TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS cUd: y, Langs de kruislijnen der Europeesche Imperia. FEUILLETON. Een meisje in de Wild West. Zaterdag 3 Junii 1939 Zestigste Jaargang No 22 Een belangwekkende serie reisbrieven. XXIV. Uit Alexandrië- -Egypte. We waren maar met enkelen, die zich te Tobruk inscheepten voor een reis naar het land der Pha- rao's: mijn medepassagiers wa ren: een oude, rijke Lybische Arabier, een eveneens zeer rijke jood uit Bengasi, een Arabische danseres en een vette, glimmen de negerin van middelbaren leef tijd, een met kralen-kettingen om d'r mollige, blonte pootjes. We hebben aanstonds alle klassen-tegenstellingen uitgeban nen; de Jood, die „eerste" reisde - in z'n eentje deelde het gezelschap van den ouden Ara bier en van mij in de „tweede" en als we 00 een der wandel- dekken zaten,'deelden we er lief en leed met de bezetting van de „derde". De scheepsofficieren 't was al weer een italiaansche boot lieten den Jood merk baar „links" liggen. Deze Jood heeft groote maga zijnen in Bengasi, maar hij heeft thans ook drie winkels in Tel Aviv, de nieuwe Joodsche stad in Palestina, 't Is duidelijk, dat hij bezig is om geleidelijk zijn zaken in Lybië te liquideeren en zijn bestaansbronnen naar elders te verplaatsen. Dat is ook het geval met den ouden Arabier. Grappig was mijn eerste ondeihoud met hem, waar bij de Jood, die later als tolk optrad, nog niet zijn tusschen- komst verleende. De oude baas, in een kostbare, rijke plunje ge kleed, vol van borduursels, had blijkbaar behoefte om zijn hart eens te luchten. Maar hij kende geen enkele vreemde taal, zelfs geen Italiaansch. Hij sprak^siechts Arabisch en wist „bonjour" te zeggen, iets, waar-ie erg trotsch op was. Als hij er de macht toe had, dan bengelden subiet alle Ita lianen in Lybië aan de, overigens schaarsche palmboomen, welke in de oases te vinden zijn. Dat zou „recht" wezen, in naam van den Propheet. Dat heeft mijn Arabische gezel me duidelijk ge maakt. Merkwaardig, hoe men met ge duld en met gebaren, met goe den wil, het gebruik van natuur lijke klanken èn het opdiepen uit 't onderbewustzijn van de vreemde benamingen, welke men eens hoorde, tot een vruchtbare conversatie kan komen 1 Ik kwam te weten, dat mijn Arabische vriend een vrouw be zat, twee zoons, tien kameelen, twintig muilezels en groote za ken. Hij kocht zijr. waren in Egypte, in hoofdzaak te Alexan- 32 Dr Morgan hield woord. Het aantal bezoekers was zoo groot, dat de zit ting in de Hidalgo Opera moest plaats vinden De lijkschouwer, de jury en de getuigen zaten op het tooneel en Mor gan deed de spanning van de toe hoorders tot het toppunt stijgen, toen hij wenschte ook zelt als getuige ge hoord te worden, om verslag af te leggen van de onderzoekingen, die hij op zijn eentje in het geheim gedaan had sedert den dood van Tom Wal lace. Hij bewees... misschien niet geheel overtuigend, maar dan toch tot tevre denheid van alle aanwezigen... dat Late Young zijn werkgever vermoord had, evenals den cowboy Jerry Evans. De reden voor die twee moorden was een geheim, dat samen met Late begraven zou worden, maar zoowel Wallace als Evans waren vermoord, met hetzelfde wapen, een 32-10 geweer voorzien van een telescoop om op groolen atstand te kunnen schieten. Dat geweer was het eigendom van Young. Dr. Morgan had