Van Chineesden muur 'tni Maginntlinie De Internationale toestand Het Portret IN DE AFGELOOPEN WEEK De spanning: blijft voortduren, bin nen en buiten Europa. Twee factoren bepalen die spanning: in het oude werelddeel is het de nog altijd niet opgeloste kwestie Dantzig, daarbui ten is het de moeilijkheid in het Verre Oosten, waar Japanners en Engclschen met elkaar in conflict kwamen. Daar is het ten slotte ge bleven bij een uiitartende houding van Japansche zijde en het heeft er allen schijn van dat door overleg moeilijkheden de wereld uitgeholpen worden. Al met al blijft de zenuw- sloopende spanning, de vrees voor de oorlogsdreiging onverminderd voortduren. Weliswaar moet gezegd worden dat de toestand internationaal bekeken minder verward is dan enkele maanden geleden, maar hoe duidelijker de lijnen van voor en tegen in een eventueel komend ge wapend conflict zich gaan afteeke- nen, hoe scherper de tegenstellingen ook worden. Hoe belangrijk de moeilijkheden ook mogen zijn in het Verre Oosten, het meeste belang boezemt ons toch de kwestie Dant zig in, omdat deze zooveel dichter bij een bedreiging vormt van den vrede. Want wij staan hier voor een probleem dat nauwe lijks oplosbaar is zonder dat een van beide belanghebbende partijen voor het hoofd gestooten wordt en zich door een beslis sing, hetzij in den eenen, hetzij in den anderen zin, tekort gadaan gevoelt. Wordt voldaan aan den wensch van de Dantzi- gers, namelijk aansluiting bij het Groot- duitsche Rijk, dan zal Polen zich in zijn levensbelangen geschaad zien; dit land zou zich in een dergelijk geval natuurlijk be roepen op de bepalingen van den Volken bond. Het gaat hier niet om het afstaan van een niet eens zoo groot gebied, maar aansluiting van Dantzig bij Duitschland beteekent voor Polen het opgeven van zijn verbinding met de Oostzee. Ook al heeft Polen weinig meer te zeggen in de Vrije Stad, toch kan het met dezen stand van zaken desnoods vrede hebben, omdat Duitschland aan de eene zijde van de Cor ridor en een klein staatje als Dantzig aan de andere zijde voldoende waarborgen biedt voor het bestaan van de Poolsche haven Gdynia. Maar indien ook Dantzig Duitsch word*, zal de slechts enkele tien tallen kilomecers breede Poolsche Corridor naar de Oostzee gemakkelijk kunnen wor den toegeknepen, hetgeen voor Polen waar schijnlijk de grootste handicap zal zijn, die men het land zou kunnen bezorgen. Weinig opbeurende vooruitzichten. En zijn verscheidene op zichzelf niet zoo belangrijke feiten, die er op wijzen dat door de politici de toestand voor de komende weken als zeer ernstig wordt be schouwd. De Engelsche militairen zijn ver vroegd met verlof gegaan en moeten zich voor het begin van Augustus allen gereed houden, Italië kondigt manoeuvres in de Povlakte aan op ongekend groote schaal, Daladier heeft geen hoopvolle berichten kunnen geven in zijn jongste rede, Duitsch land is bezig in versneld tempo zijn oogst binnen te haien; er gaan geruchten over belangrijke Poolsche troepenbewegingen Gezicht op Dantzig. Van links naar rechtsde torens van de Catharinakerk, de Mariakerk, het Raadhuis, de Artushof en verder de Johanniskerk. langs de grens, Dantzig schijnt geducht versterkt te worden door Duitsche soldaten. Hoe optimistisch men ook in de toekomst zou willen kijken, wie nuchter de realiteit van de feiten ziet, is thans op zijn hoede. De mogelijkheid is helaas niet uitgesloten dat de geschiedenis van precies vijf en twintig jaar geleden zich zal herhalen. Realiseert men zich daarbij de woorden van den Duitschen minister Goebbels, die zich over Chamberlain wel op een zeer on- heusche manier heeft uitgelaten in zijn vele redevoeringen van de laatste dagen en daartegenover de scherpe uitlatingen van Halifax en Churchill, dan blijkt we) duidelijk dat aan de verstandhouding der staatshoofden en politici wel het een en ander ontbreekt. Elke provo catie in daad of woord beteekent een