De juffer van de Beukenboeve
I
De Internationale toestand
fi
Het Portret
76
IN DE AFGELOOPEN WEEK
Na een Pinksteren, waarin eindelijk
eens niets gebeurd is, wat op een
vacantiedag niet behoort te gebeu
ren voor het slechte weer kan
men de staatslieden moeilijk aan
sprakelijk stellen wordt thans
over de geheele lijn weer een groote
diplomatieke activiteit ontplooid.
Het intensiefst is deze activiteit op
het oogenblik ongetwijfeld in Lon
den, Parijs en Moskou, waar men de
laatste hand legt aan de voorberei
ding van het te sluiten bijstandspact.
Meer rust kan men zich aan de zijde
van de spil gunnen. Daar heeft men
«Ün militair verbond reeds gesloten
en pogingen, ondernomen om Japan
en wellicht ook Hongarije en Zuid-
-Slavië daarbij te betrekken, schijnen
voorloopig mislukt en opgegeven te
zijn. Misschien echter dat in dit op
dicht op Zuid-SIavië, welks regent
j Prins Paul op het oogenblik in Ber-
f Hjn vertoeft, nog eens een bijzon-
dere aandrang kan worden uitge
oefend.
Ten aanzien van het sluiten van het
Engelsch-Fransch-Russische bijstandspact
schijnen nog eenige bezwaren te zijn, die
hoofdzakelijk van Russische zijde komen.
Uit Russische verklaringen kan men op
maken, dat Moskou de bedoeling heeft
mogelijke gapingen in het anti-agressie-
front, die gevormd worden door de neu
trale positie der randstaten, te dichten, en
dat het daarvoor de hulp van alle moge
lijke bonögenooten wil hebben.
De moeilijkheid ligt nu in het feit, dat
de randstaten niet gaarne beloften van
hulp aanvaarden, welke hen, naar zij vree
zen, in een ongemakkelijke positie zouden
kunnen brengen. Dit is het, wat de En-
gelsch-Russische onderhandelingen niet ge
makkelijker maakt.
Overigens zijn de Engelschen en Fran-
schen met hun voorstellen aan de Russen
wel zeer ver gegaan. De drie onderteeke
naars zouden zich immers niet slechts ver
plichten elkaar bijstand te verleenen, wan
neer een hunner wordt aangevallen, maar
tevens, wanneer een hunner door de nood
zaak van zijn verplichtingen jegens derden
(Polen, Griekenland en Roemenië) in een
conflict wordt gewikkeld. Nog interessanter
is intusschen, dat men ook gezamenlijke
hulp wil geven aan elke andere Europee-
sche mogendheid, die zich tegen een aam
val op zijn gebied verzet en om steun
vraagt. Dat Engeland bereid is, zulke
vérstrekkende en automatische verplich
tingen op zich te nemen en samen met
Frankrijk en Rusland politie-agent voor
heel Europa wil gaan spelen, toont nog
weer eens duidelijk aan, welk een enorme
omwenteling zich in enkele maanden tijds
in zijn traditioneele buitenlandsche politiek
heeft voltrokken.
Onder deze omstandigheden kan men
ook wel verwachten, dat de laatste kleine
meeningsverschillen tusschen Londen en
Moskou spoedig uit den weg geruimd zul
len zijn en de mogelijkheid is zelfs groot,
dat het nieuwe pact reeds in kannen en
De FraiLscbe Minister van Buitenlandsche Zaken Bonnet,
Maisky en Engelands minister van Buitenlandsche Zaken,
van drie hebben voorbereid.
de Sovjet-ambassadeur
Lord Halifax, het pact
kruiken zal zijn op het oogenblik, dat dit
overzicht onder de oogen van den lezer
komt.
Amerikaansche neutraliteit.
