Wereldparade van
slagschepen en kruisers
De Internationale toestand
Het Portret
IN DE AFGELOOPEN WEEK
Nadat men in Moskou reeds drie en
een halve maand onderhandelt,
schijnt men zich nu toch gereed te
maken voor de eindspurt, die de
partners ten slotte aan het ge-
wenschte doel, een bijstaudspact van
drie, zal brengen. Volgens het nieuw
ste achtste ontwerp is dit pact
zoo gedacht, dat Engeland, Frankrijk
en de Sovjet-Unie elkaar weder-
zijdsche hulp beloven, wanneer een
van deze drie mogendheden tegen
een „Duitsche expansie" wenscht op
te treden.
Voor Engeland en Frankrijk is daarbij
het belangrijke, dat de Sovjet-Unie zich
inderdaad tot militaire hulp door het
rechtsgeldige instrument van een verdrag
verplicht.
Natuurlijk laat Moskou zich zelf een zoo
gereduceerd pact, dat naar beweerd
wordt niet meer zou voorzien in een
garantie voor de Baltische Staten, zeer
hoog betalen. De betaling bestaat daarin,
dat Engeland en Frankrijk de Baltische
Staten, die zich immers tegen iedere onge
vraagde hulp verzetten, in zooverre aan de
Sovjet-Unie uitleveren, dat aan deze
groote mogendheid de vrije hand tegen
over de genoemde landen gelaten wordt.
Begrijpen wij de verschillende berichten
goed, dan zal Moskou zelfs nog de hulp
van Engeland en Frankrijk krijgen, wan
neer het een „bedreiging der Baltische
Staten' wenscht te verhinderen. Dit biedt
echter aan Moskou de mogelijkheid tot in
grijpen in de aangelegenheden van de
Baltische staten, iets, waarmede deze lan
den, die niets liever dan volkomen neu
traal willen blijven, wel weinig ingenomen
zullen zijn.
Ciano's bezoek aan Spanje.
Graaf Ciano, Italië's minister van Bui-
tenlandsche Zaken heeft een bezoek
aan Spanje gebracht. Van vele zijden
werd aangenomen, dat van deze ge
legenheid zou worden gebruik gemaakt, om
het Spanje van Franco nog nader aan de
spil te binden dan door Madrid's onder-
teekening van het anti-Kominternpact
reeds geschied was. Men dacht daarbij
natuurlijk in de eerste plaats aan een uit
breiding van het Duitsch-Italiaansche
militaire accoord tot Spanje. Deze geruch
ten moeten echter in ieder geval nog als
voorbarig worden beschouwd. In een in
terview met den vertegenwoordiger van
een groot Portugeesch dagblad heeft gene
raal Franco nog eens bevestigd, dat Spanje
neutraal wil blijven en wel zoolang zijn
gebied, zijn eer en zijn levensbelangen
niet worden aangetast. Aan het bezoek van
Ciano mocht volgens den generaal geen
groote internationale beteekenis worden
toegekend.
Dat desondanks de banden tusschen
Madrid en Rome nauw zijn, moge blijken
uit het feit, dat aan graaf Ciano, die ook
het feest van den 13den Juli, den dag
waarop voor drie jaren de burgeroorlog
uitbrak, meemaakt, groote eerbetuigingen
zijn ten deel gevallen en dat Franco een
uitnoodiging van Mussolini om in Septem
ber naar Rome te komen, heeft aange
nomen. Waarschijnlijk zal de Spaansche
generalissimus in aansluiting aan deze reis
ook een bezoek aan Hitier brengen.
Textielarbeiders nit Tsingtau in een demonstratie-optocht tegen Engeland. Ook Wit-
Russen namen er aan deel.
Uitwijzing van buitenlanders uit
Zuid-Tirol.
Veel opzien heeft de uitwijzing van alle
buitenlanders uit het tot Italië behoorende
Zuid-Tirol gebaard. Wel is waar is aan
dezen maatregel een verklaring van Gay da
voorafgegaan, waarin deze zich scherp
richtte tegen bepaalde buitenlanders, die
in Italië zouden spionneeren, maar in Zuid-
Tirol zijn weinig militaire geheimen te
verbergen, zoodat de uitwijzing een andere
reden moet hebben. Bekend is, dat in Zuid-
Tirol vele menschen van Duitschen stam
wonen en dat Rome sinds lang tracht dit
gebied te „italianiseeren". Met Berlijn
schijnt men nu overeengekomen te zijn,
dat deze menschen geleidelijk naar het
Duitsche Rijk zullen worden overgebracht.
