Van Chineesden muur
'tni Maginntlinie
De Internationale toestand
Het Portret
IN DE AFGELOOPEN WEEK
De spanning: blijft voortduren, bin
nen en buiten Europa. Twee factoren
bepalen die spanning: in het oude
werelddeel is het de nog altijd niet
opgeloste kwestie Dantzig, daarbui
ten is het de moeilijkheid in het
Verre Oosten, waar Japanners en
Engclschen met elkaar in conflict
kwamen. Daar is het ten slotte ge
bleven bij een uiitartende houding
van Japansche zijde en het heeft er
allen schijn van dat door overleg
moeilijkheden de wereld uitgeholpen
worden. Al met al blijft de zenuw-
sloopende spanning, de vrees voor
de oorlogsdreiging onverminderd
voortduren. Weliswaar moet gezegd
worden dat de toestand internationaal
bekeken minder verward is dan
enkele maanden geleden, maar hoe
duidelijker de lijnen van voor en
tegen in een eventueel komend ge
wapend conflict zich gaan afteeke-
nen, hoe scherper de tegenstellingen
ook worden.
Hoe belangrijk de moeilijkheden ook
mogen zijn in het Verre Oosten, het meeste
belang boezemt ons toch de kwestie Dant
zig in, omdat deze zooveel dichter bij een
bedreiging vormt van den vrede. Want wij
staan hier voor een probleem dat nauwe
lijks oplosbaar is zonder dat een van beide
belanghebbende partijen voor het hoofd
gestooten wordt en zich door een beslis
sing, hetzij in den eenen, hetzij in den
anderen zin, tekort gadaan gevoelt. Wordt
voldaan aan den wensch van de Dantzi-
gers, namelijk aansluiting bij het Groot-
duitsche Rijk, dan zal Polen zich in zijn
levensbelangen geschaad zien; dit land zou
zich in een dergelijk geval natuurlijk be
roepen op de bepalingen van den Volken
bond. Het gaat hier niet om het afstaan
van een niet eens zoo groot gebied, maar
aansluiting van Dantzig bij Duitschland
beteekent voor Polen het opgeven van zijn
verbinding met de Oostzee. Ook al heeft
Polen weinig meer te zeggen in de Vrije
Stad, toch kan het met dezen stand van
zaken desnoods vrede hebben, omdat
Duitschland aan de eene zijde van de Cor
ridor en een klein staatje als Dantzig aan
de andere zijde voldoende waarborgen
biedt voor het bestaan van de Poolsche
haven Gdynia. Maar indien ook Dantzig
Duitsch word*, zal de slechts enkele tien
tallen kilomecers breede Poolsche Corridor
naar de Oostzee gemakkelijk kunnen wor
den toegeknepen, hetgeen voor Polen waar
schijnlijk de grootste handicap zal zijn, die
men het land zou kunnen bezorgen.
Weinig opbeurende vooruitzichten.
En zijn verscheidene op zichzelf niet zoo
belangrijke feiten, die er op wijzen dat
door de politici de toestand voor de
komende weken als zeer ernstig wordt be
schouwd. De Engelsche militairen zijn ver
vroegd met verlof gegaan en moeten zich
voor het begin van Augustus allen gereed
houden, Italië kondigt manoeuvres in de
Povlakte aan op ongekend groote schaal,
Daladier heeft geen hoopvolle berichten
kunnen geven in zijn jongste rede, Duitsch
land is bezig in versneld tempo zijn oogst
binnen te haien; er gaan geruchten over
belangrijke Poolsche troepenbewegingen
Gezicht op Dantzig. Van links naar rechtsde torens van de Catharinakerk,
de Mariakerk, het Raadhuis, de Artushof en verder de Johanniskerk.
langs de grens, Dantzig schijnt geducht
versterkt te worden door Duitsche soldaten.
Hoe optimistisch men ook in de toekomst
zou willen kijken, wie nuchter de realiteit
van de feiten ziet, is thans op zijn hoede.