In Amerika zijn thans de lang verwachte
voorstellen tot wijziging van de neutrali-
teitswet door staatssecretaris Huil aan de
voorzitters van Huis en Senaat voorge
legd. Na alle meeningsverschillen, die daar
over in Amerika uitgevochten zijn, kan men
niet anders zeggen, dan dat hier een berg
een muis gebaard heeft. Inderdaad hinkt
de Amerikaansche politiek op twee gedach
ten. Eenerzijds wil men het liefst buiten
een Europeesch conflict blijven, anderzijds
echter verwacht men van een politiek van
isolatie rampspoedige gevolgen. Steeds
krachtiger wordt overigens de groep van
hen, die meenen, dat men zich op den
duur niet van inmenging zal kunnen ont
houden en dat men met Engeland en
Frankrijk moet marcheeren. Tot deze
groep behoort ook Roosevelt en hij heeft
meer dan eens getracht in zijn redevoerin
gen een basis te leggen voor een stemming
van medewerken met de Europeesche de
mocratieën. Maar de vredestijd is niet ge
schikt voor een dergelijke keuze. Eerst in
geval van ernst komt het oogenblik, dat
de Amerikaan ovèr oorlog of vrede zal
beslifcsen. En zoolang dit oogenblik nog niet
gekomen is, houdt hij zich aan dat, wat hij
neutraliteit gelieft te noemen. Deze neutra
liteit is echter geenszins strikt, maar veel
eer welwillend voor Engeland en Frank
rijk. Ook de nieuwe voorstellen, waarvan
het belangrijkste in een opheffing van het
wapenembargo voorziet, bewijzen dit.
Daarbij moet het „cash and carry"-prin-
cipe worden toegepast. D.w.z. men moet de
wapens contant betalen en zelf afhalen. Dat
dit principe gunstig voor Engeland werkt,
behoeft geen betoog.
Huil verklaart nu, dat zijn politiek een
oprechte neutraliteitspolitiek is. De vraag
blijft echter, of hij dit meent en de Ameri
kaansche pers meent het zeker niet, want
zij ziet in de veranderingen een vergroot ij*,
van de mogelijkheid Engeland en Frank
rijk vrijelijk te helpen. Dat de Amerikanen
dit wenschen, is natuurlijk hun goede recht.
Jammer is slechts, dat zij dit doen onder
het mom van neutraliteit. De positie dei-
werkelijk neutralen is op het oogenblik al
moeilijk genoeg en aan de gevolgen van
onoprechte neutraliteit hebben zij werkelijk
geen behoefte.
Mantsjoerijsche incidenten.
Het Verre Oosten vraagt weer eens de
aandacht. Daar hebben zich aan de grens
tusschen Mantsjoekwo en Buiten-Mongolië
incidenten voorgedaan, die een veel grcyter
omvang hebben dan die van Tsjangkoe-
i'eng. Aangezien Buiten-Mongolië geheel
onder Russischen, Mantsjoekwo onder Ja-
panschen invloed staat, heeft men hier na
tuurlijk opnieuw te doen met een Rus-
aisch-Japansche botsing. Dat een derge
lijke botsing niet onderschat mag worden,
blijkt uit het wapenmateriaal, dat in den
strijd wordt geworpen. Honderden vlieg
tuigen en tientallen tanks worden ge
bruikt; het aantal dooden en gewonden zou
reeds in de vele honderden loopen. Zooals
atlijd is het uiterst moeilijk na te gaan,
wie de schuld aartJdit incident heeft; In
Mongolië gaan de geweren gemakkelijk af,
maar zooals reeds meer dan eenmaal ge
bleken is: tot een oorlog ontaardt een der
gelijke plaatselijke strijd niet. Deze regel
schijnt ook nu bevestigd te zullen worden.
KATHOLIEK WEEKOVERZICHT.
Herdenking 95Gsten verjaardag Doop
van St. Wladimir.
