De juffer van de Beukenboeve I De Internationale toestand fi Het Portret 76 IN DE AFGELOOPEN WEEK Na een Pinksteren, waarin eindelijk eens niets gebeurd is, wat op een vacantiedag niet behoort te gebeu ren voor het slechte weer kan men de staatslieden moeilijk aan sprakelijk stellen wordt thans over de geheele lijn weer een groote diplomatieke activiteit ontplooid. Het intensiefst is deze activiteit op het oogenblik ongetwijfeld in Lon den, Parijs en Moskou, waar men de laatste hand legt aan de voorberei ding van het te sluiten bijstandspact. Meer rust kan men zich aan de zijde van de spil gunnen. Daar heeft men «Ün militair verbond reeds gesloten en pogingen, ondernomen om Japan en wellicht ook Hongarije en Zuid- -Slavië daarbij te betrekken, schijnen voorloopig mislukt en opgegeven te zijn. Misschien echter dat in dit op dicht op Zuid-SIavië, welks regent j Prins Paul op het oogenblik in Ber- f Hjn vertoeft, nog eens een bijzon- dere aandrang kan worden uitge oefend. Ten aanzien van het sluiten van het Engelsch-Fransch-Russische bijstandspact schijnen nog eenige bezwaren te zijn, die hoofdzakelijk van Russische zijde komen. Uit Russische verklaringen kan men op maken, dat Moskou de bedoeling heeft mogelijke gapingen in het anti-agressie- front, die gevormd worden door de neu trale positie der randstaten, te dichten, en dat het daarvoor de hulp van alle moge lijke bonögenooten wil hebben. De moeilijkheid ligt nu in het feit, dat de randstaten niet gaarne beloften van hulp aanvaarden, welke hen, naar zij vree zen, in een ongemakkelijke positie zouden kunnen brengen. Dit is het, wat de En- gelsch-Russische onderhandelingen niet ge makkelijker maakt. Overigens zijn de Engelschen en Fran- schen met hun voorstellen aan de Russen wel zeer ver gegaan. De drie onderteeke naars zouden zich immers niet slechts ver plichten elkaar bijstand te verleenen, wan neer een hunner wordt aangevallen, maar tevens, wanneer een hunner door de nood zaak van zijn verplichtingen jegens derden (Polen, Griekenland en Roemenië) in een conflict wordt gewikkeld. Nog interessanter is intusschen, dat men ook gezamenlijke hulp wil geven aan elke andere Europee- sche mogendheid, die zich tegen een aam val op zijn gebied verzet en om steun vraagt. Dat Engeland bereid is, zulke vérstrekkende en automatische verplich tingen op zich te nemen en samen met Frankrijk en Rusland politie-agent voor heel Europa wil gaan spelen, toont nog weer eens duidelijk aan, welk een enorme omwenteling zich in enkele maanden tijds in zijn traditioneele buitenlandsche politiek heeft voltrokken. Onder deze omstandigheden kan men ook wel verwachten, dat de laatste kleine meeningsverschillen tusschen Londen en Moskou spoedig uit den weg geruimd zul len zijn en de mogelijkheid is zelfs groot, dat het nieuwe pact reeds in kannen en De FraiLscbe Minister van Buitenlandsche Zaken Bonnet, Maisky en Engelands minister van Buitenlandsche Zaken, van drie hebben voorbereid. de Sovjet-ambassadeur Lord Halifax, het pact kruiken zal zijn op het oogenblik, dat dit overzicht onder de oogen van den lezer komt. Amerikaansche neutraliteit. In Amerika zijn thans de lang verwachte voorstellen tot wijziging van de neutrali- teitswet door staatssecretaris Huil aan de voorzitters van Huis en Senaat voorge legd. Na alle meeningsverschillen, die daar over in Amerika uitgevochten zijn, kan men niet anders zeggen, dan dat hier een berg een muis gebaard heeft. Inderdaad hinkt de Amerikaansche politiek op twee gedach ten. Eenerzijds wil men het liefst buiten een Europeesch conflict blijven, anderzijds echter verwacht men van een politiek van isolatie rampspoedige gevolgen. Steeds krachtiger wordt overigens de groep van hen, die meenen, dat