De mogelijkheid is helaas niet uitgesloten
dat de geschiedenis van precies vijf en
twintig jaar geleden zich zal herhalen.
Realiseert men zich daarbij de woorden
van den Duitschen minister Goebbels, die
zich over Chamberlain wel op een zeer on-
heusche manier heeft uitgelaten in zijn vele
redevoeringen van de laatste dagen en
daartegenover de scherpe uitlatingen van
Halifax en Churchill, dan blijkt we)
duidelijk dat aan de verstandhouding
der staatshoofden en politici wel het
een en ander ontbreekt. Elke provo
catie in daad of woord beteekent een be
dreiging van den vrede. Het gebruiken van
groote woorden is als het spelen met vuur.
Een vonkje is voldoende om het volgende
oogenblik het geheele kruithuis in de lucht
te doen vliegen.
In de Briisch-Russische besprekingen zit
nog altijd weinig schot. Is het toe te schrij
ven aan een zekere mate van wantrouwen,
waarmede de Russen de Britten beschou
wen of aan de te weinig aanlokkelijke aan
biedingen, die Engeland gedaan heeft, dat
men zoo slecht tot resultaten kan komen?
Frankrijk staat sedert jaren op beteren
voet met Rusland het heeft daarmede
een verdrag en het schijnt de collega's
in Londen terdege gewaarschuwd te heb
ben voor een dergelijke houding tegenover
de Russen. Trouwens de Engclschen ver-
keeren over het geheel beschouwd in een
benarde positie. Er wordt veel gevergd
van het Engelsche geduld en er is sléchts
een schrede voor noodig om deze duldende
houding toe te schrijven aan zwakheid. De
Engelsche eer is in het Verre Oosten aan
getast op een wijze, die alle beschrijving
tart. Maar zelfs dat heeft hen er nog niet
toe kunnen verleiden uit hun tent te ko
men, hetgeen klaarblijkelijk de bedoeling
van de Japanners is geweest. Er worden
nu besprekingen aangekondigd en het heet
zelfs dat de Japansche minister van Bui-
tenlandsche Zaken Araki zeer onder den
indruk was van het gebeurde in Tientsin
en opdracht heeft gegeven dat geen En-
gelschman meer op een hem onwaard'ge
wijze mag worden behandeld.
DE BUITENLANDSCHE BELANGEN
IN CHINA.
Volgens een schatting, van het Amen-
kaansche ministerie van handel uit het
jaar 1931, dus bij het begin van de Japan
sche invasie, beliepen de Britsche inves-
teeringen in China 1189 millioen gouddol
lar. Onmiddellijk daarop volgde Japan met
1137 millioen dollar, terwijl op de derde
plaats Rusland kwam met 273 millioen en
pas daarna de Vereenigde Staten met 197
millioen en Frankrijk met 192 millioen
dollar. Men moet zich deze cijfers voor
oogen houden om te begrijpen, welke rol
de locale component in de houding der
groote mogendheden tegenover de jongste
Japansche agressie speelt. Van de niet-
Japansche buitenlandsche investeeringen
in China zijn 60 pet. Amerikaansch en 10
pet. Fransch. Dat men in Parijs en Wash
ington de onwikkeling van de gebeurtenis
sen in het Verre Oosten met zooveel min
der opwinding volgt dan te Londen, vindt
tot op zekere hoogte zijn verklaring in
dit feit.
ZUIVELEXPORT-WEE.
Onze boeren en zuivelfabrieken moeten
zoo langzamerhand wel den indruk krij
gen, dat Nederland overal de weinig be-
nijaenswaardige rol wordt toebedeeld van
den man, die de klappen krijgt. Hoe kan
men het anders noemen, wanneer men na
gaat hoe Amerika kort geleden onzen kaas
export heeft getroffen wat wij ons rus
tig hebben moeten laten welgevallen
terwijl thans het Britsche Rijk geen beter
bewijs van zijn genegenheid voor Neder
land weet te geven, dan onzen invoer van
melkproducten een nekslag toe te brengen?