het wapen gevonden in een doek gewikkeld, in een kleine grot, oostelijk van de Schedelrots ver stopt. Bij het onderzoek van Evan's lijk had de dokter ontdekt, dat de ko gel schuin van boven naar beneden in het lichaam gedrongen was. Het schot was zeer zeker afgevuurd van een hoogte, grooter dan die van een man te paard. De dokter had zijn onderzoek op de drië, rijsf, koffie, thee, suiker, manufacturen enz. Die goederen liet hij per karavaan, geleid door Bedouïnen, door de woestijn naar Lybië brengen. Natuurlijk moest de boel op tijd worden betaald, maar de Italiaansche deviezen- bepalingen waren veelal een be letsel daartoe. Om toch aan al zijn verplichtingen te kunnen vol doen. had hij op zijn vorige reis naar Alexandrië geld gesmokkeld. Hij was gesnapt en het geld was in beslag genomen. Hij werd ver oordeeld tot een boete van 7000 Lires en was bovendien 4000 Li res aan advocaten kwijt. De oude baas scheen dezen slag meer te boven te komen, geestelijk althans niet. Materieele zorgen zal hij wel niet kennen. Toen in Porta Bar- dia de Italiaansche politie en -douane aan boord kwam om ons nog eens extra na te wegen op onze origineele, politieke en financieele deugden en gebreken, legde de Arabier een aantal cheques en wissels op tafel in bedragen, waar ik van duizelde. Zijn bezit in Engelsche ponden Sterling was grooter dan 't mijne in Hollandsche dubbeltjes. Ge lukkig voor hem was alles gedekt door de vereischte uitvoerver gunningen, niettemin namen ze den ouden man mee naar zijn cabine, waar hij zonder resultaat aan den lijve op 't bezit aan andere dan de aangegeven waar den werd onderzocht. Mij geloofde men op m'n woord de onschuld, of de armoe, schijnt me in het gelaat te zijn gegrift. Anders verging het de Arabi sche danseres. Ze declareerde eenig geld, maar 2 douanen gin gen met haar mede (naar de derde klasse-slaapzaal en von den subiet onder haar matras elf Engelsche ponden. De dan seres zoo hoorde ik later sloeg achterover en kondigde aan, dat ze ging sterven. De douane waren barmhartig. De elf Engel sche ponden namen ze in beslag, maar ze gaven de smokkelaarster een cheque op de Banca di Roma in Alexandrië. Ze zou daar het geld kunnen terug krijgen... Een paar uur later vond ik de schoone Arabische buiten bewust zijn op het dek, de reactie was haar te machtig geworden. Ik haalde een flesch (gesmokkel de) eau de cologne uit mijn ca bine en besproeide, het slacht offer daarmede rijkelijk en met welbehagen. De negerin kwam toegesneld en snikte. Maar ook de scheepsofficieren repten zich naat de plaats des onheils en deden me met hun zorgen een doodeltjke concurrentie aan. 't Is merkwaardig; de meeste mannen vinden het een eer en genoegen om flauw gevallen danseressen tot het bewustzijn te mogen terug voeren. De gezamenlijke pogingen ge lukten; de snikkende negerin, die mijn aandeel daarin kende, was me buitengewoon dankbaar. Den anderen ochtend heeft ze wel een half uur aan één stuk tegen me staan babbelen. Wat ze me ver telde, weet ik niet, 't geleek precies op het blaffen van een pekingees. Ik knikte gestadig, kreeg trouwens geen gelegenheid om ook een geluid te laten hoo- ren en het onderhoud werd be sloten met een breeden vriende lijken glimlach van de negerin, waarbij {al haar blank-blinkende tanden kwamen te schitteren in het zonnelicht. Ook