De schadevergoeding, die zij ontvangen, zal
zeer ruim zijn. Daarbij schijnt men op de
nieuwsgierige blikken van buitenlanders
geen prijs te stellen. Volgens berichten in
de Duitsche pers zijn de Tirolers niet ver
plicht naar Duitschland terug te keeren,
zooals veelal aangenomen wordt, doch gaat
het hier om een vrijwillige terugkeer naar
het oude vaderland. Het staat de heeren
Tirolers vrij om desgewenscht in Italië te
blijven.
Engelsch-Japansche onderhandelingen.
De onderhandelingen tusschen de Britten
en Japanners over het Tientsin-conflict
zijn in vollen gang. De Engelschen
bevinden zich daarbij in een moei
lijke positie. De Japanners eischen niets
minder, dan dat Engeland van zijn steun
aan Tsjiang Kai-sjek zal afzien en vooral
de Japansche leiding in het Verre Oosten
onbeperkt zal erkennen. Reeds thans drei
gen de Japansche bladen, dat Tokio in
geval van weigering de blokkade der Brit-
sche concessies radicaal zal verscherpen.
Desondanks blijft het welhaast ondenkbaar,
dat Londen aan deze vérgaande Japansche
eischen zal kunnen en willen voldoen. Men
mag derhalve het resultaat van deze
onderhandelingen met spanning tegemoet-
zien.
De Veertiende Juli.
De Veertiende Juli is ditmaal in Parijs
met meer dan de gebruikelijke praal ge
vierd. Daar was dit jaar ook een dubbele
reden voor. Het was de 150ste verjaardag
van de Fransche revolutie en tevens wilde
men uiting geven aan de nauwe verbon
denheid, welke thans tusschen Frankrijk
en Engeland bestaat, zoodat de Engelschen
aan de viering in belangrijke mate hebben
deelgenomen.
Dat de betoogingen dit keer een zeer
duidelijk militair karakter hadden, heeft
natuurlijk zijn bijzondere reden. Deze be
toogingen van macht en paraatheid van de
democratische mogendheden, waartoe ook
de massale vluchten van de Engelsche
luchtmacht naar Frankrijk behooren en
het aankondigen van manoeuvres voor
leger, vloot en luchtvloot op groote schaal,
hebben ten doel de tegenstanders voor
eventueele avontuurlijke ondernemingen te
waarschuwen. Met deze demonstraties wil
men aantoonen, dat de kans op het wel
slagen van een plotselingen overval zeer
klein is.
Het bedenkelijke bij dit alles is, dat men
allerwegen dergelijke maatregelen noodig
acht. Daaruit blijkt immers, dat men nog
steeds ernstig met de kans op oorlog reke
ning blijft houden. En zoolang dat het ge
val is, blijft inderdaad de vrede in gevaar.
AGRARISCHE EXPORT IN HET
GEDRANG.
Wij raken met onzen groenten- en fruit-
export naar Duitschland hoe langer hoe
meer achterop dat valt niet te ontken
nen. Wanneer men deze bewering toetst
aan de officieele statistieken, ziet men ze
ten volle bevestigd.
Sedert het begin van de depressie is de
uitvoer van onze agrarische producten
naar Duitschland in sterke mate achteruit
gegaan. Men behoeft slechts het boek op te
slaan van Mr. A. E .D. von Saher „Het
Nederlandsch-Duitsche handelsverdrag".
Daarin wordt o.m. een vergelijking ge
maakt tusschen de jaren 1930 en 1938,
waaruit wij zien dat in dien tijd de invoer
van Nederlandsche producten in Duitsch
land is teruggeloopen met niet minder dan
ruim 360 millioen mark in totaal; en het
leeuwendeel van deze vermindering komt
helaas ten laste van den gedaalden invoer
van agrarische producten, namelijk 300
millioen mark.
Als reden daarvoor nemen velen der
belanghebbenden aan, dat Duitschland
daarop bewust aanstuurt, omdat het naar
autarkie streeft en geheel voor zichzelf
wil zorgen.