Met groote plechtigheid is te Rome de
950ste verjaardag herdacht van den doop
van den Russischen prins S. Wladimir. Voor
de eerste maal in de kerkgeschiedenis
werd bij die gelegenheid aan het altaar van
de Cathedra een pontificale hoogmis opge
dragen volgens den Oostersehen ritus. De
hoogste autoriteiten van de hereeniging dei-
kerken waren bij deze plechtigheid, welke
ook per radio werd uitgezonden, tegenwoor
dig. Het Nederlandsche Apostolaat der her
eeniging was vertegenwoordigd door den
secretaris van het permanent comité te
Rome, dr. Eug. Driessen O.Carm.
Bijeenkomsten op Dertien Pinksterdag.
Dinsdag 30 Mei j.l. maakte het R.K. Am-
sterdamsch Kinderkoor zijn vierde groote
reis, ditmaal naar Amersfoort en omgeving,
waar behalve aan het militaire kamp ook
een bezoek werd gebracht aan het klooster
van O.L. Vrcuw ter Eem, terwijl in het
openluchttheater een avondconcert werd
gegeven.
Eveneens op den derden Pinksterdag
hield de jonge historische vereeniging
„Frisia Calhobca" te Bolsward haar tweede
Pinksterbijeenkomst. Een zangkoor voerde
hierbij o.a. liederen uit, welke op Fries-
land's katholiek verleden betrekking heb
ben.
550 Jaar Duitsch College te Rome.
Binnenkort zal het 550-jarig jubileum
worden herdacht van het Duitsche College
te Rome, dat in hel jaar 1389 werd gesticht
door een tweetal personen, geboortig uit
Dordrecht en Maastricht. Ter gelegenheid
van dit jubileum zal een gedenkboek ver
schijnen, waarin onder meer worden opge
nomen bijdragen van den Aartsbischop van
Utrecht en den Bisschop van Roermond.
„Pater Flanagan" Spencer Tracy's
nieuwe film.
De Katholieke acteur Spencer Tracy, die
de hoofdrol vertolkte in het beroemd ge
worden filmwerk „Jongensstad", is voor
nemens op deze rolprent een vervolg te
maken, welke den titel zal dragen van
„Pater Flanagan".
De acteur bracht hiertoe een bezoek aan
Z.H. Exc. Mgr. Flanagan te Omahan. Dit
vervolgverhaal zal de „struggle for life'!
omvatten van de jongens, nadat zij „Jon
gensstad" hebben verlaten. Mogelijk zal
door deze films ook hier te lande een
groolere belangstelling ontstaan voor een
soortgelijke stichting van Professor van
Gïnneken S.J.„ t.w.: „Ora et Labora" (De
Ridders van St. Jan).
Een priester componeert opera's.
De Ilaliaansche priester Don Licinio
die zich reeds meermalen verdienstelijk
heeft gemaakt op het gebied der compo
sitie, heeft een tweede opera gemaakt. Al
leen reeds het feit, dat dit nieuwe werk
werd uitgevoerd in het beroemde Scala te
Milaan en in de Romeinsche Opera, be
wijst, dat ook deze opera op hoog peil
staat.
De nieuwe opera behandelt het leven
van Margarita van Cortona, die na een
zondig leven zich bekeerde en als een
heilige stierf. Refici's streven op muzikaal
f VAN DE WEEK
GENERAAL C. J. SNIJDERS, t
Moeilijk is het om uiting te geven
aan de gevoelens, die ons- bezielen bij
het verscheiden van generaal Snij
ders, een man, die zooals weinigen
diensten aan zijn vaderland bewezen
heeft en voor de belangen van ons
volk steeds vol zelfopoffering op de
bres stond. In gedachten vertoevende
bij zijn groeve, denken wij natuurlijk
in de eerste plaats aan datgene, wat
de generaal in de moeilijke jaren
van 1914 tot 1918 als leider van de
Nederlandsche weermacht en be
schermer onzer neutraliteit presteer
de. Zij, die hem in dien tijd van na
bij meemaakten, hebben vaak ge
tuigd van de groote werkkracht, van
den onverzettelijken wil en van het
lofwaardig beleid, waarmee de op
perbevelhebber de weermacht tot het
laatste oogenblik wist te doen be
antwoorden aan zijn doel: hand
having van onze gewapende onzij
digheid.