men zich op den duur niet van inmenging zal kunnen ont houden en dat men met Engeland en Frankrijk moet marcheeren. Tot deze groep behoort ook Roosevelt en hij heeft meer dan eens getracht in zijn redevoerin gen een basis te leggen voor een stemming van medewerken met de Europeesche de mocratieën. Maar de vredestijd is niet ge schikt voor een dergelijke keuze. Eerst in geval van ernst komt het oogenblik, dat de Amerikaan ovèr oorlog of vrede zal beslifcsen. En zoolang dit oogenblik nog niet gekomen is, houdt hij zich aan dat, wat hij neutraliteit gelieft te noemen. Deze neutra liteit is echter geenszins strikt, maar veel eer welwillend voor Engeland en Frank rijk. Ook de nieuwe voorstellen, waarvan het belangrijkste in een opheffing van het wapenembargo voorziet, bewijzen dit. Daarbij moet het „cash and carry"-prin- cipe worden toegepast. D.w.z. men moet de wapens contant betalen en zelf afhalen. Dat dit principe gunstig voor Engeland werkt, behoeft geen betoog. Huil verklaart nu, dat zijn politiek een oprechte neutraliteitspolitiek is. De vraag blijft echter, of hij dit meent en de Ameri kaansche pers meent het zeker niet, want zij ziet in de veranderingen een vergroot ij*, van de mogelijkheid Engeland en Frank rijk vrijelijk te helpen. Dat de Amerikanen dit wenschen, is natuurlijk hun goede recht. Jammer is slechts, dat zij dit doen onder het mom van neutraliteit. De positie dei- werkelijk neutralen is op het oogenblik al moeilijk genoeg en aan de gevolgen van onoprechte neutraliteit hebben zij werkelijk geen behoefte. Mantsjoerijsche incidenten. Het Verre Oosten vraagt weer eens de aandacht. Daar hebben zich aan de grens tusschen Mantsjoekwo en Buiten-Mongolië incidenten voorgedaan, die een veel grcyter omvang hebben dan die van Tsjangkoe- i'eng. Aangezien Buiten-Mongolië geheel onder Russischen, Mantsjoekwo onder Ja- panschen invloed staat, heeft men hier na tuurlijk opnieuw te doen met een Rus- aisch-Japansche botsing. Dat een derge lijke botsing niet onderschat mag worden, blijkt uit het wapenmateriaal, dat in den strijd wordt geworpen. Honderden vlieg tuigen en tientallen tanks worden ge bruikt; het aantal dooden en gewonden zou reeds in de vele honderden loopen. Zooals atlijd is het uiterst moeilijk na te gaan, wie de schuld aartJdit incident heeft; In Mongolië gaan de geweren gemakkelijk af, maar zooals reeds meer dan eenmaal ge bleken is: tot een oorlog ontaardt een der gelijke plaatselijke strijd niet. Deze regel schijnt ook nu bevestigd te zullen worden. KATHOLIEK WEEKOVERZICHT. Herdenking 95Gsten verjaardag Doop van St. Wladimir. Met groote plechtigheid is te Rome de 950ste verjaardag herdacht van den doop van den Russischen prins S. Wladimir. Voor de eerste maal in de kerkgeschiedenis werd bij die gelegenheid aan het altaar van de Cathedra een pontificale hoogmis opge dragen volgens den Oostersehen ritus. De hoogste autoriteiten van de hereeniging dei- kerken waren bij deze plechtigheid, welke ook per radio werd uitgezonden, tegenwoor dig. Het Nederlandsche Apostolaat der her eeniging was vertegenwoordigd door den secretaris van het permanent comité te Rome, dr. Eug. Driessen O.Carm. Bijeenkomsten op Dertien Pinksterdag. Dinsdag 30 Mei j.l. maakte het R.K. Am- sterdamsch Kinderkoor zijn vierde groote reis, ditmaal naar Amersfoort en omgeving, waar behalve aan het militaire kamp ook een bezoek werd gebracht aan het klooster van O.L. Vrcuw ter Eem, terwijl in het openluchttheater een avondconcert werd gegeven. Eveneens op den derden Pinksterdag hield de jonge historische vereeniging „Frisia Calhobca" te Bolsward haar tweede Pinksterbijeenkomst. Een zangkoor voerde hierbij o.a. liederen uit, welke op Fries- land's katholiek verleden betrekking