be dreiging van den vrede. Het gebruiken van groote woorden is als het spelen met vuur. Een vonkje is voldoende om het volgende oogenblik het geheele kruithuis in de lucht te doen vliegen. In de Briisch-Russische besprekingen zit nog altijd weinig schot. Is het toe te schrij ven aan een zekere mate van wantrouwen, waarmede de Russen de Britten beschou wen of aan de te weinig aanlokkelijke aan biedingen, die Engeland gedaan heeft, dat men zoo slecht tot resultaten kan komen? Frankrijk staat sedert jaren op beteren voet met Rusland het heeft daarmede een verdrag en het schijnt de collega's in Londen terdege gewaarschuwd te heb ben voor een dergelijke houding tegenover de Russen. Trouwens de Engclschen ver- keeren over het geheel beschouwd in een benarde positie. Er wordt veel gevergd van het Engelsche geduld en er is sléchts een schrede voor noodig om deze duldende houding toe te schrijven aan zwakheid. De Engelsche eer is in het Verre Oosten aan getast op een wijze, die alle beschrijving tart. Maar zelfs dat heeft hen er nog niet toe kunnen verleiden uit hun tent te ko men, hetgeen klaarblijkelijk de bedoeling van de Japanners is geweest. Er worden nu besprekingen aangekondigd en het heet zelfs dat de Japansche minister van Bui- tenlandsche Zaken Araki zeer onder den indruk was van het gebeurde in Tientsin en opdracht heeft gegeven dat geen En- gelschman meer op een hem onwaard'ge wijze mag worden behandeld. DE BUITENLANDSCHE BELANGEN IN CHINA. Volgens een schatting, van het Amen- kaansche ministerie van handel uit het jaar 1931, dus bij het begin van de Japan sche invasie, beliepen de Britsche inves- teeringen in China 1189 millioen gouddol lar. Onmiddellijk daarop volgde Japan met 1137 millioen dollar, terwijl op de derde plaats Rusland kwam met 273 millioen en pas daarna de Vereenigde Staten met 197 millioen en Frankrijk met 192 millioen dollar. Men moet zich deze cijfers voor oogen houden om te begrijpen, welke rol de locale component in de houding der groote mogendheden tegenover de jongste Japansche agressie speelt. Van de niet- Japansche buitenlandsche investeeringen in China zijn 60 pet. Amerikaansch en 10 pet. Fransch. Dat men in Parijs en Wash ington de onwikkeling van de gebeurtenis sen in het Verre Oosten met zooveel min der opwinding volgt dan te Londen, vindt tot op zekere hoogte zijn verklaring in dit feit. ZUIVELEXPORT-WEE. Onze boeren en zuivelfabrieken moeten zoo langzamerhand wel den indruk krij gen, dat Nederland overal de weinig be- nijaenswaardige rol wordt toebedeeld van den man, die de klappen krijgt. Hoe kan men het anders noemen, wanneer men na gaat hoe Amerika kort geleden onzen kaas export heeft getroffen wat wij ons rus tig hebben moeten laten welgevallen terwijl thans het Britsche Rijk geen beter bewijs van zijn genegenheid voor Neder land weet te geven, dan onzen invoer van melkproducten een nekslag toe te brengen? Wij laten de vraag in het midden, of ons betreffende departement alles in het werk heelt gesteld, om den slag af te wenden. Wij mogen aannemen, dat dit inderdaad is geschied. Maar hoe is het dan te ver klaren, dat Denemarken er veel genadiger is afgekomen dan Nederland? Men kan zich gemakkelijk voorstellen, dat Nederland in een ongunstige positie verkeerde tegenover de Engelsche koloniën en Dominions. Dit is zeer begrijpelijk, al is het een schrale troost. Doch hoe staan wij tegenover een van onze voornaamste con currenten op de Engelsche markt: Dene marken? Nederland heeft een veer moeten laten een veer die, goed berekend, neer komt op een vermindei'ing van 25 zegge één kwart van onzen uitvoer van melkproducten naar Engeland in 1938. Daarbij vergeleken heeft Denemarken niet meer verloren dan een veer„tje". Wij willen er nu nog maar over zwijgen, dat Denemarken in de afgeloopen jaren onder wat men heeft betiteld als „gentlemen's agreements", er veel beter is afgekomen dan Nederland. Wij