ik liet mijn tanden zien ze zijn, in haar jongsten verschijningsvorm, pas vier maanden oud en ik wuif de. Waarop de negerin haar arm strekte, nóg een paar kakelge luidjes ten beste gaf, en ver dween. Men kan daaruit weer eens zien, hoe eenvoudig het is om elkaar te verstaan en te begrij pen, al is de taal vreemd. De negerin bewaart blijkoaar de zonnigste herinneringen aan ons gesprek, want als ze vanuit de verte maar een glimp van m'n persoon zag, bracht ze me na drukkelijk den Romeinschengroet. Toen Alexandrië in 't zicht kwam, verscheen mijn Arabische vriend aan dek, schooner uitge dost, dan ik ooit een Arabier zag. De gallige haat was aan zijn oude gezicht ontvallen en z'n oogen glansden blij. Hij zou z'n vrouw weerzien, die al enkele jaren in Alexandrië verblijft en zijn twee zoons, die aan de Hoogeschool te Cairo studeeren. Die komen zeker niet naar Lybië terug vroeg ik hern. Neen, nooit 1 zei hij grim mig. En als ik niet zoo oud was.... Ook deze Arabische koopman is aan het liquideeren. Italië heeft woestijnen tot kolonies en zijn koloniale politiek is zóó slecht, dat het beetje geest en de wei nige welvaart, welke er nog zijn, worden gesmoord en uitgeban nen. Alexandrië met een goed ge outilleerde haven, druk aange daan door schepen van allerlei nationaliteit, basis voor de En gelsche oorlogsvloot; met zijn groote handelshuizen en zijn in ternationaal samengestelde bevol king het biedt een machtig aspect vanuit zee. Ons schip heeft de quarantaine- vlag geheschen, de genees kundige dienst komt aan boord. Pas als het onderzoek gunstig is uitgevallen, komt de politie en mag het schip opstoomen naar de kade. De Egyptische politie is tegen woordig geheel Arabisch, tot in de rangen der chefs toe, die vroeger uitsluitend Engelschen waren. Egypte wil zich volko men zelfstandig betoonen, een onafhankelijk Arabisch rijk. Met een schok kom ik tot dat inzicht. Waar ik ging logeeren, vroeg me de politiechef. Deze vraag kwam niet onverwacht, want m'n Joodsche mede-passagier had me op het stellen ervan voorbereid. En ik noemde prompt het adres dat hij me had aangeraden. Hotel de France. En welke referenties hebt u hier Referenties... Deze vraag had ik heelemaal niet verwacht. Ik ken hier niemand, ant woordde ik. Dan kunnen we u niet toe laten 1 En of ik al betoogde, dat ik slechts als toerist kwam en dat men van dezen toch niet kan verlangen, dat ze allen kennissen hebben in Egypte of ik al herhaalde, dat de Engelsche con sul te Tunis me voor een niet onaanzienlijk aantal guldens een visum voor Egypte op mijn pas poort had aangebracht, de politie-inspecteur keek me zelfs niet aan. Ik kreeg mijn paspoort niet terug. Hij scherste luid en blij met het danseresje en met de nege rin; hij was vriendelijk tegenover den Jood en... ik zat temide in een hoekje, afwachtende de din gen die stonden te gebeuren. Ik werd me er ineens van be wust, hoezeer de rollen hier waren omgekeerd. De „inlanders", die zich op de boot zoo teruggetrokken en soms zoo schuw hadden betoond, voelden zich „thuis". Ze golden hier ook inderdaad voor vol. En ik, die mij daar straks aan boord nog met een soort van neerbuigende vriendelijkheid, dat onbewuste superioriteitsge voel 1 over mijn medepassa giers had „ontfermd" - ik zat in een hoek met de beklemmen de gedachte, dat ik thans in