TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
cUd: y,
Langs de kruislijnen
der Europeesche
Imperia.
FEUILLETON.
Een meisje in de
Wild West.
Zaterdag 3 Junii 1939
Zestigste Jaargang No 22
Een belangwekkende serie
reisbrieven.
XXIV.
Uit Alexandrië-
-Egypte.
We waren maar met enkelen, die
zich te Tobruk inscheepten voor
een reis naar het land der Pha-
rao's: mijn medepassagiers wa
ren: een oude, rijke Lybische
Arabier, een eveneens zeer rijke
jood uit Bengasi, een Arabische
danseres en een vette, glimmen
de negerin van middelbaren leef
tijd, een met kralen-kettingen om
d'r mollige, blonte pootjes.
We hebben aanstonds alle
klassen-tegenstellingen uitgeban
nen; de Jood, die „eerste" reisde
- in z'n eentje deelde het
gezelschap van den ouden Ara
bier en van mij in de „tweede"
en als we 00 een der wandel-
dekken zaten,'deelden we er lief
en leed met de bezetting van de
„derde". De scheepsofficieren
't was al weer een italiaansche
boot lieten den Jood merk
baar „links" liggen.
Deze Jood heeft groote maga
zijnen in Bengasi, maar hij heeft
thans ook drie winkels in Tel
Aviv, de nieuwe Joodsche stad
in Palestina, 't Is duidelijk, dat
hij bezig is om geleidelijk zijn
zaken in Lybië te liquideeren en
zijn bestaansbronnen naar elders
te verplaatsen.
Dat is ook het geval met den
ouden Arabier. Grappig was mijn
eerste ondeihoud met hem, waar
bij de Jood, die later als tolk
optrad, nog niet zijn tusschen-
komst verleende. De oude baas,
in een kostbare, rijke plunje ge
kleed, vol van borduursels, had
blijkbaar behoefte om zijn hart
eens te luchten. Maar hij kende
geen enkele vreemde taal, zelfs
geen Italiaansch. Hij sprak^siechts
Arabisch en wist „bonjour" te
zeggen, iets, waar-ie erg trotsch
op was.
Als hij er de macht toe had,
dan bengelden subiet alle Ita
lianen in Lybië aan de, overigens
schaarsche palmboomen, welke
in de oases te vinden zijn. Dat
zou „recht" wezen, in naam van
den Propheet. Dat heeft mijn
Arabische gezel me duidelijk ge
maakt.
Merkwaardig, hoe men met ge
duld en met gebaren, met goe
den wil, het gebruik van natuur
lijke klanken èn het opdiepen
uit 't onderbewustzijn van de
vreemde benamingen, welke men
eens hoorde, tot een vruchtbare
conversatie kan komen 1
Ik kwam te weten, dat mijn
Arabische vriend een vrouw be
zat, twee zoons, tien kameelen,
twintig muilezels en groote za
ken. Hij kocht zijr. waren in
Egypte, in hoofdzaak te Alexan-
32
Dr Morgan hield woord. Het aantal
bezoekers was zoo groot, dat de zit
ting in de Hidalgo Opera moest plaats
vinden De lijkschouwer, de jury en de
getuigen zaten op het tooneel en Mor
gan deed de spanning van de toe
hoorders tot het toppunt stijgen, toen
hij wenschte ook zelt als getuige ge
hoord te worden, om verslag af te
leggen van de onderzoekingen, die hij
op zijn eentje in het geheim gedaan
had sedert den dood van Tom Wal
lace.
Hij bewees... misschien niet geheel
overtuigend, maar dan toch tot tevre
denheid van alle aanwezigen... dat Late
Young zijn werkgever vermoord had,
evenals den cowboy Jerry Evans.
De reden voor die twee moorden
was een geheim, dat samen met Late
begraven zou worden, maar zoowel
Wallace als Evans waren vermoord,
met hetzelfde wapen, een 32-10 geweer
voorzien van een telescoop om op
groolen atstand te kunnen schieten.
Dat geweer was het eigendom van
Young.