constateeren alleen, dat deze gedragslijn ook onder de nieuwe regeling wordt voortgezet. Hebben onze melkveehouders, die door een en ander opnieuw gedupeerd zijn, niet het recht om te vragen, of er van Neder- landsche zijde geen voordeeliger voorwaar den le bedingen zouden zijn geweest? Engeland beperkt den invoer van melk producten. Dat is zijn zaak en zijn recht. Doch het is ónze zaak en óns recht, van onze officieele instanties te verlangen, dat zij alles doen wat in hun macht staat, om te voorkomen, dat juist ons land, onze zuivelproducten en onze uitvoer het kind van de rekening worden. Naast het alge- neele verbod van invoer van room treft ons ook nog het verbod van den invoer van volle melkpoeder. Niemand zal het een pleister op de wond noemen, dat Neder land een contingent van 12.000 hundred weights karnemelk- en weipoeder wordt toegestaan overigens producten van be perkt belang wanneer bij nadere be schouwing aan het licht komt, dat dit kwantumnog niet eens de helft ver tegenwoordigt van wal wij in het vorige jaar aan deze goederen naar Engeland heb ben mogen exporteeren En wat zal er van de prijsafspraken te recht komen? Laat men zich, door onder vinding geleerd, daarover niet te veel illu sies maken! Wie is in laatste instantie „de man, die de klappen krijgt Natuurlijk de Neder- landsche boer. Waai moet hij heen met zijn overtollige melkproducten? Ook dit is een vraag, waarop het moeilijk zal vallen, hem antwoord te geven. Maar men zou hem ten minste kunnen inlichten over het hoe en waarom van het feit, dat hij alweer getroffen wordt. VAN DE WEEK GAMELIN OPPERBEVELHEBBER VAN HET FRANSCHE LEGER. Hoe men ook over den algemeenen toestand moge denken het minste, wat men er van zeggen kan, is wel, dat deze in hooge mate verontrustend blijft. Hoewel men natuurlijk de hoop blijft koesteren, dat ondanks alle bedenkelijke voorteekenen de vrede bewaard zal blijven, is de internatio nale spanning de laatste dagen weder toegenomen. Als een veelbeteekenend bewijs daarvan moet de terugkeer van gene raal Gamelin, opperbevelhebber van het Fransdie leger, worden aange merkt. Zooals men uit de berichten in de bladen weet. heeft deze generaal een inspectietocht gemaakt in de Alpen, waar hij een buitengewoon gunsti- gen indruk heeft gekregen van de troepenmacht aldaar. Hij liet zich lovend uit over den goeden geest, welke onder deze mannen heerscht, „die Frankrijk beschouwt als de vooruitgeschoven posten van den Europeeschen vrede". Het had ooi'spronkelijk in de be doeling gelegen dat de generaal na dezen inspectietocht een bezoek zou hebben gebracht aan het eiland Cor sica. om hier het gevoel van saam- hoorigheid met het Fransche moe derland te versterken. De gebeurte nissen van de laatste dagen hebben er echter toe geleid, dat van dit laat ste deel van den tocht werd afgezien. Hoewel dit niet met zooveel woor den wordt erkend, ziet men hierin (in Frankrijk tenminste) vrij alge meen het bewijs, dat de regeering zich op alle eventualiteiten wenseht voor te bereiden. Wat hiervan waar is. wordt niet aan de openbaarheid prijs gegeven; doch het feit op zich zelf draagt er niet toe bij, om de verontruste gemoer'~-cn te kalmeeren HOE DE MENSCHHEID ZICH DOOR DE EEUWEN VERDEDIGD HEEFT. .Van aarden wal tot betonmuur. De volkeren hebben elkaar nooit erg vertrouwd, al hun goede en idealisti sche bedoelingen ten spijt. Het „hebt Uw naaste lief gelijk U zelve" blijft helaas al te veel theorie. Het eene volk staat in den grond van de zaak wan trouwend tegenover het andere. Men kan nooit weten wat de een of andere nabuurstaat in zijn schild voert. Daar- om hebben in den loop der eeuwen al- j le volkeren van het oude werelddeel I Europa hun grenzen versterkt, omdat i zij aich dan alleen veilig wisten. J Slechts door de versterkingen over f en weer, werd tusschen de staten eeni- f ge zekerheid geschapen, omdat de een zeer wel begreep dat een inval onmid