den echten zin des woords „aan de heidenen overgeleverd was." Nou ben ik nooit zoo erg lang met stomheid geslagen; ik wist weer de aandacht voor mijn per soon en lot te trekken. En thans zit ik in Alexandrië. Over het „hoe" zullen we maar zwijgen; het is niet goed om alles in de krant te zetten wat men op reis ervaart. Maar ik raad allen landge- nooten, die plannen mochten hebben om dit seizoen voor hun „plezier" naar Egypte te komen om deze plannen op te geven. Geldige paspoorten en visa zijn niet voldoende meer voor toe lating. Egypte is van het jaar heelemaal niet op toeristen ge steld. ik mag nu een dag of tien blijven, vertrek morgen naar Cairo maar: ik heb ernstig moeten be loven, dat ik mijn verblijf in geen geval langer zal rekken. Inmiddelsmijn terugreis gaat over Palestina en de Britsche consul wil geen visum geven voor Palestina, tenzij tegen een borgstelling van ongeveer duizend gulden. En zonder garantie, dat ik ook werkelijk zal worden toegelaten. Dat zijn tegenwoordig zoo van die zorgen op reis, welke be paald onaangenaam zouden aan doen, wanneer ze niet tevens 't sportieve karakter van het toeris me zouden verhoogen. De lezer hebbe vooral geen slapelooze nachten over mijn lot in Egypteaan den eenen kant aangespoord om te vertrekken en van den anderen kant tegen gehouden. Zelf slaap ik uitstekend in de koele nachten van het Oosten. M'n hoofdhuid hangt in slordige flarden omlaag, - zóó ongena dig, maar toch heilzaam, brandt de zon des daags. lngekomeo en vertrokken personen van 6 tot 26 Mei INGEKOMEN: L. van Kuijck, landb. Castenray G 4a van Broekbuizen A. Rutten, z.b. Mersel. weg 16 van Horst A. J. v.d. Munekhof, z.b., Groote straat 28 van Diest H. G. Kusters, d.b.. Heide L17 van Maashees H. C. C. Mommen, landb., Veltum L 86 van Horst J. M. Litjens, d.b., Oude Oostr.weg 28 van Venlo H. Ch. Minten, landb., St Servatl usw., van Horst W. J. Keijsers, landb., Castenr.G38 van Horst. J. A. H. Metselaar, z.b. Merselo schew. 1, van Boxmeer H. H. v. Kessel landb. Overl. weg 14 van Erkelenz H. M. Litjens., d.b. Veltum L 87 van Vierlingsbeek J. A. Rongen, l.b., Hegde L 14 van Sambeek M. Ch. de Rjjck l.b., Leunen K105 van Oploo W. A. Toonen z.b, id. van Sambeek W. Th, Philipsen l.b. Castenray G 11 van Horst Th. G. H. v.d. Pasch tuinier, Smakterweg 3 van Venlo rots zelf voortgezet op de rots zelf voortgezet en toen het geweer in de rots gevonden. Er waren patronen in het magazijn; een van die patronen bleek precies dezelfde- te zijn, als de kogel, die men in het hoofd van Evans gevonden had. Het had eenigen tijd geduurd voor men bewijzen kon, dat het geweer werkelijk eigendom van Young was. Toen ook dit in orde was, had Morgan verslag aan Mr. Carver uitgebracht. Carver had gehoopt, dat Young, als men hem plotseling de bewijzen van zijn misdaad voorlegde, een volledige bekentenis afleggen zou. Toen had Young den man, die hem beschuldigde, gedood en was dadelijk daarop zelf gedood zooals iedereen nu al wist. De lijkschouwer legde toen een geschreven rapport voor de jury neer. U vindt hier de heele geschiede nis, voor het geval, dat een of andere bijzonderheid van mijn verhaal niet geheel duidelijk waren. Morgan stapte toen dadelijk van het getuigenbankje at, nog voordat een lid van de jury tijd had hem iets te vra gen. Hij nam zijn plaats als