hunner in zeer
kennelijken staat.
De vele metselaars en stucadoors,
die men toen in Venray telde, maak
ten zich ook wel eens aan dat mis
bruik schuldig, doch daarbij was het
niet zoo algemeen. Deze gingen in
den zomer veel naar de steden wer
ken, alwaar zij dan zooveel verdien
den. dat ze in den winter, soms met
behulp van een klein beetje klom
penmaken, zoowat konden rente
nieren.
Een voorname stucadoorsfirma was
in dien tijd in Venray de Firma
Pauw Lutters en Zonen, die speciaal
groote werken aannamen in Amster
dam, Den Haag en Utrecht. Twee
handige zoons uit dit gezin, Theodor
en Frans Lutters hebben zich later
voor vast gevestigd in Utrecht, al
waar zij eene zeer beklante zaak
beheerden.
De kleinere, doch niet minder be
kwame stucadoors werkten toen
haast geregeld in Nijmegen of Hel
mond, alwaar zich thans nog mo-
1 numentale gebouwen beviDden, welke
uiterlijk door Venraysche werkers op
j kunstvaardige wijze gedecoreerd wa
ren. Een enkele had later als baas
in Nijmegen gevestigd.
Het leidekkersvak werd toen in
Venray alleen uitgeoefend door de
Gebroeders Kobus en Hannes Schaef-
fers. Behalve de talrijke kerken en
kloosters, welke in dien tijd alhier
steeds toenamen, waarvan deze on
verschrokken mannen steeds de
daken en torens in goeden staat on
derhielden. hadden zij nog eene uit
gebreide cliëntèle door een groot
deel van Limburg, zoodat zij nog al
eens menigmaal afwezig waren. Bei
den hielden er hier ieder nog een
welbeklant café bij, en ook als kas
teleins waren zij door hun vriendelijk
en voorkomend optreden in Venray
vrij populair.
Dat dit vak echter zeer gevaarlijk
is, bleek later wel toen Hannes van
een toren naar beneden stortte, en
plotseling dood was. Dit vreeselijk
ongeluk weerhield echter zijne zonen
niet om het vak voort te zetten.
Wanneer men in den tegenwoor-
digen tijd de vele moderne en zeer
keurig ingerichte slagerswinkels ziet,
dan kan men er zich als het ware
geen denkbeeld van vormen, dat het
slagerswerk voor ongeveer een halve
eeuw in Venray slechts een paar be
oefenaars telde, welke zich toen nog
op zeer bekrompen wijze moesten
behelpen.
Vleeschwinkels waren er toen nog
niet, en in één en hetzelfde vertrek
werd toen nog het vee geslacht,
uitgebeend en verkocht. Rundvleesch
werd toen nog door de meeste men-
schen beschouwd als een weelde
artikel en slechts bij de welgezeten
notabelen of goede burgers kwam
dit op tafel.
Het was dan ook geen wonder,
dat de slagers Keub Goumans, Toon
Roelofs en Pietje Beckers, hun werk
gemakkelijk af konden en er in ge
heel Venray slechts een enkel rund
per week geslacht werd.
In dien tijd werd er bijna enkel
varkensvleesch gebruikt, waarvan
zich bijna iedereen zelf kon gerieven.
Welhaast elke inwoner van Venray
hield toen een of meer varkens die
behalve een flinken voorraad vleesch,
ook nog de mest voor het land op
leverden.
Er heerschte toen als het ware
een wedijverdonder de menschen om
de varkens óp de meest productieve
wijze vet te mesten, zoodat een
varken van 3 400 pond zeer ge
woon was.
De voornaamste slachttijd was in
den laten herfst, tegen November.
Dan hadden de varkensslagers, o.a.