Dr. Morgan had het wapen gevonden
in een doek gewikkeld, in een kleine
grot, oostelijk van de Schedelrots ver
stopt. Bij het onderzoek van Evan's
lijk had de dokter ontdekt, dat de ko
gel schuin van boven naar beneden in
het lichaam gedrongen was. Het schot
was zeer zeker afgevuurd van een
hoogte, grooter dan die van een man
te paard.
De dokter had zijn onderzoek op de
drië, rijsf, koffie, thee, suiker,
manufacturen enz. Die goederen
liet hij per karavaan, geleid door
Bedouïnen, door de woestijn naar
Lybië brengen. Natuurlijk moest
de boel op tijd worden betaald,
maar de Italiaansche deviezen-
bepalingen waren veelal een be
letsel daartoe. Om toch aan al
zijn verplichtingen te kunnen vol
doen. had hij op zijn vorige reis
naar Alexandrië geld gesmokkeld.
Hij was gesnapt en het geld was
in beslag genomen. Hij werd ver
oordeeld tot een boete van 7000
Lires en was bovendien 4000 Li
res aan advocaten kwijt. De oude
baas scheen dezen slag meer te
boven te komen, geestelijk
althans niet.
Materieele zorgen zal hij wel
niet kennen. Toen in Porta Bar-
dia de Italiaansche politie en
-douane aan boord kwam om
ons nog eens extra na te wegen
op onze origineele, politieke en
financieele deugden en gebreken,
legde de Arabier een aantal
cheques en wissels op tafel in
bedragen, waar ik van duizelde.
Zijn bezit in Engelsche ponden
Sterling was grooter dan 't mijne
in Hollandsche dubbeltjes. Ge
lukkig voor hem was alles gedekt
door de vereischte uitvoerver
gunningen, niettemin namen
ze den ouden man mee naar zijn
cabine, waar hij zonder resultaat
aan den lijve op 't bezit aan
andere dan de aangegeven waar
den werd onderzocht.
Mij geloofde men op m'n woord
de onschuld, of de armoe,
schijnt me in het gelaat te zijn
gegrift.
Anders verging het de Arabi
sche danseres. Ze declareerde
eenig geld, maar 2 douanen gin
gen met haar mede (naar de
derde klasse-slaapzaal en von
den subiet onder haar matras
elf Engelsche ponden. De dan
seres zoo hoorde ik later
sloeg achterover en kondigde aan,
dat ze ging sterven. De douane
waren barmhartig. De elf Engel
sche ponden namen ze in beslag,
maar ze gaven de smokkelaarster
een cheque op de Banca di Roma
in Alexandrië. Ze zou daar het
geld kunnen terug krijgen...
Een paar uur later vond ik de
schoone Arabische buiten bewust
zijn op het dek, de reactie
was haar te machtig geworden.
Ik haalde een flesch (gesmokkel
de) eau de cologne uit mijn ca
bine en besproeide, het slacht
offer daarmede rijkelijk en met
welbehagen. De negerin kwam
toegesneld en snikte. Maar ook
de scheepsofficieren repten zich
naat de plaats des onheils en
deden me met hun zorgen een
doodeltjke concurrentie aan. 't Is
merkwaardig; de meeste mannen
vinden het een eer en genoegen
om flauw gevallen danseressen
tot het bewustzijn te mogen terug
voeren.
De gezamenlijke pogingen ge
lukten; de snikkende negerin, die
mijn aandeel daarin kende, was
me buitengewoon dankbaar. Den
anderen ochtend heeft ze wel een
half uur aan één stuk tegen me
staan babbelen. Wat ze me ver
telde, weet ik niet, 't geleek
precies op het blaffen van een
pekingees. Ik knikte gestadig,
kreeg trouwens geen gelegenheid
om ook een geluid te laten hoo-
ren en het onderhoud werd be
sloten met een breeden vriende
lijken glimlach van de negerin,
waarbij {al haar blank-blinkende
tanden kwamen te schitteren in
het zonnelicht. Ook ik liet mijn
tanden zien ze zijn, in haar
jongsten verschijningsvorm, pas
vier maanden oud en ik wuif
de. Waarop de negerin haar arm
strekte, nóg een paar kakelge
luidjes ten beste gaf, en ver
dween.