lijkschou wer weer in en begon de twaalf man nen van de jury onverwijld duidelijk te maken, wat de eenige uitspraak was, die men onder deze omstandigheden doen kon. Maar toen hij dienzelfden avond in zijn eigen huis temidden van een veel kleiner gezelschap zat, verklaarde hij de reden voor zijn haast. Het is nu al eenige maanden geleden, dat Wallace doodgeschoten werd, zei hij. Maar ik was toch danig bang dat iemand zich herinneren zou, dat ik bij de lijkschouwing des tijds niet gezegd had, dat ik een kogel uit het lichaam van Wallace gehaald had. Young vermoordde hem... daar ben ik zeker van... maar hij deed het waarschijnlijk met een pistool en op korten afstand. Spencer, de chef van de Federale Politie, die aan de politie van Black Butte was toegevoegd om de zaak tot een goed einde te brengen, wilde het naatje van de kous weten. Waarom Precies weet ik het natuurlijk niet. Volgens mij deed hij dat, omdat hij door Carver was omgekocht. Wallace moet toen iets van die vervalschte schuldbekentenissen hemerkt hebben en de een of andere actie begonnen zijn Die schuldbekentenissen waren totaal waardeloos, zoolang Wallace nog leef de. Van het oogenblik af, dat Carver de eerste schuldbekentenis in elkaar prutste, begreep hij, dat hij vroeg of laat Wallace^ moest zien kwijt te wor den. Hij hield met spreken op, om zijn toehoorders gelegenheid te laten zijn theorie te overdenken. Ze zaten allen rondom de tafel. Nora Jane. Moran, Stackpole, de drie man nen van de Federale Politie, en ten slotte Court. Voor den laatste lag de actetasch, die Gregg Carver's bureau uitgesmok keld had, voordat de sheriff verscheen. Slechts Joe Moon was niet aanwezig. Dadelijk nadat hij de getuigenis had afgelegd, was hij naar de Bar Rafter K was vertrokken. We weten, dat we hier allemaal om dezelfde reden zijn. Om het ver haal te hooren van dezen man, die de ontknooping forceerde. Het is zeker niet noodig hem nog voor te stellen. Court... begin 1 Ik ben bang, dat het een lang verhaal wordt, zei Court langzaam Om alles goed duidelijk te maken, moet ik bij het begin beginnen en dat is een heele tijd geleden. Vertel alles. Ik geloof wel, dat we wakker kunnen blijven. Van het allereerste begin af, vond ook Moran. Je hebt uen heelen nacht de tijd. Niemand zal je in de rede vallen,., zelfs ik nietEr is ijs water als je een droge keel krijgt en een halve flesch whisky als je begint te stotteren. Vooruit, mijn zoon. TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK De oude Bart Cortez, begon Court, was mijn oudoom. Ja, ik ben een Cor tez, gedoopt Theodoor Panfilo José Cortez de Escalante y Muris. Een heele mond vol dus. Ik kortte den naam af tot Ted Court, toen ik naar de Technische School ging. Mijn mede studenten, allen uit de Zuidelijke Sta ten van Noord Amerika, voelden zich hevig Yankee en beschouwden eenie der, die een Spaanschen naam had, als een smerigen Mexicaan. Dat wist ik al voordat ik mij liet inschrijven en ik was zwak genoeg om mijn naam te ver-engelschen. Het scheelde niet veel of mijn familie onterfde me. Ze zijn altijd buitengewoon trotsch geweest op een stamboom, die kaarsrecht op Her man Cortez teruggaat en dus iets met de verovering van Tenochtitlan te ma ken heeft. Die familietrots is net zoo'n tra ditie als het Spaansch spreken in den huiselijken kring. Hoewel