Nol Theuws en zijn zoon Piet het
geweldig druk, om hunne overtalrijke
klaDten te bedienen. Natuurlijk hoor
de daarbij een borreltje en men kan
dus begrijpen, dat Nol en Piet eiken
dag in dien tijd menig glaasje
moesten uitdrinken, want ook bij
het afkappen en inzouten van het
varken, dat enkele dagen na het
slachten geschiedde, kwam de flesch
alweer voor den dag.
Dit drankgebruik scheen echter
de gezondheid van de toenmalige
varkensslachters niet erg te schaden,
want een andere slachter, de 80jarige
„Jenneskes Tonie", herdacht in 1899
het zeldzame feit, dat hjj 60 jaren
in Venray aan huis varken» ging
slachten en toen nam hij nog steeds
met jeugdigen ijver zjjn bloedig
baantje waar. Naar men toen be
rekende, waren door hem in dien
tijd ongeveer 12000 varkens geslacht
en ingezouten.
Als het varken „uittereen gedaan
was", dan werden meerdere deelen
voor verschillende doeleinden klaar
gemaakt, als lekkere metworst,
bloedworst, balkenbrei, paarsvleesch,
enz enz., terwijl het ander gedeelte
in een kuip werd ingezouten en de
hammen en spek later gerookt.
Een prijzenswaardige gewoonte
was toen ook, dat de eigenaars van
de geslachte varkens zeer vaak aan
hunne huurlieden, die zich de weelde
van een eigen varken niet konden
permitteeren, of wiens woningen er
niet op ingericht waren, steeds een
proefje van de lekkernij lieten bren
gen, dat zeer dankbaar aanvaard
werd.
De groote voorraad vleesch, welke
voor het geheele jaar bestemd, doch
niet voldoende was, werd dan door
sommigen nog aangevuld door den
aankoop van zoogenaamd Ameri-
kaansch spek, dat toen in groote
hoeveelheden werd aangevoerd en
vrij goedkoop was.
Volgens de vaste gewoonte dier
dagen, kwam bij het slachten of
andere feestelijke gelegenheden steeds
het borreltje te pas. Doch niet al
léén hierbij, want ook bij begrafe
nissen was het een vast gebruik,
dat de dragers voor en na den
kerkdienst getrakteerd werden op
eene zoogenaamde hartversterking,
waarbij door die lui wel eens meer
gedronken werd, dan bij de droeve
plechtigheid paste.
Het klooster der Eerw. Paters
Franciscanen was toen al in Venray
een zegen voor vele huisgezinnen.
Niet alleen, dat de armste inwoners
aldaar zoo noodig iederen dag het
noodzakelijkste voedsel konden be
komen, doch ook in ander opzicht
werd door het klooster zeer veel
goed gedaan, dat algemeen erkend
en gewaardeerd werd.
Aan het Gymnasium der Paters
waren toen al soms meer dan 100
studenten, die allen hun pension en
studiekamers hadden bij een groot
aantal burgermenschen in het dorp.
Hoewel de opbrengst hiervan toch
zeer gering was, (over het algemeen
werd toen voor een student slechts
een kostgeld betaald van ongeveer
150 gulden per jaar) toch was het
voor velen een aardig spaarpotje in
de huishouding, want men denke er
wel aan, dat het leven toen heel
wat goedkooper was dan thans en
ook de behoeften heel wat minder.
Voor weduwen en alleenwonende
vrouwen was dit eene mooie ge
legenheid om met de opbrengst van
tuin en land en niet te vergeten
het gebruikelijke varken in de kuip,
in hunne behoeften te voorzien.
In het volgend nummer zal ik een
overzicht geven van de voornaamste
ontspanningen, welke toen in Venray
geboden werden, mede door de toen
bestaande vereenigingea.
Alles was echter heel wat minder
dan in den tegenwoordigen tijd!
(Wordt vervolgd) M.
Menschelijk ijlgoed.