dellijk beantwoord zou worden. In den loop der eeuwen zyn deze versterkingen uitgebreid en geperfec- tionneerd en er ligt een heele afstand tusschen de aarden wallen der middel eeuwen en de moderne betonnen mu ren als Siegfried- en Maginotlinie uit onze dagen. In ons artikel werpen wij eenig licht op de geweldige ontwikke ling, die daar tusschen ligt. ZOOLANG de menschen gedwongen waren hun vaderland te beschermen tegen de invallen van vijandelijke stammen, zoolang hebben zij er ook naar gestreefd hun grensprovincies danig te ver sterken en hun woning half en half te ver anderen in vestingen. Maar evenals de wa pens in den loop der eeuwen een evolutie ondergingen, zoo was ook de vestingbouw in den vorm van de palissadeering en van de schanswallen onzer verre voorvaderen, via de indrukwekkende Middeleeuwsche burch ten op hooge rotsen onderhevig aan veran dering en verbetering. REEDS zeer vroeg heeft men ingezien dat met de beperkte verdedigingsmid delen, waarover men toen dus in de eerste eeuwen van onze jaartelling de beschikking had, zooveel mogelijk profijt getrokken moest worden van de gunstige terreinsomstandigheden. Burchten en kas- teelen .werden derhalve nooit gebouwd midden in laagvlakten, maar op zooveel rogeiijk hooge ontoeennkelijke rotsen Wanneer dit niet mogelijk was eh men toch een burcht in een vlakte moest bou wen, dan werd deze kunstmatig ontoegan kelijk gemaakt door het graven van breede grachten. Deze grachten dienden als na tuurlijke bescherming van de zware muren en poorten. Het water was vroeger voor een oorlogvoerende stam teeds een vrij wel onoverkomelijke hinderpaal en dat is in onzen tijd eigenlijk nog precies zoo. Deze Middeleeuwsche vestingen bleven stand houden, zoolang de vuurwapens nog niet waren uitgevonden, en tot dat gewichtige oogenblik in de krijgsgeschiedenis waren dergelijke burchten practisch onneembaar. Er was werkelijk een overweldigende meer derheid van de aanvallers voor noodig om met stormrammen en ladders over de dicht gegooide grachten te komen en zoo een versterkte stad in te nemen. Het meeste lezen wij dan ook in de oude kronieken van steden, die zich moesten overgeven, daartoe genoopt door honger en uitputting, of er was verraad in het spel. Maar de burchten zelf waren nauwelijks te nemen. Vuurwapens brengen revolutie teweeg. TOEN het vuurwapen uitgevonden werd, beteekende dat een revolutie in de krijgskunde. Daartegen waren de dikke muren niet bestand en versterkte steden waren van strategisch standpunt be keken practisch waardeloos. De latere vestingbouwers zagen af van hooge muurtorens en tinnen, zij versterk ten de wallen en legden het accent meer op de artillerie, die gemakkelijk een overzich telijk voorland kon beheerschen. Ook van den ringmuur zag men al spoe dig af en zorgde er door een ingenieuze op stelling van de versterkingswerken voor dat de afzonderlijke bastions elkaar flan keerden en elkaar wederzijds konden steu nen. Toen men eenmaal zoover gekomen was, behoefde nog slechts een schrede gedaan te worden om te komen tot de geweldige for tificaties, die in den wereldoorlog gebruikt werden. Vele eeuwen achtereen kan men in den vestingbouw alleen maar een evolutie waar nemen; op dezelfde basis werkte men door en perfectionneerde alle onderdeelen, tot zij voor geen vervolmaking meer vatbaar waren. De in den wereldoorlog dienstdoen de fortificaties muntten reeds uit door zeer sterke voorwerken, forten, die een groot gebied, waarin de vijandelijke linies bin nengedrongen werden, geheel beheersch- ten. Maar hoe krachtiger het aanvalswa pen werd, des te dieper werd de partij, die zich verdedigde, gedwongen in de aarde haar heil te zoeken. Menno van Coehoorn, veldheer en vestingbouwer. EEN der roemruchtste figurén uit de krijsgeschiedenis van West Europa is ongetwijfeld Menno baron van Coehoorn. Hij werd geboren op de Lettiga State bij Leeuwarden uit een Zweedsch ge slacht. dat