Wij laten de vraag in het midden, of ons
betreffende departement alles in het werk
heelt gesteld, om den slag af te wenden.
Wij mogen aannemen, dat dit inderdaad
is geschied. Maar hoe is het dan te ver
klaren, dat Denemarken er veel genadiger
is afgekomen dan Nederland?
Men kan zich gemakkelijk voorstellen,
dat Nederland in een ongunstige positie
verkeerde tegenover de Engelsche koloniën
en Dominions. Dit is zeer begrijpelijk, al is
het een schrale troost. Doch hoe staan wij
tegenover een van onze voornaamste con
currenten op de Engelsche markt: Dene
marken? Nederland heeft een veer moeten
laten een veer die, goed berekend, neer
komt op een vermindei'ing van 25
zegge één kwart van onzen uitvoer van
melkproducten naar Engeland in 1938.
Daarbij vergeleken heeft Denemarken
niet meer verloren dan een veer„tje". Wij
willen er nu nog maar over zwijgen, dat
Denemarken in de afgeloopen jaren onder
wat men heeft betiteld als „gentlemen's
agreements", er veel beter is afgekomen
dan Nederland. Wij constateeren alleen,
dat deze gedragslijn ook onder de nieuwe
regeling wordt voortgezet.
Hebben onze melkveehouders, die door
een en ander opnieuw gedupeerd zijn, niet
het recht om te vragen, of er van Neder-
landsche zijde geen voordeeliger voorwaar
den le bedingen zouden zijn geweest?
Engeland beperkt den invoer van melk
producten. Dat is zijn zaak en zijn recht.
Doch het is ónze zaak en óns recht, van
onze officieele instanties te verlangen, dat
zij alles doen wat in hun macht staat, om
te voorkomen, dat juist ons land, onze
zuivelproducten en onze uitvoer het kind
van de rekening worden. Naast het alge-
neele verbod van invoer van room treft
ons ook nog het verbod van den invoer
van volle melkpoeder. Niemand zal het een
pleister op de wond noemen, dat Neder
land een contingent van 12.000 hundred
weights karnemelk- en weipoeder wordt
toegestaan overigens producten van be
perkt belang wanneer bij nadere be
schouwing aan het licht komt, dat dit
kwantumnog niet eens de helft ver
tegenwoordigt van wal wij in het vorige
jaar aan deze goederen naar Engeland heb
ben mogen exporteeren
En wat zal er van de prijsafspraken te
recht komen? Laat men zich, door onder
vinding geleerd, daarover niet te veel illu
sies maken!
Wie is in laatste instantie „de man, die
de klappen krijgt Natuurlijk de Neder-
landsche boer. Waai moet hij heen met
zijn overtollige melkproducten? Ook dit is
een vraag, waarop het moeilijk zal vallen,
hem antwoord te geven. Maar men zou hem
ten minste kunnen inlichten over het hoe
en waarom van het feit, dat hij alweer
getroffen wordt.
VAN DE WEEK
GAMELIN OPPERBEVELHEBBER
VAN HET FRANSCHE LEGER.
Hoe men ook over den algemeenen
toestand moge denken het minste,
wat men er van zeggen kan, is wel,
dat deze in hooge mate verontrustend
blijft. Hoewel men natuurlijk de hoop
blijft koesteren, dat ondanks alle
bedenkelijke voorteekenen de vrede
bewaard zal blijven, is de internatio
nale spanning de laatste dagen
weder toegenomen.
Als een veelbeteekenend bewijs
daarvan moet de terugkeer van gene
raal Gamelin, opperbevelhebber van
het Fransdie leger, worden aange
merkt.
Zooals men uit de berichten in de
bladen weet. heeft deze generaal een
inspectietocht gemaakt in de Alpen,
waar hij een buitengewoon gunsti-
gen indruk heeft gekregen van de
troepenmacht aldaar. Hij liet zich
lovend uit over den goeden geest,
welke onder deze mannen heerscht,
„die Frankrijk beschouwt als de
vooruitgeschoven posten van den
Europeeschen vrede".