En niet slechts strekken zijn ver
diensten voor het land zich tot den
wereldoorlog uit. Reeds als jonge
luitenant hielp hij mede aan de paci
ficatie van Atjeh, waarbij hij zich
voor zijn dapper gedrag met de Mili
taire Willemsorde geëerd zag.
Na den wereldoorlog, door poli
tieke manoeuvres gedwongen, zijn
hooge post te verlaten, bleef de
generaal zijn groote gaven in dienst
van ons volk stellen.
Inderdaad, het past ons een laatste
woord van dankbaarheid te spreken
over datgene, wat deze man van bij
zondere gaven, van ongemeene vita
liteit, van dappere sterke toewijding
aan zijn vaderland voor ons volk
heeft verricht. -
terrein is niet zichzelf roem te verschaffen
doch eerst en vooral om als priester te
spreken tot het volk buiten de kerk.
door Lies Helgers.
Even buiten het dorp stond een prachtig
groot huis in een schitterend aangelegd
park. „De Beukenhoeve" heette dat huis
en daar woonden meneer en mevrouw Er
kerbeek van Leuven met hun enig kind
Norma. Meneer en mevrouw hielden dol
veel van hun dochtertje en ze waren altijd
zo voorzichtig met haar, alsof ze van porse
lein was. Norma mocht dit niet en Norma
mocht dat niet, want altijd waren haar
ouders bang, dat er iets met haar zou ge
beuren. Ze was ook nooit met de dorpskin
deren op school geweest, want meneer en
mevrouw Erkerbeek van Leuven waren
bang, dat die kinderen, die allemaal uit ar
me families kwamen, misschien ziekten on
der de leden hadden en die ziekten op Nor-
ma zouden overbrengen.
Zo kwam het, dat Norma een verwend
kind was geworden. Iedereen in huis deed.
wat Norma wilde. Ze had altijd van een
eigen gouvernante les gekregen en ging
heel weinig met andere kinderen om. Soms
kwam er een nichtje op de Beukenhoeve
logeren, maar dat duurde toch nooit lang.
Norma dacht er ook nooit aan om zich met
de dorpskinderen te bemoeien. Ze vond,
dat die kinderen er allemaal arm en vies
uitzagen en ze haalde haar fijne neusje
voor hen op.
De kinderen en ook de grote mensen van
het dorp groetten Norma altijd heel be
leefd. „De juffer van de Beukenhoeve"
noemden ze haar. Maar Norma groette lang
niet altijd terug. Ze vond het niet nodig
om iedereen te groeten.
Er was één ding. dat Norma wel mocht
van haar ouders, zonder dat ze daarbij
dachten, dat er wel eens een ongeluk met
hun dochter kon gebeuren, en dat was:
paardrijden. Haar vader was zelf een harts
tochtelijk paardrijder en hij had een paar
mooie rijpaarden in de stallen staan. Nor
ma had een eigen paard. ..Marion" heette
het en elke dag ging zij een heel eind rij
den. Dan kwam ze eerst langs de eenvou
dige arbeidershuizen en als ze daar in ga
lop langs reed. keken de mensen elkaar
ar.n en zeiden: Daar gaat de juffer weer'
Wat die t.och altiid hard rijdt. Et gebeur!
no* eens «^en ongeluk met haar! Dat die
mders dat goed vinden!" Maar Norma
dacht niet aan gevaar, ze hield "an het
paard en ze vond niets heerlijker dan dooi
de bossen en langs de velden te rijden. Uit
de verte riep ze dan al, als er iets op haar
weg stond: „Uit de weg!" En zonder een
ogenblik haar vaart te minderen reed ze
dan door. Ze was er zeker van, dat de men
sen wel voor haar uit de weg zouden gaan.