het Spaan- sche bloed in mijn aderen al aardig verdund is... zoowel mijn grootvader als mijn vader trouwden met Noord- Amerikaansche vrouwen,... werd ons allen toch van de wieg af ingeprent, dat we tot de familie Cortez behoor den, afstammelingen van de groote veroveraars en dat we dat nooit moes ten vergeten. Grootvader... zijn naam was Tho mas. was een van de jongere zoons. De ranch, die u kent als de Bar Raf ter K kwam in het bezit van zijn jong sten broer Bartolomé, Thomas ging naar Californië, maar nam waarom is me tot heden een raadsel - een heel pak vergeelde oude brieven mee. Mijn vader stelde er niet genoeg be lang in om ze te lezen, maar eenige jaren brak ik een been en moest on geveer een maand plat op mijn rug liggen. Daar ik niets anders te doen had, heb ik die brieven toen van be gin tot einde gelezen. Er waren er die drommels interessant waren, hoe wel ze allen uit de achttiende eeuw waren en eenige nog ouder. Ze waren allen geschreven in deze streek, namelijk uit de ranch aan de Schedelbeek en voortdurend kwam ik' de naam tegen Zwarte Steenen". In de brieven werd de ranch de „Rancho de las Piedras Pesadas" genoemd en het was zoo duidelijk als ik weet niet wat, dat daarmede noch de Schedel- rots noch Chimney Rock bedoeld werden. In één brief schreef mijn bet overgrootmoeder, dat haar man een paar van die zware steenen verzameld had en getracht had op zijn aambeeld stuk te slaan. Ik veronderstel, dat hij een werkman het graafwerk liet doen, maar in ieder geval kwam hij tot de overtuiging, dat de steenen geen ijzer bevatten en ook geen ander metaal van waarde. Volgens hen waren ze waardeloos. Ik moet u dit alles vertellen om u vooral duidelijk te maken, hoe het kwam, dat ik me met deze zaak ging bemoeien. Wat ik uit de lectuur van die brieven vernam, interesseerde me geweldig. Dat was nogal duidelijk, want ik had toen mijn graad van che misch ingenieur reeds en ik was be sloten mij in metallurgische scheikun de te specialiseeren. Ik trachtte toen alles, wai er over de geologie van deze streek geschreven is in handen te krijgen. Maar het eenige boek, dat daar over gepubliceerd is, is van Gregson, en is 40 jaren oud, maar Gregson was een goed geoloog, op wiens gegevens ik vertrouwen kon. Hij bewees zonneklaar, dat er in deze streek geen goud in den bodem zat; wat me niet verwonderde, want anders zouden mijn voorouders het L. H. Op Hejj, l.b. Oirlo E 30a van Sevenum E. W. M. Pouwels z.b. Hofstr.8 van Grubbenvorst W. J. Swinkels l.b, Brukske C 79 van Wanssum M. P. J. Steeghs z.b. Castenray G 13 van Posterholt H. P. W. Weijs, l.b. Hegde L 32 v. Horst H. H. M. Winters z.b. Schoolstr. 5 van Weert J. Ch. J. M. Winters id. id. van id. H. Voss, l.b.) Smakt B 14 van Bergen (L) M. H. Reinders id. Leunen K 61 van Horst G. Janssen id. Oostrum D 42 van Sambeek A. Raafs id. id. van Beugen Raagmaker9 P. J. id. Merselo M 121a van Maashees Ch- Meulemans chauffeur Hense- niusstr. 5 van Meijel F. Janssen landb. C 50 van Haps J. Smulders id. Oirlo E70v Horst R. A. Jacobs d.b. Oirlo E 19 van Maashees J. G. Wolters l.b. Hiept M 90 van Sambeek A. M. Pirlo id. Merselo M 3 van Grubbenbvorst P. P. Kursten id. Heide L 59 van Meerlo E. Aert3 d.b. Leunsche w. 15a van Meerlo P. Smies l.b. gMerselo^N 20 van Vierlingsbeek M. L. Hermans bakker Eindstraat 16 van Horst G. Litjens d.b. Oostslngel 12 van Tegelen G. Janssen landb. Castenray G 38 van Horst H. Geurtjens id. Oirlo E 79 van Horst C. Vosbeek winkelj. Grootestr. 