Het had ooi'spronkelijk in de be
doeling gelegen dat de generaal na
dezen inspectietocht een bezoek zou
hebben gebracht aan het eiland Cor
sica. om hier het gevoel van saam-
hoorigheid met het Fransche moe
derland te versterken. De gebeurte
nissen van de laatste dagen hebben
er echter toe geleid, dat van dit laat
ste deel van den tocht werd afgezien.
Hoewel dit niet met zooveel woor
den wordt erkend, ziet men hierin
(in Frankrijk tenminste) vrij alge
meen het bewijs, dat de regeering
zich op alle eventualiteiten wenseht
voor te bereiden. Wat hiervan waar
is. wordt niet aan de openbaarheid
prijs gegeven; doch het feit op zich
zelf draagt er niet toe bij, om de
verontruste gemoer'~-cn te kalmeeren
HOE DE MENSCHHEID ZICH DOOR DE
EEUWEN VERDEDIGD HEEFT.
.Van aarden wal tot betonmuur.
De volkeren hebben elkaar nooit erg
vertrouwd, al hun goede en idealisti
sche bedoelingen ten spijt. Het „hebt
Uw naaste lief gelijk U zelve" blijft
helaas al te veel theorie. Het eene volk
staat in den grond van de zaak wan
trouwend tegenover het andere. Men
kan nooit weten wat de een of andere
nabuurstaat in zijn schild voert. Daar-
om hebben in den loop der eeuwen al-
j le volkeren van het oude werelddeel
I Europa hun grenzen versterkt, omdat
i zij aich dan alleen veilig wisten.
J Slechts door de versterkingen over
f en weer, werd tusschen de staten eeni-
f ge zekerheid geschapen, omdat de een
zeer wel begreep dat een inval onmid
dellijk beantwoord zou worden.
In den loop der eeuwen zyn deze
versterkingen uitgebreid en geperfec-
tionneerd en er ligt een heele afstand
tusschen de aarden wallen der middel
eeuwen en de moderne betonnen mu
ren als Siegfried- en Maginotlinie uit
onze dagen. In ons artikel werpen wij
eenig licht op de geweldige ontwikke
ling, die daar tusschen ligt.
ZOOLANG de menschen gedwongen
waren hun vaderland te beschermen
tegen de invallen van vijandelijke
stammen, zoolang hebben zij er ook naar
gestreefd hun grensprovincies danig te ver
sterken en hun woning half en half te ver
anderen in vestingen. Maar evenals de wa
pens in den loop der eeuwen een evolutie
ondergingen, zoo was ook de vestingbouw in
den vorm van de palissadeering en van de
schanswallen onzer verre voorvaderen, via
de indrukwekkende Middeleeuwsche burch
ten op hooge rotsen onderhevig aan veran
dering en verbetering.
REEDS zeer vroeg heeft men ingezien
dat met de beperkte verdedigingsmid
delen, waarover men toen dus in
de eerste eeuwen van onze jaartelling de
beschikking had, zooveel mogelijk profijt
getrokken moest worden van de gunstige
terreinsomstandigheden. Burchten en kas-
teelen .werden derhalve nooit gebouwd
midden in laagvlakten, maar op zooveel
rogeiijk hooge ontoeennkelijke rotsen
Wanneer dit niet mogelijk was eh men
toch een burcht in een vlakte moest bou
wen, dan werd deze kunstmatig ontoegan
kelijk gemaakt door het graven van breede
grachten. Deze grachten dienden als na
tuurlijke bescherming van de zware muren
en poorten. Het water was vroeger voor
een oorlogvoerende stam teeds een vrij
wel onoverkomelijke hinderpaal en dat is
in onzen tijd eigenlijk nog precies zoo. Deze
Middeleeuwsche vestingen bleven stand
houden, zoolang de vuurwapens nog niet
waren uitgevonden, en tot dat gewichtige
oogenblik in de krijgsgeschiedenis waren
dergelijke burchten practisch onneembaar.