De Bossche medewerker van de
Maasbode schrijft:
In de maand Augustus genieten
de Zuidelijke grensprovinciën het
genoegen een oord van doortocht te
zijn voor de bewoners van het Noor
delijk deel van Nederland. Destroom
vacantiegangers, die zich naar Bel
gië, Frankrijk, Zwitserland begeven,
is dit jaar, ondanks de internationale
onrust, niet minder breed dan in
vorige jaren. Wie per trein reizen,
laten zich in Brabant niet zien. Op
enkele stations-perrons is de drukte
merkbaar, maar die beweging plant
zich niet voort in de steden zelve.
Het leger van fietsers en automobi
listen daarentegen neemt zijn rust-
poozen in acht.
's-Hertogenbosch, Breda, Eindho
ven, Tilburg, Bergen op Zoom, maar
ook de kleinere stadjes en dorpen
genieten de eer van hun kortstondig
bezoek. Autobussen met de letters
van de Noordelijke provincieën ver
raden de herkomst van de reizigers,
die in een paar dagen of in een week
door bergen en dalen zullen worden
gesleept.
De meeste reizigers hebben angst
wekkend veel haast om op te schie
ten en straks om terug te keeren.
De wagens snellen met hevige
vaart langs de wegen, die eigenlijk
op dit verkeer, dit internationale
snelverkeer, niet berekend zijn. Na
poleon en de opvolgende wegenbou
wers hebben niet kunnen voorzien,
dat deze sneltreinen-zonder-spoor
banen ooit zooveel menschelijk ijl
goed over deze heirbanen zouden
transporteeren. Geen wonder, dat nu
en dan een argelooze wandelaar,
een boerenkar, een bakkerswagen
wordt platgedrukt door de bliksem
snelle mastodonten.
Wij vragen ons soms af, welk doel
die duizenden en duizenden gelegen
heidsreizigers hebben. Ontspanning
misschien Maar verreweg de mees
ten zullen het in hun gewonen doen
nooit zoo hard te verduren als in
deze vacantiedagen. Vreugde dan
Men zou het hopen, maar honderden
brengen het niet verder dan wat ge-
lol en gelal tot ergenis soms van
de menschen in het buitenland, zoo
als dezer dagen de heer TuteinNol-
thenlus schreef in „De Kampioen".
Leering wellicht Zeker, die zijn er,
maar zij vormen een kleine minder
heid.
En toch"(zooveel*haastToch die
honderden kilometers per dag zoo
veel uren en uren samengepakt in
een warmen wagen, in meer tocht
en wind dan men ooit thuis of op
kantoor zou dulden.
Nu en dan zijn wij er getuigen
van, dat reizigers bij de douane
posten een zeer zonderling figuur
slaan. Sommigen komen echter eerst
aan de grens tot de wetenschap dat
zij behalve hun eigen papieren zoo
als paspoort of bewijs van Neder
landschap ook die van hun wagen
moeten kunnen toonen. Een Haar
lemmer, die onlangs bij deBergeflk-
sche barrière vastreed, omdat hij
geen triptiek bezat, wist zelfs in de
verste verte niet, hoe hij van Eind
hoven naar Maastricht moestrijden.
Dergelijke ervaringen kan men da.
gelijksch aan de grenspoorten op
doen
De verhalen van de terugkeerende
snelreizigers zijn al even wonderlijk,
't Is alweer verscheidene jaren ge
leden, dat een grappige film van
Amerikaansehe reiservaringen werd
afgedraaid. Een van de merkwaar
digste persiflages was die, waarin
aan een paar bliksemsnel-reizende
Amerikanen na een Parijsche reis de
opvatting werd toegedicht, dat Na
poleon boven op een zuil op de place
Vendome in de Fransche hoofdstad
begraven was.