Een rit in het voorjaar.
Op een keer ging Norma weer uit rijden.
Het was heerlijk voorjaarsweer en ze was
van plan om eens een flink eind weg te
gaan.
Heei recht zat ze op haar paard en ze
keek trots in het rond. Een paar boeren
tikten aan hun pet en zeiden: ..G'nmórgen,
juffer"! Norma knikte alleen. Ze was aj
voorbij, voor ze antwoord kon geven. Even
later kwamen een paar kinderen aan. Een
klein jongetje zwaaide al uit de verte en
riep ,„Dag! Dag1" Het jongetje zag er erg
vies uit. Norm? reed met afgewend hoofd
langs de arme 'inde-ren! ..Bah. wat zagen
die er vies uit' Wat zouden die toch voor
huis hebber Ze was maar blij. dat zij altijd
mooie kleren -noeS* dragen en in een mooi
huis woonde Die nnp^n zonden vast ook
looit aardig "oor hun kinderen zijn, an
ders liet je ze toch niet zó over straat lo
pen!"
Even later was Norma het alweer verge
ten en reed vrolijk verder.
Toen zag ze in de verte een meisje met
een wagentje lopen. Ze reed nu op een mul
le zandweg en de weg was vrij smal. Heel
hard riep Norma: „Uit de weg daar!". Nu
zag Norma ook, dat er een ander klein
meisje in de wagen zat. „Uit de weg!" riep
ze nog eens, maar zelf verminderde ze haar
vaart niet. Ze kwam steeds dichterbij en
het meisje was nog niet weg. Ze kon de
wagen niet gemakkelijk tegen de hoge
berm optrekken.
En toen gebeurde het
Het ongeluk.
Het paard werd angstig, toen hèt de kin
deren voor zich zag, het maakte een paar
onverwachte sprongen, schopte toen de wa
gen omveï, struikelde, trapte een paar maal
en stond toen hijgend stil. Doodsbleek hield
Norma zich aan de teugels vast en keek
achter zich, waar ze nu alleen het snikken
van het oudste meisje hoorde. De wagen
lag omver getrapt het kleine kindje lag er
onder en bewoog zich niet. Het oudere zus
je hield huilend haar handen om haar been
geklemd. Norma bedacht zich even. stapte
toen af en liet Marion alleen staan. Het
kindje in de wagen lag met haar gezichtje
in het zand en er kwam bloed uit een diep
gat in haar hoofd. Het zusje keek wanhopig
naar Norma en huilde: „Mijn been! Mijn
been! Wat is er met Marietje gebeurd? Pak
Mn rietje eens op!"
Norma draaide de wagen om en pakte
het kleine kindje op. Norma keek even
naar de dunne, armoedige kleren en toen
naar het doodsbleke gezichtje. Wat had -e
gedaan! Het was haar schuld, zij had nog
wel kunnen inhouden! Ze legde het kindje
weer neer, haalde een zakdoek uit haar zak
en legde dat on'de gapende wond. Toen zei
ze: „Ga mee. ife zal jullie wegbrengen!
Waar woon je?"
„In de Kerkstraat, juffer! Maar ik kan
haast niet lopen, mijn been doet zo'n pijn.
O juffer, als Marietje maar niet dood is!"
Dood? Daar had Norma nog niet eens
«aan gedacht. Angstig keek ze naar hel meis
je, dat voor haar lag, het kleine gezichtje
was heel bleek en het bloed kleurde de zak
doek helemaal rood. „Kan jij hier blijven
zitten? Ik zal je zusje wegbrengen en hulp
halen. Hoe heet je? Annie? Goed. blijf jij
maar rustig zitten,. Annie. Marietje is niet
dood, geloof ik"..