ten tijde van Koning Christiaan II naar Nederland was gekomen. Afgunst verhinderde, dat hy zich onder zijn tijdge- nooten niet nog meer roem verwierf. Hij .vas de gunsteling var» de Oranjes, achter eenvolgens van Hendrik Casimir en stad- ouder Willem III. Maar niet alleen binnen de grenzen erkende men zijn grootheid, Op vele plaatsen zijn de Middeleeuwsche versterkingen nog goed bewaard gebleven. ook daarbuiten. Zoo is bekend, dat hij, na de uitstekend door hem geleide belegerin gen van Kaiserwerth en Bonn door den Keurvorst van Brandenburg werd aange zocht om in zijn dienst te komen. Maar van Coehoorn weigerde. Kort tevoren had hij zich reeds onderscheiden bij den veldtocht van 1667, bij Maastricht en voorts in de slagen bij Seneffe, Kassei en St. Denis. Bij het beleg van Grave kwam hij met eenige belangrijke uitvindingen voor den dag, n.l. zijn grachtsovergang over rijshout en de draagbare mortieren, naar hem nog be kend staande Coehoorn-mortieren. Dit wa pen is uit brons gegoten, een zoogenaamde gladde voorlaadmotier, die onder een hoek van 45 gr. gemonteerd was op een houten onderstel, dat door vier man gedragen kon worden. De schotsverheid maximaal 200 me ter werd geregeld door de sterkte van de lading. Als merkwaardigheid kan nog vermeld worden, dat deze Coehoornmortier in groot formaat bij het beleg van Antwerpen in 1832 nog gebruikt werd. Het is hier niet de plaats om uitvoerig de wapenfeiten van Van Coehoorn na te gaan, het zijn ei te veel en zij doen hier niet ter zake. Wel moeten wij wijzen op de verster kingen, die hy te Namen heeft aangelegd, waar hy trouwens ook enkele malen gele genheid kreeg zijn veldheersgaven te too- r-en. Willem III benoemde hem tot ingenieur- generaal der fortificatiën. Hij bevestigde zijn roem nog door het publiceeren van Nieuwe Vestingbomv", dat ook in het Fransch-Duitsch werd vertaald. Veel heeft van Coehoorn gedaan voor het vestingwezen. De nieuwe ideëen, die hij in toepassing bracht, zijn blijven doorwerken tot op dezen tijd. Hij bracht het gebastio- neerde stelsel tot groote volmaaktheid. Zooveel mogelijk vermeed hij kostbaar metselwerk. Natuurlijk is zijn systeem in den loop der tijden verouderd, maar veel in den tegenwoordigen fortenbouw herin nert nog aan zijn ideëen. Hij stak zijn tijd genoot Vauban in roem naar de kroon. Te betreuren blijft 't dat v. Coehoorn, toch een man van internationale vermaardheid, in zijn eigen land niet geheel de vrije hand werd gelaten, zoodat hij zijn gaven niet ten volle heeft kunnen ontplooien als de Franschman Vauban. Wat in Van Coehoorn tenslotte zoo ge- j vvaardeerd moet worden is den breeden kijk, die hij op alles had. Hij zag het vraag stuk van de landsverdediging groot en uit het bovenstaande is reeds gebleken dat hij jlles behalve een droge kamergeleerde was. j Zijn grootheid berustte op het combinee ren van theorie en practijk. Het is in zeke ren zin een hulde, dat zijn beginselen zoo 'ang toegepast werden. 'let oude vestingssysteem ondeugdelijk gebleken. DE wereldoorlog heeft in zooverre een verrassing gebracht, dat bleek hoe sterke vestingen naar verhouding poedig bezweken voor een aanval. Hoewel Verdun nooit geheel in handen van den vijand is gevallen, is toch gebleken dat de methode van afzonderlijke forten niet meer i paste in het schema van de moderne strate- gie. Onmiddellijk na den wereldoorlog is men dan ook begonnen met het maken van gesloten linies langs zwakke grensgebie- j den. Zoo ontstonden meer in dan boven I den grond de Maginot- en Siegfriedlinie. j Deze linies liggen ter weerszijden van de grens tegenover elkaar en het is welhaast ondenkbaar dat een troepenmacht, hoe groot ook, het zij van de eene. hetzij van de andere zijde, kans zal zien ooit over de ze barrière heen te komen. Deze ingenieuze, grootendeels gecamou fleerde vestingwallen doen denken aan den reusachtigen Chineeschen Muur, die in vroeger eeuwen de Chineezen