heb ben. 550 Jaar Duitsch College te Rome. Binnenkort zal het 550-jarig jubileum worden herdacht van het Duitsche College te Rome, dat in hel jaar 1389 werd gesticht door een tweetal personen, geboortig uit Dordrecht en Maastricht. Ter gelegenheid van dit jubileum zal een gedenkboek ver schijnen, waarin onder meer worden opge nomen bijdragen van den Aartsbischop van Utrecht en den Bisschop van Roermond. „Pater Flanagan" Spencer Tracy's nieuwe film. De Katholieke acteur Spencer Tracy, die de hoofdrol vertolkte in het beroemd ge worden filmwerk „Jongensstad", is voor nemens op deze rolprent een vervolg te maken, welke den titel zal dragen van „Pater Flanagan". De acteur bracht hiertoe een bezoek aan Z.H. Exc. Mgr. Flanagan te Omahan. Dit vervolgverhaal zal de „struggle for life'! omvatten van de jongens, nadat zij „Jon gensstad" hebben verlaten. Mogelijk zal door deze films ook hier te lande een groolere belangstelling ontstaan voor een soortgelijke stichting van Professor van Gïnneken S.J.„ t.w.: „Ora et Labora" (De Ridders van St. Jan). Een priester componeert opera's. De Ilaliaansche priester Don Licinio die zich reeds meermalen verdienstelijk heeft gemaakt op het gebied der compo sitie, heeft een tweede opera gemaakt. Al leen reeds het feit, dat dit nieuwe werk werd uitgevoerd in het beroemde Scala te Milaan en in de Romeinsche Opera, be wijst, dat ook deze opera op hoog peil staat. De nieuwe opera behandelt het leven van Margarita van Cortona, die na een zondig leven zich bekeerde en als een heilige stierf. Refici's streven op muzikaal f VAN DE WEEK GENERAAL C. J. SNIJDERS, t Moeilijk is het om uiting te geven aan de gevoelens, die ons- bezielen bij het verscheiden van generaal Snij ders, een man, die zooals weinigen diensten aan zijn vaderland bewezen heeft en voor de belangen van ons volk steeds vol zelfopoffering op de bres stond. In gedachten vertoevende bij zijn groeve, denken wij natuurlijk in de eerste plaats aan datgene, wat de generaal in de moeilijke jaren van 1914 tot 1918 als leider van de Nederlandsche weermacht en be schermer onzer neutraliteit presteer de. Zij, die hem in dien tijd van na bij meemaakten, hebben vaak ge tuigd van de groote werkkracht, van den onverzettelijken wil en van het lofwaardig beleid, waarmee de op perbevelhebber de weermacht tot het laatste oogenblik wist te doen be antwoorden aan zijn doel: hand having van onze gewapende onzij digheid. En niet slechts strekken zijn ver diensten voor het land zich tot den wereldoorlog uit. Reeds als jonge luitenant hielp hij mede aan de paci ficatie van Atjeh, waarbij hij zich voor zijn dapper gedrag met de Mili taire Willemsorde geëerd zag. Na den wereldoorlog, door poli tieke manoeuvres gedwongen, zijn hooge post te verlaten, bleef de generaal zijn groote gaven in dienst van ons volk stellen. Inderdaad, het past ons een laatste woord van dankbaarheid te spreken over datgene, wat deze man van bij zondere gaven, van ongemeene vita liteit, van dappere sterke toewijding aan zijn vaderland voor ons volk heeft verricht. - terrein is niet zichzelf roem te verschaffen doch eerst en vooral om als priester te spreken tot het volk buiten de kerk. door Lies Helgers. Even buiten het dorp stond een prachtig groot huis in een schitterend aangelegd park. „De Beukenhoeve" heette dat huis en daar woonden meneer en mevrouw Er kerbeek van Leuven met hun enig kind Norma. Meneer en mevrouw hielden dol veel van hun dochtertje en ze waren altijd zo voorzichtig met haar, alsof ze van porse lein was. Norma mocht dit niet en Norma mocht dat niet, want altijd waren haar ouders bang, dat er iets met haar zou ge beuren. Ze was ook nooit met de dorpskin deren op school geweest, want meneer en mevrouw