Nu moet onmiddellijk worden toege
geven, dat onze Oostelijke naburen inder
daad hoe langer hoe meer gaan probeeren,
de benoodigde voedingsmiddelen voor het
eigen volk in eigen land voort te brengen.
Wat broodgraan betreft, is Duitschland
thans zoo ver, dat het vrijwel geheel in
eigen behoeften kan voorzien, Aan de pro
ductie van groenten wordt bijzondere aan
dacht gewijd. De verminderde aanvoer van
groenten uit Nederland is oorzaak, dat in
het Rijnland tal van nieuwe tuinbouwbe
drijven worden opgericht; en het schijnt
zelfs dat verschillende Nederlandsche
kweekers dit voorbeeld hebben gevolgd,
waardoor zij een goed bestaan vinden.
Of de politiek dan wel het prijsniveau
de grootste rol speelt, kunnen wij hier in
het midden laten doch een feit is het,
dat Duitschland zijn tekort aan groenten
en fruit tegenwoordig meer en meer dekt
door invoer uit Italië en de Balkanstaten,
dan uit Nederland.
Of men er in Duitschland in zal kunnen
slagen, zich op den duur geheel onafhan
kelijk te maken van het buitenland, is de
groote vraag; o.m. ook daarom, wijl, zooals
bekend is, het gebrek aan arbeidskrachten
de stijging der agrarische productie voort
durend meer bemoeilijkt.
Wanneer men den toestand overdenkt,
moet men vooral één ding niet uit het oog
verliezen, en wel dit: van officieele Duit
sche zijde is herhaaldelijk te kennen ge
geven, dat men gaarne bereid is tot het
invoeren van meer levensmiddelen, mits
deze kunnen worden betaald, niet met geld,
doch met goederen; een soort goederenruil
derhalve. Dit is juist de groote moeilijk
heid voor export naar Duitschland; dit
land wil wél koopen, doch onder speciale
voorwaarden. Het is de kwestie van weder-
keerigheid. Men heeft in Duitschland, wat
eveneens van algemeene bekendheid is, ge
brek aan buitenlandsche betaalmiddelen,
zoodat de Duitsche handel uitsluitend goe
deren kan betrekken uit landen, die van
hun kant Duitsche producten afnemen.
In het kort samengevat is de kwestie
dus zoo, dat Nederland eerst van Duitsch
land moet koopen, v/il dit land in de ge-
VAN DE WEEK
FRANCISCO FRANCO.
Generaal Franco, de leider van het
nieuwe Spanje, is in de laatste dagen
weer sterk op den voorgrond der
internationale politiek getreden. Ein
delijk toch heeft hij een onomwonden
antwoord gegeven op de vraag, welke
houding Spanje in een eventueel
toekomstig conflict zal aannemen.
Deze houding zal een neutrale zijn,
zoolang Spanje's eer, gebied en vei
ligheid niet bedreigd worden. Dat
deze verklaring van den Spaanschen
dictator, juist op het oogenblik, dat
Italië's minister van Buitenlandsche
Zaken in Spanje vertoeft, om daar
aanwezig te zijn bij de viering van
den 18den Juli, den dag, waarop drie
jaren geleden de burgeroorlog uit
brak. in Londen en Parijs met
vreugde is begroet, behoeft geen be
toog. Sinds geruimen tijd toch
vreesde men daar, dat de Duitsch-
Italiaansche militaire overeenkomst
tot Spanje zou worden uitgebreid,
wat aan de Italiaansche vloot de be
schikking zou geven over de zoo
strategisch belangrijke Spaansche
havens. Deze vrees is nu wegge
nomen. al blijven ook de banden tus
schen Spanje en Italië en Duitsch
land nauw, wat reeds tot uiting komt
in het feit, dat Franco in September
een bezoek aan Mussolini en wellicht
ook aan Hitier zal brengen.
Voor Spanje is een neutrale hou
ding, naar generaal Franco uiteen
zette. de eenige juiste. Het land heeft
onder den burgeroorlog zwaar ge
leden en het herstel zal nog vele
iaren in beslag nemen. Daarvoor
heeft Spanje een langdurige periode
van vrede noodig en de neutraliteit
biedt, daartoe de beste kansen.
legenheid zijn, op zijn beurt van Neder
land te koopen. Bereikt men dit, dan wordt
een meer evenwichtige verhouding bereikt.