Iedereen heeft met die grap har
telijk gelachen. Maar het is even
grappig sommige landgenooten te
hooren, die door enkele vreemde
landen gesleurd zijn per autobusIn
hun volgepropt geheugen ontstaan
klaarblijkelijk verwarringen, die zij
niet meer te boven komen. Sommi
gen brengen na een verblijf van en.
kele dagen in het buitenland of in
een bepaalde groote stad de scheefste
misvattingen mee. Een overigens niet
onontwikkeld man, een 1 eeraar, hoor
den wij eens na een verblijf van vier
dagen in de wereldstad luid beweren:
„Voor de architectuur behoefje niet
naar Parijs te gaan; op dat gebied
is er niets bijzonders".
Wij vragen ons af, of de menigte in
Nederland niet nodeloos en nutteloos
wordt afgebeuld op deze vacantie-
ijltochten.
Duizenden en duizenden menschen
worden zonder behoorlijke voorbe
reiding losgelaten op landen en stre
ken waarvan zij niets begrijpen
op volkeren waarvan zij de talen niet
verstaan op monumenten, waar
van de zin en de beteekenis hun
geheel-en-al ontgaan.
Het zijn-In-den-vreemde wordt het
doel in plaats van het zien-in-den-
vreemde,
Velen keeren lichamelijk en gees
telijk afgemat terug naar hun dage
lij kschen arbeid en weten weinig
meer van hun reis te vertellen dan
hun ervaringen van eten en drinken-
„Waar was dat ook weer, dat we
die ongare aardappels kregen in
St. Quentin, nee, in St Michel",
of: „weet je nog, dat we in dat
kleine stadje, ik ben den onmogelij-
ken naam vergeten, twee flesschen
wijn voor twee kwartjes dronken
Indien men dan tóch ver van huis
wil gaan, laat men dan eerst be
hoorlijk leeren reizen. Ook zonder
haast, zonder lawaai en zonder ge-
lal.
Ook zonder haast, zonder lawaai
en zonder gelal. 't Is zoo juist wat
in „De Kampioen" geechreven stond
dat de Nederlandsche naam in
den vreemde veel geschaad wordt
door vacantie-reizigers, die als een
onbehouwen troep de schoonheid en
de rust van vreemde steden en
dorpen storen door hun gedrag.
Ook op reis kan men een goede
houding en een persoonlijken stijl
toonen. Men kan dat zelfs in den
vreemde leeren.
Misschien kunnen de bloeiende reis-
vereenigingen deze gedachte over
brengen aan haar leden.
In de grensprovinciën zou men
daarvoor zeer dankbaar zijn
„Horecaf" schrijft over: Logeeren
in Den Haag in 1754:
Wanneer burgers en boeren in het
midden der 18e eeuw op reis gingen
hadden zij de keus tusschen de
trekschuit en den postwagen. Maar
voor de „groote lui" ging de schuit
wel wat langzaam en zal de post'
wagen wel wat veel geschommeld
of gestooten hebben. Wie nu geen
eigen reisrijtuig, of althans een rij
tuig, dat daartoe gebruikt kon
worden, in zijn stal had, vervoegde
zich tegen een billijke vergoeding
„met de koets bij een stalhouder,
die mijnheer dan wel wilde dienen."
Nu gebeurde het, dat de heeren
Lups en Hoovy, voorname Oostzee
handelaren, in Amsterdam, de laat
ste met zijn vrouw, in het jaar 1754
een reis naar Den Haag moesten
ondernemen. Den 27sten Februari
lieten zij de koets van den stal
houder Jan Schijf voorkomen, die
ze voor 5 dagen voor de som van
f 43huurden.
Of die koets reeds vroeg voor
kwam, is niet bekend. Maar zoo niet
dan heeft de knecht van den stal
houder, die meeging, ongetwijfeld
goed doorgereden, en de f 2.fooi,
welke hij bij thuiskomst ontving,
wel verdiend
Want denzelfden dag nog hielden
zij voor de Oude Doelen of voor «n
ander logement in de Hofstad, waar
zekere Benolst, kastelein was, stil.
Benolst begon met te vertellen, dat
hij den koffer reeds ontvangen had
van het veer en dat hij voor vracht
14 stuivers had betaald.