Men kan daaruit weer eens
zien, hoe eenvoudig het is om
elkaar te verstaan en te begrij
pen, al is de taal vreemd. De
negerin bewaart blijkoaar de
zonnigste herinneringen aan ons
gesprek, want als ze vanuit de
verte maar een glimp van m'n
persoon zag, bracht ze me na
drukkelijk den Romeinschengroet.
Toen Alexandrië in 't zicht
kwam, verscheen mijn Arabische
vriend aan dek, schooner uitge
dost, dan ik ooit een Arabier
zag. De gallige haat was aan zijn
oude gezicht ontvallen en z'n
oogen glansden blij. Hij zou z'n
vrouw weerzien, die al enkele
jaren in Alexandrië verblijft en
zijn twee zoons, die aan de
Hoogeschool te Cairo studeeren.
Die komen zeker niet naar
Lybië terug vroeg ik hern.
Neen, nooit 1 zei hij grim
mig. En als ik niet zoo oud
was....
Ook deze Arabische koopman
is aan het liquideeren. Italië heeft
woestijnen tot kolonies en zijn
koloniale politiek is zóó slecht,
dat het beetje geest en de wei
nige welvaart, welke er nog zijn,
worden gesmoord en uitgeban
nen.
Alexandrië met een goed ge
outilleerde haven, druk aange
daan door schepen van allerlei
nationaliteit, basis voor de En
gelsche oorlogsvloot; met zijn
groote handelshuizen en zijn in
ternationaal samengestelde bevol
king het biedt een machtig
aspect vanuit zee.
Ons schip heeft de quarantaine-
vlag geheschen, de genees
kundige dienst komt aan boord.
Pas als het onderzoek gunstig is
uitgevallen, komt de politie en
mag het schip opstoomen naar
de kade.
De Egyptische politie is tegen
woordig geheel Arabisch, tot in
de rangen der chefs toe, die
vroeger uitsluitend Engelschen
waren. Egypte wil zich volko
men zelfstandig betoonen, een
onafhankelijk Arabisch rijk.
Met een schok kom ik tot dat
inzicht.
Waar ik ging logeeren, vroeg
me de politiechef. Deze vraag
kwam niet onverwacht, want m'n
Joodsche mede-passagier had me
op het stellen ervan voorbereid.
En ik noemde prompt het adres
dat hij me had aangeraden.
Hotel de France.
En welke referenties hebt
u hier
Referenties... Deze vraag
had ik heelemaal niet verwacht.
Ik ken hier niemand, ant
woordde ik.
Dan kunnen we u niet toe
laten 1
En of ik al betoogde, dat ik
slechts als toerist kwam en dat
men van dezen toch niet kan
verlangen, dat ze allen kennissen
hebben in Egypte of ik al
herhaalde, dat de Engelsche con
sul te Tunis me voor een niet
onaanzienlijk aantal guldens een
visum voor Egypte op mijn pas
poort had aangebracht, de
politie-inspecteur keek me zelfs
niet aan. Ik kreeg mijn paspoort
niet terug.
Hij scherste luid en blij met
het danseresje en met de nege
rin; hij was vriendelijk tegenover
den Jood en... ik zat temide in
een hoekje, afwachtende de din
gen die stonden te gebeuren.
Ik werd me er ineens van be
wust, hoezeer de rollen hier
waren omgekeerd.
De „inlanders", die zich op de
boot zoo teruggetrokken en soms
zoo schuw hadden betoond,
voelden zich „thuis". Ze golden
hier ook inderdaad voor vol.
En ik, die mij daar straks aan
boord nog met een soort van
neerbuigende vriendelijkheid,
dat onbewuste superioriteitsge
voel 1 over mijn medepassa
giers had „ontfermd" - ik zat
in een hoek met de beklemmen
de gedachte, dat ik thans in den
echten zin des woords „aan de
heidenen overgeleverd was."
Nou ben ik nooit zoo erg lang
met stomheid geslagen; ik wist
weer de aandacht voor mijn per
soon en lot te trekken.
En thans zit ik in Alexandrië.
Over het „hoe" zullen we maar
zwijgen; het is niet goed om
alles in de krant te zetten wat
men op reis ervaart.