Er was werkelijk een overweldigende meer
derheid van de aanvallers voor noodig om
met stormrammen en ladders over de dicht
gegooide grachten te komen en zoo een
versterkte stad in te nemen.
Het meeste lezen wij dan ook in de oude
kronieken van steden, die zich moesten
overgeven, daartoe genoopt door honger en
uitputting, of er was verraad in het spel.
Maar de burchten zelf waren nauwelijks te
nemen.
Vuurwapens brengen revolutie teweeg.
TOEN het vuurwapen uitgevonden
werd, beteekende dat een revolutie
in de krijgskunde. Daartegen waren
de dikke muren niet bestand en versterkte
steden waren van strategisch standpunt be
keken practisch waardeloos.
De latere vestingbouwers zagen af van
hooge muurtorens en tinnen, zij versterk
ten de wallen en legden het accent meer op
de artillerie, die gemakkelijk een overzich
telijk voorland kon beheerschen.
Ook van den ringmuur zag men al spoe
dig af en zorgde er door een ingenieuze op
stelling van de versterkingswerken voor
dat de afzonderlijke bastions elkaar flan
keerden en elkaar wederzijds konden steu
nen.
Toen men eenmaal zoover gekomen was,
behoefde nog slechts een schrede gedaan te
worden om te komen tot de geweldige for
tificaties, die in den wereldoorlog gebruikt
werden.
Vele eeuwen achtereen kan men in den
vestingbouw alleen maar een evolutie waar
nemen; op dezelfde basis werkte men door
en perfectionneerde alle onderdeelen, tot
zij voor geen vervolmaking meer vatbaar
waren. De in den wereldoorlog dienstdoen
de fortificaties muntten reeds uit door zeer
sterke voorwerken, forten, die een groot
gebied, waarin de vijandelijke linies bin
nengedrongen werden, geheel beheersch-
ten. Maar hoe krachtiger het aanvalswa
pen werd, des te dieper werd de partij, die
zich verdedigde, gedwongen in de aarde
haar heil te zoeken.
Menno van Coehoorn, veldheer
en vestingbouwer.
EEN der roemruchtste figurén uit de
krijsgeschiedenis van West Europa
is ongetwijfeld Menno baron van
Coehoorn. Hij werd geboren op de Lettiga
State bij Leeuwarden uit een Zweedsch ge
slacht. dat ten tijde van Koning Christiaan
II naar Nederland was gekomen. Afgunst
verhinderde, dat hy zich onder zijn tijdge-
nooten niet nog meer roem verwierf. Hij
.vas de gunsteling var» de Oranjes, achter
eenvolgens van Hendrik Casimir en stad-
ouder Willem III. Maar niet alleen binnen
de grenzen erkende men zijn grootheid,
Op vele plaatsen zijn de Middeleeuwsche
versterkingen nog goed bewaard gebleven.
ook daarbuiten. Zoo is bekend, dat hij, na
de uitstekend door hem geleide belegerin
gen van Kaiserwerth en Bonn door den
Keurvorst van Brandenburg werd aange
zocht om in zijn dienst te komen. Maar van
Coehoorn weigerde. Kort tevoren had hij
zich reeds onderscheiden bij den veldtocht
van 1667, bij Maastricht en voorts in de
slagen bij Seneffe, Kassei en St. Denis. Bij
het beleg van Grave kwam hij met eenige
belangrijke uitvindingen voor den dag, n.l.
zijn grachtsovergang over rijshout en de
draagbare mortieren, naar hem nog be
kend staande Coehoorn-mortieren. Dit wa
pen is uit brons gegoten, een zoogenaamde
gladde voorlaadmotier, die onder een hoek
van 45 gr. gemonteerd was op een houten
onderstel, dat door vier man gedragen kon
worden.