Wij stellen ons voor, nog nader hierop
terug te komen.
Waarom Nederland geen slagschip
kan bouwen.
Men leest tegenwoordig vrijwel el-
ken dag in de krant dat in de een of
andere zee door vloten manoeuvres
worden gehouden. Meer dan ooit kan
men lezen van vlootbewegingen. In die
verslagen worden vele vaktermen ge
bruikt, er wordt dan gesproken van
slagschepen of „dreadnoughts", over
pantserschepen en kruisers, over flo-
tieljeleiders, over torpedobootjagers,
mijnen- en luchtvegers.
Maar kent gij het verschil tusschen
al deze typen en klassen. Laten we eer
lijk zijn. In de oogen van een leek is al
het materieel dat tot de marine behoort
en vaart, het zij een groot of een klein
oorlogsschip. Daar in dezen bewogen
tijd met zijn angstwekkenden bewape
ningswedloop meer dan ooit sprake is
van het voor en tegen van slagschepen
en zware kruisers, nu het van stapel
loopen van een groot oorlogsschip in
het eene land prompt wordt beant
woord door de andere mogendheden
met het op stapelzetten van dergelij
ke schepen, welke wij in onderstaand
artikel eenigszins nader in bijzonder
heden treden over deze kwestie, die
niet alleen de groote mogendheden,
maar ook ons belang inboezemt. In de
afgeloopen maanden liepen niet minder
dan een kleine twintig oorlogsschepen
van de werven der groote mogendheden
van stapel
SEDERT de vroegste eeuwen heeft men
twee methoden gekend om elkaar te
bestrijden, te zee en te land. Vooral
in den huidigen tijd, nu 't verkeer over de
Oceanen zoo geweldig is ontwikkeld en aan
het volmaakte grenst, is een goed function-
neerende marine gebiedende noodzaak. Im
mers wat gebeurt in tijden van oorlog? De
vijand zal er alles op zetten het' handelsver
keer van zijn tegenstander lam te slaan. Het
is dan ook de eerste taak van de marine den
eigen zeehandel te beschermen, het tweede
doel in den zeeoorlog is de vernietiging van
het vijandelijke handelsverkeer. De gevol
gen van een blokkade door belligerenten
zijn uiterst verstrekkend. Elk land. onver
schillig welk men kiest, is voor een groot
deel aangewezen op aanvoer over zee van
levensmiddelen voor zyn bevolking en
grondstoffen welke noodig zijn om het eco
nomisch apparaat op gang te houden. Een
l kkade heeft voor den benadeelde funeste
De „Scharnhorst", Duitschla nd's tweede slagschip.
gevolgen en de geblokkeerde komt voor on
oplosbare moeilijkheden te staan. De sterkte
van de vloot bepaalt mede de positie van
een land in tijden van oorlog. Neemt men
bijvoorbeeld Engeland. Het heeft niet voor
niets een zoo machtige vloou Bij vernie
tiging van de Grand Fleet zou het machtige
Albion binnen drie of vier maanden ge
noodzaakt zijn zich over te geven. De „Wes
tern Approaches" de zoogenaamde aanloop
zones voor de oorlogshavens zouden niet
langer verdedigd kunnen worden en het
land zou een speelbal worden in handen van
de vijandelijke vloot.
Jaren van ervaring hebben ons geleerd
hoe de marine het meest efficient zal zijn.
Alleen door samenwerking van de verschil
lende typen, van de zwaarste tot de zeer
lichte oorlogsschepen is het mogelijk krach
tige aanvallen van den vijand afdoende te
pareeren. In een groot gevecht komt het
allereerst aan op samenwerking. Een
„dreadnought" of slagschip is onmachtig,
wanneer het alleen zou ageeren. Snelle tor
pedoboot-jagers en kruisers moeten het om
geven en in den laatsten tijd is aan dit ma
terieel natuurlijk de luchtvloot toegevoegd.
„Dreadnoughts" pro en contra.