Lups en Hoovy hadden voor alle
zekerheid met de schuit ieder hun
knecht vooruit gezonden. Deze twee
hadden hun tijd gekort o.m. met
het nuttigen van een „tweede ont
bijt, dat per hoofd op 5 stuivers
berekend werd.
De relsgenooten liepen dien dag
hun middagmaal onderweg mis. Dus
bestelden zij een behoorlijk souper.
De waard dischte dit zoo keurig op
dat het ieder der aanzlttenden op
een rijksdaalder kwam te staan...
Bij een goed souper hoort echter
een goed wijntje. Het drietal ge
bruikte een flesch Pontac voor f 1.30
en 'n flesch Bourgogne voor f 2.
Ook de bedienden vergaten zij niet.
De knechts bij wie de koetsier zieh
had aangesloten, verteerden met hun
drieën aan eetwaren een daalder en
de heeren tracteerden hen bovendien
op een fleschje Pontac.
De overige dagen was dit dienst
personeel te zamen voor f 4 20 in
den kost. Hun nachtverblijf schijnt
in den prijs, dien de Heeren betaal
den, begrepen te zijn geweest, of
wellicht kropen zij met den koetsier
in het hooi, want op de rekening
trok Sinjeur Benoist geen post uit.
Zooveel te duurder berekende hij
de „voorname" reizigers".
Alleen aan logies betaalden zij
f 15waarvoor zij slechts twee
kamers gehad hadden, waarvan het
verwarmen nog f 5.extra kostte.
Mevrouw mocht een grooten kof
fer hebben meegenomen om de toi
letten in te bergen, waarin ze vi
sites ging rijden, of waarin zij des
avonds een bezoek ging brengen bij
den heer Galofkle het halen en
brengen berekende de Haagsche stal
houder Arie Rongee haar voor f 1.10.
Zij scheen geen plaats te hebben
durven inruimen aan het toiletwater
wantzij was genoodzaakt de twee
flessen Eau de Bristol, elk van 8 stui
vers, welke zij in de 4 dagen van
het verblijf in den Haag nodig had,
bij den waard te betalen.
Overigens leefden de reizigers niet
overdadig. Dat zij ieder voor 8 stui
vers ontbeten, tegenwoordig doet
men het er niet meer voor is daar
wel het bewijs van.
Doch met dit al beliep de rekening
die de kastelein hen aanbood, toen
zjj den 3e Maart wegreden Tfl. 78.80.
Of het meeviel of niet, is 'n onbe
kende oorzaak: er werd fl. 1.45 fooi
gegeven.
En dat zij behouden weer thuis
kwamen bewijst de kwitantie, die
de stalhouder bij de betaling gaf.
Aldus gevonden in authentieke
kronyken,
WRIGLEY'S P.K. stelt U in
Uw krachtsinspanning te verdu1
len, het verhoogt Uw uithoudt
vermogen en houdt U frisch.
Kauw de verkwikkende P.K. na eiken i
tüd, het sterkt Uw zenuwen en bevo
de spijsvertering. Bovendien helpt
Uw tanden schoon, gaaf en sterk te hoi
Doktoren en tandartsen bevelen het
Koopt vandaag nog enkele pakjes en 1
er steeds een paar bü de hand.
Veel genot voor weinig geld: 5 t
AAAAAAAAAAAA4
De plaatjes-misère.
Het nieuwe belastingjaar voor
fietser is pas begonnen en r<
staan de kranten vol met plaat
misère. Het is thans immers v.
de moeite waard om die blikken
getjes te gappen. Er is ook
valsch seD timent in de plaat
critiek. Ziehier b.v. een stukje,
„omlijst" in de Telegraaf voorkw
Was dit uw bedoeling v
gever.