De schotsverheid maximaal 200 me
ter werd geregeld door de sterkte van
de lading.
Als merkwaardigheid kan nog vermeld
worden, dat deze Coehoornmortier in groot
formaat bij het beleg van Antwerpen in
1832 nog gebruikt werd.
Het is hier niet de plaats om uitvoerig de
wapenfeiten van Van Coehoorn na te gaan,
het zijn ei te veel en zij doen hier niet ter
zake. Wel moeten wij wijzen op de verster
kingen, die hy te Namen heeft aangelegd,
waar hy trouwens ook enkele malen gele
genheid kreeg zijn veldheersgaven te too-
r-en.
Willem III benoemde hem tot ingenieur-
generaal der fortificatiën. Hij bevestigde
zijn roem nog door het publiceeren van
Nieuwe Vestingbomv", dat ook in het
Fransch-Duitsch werd vertaald.
Veel heeft van Coehoorn gedaan voor het
vestingwezen. De nieuwe ideëen, die hij in
toepassing bracht, zijn blijven doorwerken
tot op dezen tijd. Hij bracht het gebastio-
neerde stelsel tot groote volmaaktheid.
Zooveel mogelijk vermeed hij kostbaar
metselwerk. Natuurlijk is zijn systeem in
den loop der tijden verouderd, maar veel
in den tegenwoordigen fortenbouw herin
nert nog aan zijn ideëen. Hij stak zijn tijd
genoot Vauban in roem naar de kroon. Te
betreuren blijft 't dat v. Coehoorn, toch een
man van internationale vermaardheid, in
zijn eigen land niet geheel de vrije hand
werd gelaten, zoodat hij zijn gaven niet ten
volle heeft kunnen ontplooien als de
Franschman Vauban.
Wat in Van Coehoorn tenslotte zoo ge-
j vvaardeerd moet worden is den breeden
kijk, die hij op alles had. Hij zag het vraag
stuk van de landsverdediging groot en uit
het bovenstaande is reeds gebleken dat hij
jlles behalve een droge kamergeleerde was.
j Zijn grootheid berustte op het combinee
ren van theorie en practijk. Het is in zeke
ren zin een hulde, dat zijn beginselen zoo
'ang toegepast werden.
'let oude vestingssysteem
ondeugdelijk gebleken.
DE wereldoorlog heeft in zooverre een
verrassing gebracht, dat bleek hoe
sterke vestingen naar verhouding
poedig bezweken voor een aanval. Hoewel
Verdun nooit geheel in handen van den
vijand is gevallen, is toch gebleken dat de
methode van afzonderlijke forten niet meer
i paste in het schema van de moderne strate-
gie. Onmiddellijk na den wereldoorlog is
men dan ook begonnen met het maken van
gesloten linies langs zwakke grensgebie-
j den. Zoo ontstonden meer in dan boven
I den grond de Maginot- en Siegfriedlinie.
j Deze linies liggen ter weerszijden van de
grens tegenover elkaar en het is welhaast
ondenkbaar dat een troepenmacht, hoe
groot ook, het zij van de eene. hetzij van
de andere zijde, kans zal zien ooit over de
ze barrière heen te komen.
Deze ingenieuze, grootendeels gecamou
fleerde vestingwallen doen denken aan den
reusachtigen Chineeschen Muur, die in
vroeger eeuwen de Chineezen over een af-
stand van 2450 km. langs de grens van hun
rijk hebben opgetrokken. Zij werd opge-
richt om invallen van Nomaden af te slaan.
Niet zoo geweldig, maar in principe daar
mede toch veel overeenkomst vertoonend
i was de Romeinsche Limes", die zich eens
I uitstrekte over een afstand van 250 km; te
i weten van het Taunusgebergte tot den Do-
nau,
j Als moderne pendanten van den ouden
j Chineeschen Muur kan men beschouwen de
Maginot- en Siegfriedlinie, en tenslotte den
Duitschen „Oost wal". Daar over de beide
eerstgenoemde linies nogal het een en an
der geschreven is, bepalen wij ons tot hel
geven van enkele bijzonderheden van de
zen
bcionaen muur in het Oosten.