Maar ik raad allen landge-
nooten, die plannen mochten
hebben om dit seizoen voor hun
„plezier" naar Egypte te komen
om deze plannen op te geven.
Geldige paspoorten en visa zijn
niet voldoende meer voor toe
lating. Egypte is van het jaar
heelemaal niet op toeristen ge
steld.
ik mag nu een dag of tien
blijven, vertrek morgen naar Cairo
maar: ik heb ernstig moeten be
loven, dat ik mijn verblijf in geen
geval langer zal rekken.
Inmiddelsmijn terugreis gaat
over Palestina en de Britsche
consul wil geen visum geven
voor Palestina, tenzij tegen een
borgstelling van ongeveer duizend
gulden.
En zonder garantie, dat ik ook
werkelijk zal worden toegelaten.
Dat zijn tegenwoordig zoo van
die zorgen op reis, welke be
paald onaangenaam zouden aan
doen, wanneer ze niet tevens 't
sportieve karakter van het toeris
me zouden verhoogen.
De lezer hebbe vooral geen
slapelooze nachten over mijn lot
in Egypteaan den eenen kant
aangespoord om te vertrekken
en van den anderen kant tegen
gehouden.
Zelf slaap ik uitstekend in de
koele nachten van het Oosten.
M'n hoofdhuid hangt in slordige
flarden omlaag, - zóó ongena
dig, maar toch heilzaam, brandt
de zon des daags.
lngekomeo en vertrokken
personen
van 6 tot 26 Mei
INGEKOMEN:
L. van Kuijck, landb. Castenray
G 4a van Broekbuizen
A. Rutten, z.b. Mersel. weg 16 van
Horst
A. J. v.d. Munekhof, z.b., Groote
straat 28 van Diest
H. G. Kusters, d.b.. Heide L17 van
Maashees
H. C. C. Mommen, landb., Veltum
L 86 van Horst
J. M. Litjens, d.b., Oude Oostr.weg
28 van Venlo
H. Ch. Minten, landb., St Servatl
usw., van Horst
W. J. Keijsers, landb., Castenr.G38
van Horst.
J. A. H. Metselaar, z.b. Merselo
schew. 1, van Boxmeer
H. H. v. Kessel landb. Overl. weg
14 van Erkelenz
H. M. Litjens., d.b. Veltum L 87
van Vierlingsbeek
J. A. Rongen, l.b., Hegde L 14 van
Sambeek
M. Ch. de Rjjck l.b., Leunen K105
van Oploo
W. A. Toonen z.b, id. van Sambeek
W. Th, Philipsen l.b. Castenray G
11 van Horst
Th. G. H. v.d. Pasch tuinier,
Smakterweg 3 van Venlo
rots zelf voortgezet op de rots zelf
voortgezet en toen het geweer in de
rots gevonden. Er waren patronen in
het magazijn; een van die patronen
bleek precies dezelfde- te zijn, als de
kogel, die men in het hoofd van Evans
gevonden had.
Het had eenigen tijd geduurd voor
men bewijzen kon, dat het geweer
werkelijk eigendom van Young was.
Toen ook dit in orde was, had Morgan
verslag aan Mr. Carver uitgebracht.
Carver had gehoopt, dat Young, als
men hem plotseling de bewijzen van
zijn misdaad voorlegde, een volledige
bekentenis afleggen zou.
Toen had Young den man, die hem
beschuldigde, gedood en was dadelijk
daarop zelf gedood zooals iedereen
nu al wist. De lijkschouwer legde toen
een geschreven rapport voor de jury
neer.
U vindt hier de heele geschiede
nis, voor het geval, dat een of andere
bijzonderheid van mijn verhaal niet
geheel duidelijk waren.
Morgan stapte toen dadelijk van het
getuigenbankje at, nog voordat een lid
van de jury tijd had hem iets te vra
gen. Hij nam zijn plaats als lijkschou
wer weer in en begon de twaalf man
nen van de jury onverwijld duidelijk te
maken, wat de eenige uitspraak was,
die men onder deze omstandigheden
doen kon.