„Dreadnought" is tegenwoordig de vrij
algemeen gebruikte benaming voor slag
schip. De naam is afkomstig van een in
1907 bij de Britsche vloot in dienst gesteld
groot oorlogsschip, het zoogenaamde slag
schip, welk type voor dien tijd geheel
nieuw was. Voordien voerden de slagsche
pen een hoofdbewapening van vier zware
kanonnen en veertien stukken van middel
baar kaliber. De „Dreadnought" onder
scheidde zich van zijn voorgangers, doordat
hij alleen zwaar geschut voerde, terwijl de
snelheid ondanks dat ongevoerd werd.
Het schip mat 2o.000 ton, hetgeen in die
dagen alles overtrof. Schepen van dit type
hadden het voordeel, dat zij door hun zwa
re geschut in korten tijd een vijandelijk
slagschip buiten gevecht konden stellen. Het
geschut van middelbaar kaliber kon hoogs
tens dienen om een aanval te pareeren en
den vijand op een afstand te houden. Er
zijn meerdere voordeelen, echter van meer
technischen aard, zoodat wij hierop niet
verder kunnen ingaan. Dat de Britsche ad
miraliteit hier een idee had gelanceerd, dat
levensvatbaarheid bezat, bleek wel hieruit
dat in de eerste volgende jaren de groote
mogendheden, die zich een dergelijke luxe
konden veroorloven, om strijd slagschepen
gingen bouwen van dit type, dat algemeen
aangeduid wordt als „dreadnought".
Niet ten onrechte spraken wij van luxe,
want de kleine mogendheden, met name
ook een zeevarende natie als Nederland
zullen er wel nooit over kunnen denken
een volwaardig slagschip te bouwen, om
dat de kosten daarvoor te hoog zijn. Ge
middeld kunnen deze voor een dergelijk
schip getaxeerd worden op een 75—80 mil
lioen. Juist door de geweldige ontwikkeling
van de krijgstechniek, is de prijs natuurlijk
enorm opgeloopen. De meest geperfection-
neerde installaties zijn noodig, wil men den
vijand het hoofd kunnen bieden. Maar het
blijft niet bij het bouwen. Een dergelijk
vlaggeschip moet ook onderhouden en in
oefening gehouden worden. Daarvoor is
noodig een uitgebreid, geschoold personeel,
zoowel aan boord als aan den wal.
Ten slotte een factor, die het opnemen in
de vloot van een slagschip tot een zeer,
zeer kostbare onderneming maakt: het slag
schip kan, zooals wij reeds terloops opmerk
ten, nooit alleen ageeren. Vooral in den te-
genwoordigen oorlog zou het er naar uit
zien, dat het zich meer op den achtergrond
zal moeten houden.
Tot de onafscheidelijke begeleiders be
hooren kruisers, duikboot jagers, mijnenve
gers en luchtvegers. Deze moeten tezamen
een soort afweerscherm vormen. Daar de
marine ook nog andere plichten heeft dan
alleen agressief of defensief op te treden,
zal het duidelijk zijn dat het opnemen in
de vloot van een slagschip met hetgeen
daar alzoo bijkomt een luxe is, die alleen
eerste rangs marines zich kunnen veroor
loven.
Er is veel geschreven over het voor en
tegen van het bezitten van slagschepen, en
vooral nu het plan in studie is genomen
voor den bouw van een Nederlandsche slag
kruiser, zullen de pennen wel opnieuw in
beweging komen. De tegenstanders van het
slagschip wijzen op de ongehoorde kosten,
ongehoord in verhouding tot de prestaties.
Zij wijzen dan vooral op het totaal tonna
ge van dit soort schepen, dat in den Wereld
oorlog is vernietigd. Er zijn sinds 1900 her
haaldelijk stemmen opgegaan van lieden,
die meenden een goedkoopere vervanging
voor het slapschip te hebben gevonden,
maar tot heden zijn ze alle ondeugdelijk ge
bleken. In de eerste plaats had men groote
verwachtingen van de automobiele torpe
do's. die bij een nachtelijken aanval het
slagschip in korten tijd in den grond zou
den boren De ervaring heeft intusschen
anders geleerd. Nemen wij als voorbeeld
den RussischJapanschen oorlog. Door Ja
pan werden in totaal 280 torpedo's afge
vuurd, slechts 7 troffen doel. In dienzelf
den oorlog zong het Russische vlaggeschip
„Petropavlovsk", oorzaak? een mijntreffer.