Erkerbeek van Leuven waren bang, dat die kinderen, die allemaal uit ar me families kwamen, misschien ziekten on der de leden hadden en die ziekten op Nor- ma zouden overbrengen. Zo kwam het, dat Norma een verwend kind was geworden. Iedereen in huis deed. wat Norma wilde. Ze had altijd van een eigen gouvernante les gekregen en ging heel weinig met andere kinderen om. Soms kwam er een nichtje op de Beukenhoeve logeren, maar dat duurde toch nooit lang. Norma dacht er ook nooit aan om zich met de dorpskinderen te bemoeien. Ze vond, dat die kinderen er allemaal arm en vies uitzagen en ze haalde haar fijne neusje voor hen op. De kinderen en ook de grote mensen van het dorp groetten Norma altijd heel be leefd. „De juffer van de Beukenhoeve" noemden ze haar. Maar Norma groette lang niet altijd terug. Ze vond het niet nodig om iedereen te groeten. Er was één ding. dat Norma wel mocht van haar ouders, zonder dat ze daarbij dachten, dat er wel eens een ongeluk met hun dochter kon gebeuren, en dat was: paardrijden. Haar vader was zelf een harts tochtelijk paardrijder en hij had een paar mooie rijpaarden in de stallen staan. Nor ma had een eigen paard. ..Marion" heette het en elke dag ging zij een heel eind rij den. Dan kwam ze eerst langs de eenvou dige arbeidershuizen en als ze daar in ga lop langs reed. keken de mensen elkaar ar.n en zeiden: Daar gaat de juffer weer' Wat die t.och altiid hard rijdt. Et gebeur! no* eens «^en ongeluk met haar! Dat die mders dat goed vinden!" Maar Norma dacht niet aan gevaar, ze hield "an het paard en ze vond niets heerlijker dan dooi de bossen en langs de velden te rijden. Uit de verte riep ze dan al, als er iets op haar weg stond: „Uit de weg!" En zonder een ogenblik haar vaart te minderen reed ze dan door. Ze was er zeker van, dat de men sen wel voor haar uit de weg zouden gaan. Een rit in het voorjaar. Op een keer ging Norma weer uit rijden. Het was heerlijk voorjaarsweer en ze was van plan om eens een flink eind weg te gaan. Heei recht zat ze op haar paard en ze keek trots in het rond. Een paar boeren tikten aan hun pet en zeiden: ..G'nmórgen, juffer"! Norma knikte alleen. Ze was aj voorbij, voor ze antwoord kon geven. Even later kwamen een paar kinderen aan. Een klein jongetje zwaaide al uit de verte en riep ,„Dag! Dag1" Het jongetje zag er erg vies uit. Norm? reed met afgewend hoofd langs de arme 'inde-ren! ..Bah. wat zagen die er vies uit' Wat zouden die toch voor huis hebber Ze was maar blij. dat zij altijd mooie kleren -noeS* dragen en in een mooi huis woonde Die nnp^n zonden vast ook looit aardig "oor hun kinderen zijn, an ders liet je ze toch niet zó over straat lo pen!" Even later was Norma het alweer verge ten en reed vrolijk verder. Toen zag ze in de verte een meisje met een wagentje lopen. Ze reed nu op een mul le zandweg en de weg was vrij smal. Heel hard riep Norma: „Uit de weg daar!". Nu zag Norma ook, dat er een ander klein meisje in de wagen zat. „Uit de weg!" riep ze nog eens, maar zelf verminderde ze haar vaart niet. Ze kwam steeds dichterbij en het meisje was nog niet weg. Ze kon de wagen niet gemakkelijk tegen de hoge berm optrekken. En toen gebeurde het Het ongeluk. Het paard werd angstig, toen hèt de kin deren voor zich zag, het maakte een paar onverwachte sprongen, schopte toen de wa gen omveï, struikelde, trapte een paar maal en stond toen hijgend stil. Doodsbleek hield Norma zich aan de teugels vast en keek achter zich, waar ze nu alleen het snikken van het oudste meisje hoorde. De wagen lag omver getrapt het kleine kindje lag er onder en bewoog zich niet. Het oudere zus je hield huilend haar handen om haar been geklemd. Norma bedacht zich even. stapte toen af en liet Marion alleen staan. Het kindje in