Maar toen hij dienzelfden avond in
zijn eigen huis temidden van een veel
kleiner gezelschap zat, verklaarde hij
de reden voor zijn haast.
Het is nu al eenige maanden
geleden, dat Wallace doodgeschoten
werd, zei hij. Maar ik was toch
danig bang dat iemand zich herinneren
zou, dat ik bij de lijkschouwing des
tijds niet gezegd had, dat ik een kogel
uit het lichaam van Wallace gehaald
had. Young vermoordde hem... daar
ben ik zeker van... maar hij deed het
waarschijnlijk met een pistool en op
korten afstand.
Spencer, de chef van de Federale
Politie, die aan de politie van Black
Butte was toegevoegd om de zaak tot
een goed einde te brengen, wilde het
naatje van de kous weten.
Waarom
Precies weet ik het natuurlijk niet.
Volgens mij deed hij dat, omdat hij
door Carver was omgekocht. Wallace
moet toen iets van die vervalschte
schuldbekentenissen hemerkt hebben en
de een of andere actie begonnen zijn
Die schuldbekentenissen waren totaal
waardeloos, zoolang Wallace nog leef
de. Van het oogenblik af, dat Carver
de eerste schuldbekentenis in elkaar
prutste, begreep hij, dat hij vroeg of
laat Wallace^ moest zien kwijt te wor
den.
Hij hield met spreken op, om zijn
toehoorders gelegenheid te laten zijn
theorie te overdenken.
Ze zaten allen rondom de tafel. Nora
Jane. Moran, Stackpole, de drie man
nen van de Federale Politie, en ten
slotte Court.
Voor den laatste lag de actetasch,
die Gregg Carver's bureau uitgesmok
keld had, voordat de sheriff verscheen.
Slechts Joe Moon was niet aanwezig.
Dadelijk nadat hij de getuigenis had
afgelegd, was hij naar de Bar Rafter
K was vertrokken.
We weten, dat we hier allemaal
om dezelfde reden zijn. Om het ver
haal te hooren van dezen man, die de
ontknooping forceerde. Het is zeker
niet noodig hem nog voor te stellen.
Court... begin 1
Ik ben bang, dat het een lang
verhaal wordt, zei Court langzaam
Om alles goed duidelijk te maken, moet
ik bij het begin beginnen en dat is
een heele tijd geleden.
Vertel alles. Ik geloof wel, dat
we wakker kunnen blijven.
Van het allereerste begin af, vond
ook Moran. Je hebt uen heelen
nacht de tijd. Niemand zal je in de
rede vallen,., zelfs ik nietEr is ijs
water als je een droge keel krijgt en
een halve flesch whisky als je begint
te stotteren. Vooruit, mijn zoon.
TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK
De oude Bart Cortez, begon Court,
was mijn oudoom. Ja, ik ben een Cor
tez, gedoopt Theodoor Panfilo José
Cortez de Escalante y Muris. Een
heele mond vol dus. Ik kortte den
naam af tot Ted Court, toen ik naar
de Technische School ging. Mijn mede
studenten, allen uit de Zuidelijke Sta
ten van Noord Amerika, voelden zich
hevig Yankee en beschouwden eenie
der, die een Spaanschen naam had,
als een smerigen Mexicaan. Dat wist
ik al voordat ik mij liet inschrijven en
ik was zwak genoeg om mijn naam te
ver-engelschen. Het scheelde niet veel
of mijn familie onterfde me. Ze zijn
altijd buitengewoon trotsch geweest op
een stamboom, die kaarsrecht op Her
man Cortez teruggaat en dus iets met
de verovering van Tenochtitlan te ma
ken heeft.
Die familietrots is net zoo'n tra
ditie als het Spaansch spreken in den
huiselijken kring. Hoewel het Spaan-
sche bloed in mijn aderen al aardig
verdund is... zoowel mijn grootvader
als mijn vader trouwden met Noord-
Amerikaansche vrouwen,... werd ons
allen toch van de wieg af ingeprent,
dat we tot de familie Cortez behoor
den, afstammelingen van de groote
veroveraars en dat we dat nooit moes
ten vergeten.
Grootvader... zijn naam was Tho
mas. was een van de jongere zoons.