Norma in de Kerkstraat.
Ze pakte het kleine meisje op en droeg
haar weg. En zo, kwam Norma Erkerbeek
van Leuven voor het eerst in de heel arme
buurt van het dorp. Ze keek niet om zich
heen, terwijl ze het meisje naar huis droeg.
Ze gaf geen antwoord op de vragen van de
mensen en gaf eindelijk het kind aan de
moeder over. die in huilen uitbarstte, toen
ze haar dochtertje zag.
Annie zit nog op de landweg", zei Nor
ma t.oen en ze hoorde zelf. hoe vreemd
haar stem klonk. „Ik heb hen aangereden
met myn paard, rk zal haar gaan halen.
Nu pas zag Marietjes moeder, dat het de
juffer van de Beukenhoeve was. die haar
kind gebracht had. Maar meteen was Nor-
ma alweer weg en vroeg aan een man om
mee te gaan en Annie te halen.
Toen later de dokter kwam bleek, dat i
Annie's been verstuikt was en dat Marieke 1
een hersenschudding had en bovendien
veel bloed had verloren door de wond aan
haar hoofd. Ze moest versterkende midde
len hebben, zei de dokter, maar toen zei
Annie's moeder: „Dokter, ik zou alles wil
len geven, maar waar moet ik geld van
daan halen voor versterkende middelen?
We hebben het toch al zo arm."
Norma, die al die tijd gebleven was, zei
niets. Ze dacht er niet eens aan, dat ze nu
in zo'n heel arm huis was. Ze vond de
moeder van de meisjes heel aardig en ze
kreeg een kleur van schaamte, toen Annie
zei: „De juffer kon er niets aan doen, moe
der, ik week niet vlug genoeg uit!"
Toen Norma weer naar huis ging. reed
ze heel langzaam en voorzichtig en week
voor iedereen uit. Ze vertelde aan haar
ouders wat er gebeurd was en toen haar
moeder haar een zoen gaf en zei: „O. kind
je. wat hen ik blij, dat er niets met jou is
gebeurd!" zei Norma: „Ja, moeder, maar
die arme kinderen dan? Hun moeder was
zo wanhopig en ik schaamde me zo en ze
hebben niet eens geld om versterkende
middelen te kopen!"
Hoe Norma hielp.
Die avond kwam Norma heel laat nog
beneden in haar pyama. Ze bleef aarzelend
hij de deur staan en zei: „Vader en moe
der. vindt u het goed. als ik morgen vruch
ten breng aan Marietje. Ik kan er niet van
slapen Stel je voor, dat ze dood was ge
gaan! Mag ik elke dag iets aan Marietje
gaan brengen?" Toen trok mevrouw Er
kerbeek haar dochtertje naar zich toe en
zei: '.Dat is goed. kindje. We zullen met el
kaar zorgen, dat Marietje weer gauw hele
maal beter wordt.. Pieker er nu maar niet
meer over en ga maar lekker slapen".
Zo kwam het. dat Norma voortaan elke
dag naar de Kerkstraat ging, waar de arm
ste mensen van het hele dorp woonden en
daar lekkere vruchten en andere verster
kende middelen bracht. En toen Marietje
alweer helemaal beter was. bracht Norma
toch nog geregeld iets lekkers bij haar. Het
ongeluk had Norma helemaal veranderd.
Ze ging nu ook naar de andere, mensen in
het dorp en praatte vriendelijk met ieder
een en als er zieken waren, hielp ze door
goed eten en bloemen te brengen.
Als de mensen uit het dorp haar nu te
genkwamen. terwij] ze een ritje op Marion
maakte, groetten ze al van verre en riepen
vriendelijk: „Dag juffer!" en dan wuifde
Norma terug en riep: „Dag Klaas, groeten
aan je vrouw!" of iets anders, dat hartelijk
en aardig was er het duurde niet lang meer
of iedereen hield van „de juffer van de
Beukenhoeve" en Norma had zich nog
nooit zo gelukkig gevoeld.