Een loopjongen uit Amersfc
werd Zaterdagavond door de pol
aangehouden, omdat hij zonder
lastingplaatje fietste. Hij hat
schoon jasje aangetrokken en
belastingplaatje, dat met een
ligheidsspeld op het vuile jj
zat, vergeten. Een agent hield i
aan, en, hoewel de jongen e
later het blikken plaatje liet z;
kreeg het ventje toch nog c
daalder boete, precies zijn we
loon, waar moeder Zaterdags
op zit te wachten.
Wat wil men Zooals de fiets
lasting op het oogenbllk gereg
is, kunnen de politie ambtenaren p"
anders optreden. Zóó moet het
derdaad dë bedoeling zijn ge we
van den wetgever.
Want 't plaatje, dat men voor
riks bekomt i3 niet ten name j
steld. Laat de politie dus iema;
die zonder plaatje rijdt, naar h
gaan om alsnog zoo'n ding te hal-
dan kan hjj terugkomen met 1
plaatje van zijn vader, z'n broer,
dienstbode of van wien dan ook. f
Maar het is onbegrijpelijk, dat
overheid niet een beter systeem
invoeren. Onlangs heb ik mijn hr
denbelasting weer eens betaald,
kreeg daarbij als gewoonlijk een p«
ning voor den hond en een kwitan
voor me zeiven. Er is nooit iema:
die er naar kjjkt, of de hond 2
penning draagt, maar als dit 1
beurde en de hond had zijnpenni
eens verloren, dan bleef mij tc
altijd nóg de kwitantie, waarop,
tegen een kleine vergoeding
nieuwe penning zou kunnen bek
~ien.
Waarom kan dat met het fie-
plaatje niet nét zoo worden gei
geld?
Wel zou ten allen tijde het n.-
mèt zich voeren van hetfietsplaa
een overtreding moeten blijvi.
waarop straf staat. Anders voer
niemand het belastingmerk en 1
zorgde men den controleurs aid
een hoop last. Maar niemand zl
tenminste kunnen worden gedwc
gen om ten tweede male zijn belt
tingplicht te voldoen.
Journalistieke bescheidenheic
Te Gorssel was een drieling get
ren te Hengelo een vierling. Voor
de vierling stond natuurlijk vauaf
eerste uren van het gemeenschapp*
lijk bestaan in het middelpunt u
publieke belangstelling en dus voc|
al in de belangstelling van mijn c<
lega's en van persfotografen, fiU
menschen en andere publiciteil
krachten.
Ach, dat zijn zoo van die dingt,
die aan je beroep vastzitten. Ma
toch viDd ik het fijn, dat de vad—
vierling op resolute wijze aHe ont
scheiden makkers van me, van
deur weg heeft gebonjourd en
heeft duidelijk gemaakt, dat ze m
zijn huiselijk leven niets te makEïTI
hebben. ««81/
Verbeeld je: op een vrouw, die p|
enkele uren geleden het leven schoi|
aan vier kindertjes, wordt een lu&
ruchtige bende beroepsnieuwsgieiHj
gen losgelaten, die intervieuws w& 1
len en kiekjes wenschen te makait'j
en je „omstandigheden" komen of^
nemen om te zien of ze niet ej
sentimenteel beroep op de publiek
milddadigheid moeten doen. Wafc
nietwaar zulke kwijlstukjr
zijn reuze-copie voor de krant!
Ik heb er zelf óók wel eens awi
meegedaan, hoor! Mjjneenigeexcu&»j
is, dat het meer dan een kwart eeu^_
geleden is. Er was een drieling g">
boren en ik moest er als jongs
van de redactie op af. 't Geval hi
zich ergens op 'n hofje voorgedaa—
in een huisje van zelfs voor d
dagen onbegrijpelijke armoe. Ik we'
grif bij de „gelukkige moeder" toauw
gelaten door een uitbundigen vads ver'
en ik mocht de „wurmen van kii"011^
dertjes" zien. niet;1
Nauwelijks had ik mijn hielen g;S3er'
licht, of een der kleinen blies zr va>
laatste adempje uit Maar dat wi":