De ranch, die u kent als de Bar Raf
ter K kwam in het bezit van zijn jong
sten broer Bartolomé, Thomas ging
naar Californië, maar nam waarom
is me tot heden een raadsel - een
heel pak vergeelde oude brieven mee.
Mijn vader stelde er niet genoeg be
lang in om ze te lezen, maar eenige
jaren brak ik een been en moest on
geveer een maand plat op mijn rug
liggen. Daar ik niets anders te doen
had, heb ik die brieven toen van be
gin tot einde gelezen. Er waren er
die drommels interessant waren, hoe
wel ze allen uit de achttiende eeuw
waren en eenige nog ouder.
Ze waren allen geschreven in
deze streek, namelijk uit de ranch aan
de Schedelbeek en voortdurend kwam
ik' de naam tegen Zwarte Steenen".
In de brieven werd de ranch de „Rancho
de las Piedras Pesadas" genoemd en
het was zoo duidelijk als ik weet niet
wat, dat daarmede noch de Schedel-
rots noch Chimney Rock bedoeld
werden.
In één brief schreef mijn bet
overgrootmoeder, dat haar man een
paar van die zware steenen verzameld
had en getracht had op zijn aambeeld
stuk te slaan. Ik veronderstel, dat hij
een werkman het graafwerk liet doen,
maar in ieder geval kwam hij tot de
overtuiging, dat de steenen geen ijzer
bevatten en ook geen ander metaal
van waarde. Volgens hen waren ze
waardeloos.
Ik moet u dit alles vertellen om
u vooral duidelijk te maken, hoe het
kwam, dat ik me met deze zaak ging
bemoeien. Wat ik uit de lectuur van
die brieven vernam, interesseerde me
geweldig. Dat was nogal duidelijk,
want ik had toen mijn graad van che
misch ingenieur reeds en ik was be
sloten mij in metallurgische scheikun
de te specialiseeren. Ik trachtte toen
alles, wai er over de geologie van
deze streek geschreven is in handen
te krijgen.
Maar het eenige boek, dat daar
over gepubliceerd is, is van Gregson,
en is 40 jaren oud, maar Gregson was
een goed geoloog, op wiens gegevens
ik vertrouwen kon.