over een af- stand van 2450 km. langs de grens van hun rijk hebben opgetrokken. Zij werd opge- richt om invallen van Nomaden af te slaan. Niet zoo geweldig, maar in principe daar mede toch veel overeenkomst vertoonend i was de Romeinsche Limes", die zich eens I uitstrekte over een afstand van 250 km; te i weten van het Taunusgebergte tot den Do- nau, j Als moderne pendanten van den ouden j Chineeschen Muur kan men beschouwen de Maginot- en Siegfriedlinie, en tenslotte den Duitschen „Oost wal". Daar over de beide eerstgenoemde linies nogal het een en an der geschreven is, bepalen wij ons tot hel geven van enkele bijzonderheden van de zen bcionaen muur in het Oosten. DE leiding van deze vestingwerken, die in koortsachtig tempo uit den grond gestampt worden, berust bij dr. Todt, zooals men weet de bouwer van de Siegfriedlinie. Het is begrijpelijk dat de Duitsche regeering in een gespannen tijd als den onzen in allerijl deze fortificaties in het leven heeft geroepen. Want hier lag en ligt ten deele nog de zwakke zijde van het groot Duitsche Rijk. Over een afstand van 1000 km., van nature onbeschermd, lag het land open. Deze stand van zaken vormde uit den aard der zaak een onmiddellijke be- dreiging voor het slechts op 150 k.m. van 1 deze grens gelegen Berlijn. Een dergelijke afstand beteekent in een modernen oorlog veel minder dan enkele tientallen jaren ge leden. De eerste versterkingen in dit gebied da- teeren uit 1925 en 1926. Een en ander was echter in strijd met de regelen van liet vre- 1 desverdrag van Versailles, met het gevolg dat de fortificaties weer moesten verdwij I nen! Thans is daarvan geen sprake meer 1 en wordt met man en macht aan de ver sterkingen gewerkt. De linie ligt op onge veer 30 km. achter de grens. In Silezië en in Pommeren zijn reeds ge- weldige forten gereed gekomen, terwijl de J Oder een natuurlijk onderdeel vormt van deze Oostelijke linie, die wanneer zij geheel I gereed zal zijn, een der sterkste van Euro- I pa belooft te worden. Uit het feit, dat duizenden on nog eens I duizenden mannen uit hun dagelijkschen arbeid zijn 'weggeroepen, blijkt wel reeds I hoe ernstig in Duitschland de versterking van de Oostelijke grenzen opgevat wordt. Met een drie-ploegenstelsel hoopt men een gedeelte van de verloren jaren terug te winnen. Het is een strijd tegen het uur- werk, een afmattende strijd, die ongetwij- i feld veel van de krachten van het Duitsche volk zal vergen. Men behoeft slechts te bedenken hoeveel jaren noodig zijn ge weest om de geperfectionneerde Maginotli nie in het leven te roepen, de Duitsche „Oostwal" is nog veel gigantischer van op zet. Eenig idee van de sterkte dezer uitge strekte fortificaties kan men krijgen, wan neer men in de gelegenheid is eens een kijkje te nemen in de omstreken van het Oost Pruisische Koningsbergen. Met kwis tige hand liggen de verdedigingswerken tusschen de meren gestrooidmaar on zichtbaar en verbonden door onderaardsche gangen en telefoonihstallatie" Waar gaat het naar toe? Wanneer men hoort van dergelijke dui zelingwekkende cijfers, wanneer men een indruk krijgt uit de feiten hoe tot de tan den elke staat bezig is zich te bewapenen, dan vraagt men zich af: „waar gaat het naar toe?" Als geharnaste ridders kunnen de landen door een kleine ontsporing van het militair-diplomatieke apparaat tegen over elkaar komen te staan om het vreese- I lijkste tournooi uit te strijden, dat ooit op deze aarde is gehouden. Zelfs de verschrik- I kingen van den wereldoorlog zuilen nog i slechts gering zijn, vergeleken bil hetgeen i ons wellicht in de naaste toekomst staal te wachten. Geharnaste ridders, die tegen el- kaar ten strijde trekken. Maar hoe nee- 1 doogenloos zal dit massale gevecht worden. Van een strijd rr an -tegen -man kan geen sprake meer zijn. De machine zal het hoog ste woord spreken. Hopen wij dat deze stem nog geruimen tijd zal zwijgen.

Peel en Maas | 1939 | | pagina 10