Dat was het tweede wapen, waarop men
zijn hoop had gesteld, maar zooals lui
tenant A. Kroese afdoende opmerkt, in zijn
artikel „Slagschepen": „De zeemijn werd
thans door sommige schrijvers verheven tot
surrogaat voor het slagschip. Veel succes
heeft deze poging echter niet gehad. De
maritiem geschoolde begreep maar al te
goed dat men voor het economisch voortbe
staan van eén land onmisbaren, zeehandel
niet gaande houdt door de eigen zeegaten
met mijn versperringen te verstoppen en
achter deze versperringen den vuist te bal
len." Ten slotte heeft men hooggestemde
verwachtingen van het luchtwapen. Vele
gissingen worden hieromtrent gedaan. Maar
eerst de werkelijkheid zal uitwijzen of men
ook ditmaal niet mistast.
Wonderlijke stalen van inge
nieursvernuft.
Een slagschip, gelijk elk ander smaldeel
van de Marine is een staaltje van ingeni
eursvernuft. De constructie stelt duizend en
één problemen aan de orde, die slechts op
gelost kunnen worden door zorgvuldige be
rekeningen van de ingenieurs. Naast ge-
schutkaliber en pantserbescherming is de
snelheid een belanrijke factor voor de ge
vechtskracht. Als axioma geldt dat een
groot schip het meeste gevechtskracht be
zit. Voorwaarden zijn verder: zwaar ge
schut, stevige pantsering, waterdichte in-
deeling, veel brandstofberging en een groot
machinevermogen. Voldoet een schip aan
deze hoofdfactoren, dan zal het het meest
effectief zijn voor aanval, zoowel als verde
diging. Maar de moeilijkheid is juist deze
dikwijls met elkaar in strijd zijnde facto
ren te rijmen. Om gewicht te winnen,
klinkt men de onderdeelen niet meer aan
elkaar, maar lascht, daardoor zijn klinkna
gels, strippen en overlappen overbodig ge
worden. Overigens gaat het vergrooten van
de snelheid slechts ten koste van de pant
sering en bewapening. Voert men echter
het tonnage op, dan-kan de gevechtskracht
naar evenredigheid vergroot worden. Dit
heeft tot gevolg gehad dat men slagschepen
is gaan bouwen van een steeds grooter ton-
nenmaat. Het had bovendien het voordeel
dat de bemanning naar verhouding geringer
kon worden.
Slagkruisers onderscheiden zich van slag
schepen hierin, dat zij minder bewapening
voeren en sneller zijn. Zij vormen als het
ware den schakel tusschen slagschip en
den normalen kruiser. Nederland beschikt
tot dusverre alleen over kruisers. Verder
kent men de pantserschepen, een type,
waarvan net tonnage varieert van 4000
8000 ton, dat ofschoon het het niet kan op
nemen tegen een slagschip, toch onbetwist
de meerdere is van de kruisers. Ter be
scherming worden aan een slagschip toege
voegd torpedobootjagers, die zooals de
naam aanduidt, vroeger dienden om de tor
pedo's te bestrijden, maar ook vanwege hun
groote snelheid en geschutbewapening goe
de diensten aan de slagschepen kunnen be
wijzen. Deze schepen meten ten hoogste
1300 ton en voeden als bewapening vier
twaalf centimeter kanonnen. De flottielje
leider is het vergroote type bijvoorbeeld
Hr. Ms. Tromp en heeft een wat^i-V^K*
plaatsing, die varieeren kan van 15ÖÖ—3000
ton. Ten slotte nog een enkfjj woord over
de kruisers. Deze zijn greater dan de tor-,
pedobootjagers, en uit dien hoofde ook de
meerdere, maar door de grootere sneiheid
kunnen deze den kruiser ontloopen".^ De
laatste hebben tot hoofdfunctie verkenning
en bescherming van de handelsvloot, en
worden dan ook veel gebruikt voor het
verrichten van convooidiensten. Zij paren
snelheid aan kracht en zijn daarom zeer
vaarlijk, eensdeels door het opbrengen
vijandelijke koopvaardijschepen,
deels door het in volle zee vernis*