Zuidzee-eilanden
In de Stille Oceaan zijn nog steeds vele
eilanden, waar nog nooit een Europeaan
zijn voel heeft gezet. En juist op deze eilan
den is het leven zo vredjo en rustig, dat het
een waar paradus is. Men spreekt dikwijls
over de eilanden in de Zuidzee, zoals Ha
waï en nog vele anderen. Maar dit -zijn
niet de Zuidzee-eilanden, zoals wij ons die
voorstellen. Daar komen elk jaar een paar
duizend vreemdelingen en vullen de idyl
lische plekjes met hun luidruchtig gepraat
en hun uitroepen van bewondering. De in
boorlingen zijn langzamerhand zo op de
vreemdelingen ingesteld, dat ze alles wat
ze doen, alleen doen om bekeken te wor
den en er geld mee te verdienen. Daarom
is er veel van het paradijsachtige van deze
eilanden verloren gegaan. Overdag zijn de
strandbaden overvol mensen, die zonneba
den willen nemen en elke avond zitten de
mensen tot laat in de nacht buiten om van
de heerlijke avonden te genieten en naar
de zachte muziek van Hawaïan-guitaars te
luisteren.
Een van de nog vrijwel onbekende eilan
den is het eiland Rapa. Er komen al wel
vreemdelingen op dit eiland, maar nog
maar zo weinig, dat er nog niets van de
werkelijke schoonheid verloren is gegaan.
De Engelse reiziger Douglas schrijft, wat
hij op dit eiland beleefde. „Toen we aan
kwamen," schrijft hij, „zagen we een paar
inboorlingen op strand liggen. Zodra ze ons
bootje zagen, sprongen ze op, wuifden ons
vriendelijk toe en kwamen ons tegemoet
lopen. Intussen kwam nog meer inboorlin
gen op het strand, vooral veel vrouwen
zagen we. Er zijn in het geheel acht maal
zoveel vrouwen als mannen op het eiland,
hoorden we later. Elke man heeft dan ook
acht vrouwen. Maar hij heeft er niet acht
tegelijk, zoals bij sommige Oosterse volken
de gewoonte is, maar acht na elkaar. Ze
hoeven bijna niet te werken op dit eiland,
want de natuur strooit hier rijkelijk haar
gaven rond. Vruchten en groenten zijn er
in overvloed en iedere bewoner haalt zijn
eten uit de natuur. Op sommige plaatsen
moet de natuur een beetje geholpen wor
den, wat dan onder vrolijk gezang gebeurt.
Er leeft een soort reuzehagedis op het
eiland, een dier van ongeveer anderhalve
meter groot. Eerst schrokken we van het
dier, maar we hoorden al gauw, dat het
even tam en vriendelijk was als de bewo
ners van het eiland.
Het eiland zelf is sprookjesachtig mooi.
De kust wordt door prachtige rotsen ge
vormd en achter die rotsen ligt het land,
met heuvels en vlakten, dicht begroeid met
palmen en verschillende soorten vruchtbo
men. Kleine riviertjes en beekjes lopen
door het hele eiland heen en dragen ook
erg tot de vruchtbaarheid bij.
De inboorlingen zijn tevreden en vrien
delijke mensen. Ze voeden zich hoofdzake
lijk met plantaardig voedsel. De meesten
zijn uitstekende zwemmers en elke dag
brengen ze uren door in het water van hun
rivieren en beken. In de zee durven ze niet
te komen uit angst voor de haaien, die nog
al veel in die streken voorkomen.
Helaas konden we er niet lang blijven,
maar de korte tijd, die we op het eiland
hebben doorgebracht, zal altijd als een tijd
van rust en schoonheid in njjjn herinnering
blijven bestaan."