14 van Maasbree J. Hesen d.b. Hoenderstr, 10 van Bergen (L) M. Willems Floet lb. Heide L 42 van St Odiliëenberg J. Janssen id. Scheijde L 96 Horst W. Jansen, id. Castenray F 14 van Maashees A. Schallinger bedrijfleidster Hen- seniusstr. 11a van Weenen E Cruyser d.b. Oirlo F la van Maashees G Franssen id. Grootestraat 17 vein Cuyck PSchatorjé, winkelbed. Langeweg 25 van Tegelen M. Thielen, dienstbode, Ysselsteyn N 6b van Helden F. Janssen, landb., O verbroek H 11 van Deurne J. Jacobs, dienstbode, Oostrum D 42 van Sevenum M. Franssen, dienstbode, Smakt B 14 van Maashees L. Schrader, dienstbode, Stations weg 17 van Maashees J. van Riswick, bakker, St. Oda- straat 2 van Gemert M. Smits, dienstbode, Heide L 26 van Wanssum A. Willems, dienstbode, Oostrum D 2 van Bergen V. Mooren, slager. Henseniusstraat 16 van Sambeek H. Wolbertus, bakker, Eindstr. 16 van Venlo E. Knigge, opzichter, Stationsweg 29 van Borger G. Janssen, landb., Oirlo F 30 van Meerlo J. Otten, z.b. werkkamp Peel van Sittard H. Verberkt, landb. Schoor G 45 van Erkelenz G. v. d. Sterren, naaister, St. An- nalaan 5 van Horst. VERTROKKEN: J. Ruhl, dienstbode, naar Bergen. M. Jeuken, idem naar Beugen G. Gooren, landb., naar Wanssum A. Fens, kloosterzuster, naar Roo sendaal M. Smits, d.k., naar Vierlingsbeek J. Philipsen, landb., naar Wanssum M. Smits, dienstb., naar Maashees H. Boom, landb., naar Gegsteren J. Barents, d.b., naar Sambeek P. Lomme, landb., naar Wanssum zeker ontdekt hebben. Maar als 't geen goud was, vroeg ik me af, welk erts zat er dan voor den drommel wel in den grond Ik besloot zelf eens te gaan kijken, maar voordat iknaar Ted der County ging. maakte ik eerst een uitstapje naar Mexico. Er waren onder die oude brieven een paar, die uit dat land kwamen en er was ook ergens sprake van een oud notitieboekje, waarvan mijn vader meende, dat tante Brigida het nu be zat. Zij woonde in Hermosillo, in den staat Sonora. Het was op mijn weg daarheen, dat ik Joe Moon's pad kruis te... maar dat is een heel andere ge schiedenis en ik heb Joe beloofd, er niets over te vertellen, zoolang hij zich aan onze afspraak houdt. Ik vond tante Brigida en vernam dat ze pas een paar maanden geleden terug gekomen was van een bezoek aan haar broer Bartolomé op de oude Cortez bezitting, waar zij geboren is Zij vertelde me, dat ze in Black Butte een heel fijnen heer ontmoet had, een Amerikaansch gentleman, genaamd Don Augusto Carver. Hoe vreemd, vond ze, dat ik, haar achterneef, be lang in die oude familiestukken stelde senor Carver interesseerde er zich namelijk ook voor... Hij had de fami liepapieren, welke zij bezat van haar geleend en er met haar verlof foto's £f™aakL Daar was ook het no titieboekje van Juan Silvestre Cortez bij geweest. Nu verschijnt de slang; op het tooneel. Ik kende Carver toen nog: met, maar ik vraag me af, waarom hij belang in onze familie stelde. Ik schreef een aantal brieven naar de Vereenigde Staten en toen ik ontdekte dat hij finantieel sterk geïnteresseerd was m mijnbouwmaatschappijen, kwam het mij voor, dat de inhoud van de werd ,an£zamerhand duidelijker Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1939 | | pagina 5