Hij bewees zonneklaar, dat er in
deze streek geen goud in den bodem
zat; wat me niet verwonderde, want
anders zouden mijn voorouders het
L. H. Op Hejj, l.b. Oirlo E 30a
van Sevenum
E. W. M. Pouwels z.b. Hofstr.8
van Grubbenvorst
W. J. Swinkels l.b, Brukske C 79
van Wanssum
M. P. J. Steeghs z.b. Castenray
G 13 van Posterholt
H. P. W. Weijs, l.b. Hegde L 32
v. Horst
H. H. M. Winters z.b. Schoolstr. 5
van Weert
J. Ch. J. M. Winters id. id. van id.
H. Voss, l.b.) Smakt B 14
van Bergen (L)
M. H. Reinders id. Leunen K 61
van Horst
G. Janssen id. Oostrum D 42 van
Sambeek
A. Raafs id. id. van Beugen
Raagmaker9 P. J. id. Merselo M
121a van Maashees
Ch- Meulemans chauffeur Hense-
niusstr. 5 van Meijel
F. Janssen landb. C 50 van Haps
J. Smulders id. Oirlo E70v Horst
R. A. Jacobs d.b. Oirlo E 19 van
Maashees
J. G. Wolters l.b. Hiept M 90 van
Sambeek
A. M. Pirlo id. Merselo M 3 van
Grubbenbvorst
P. P. Kursten id. Heide L 59 van
Meerlo
E. Aert3 d.b. Leunsche w. 15a van
Meerlo
P. Smies l.b. gMerselo^N 20 van
Vierlingsbeek
M. L. Hermans bakker Eindstraat
16 van Horst
G. Litjens d.b. Oostslngel 12 van
Tegelen
G. Janssen landb. Castenray G 38
van Horst
H. Geurtjens id. Oirlo E 79 van
Horst
C. Vosbeek winkelj. Grootestr. 14
van Maasbree
J. Hesen d.b. Hoenderstr, 10 van
Bergen (L)
M. Willems Floet lb. Heide L 42
van St Odiliëenberg
J. Janssen id. Scheijde L 96 Horst
W. Jansen, id. Castenray F 14
van Maashees
A. Schallinger bedrijfleidster Hen-
seniusstr. 11a van Weenen
E Cruyser d.b. Oirlo F la van
Maashees
G Franssen id. Grootestraat 17
vein Cuyck
PSchatorjé, winkelbed. Langeweg
25 van Tegelen
M. Thielen, dienstbode, Ysselsteyn
N 6b van Helden
F. Janssen, landb., O verbroek H
11 van Deurne
J. Jacobs, dienstbode, Oostrum D
42 van Sevenum
M. Franssen, dienstbode, Smakt
B 14 van Maashees
L. Schrader, dienstbode, Stations
weg 17 van Maashees
J. van Riswick, bakker, St. Oda-
straat 2 van Gemert
M. Smits, dienstbode, Heide L 26
van Wanssum
A. Willems, dienstbode, Oostrum
D 2 van Bergen
V. Mooren, slager. Henseniusstraat
16 van Sambeek
H. Wolbertus, bakker, Eindstr. 16
van Venlo
E. Knigge, opzichter, Stationsweg
29 van Borger
G. Janssen, landb., Oirlo F 30 van
Meerlo
J. Otten, z.b. werkkamp Peel van
Sittard
H. Verberkt, landb. Schoor G 45
van Erkelenz
G. v. d. Sterren, naaister, St. An-
nalaan 5 van Horst.
VERTROKKEN:
J. Ruhl, dienstbode, naar Bergen.
M. Jeuken, idem naar Beugen
G. Gooren, landb., naar Wanssum
A. Fens, kloosterzuster, naar Roo
sendaal
M. Smits, d.k., naar Vierlingsbeek
J. Philipsen, landb., naar Wanssum
M. Smits, dienstb., naar Maashees
H. Boom, landb., naar Gegsteren
J. Barents, d.b., naar Sambeek
P. Lomme, landb., naar Wanssum
zeker ontdekt hebben. Maar als 't geen
goud was, vroeg ik me af, welk erts
zat er dan voor den drommel wel in
den grond Ik besloot zelf eens te
gaan kijken, maar voordat iknaar Ted
der County ging. maakte ik eerst een
uitstapje naar Mexico.
Er waren onder die oude brieven
een paar, die uit dat land kwamen en
er was ook ergens sprake van een
oud notitieboekje, waarvan mijn vader
meende, dat tante Brigida het nu be
zat. Zij woonde in Hermosillo, in den
staat Sonora. Het was op mijn weg
daarheen, dat ik Joe Moon's pad kruis
te... maar dat is een heel andere ge
schiedenis en ik heb Joe beloofd, er
niets over te vertellen, zoolang hij zich
aan onze afspraak houdt.
Ik vond tante Brigida en vernam
dat ze pas een paar maanden geleden
terug gekomen was van een bezoek
aan haar broer Bartolomé op de oude
Cortez bezitting, waar zij geboren is
Zij vertelde me, dat ze in Black Butte
een heel fijnen heer ontmoet had, een
Amerikaansch gentleman, genaamd
Don Augusto Carver. Hoe vreemd,
vond ze, dat ik, haar achterneef, be
lang in die oude familiestukken stelde
senor Carver interesseerde er zich
namelijk ook voor... Hij had de fami
liepapieren, welke zij bezat van haar
geleend en er met haar verlof foto's
£f™aakL Daar was ook het no
titieboekje van Juan Silvestre Cortez
bij geweest.
Nu verschijnt de slang; op het
tooneel. Ik kende Carver toen nog:
met, maar ik vraag me af, waarom hij
belang in onze familie stelde. Ik
schreef een aantal brieven naar de
Vereenigde Staten en toen ik ontdekte
dat hij finantieel sterk geïnteresseerd
was m mijnbouwmaatschappijen, kwam
het mij voor, dat de inhoud van de
werd ,an£zamerhand duidelijker
Wordt vervolgd.