de wagen lag met haar gezichtje in het zand en er kwam bloed uit een diep gat in haar hoofd. Het zusje keek wanhopig naar Norma en huilde: „Mijn been! Mijn been! Wat is er met Marietje gebeurd? Pak Mn rietje eens op!" Norma draaide de wagen om en pakte het kleine kindje op. Norma keek even naar de dunne, armoedige kleren en toen naar het doodsbleke gezichtje. Wat had -e gedaan! Het was haar schuld, zij had nog wel kunnen inhouden! Ze legde het kindje weer neer, haalde een zakdoek uit haar zak en legde dat on'de gapende wond. Toen zei ze: „Ga mee. ife zal jullie wegbrengen! Waar woon je?" „In de Kerkstraat, juffer! Maar ik kan haast niet lopen, mijn been doet zo'n pijn. O juffer, als Marietje maar niet dood is!" Dood? Daar had Norma nog niet eens «aan gedacht. Angstig keek ze naar hel meis je, dat voor haar lag, het kleine gezichtje was heel bleek en het bloed kleurde de zak doek helemaal rood. „Kan jij hier blijven zitten? Ik zal je zusje wegbrengen en hulp halen. Hoe heet je? Annie? Goed. blijf jij maar rustig zitten,. Annie. Marietje is niet dood, geloof ik".. Norma in de Kerkstraat. Ze pakte het kleine meisje op en droeg haar weg. En zo, kwam Norma Erkerbeek van Leuven voor het eerst in de heel arme buurt van het dorp. Ze keek niet om zich heen, terwijl ze het meisje naar huis droeg. Ze gaf geen antwoord op de vragen van de mensen en gaf eindelijk het kind aan de moeder over. die in huilen uitbarstte, toen ze haar dochtertje zag. Annie zit nog op de landweg", zei Nor ma t.oen en ze hoorde zelf. hoe vreemd haar stem klonk. „Ik heb hen aangereden met myn paard, rk zal haar gaan halen. Nu pas zag Marietjes moeder, dat het de juffer van de Beukenhoeve was. die haar kind gebracht had. Maar meteen was Nor- ma alweer weg en vroeg aan een man om mee te gaan en Annie te halen. Toen later de dokter kwam bleek, dat i Annie's been verstuikt was en dat Marieke 1 een hersenschudding had en bovendien veel bloed had verloren door de wond aan haar hoofd. Ze moest versterkende midde len hebben, zei de dokter, maar toen zei Annie's moeder: „Dokter, ik zou alles wil len geven, maar waar moet ik geld van daan halen voor versterkende middelen? We hebben het toch al zo arm." Norma, die al die tijd gebleven was, zei niets. Ze dacht er niet eens aan, dat ze nu in zo'n heel arm huis was. Ze vond de moeder van de meisjes heel aardig en ze kreeg een kleur van schaamte, toen Annie zei: „De juffer kon er niets aan doen, moe der, ik week niet vlug genoeg uit!" Toen Norma weer naar huis ging. reed ze heel langzaam en voorzichtig en week voor iedereen uit. Ze vertelde aan haar ouders wat er gebeurd was en toen haar moeder haar een zoen gaf en zei: „O. kind je. wat hen ik blij, dat er niets met jou is gebeurd!" zei Norma: „Ja, moeder, maar die arme kinderen dan? Hun moeder was zo wanhopig en ik schaamde me zo en ze hebben niet eens geld om versterkende middelen te kopen!" Hoe Norma hielp. Die avond kwam Norma heel laat nog beneden in haar pyama. Ze bleef aarzelend hij de deur staan en zei: „Vader en moe der. vindt u het goed. als ik morgen vruch ten breng aan Marietje. Ik kan er niet van slapen Stel je voor, dat ze dood was ge gaan! Mag ik elke dag iets aan Marietje gaan brengen?" Toen trok mevrouw Er kerbeek haar dochtertje naar zich toe en zei: '.Dat is goed. kindje. We zullen met el kaar zorgen, dat Marietje weer gauw hele maal beter wordt.. Pieker er nu maar niet meer over en ga maar lekker slapen". Zo kwam het. dat Norma voortaan elke dag naar de Kerkstraat ging, waar de arm ste mensen van het hele dorp woonden en daar lekkere vruchten en andere verster kende middelen bracht. En toen Marietje alweer helemaal beter was. bracht Norma toch nog geregeld iets lekkers bij haar. Het