DE leiding van deze vestingwerken,
die in koortsachtig tempo uit den
grond gestampt worden, berust bij dr.
Todt, zooals men weet de bouwer van de
Siegfriedlinie. Het is begrijpelijk dat de
Duitsche regeering in een gespannen tijd
als den onzen in allerijl deze fortificaties in
het leven heeft geroepen. Want hier lag en
ligt ten deele nog de zwakke zijde van het
groot Duitsche Rijk. Over een afstand van
1000 km., van nature onbeschermd, lag het
land open. Deze stand van zaken vormde
uit den aard der zaak een onmiddellijke be-
dreiging voor het slechts op 150 k.m. van 1
deze grens gelegen Berlijn. Een dergelijke
afstand beteekent in een modernen oorlog
veel minder dan enkele tientallen jaren ge
leden.
De eerste versterkingen in dit gebied da-
teeren uit 1925 en 1926. Een en ander was
echter in strijd met de regelen van liet vre- 1
desverdrag van Versailles, met het gevolg
dat de fortificaties weer moesten verdwij I
nen! Thans is daarvan geen sprake meer 1
en wordt met man en macht aan de ver
sterkingen gewerkt. De linie ligt op onge
veer 30 km. achter de grens.
In Silezië en in Pommeren zijn reeds ge-
weldige forten gereed gekomen, terwijl de J
Oder een natuurlijk onderdeel vormt van
deze Oostelijke linie, die wanneer zij geheel I
gereed zal zijn, een der sterkste van Euro- I
pa belooft te worden.
Uit het feit, dat duizenden on nog eens I
duizenden mannen uit hun dagelijkschen
arbeid zijn 'weggeroepen, blijkt wel reeds I
hoe ernstig in Duitschland de versterking
van de Oostelijke grenzen opgevat wordt.
Met een drie-ploegenstelsel hoopt men een
gedeelte van de verloren jaren terug te
winnen. Het is een strijd tegen het uur-
werk, een afmattende strijd, die ongetwij- i
feld veel van de krachten van het Duitsche
volk zal vergen. Men behoeft slechts te
bedenken hoeveel jaren noodig zijn ge
weest om de geperfectionneerde Maginotli
nie in het leven te roepen, de Duitsche
„Oostwal" is nog veel gigantischer van op
zet. Eenig idee van de sterkte dezer uitge
strekte fortificaties kan men krijgen, wan
neer men in de gelegenheid is eens een
kijkje te nemen in de omstreken van het
Oost Pruisische Koningsbergen. Met kwis
tige hand liggen de verdedigingswerken
tusschen de meren gestrooidmaar on
zichtbaar en verbonden door onderaardsche
gangen en telefoonihstallatie"
Waar gaat het naar toe?
Wanneer men hoort van dergelijke dui
zelingwekkende cijfers, wanneer men een
indruk krijgt uit de feiten hoe tot de tan
den elke staat bezig is zich te bewapenen,
dan vraagt men zich af: „waar gaat het
naar toe?" Als geharnaste ridders kunnen
de landen door een kleine ontsporing van
het militair-diplomatieke apparaat tegen
over elkaar komen te staan om het vreese- I
lijkste tournooi uit te strijden, dat ooit op
deze aarde is gehouden. Zelfs de verschrik- I
kingen van den wereldoorlog zuilen nog i
slechts gering zijn, vergeleken bil hetgeen i
ons wellicht in de naaste toekomst staal te
wachten. Geharnaste ridders, die tegen el-
kaar ten strijde trekken. Maar hoe nee- 1
doogenloos zal dit massale gevecht worden.
Van een strijd rr an -tegen -man kan geen
sprake meer zijn. De machine zal het hoog
ste woord spreken. Hopen wij dat deze
stem nog geruimen tijd zal zwijgen.