ongeluk had Norma helemaal veranderd. Ze ging nu ook naar de andere, mensen in het dorp en praatte vriendelijk met ieder een en als er zieken waren, hielp ze door goed eten en bloemen te brengen. Als de mensen uit het dorp haar nu te genkwamen. terwij] ze een ritje op Marion maakte, groetten ze al van verre en riepen vriendelijk: „Dag juffer!" en dan wuifde Norma terug en riep: „Dag Klaas, groeten aan je vrouw!" of iets anders, dat hartelijk en aardig was er het duurde niet lang meer of iedereen hield van „de juffer van de Beukenhoeve" en Norma had zich nog nooit zo gelukkig gevoeld. Zuidzee-eilanden In de Stille Oceaan zijn nog steeds vele eilanden, waar nog nooit een Europeaan zijn voel heeft gezet. En juist op deze eilan den is het leven zo vredjo en rustig, dat het een waar paradus is. Men spreekt dikwijls over de eilanden in de Zuidzee, zoals Ha waï en nog vele anderen. Maar dit -zijn niet de Zuidzee-eilanden, zoals wij ons die voorstellen. Daar komen elk jaar een paar duizend vreemdelingen en vullen de idyl lische plekjes met hun luidruchtig gepraat en hun uitroepen van bewondering. De in boorlingen zijn langzamerhand zo op de vreemdelingen ingesteld, dat ze alles wat ze doen, alleen doen om bekeken te wor den en er geld mee te verdienen. Daarom is er veel van het paradijsachtige van deze eilanden verloren gegaan. Overdag zijn de strandbaden overvol mensen, die zonneba den willen nemen en elke avond zitten de mensen tot laat in de nacht buiten om van de heerlijke avonden te genieten en naar de zachte muziek van Hawaïan-guitaars te luisteren. Een van de nog vrijwel onbekende eilan den is het eiland Rapa. Er komen al wel vreemdelingen op dit eiland, maar nog maar zo weinig, dat er nog niets van de werkelijke schoonheid verloren is gegaan. De Engelse reiziger Douglas schrijft, wat hij op dit eiland beleefde. „Toen we aan kwamen," schrijft hij, „zagen we een paar inboorlingen op strand liggen. Zodra ze ons bootje zagen, sprongen ze op, wuifden ons vriendelijk toe en kwamen ons tegemoet lopen. Intussen kwam nog meer inboorlin gen op het strand, vooral veel vrouwen zagen we. Er zijn in het geheel acht maal zoveel vrouwen als mannen op het eiland, hoorden we later. Elke man heeft dan ook acht vrouwen. Maar hij heeft er niet acht tegelijk, zoals bij sommige Oosterse volken de gewoonte is, maar acht na elkaar. Ze hoeven bijna niet te werken op dit eiland, want de natuur strooit hier rijkelijk haar gaven rond. Vruchten en groenten zijn er in overvloed en iedere bewoner haalt zijn eten uit de natuur. Op sommige plaatsen moet de natuur een beetje geholpen wor den, wat dan onder vrolijk gezang gebeurt. Er leeft een soort reuzehagedis op het eiland, een dier van ongeveer anderhalve meter groot. Eerst schrokken we van het dier, maar we hoorden al gauw, dat het even tam en vriendelijk was als de bewo ners van het eiland. Het eiland zelf is sprookjesachtig mooi. De kust wordt door prachtige rotsen ge vormd en achter die rotsen ligt het land, met heuvels en vlakten, dicht begroeid met palmen en verschillende soorten vruchtbo men. Kleine riviertjes en beekjes lopen door het hele eiland heen en dragen ook erg tot de vruchtbaarheid bij. De inboorlingen zijn tevreden en vrien delijke mensen. Ze voeden zich hoofdzake lijk met plantaardig voedsel. De meesten zijn uitstekende zwemmers en elke dag brengen ze uren door in het water van hun rivieren en beken. In de zee durven ze niet te komen uit angst voor de haaien, die nog al veel in die streken voorkomen. Helaas konden we er niet lang blijven, maar de korte tijd, die we op het eiland hebben doorgebracht, zal altijd als een tijd van rust en schoonheid in njjjn herinnering blijven bestaan."

Peel en Maas | 1939 | | pagina 10