TWEEDE BLAD VAN PEET, EN MAAS Openbare vergadering van den Raad der Gemeente Venray, Zaterdag 6 Mei 1939 Zestigste Jaargang No IS gehouden op Dinsdag 28 Februari 1939, des namiddags 3 uur» SLOT. De VOORZITTER antwoordt, dat als de Raad het crediet beschikbaar gesteld heeft, een en ander nog kan worden bezien. Misschien bestaat ook de mogelijkheid, om den bak op een los wagentje te plaatsen. De Heer REINTJES zegt, zich goed met het voorstel van B. en W. te kunnen vereenigen en te vertrouwen, dat het op zijn voordeelxgst zal geschieden. Zooveel mogelijk moet er naar gestreefd worden om de cadavers aan de huizen af te halen; zoo als het tot nu toe ging, was de toestand onhoudbaar, al moet Spreker erkennen, dat de boeren daar zelf ook wel gedeeltelijk schuld van waren. Ook de plaats van oprich ting van het cadaverhuisje kan Sprekers goedkeuring wegdragen. De Heer VAN DIJCK zegt, wel het meest te voelen voor een aan hangwagen; dit lijkt hem het meest practisch. Hrj hoopt ook, dat het zoo weinig mogelijk uitgaven met zich zal brengen. Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad hierna het noodige cre diet toe te staan. De VOORZITTER stelt vervolgens aan de orde punt 15 der agenda: „Voorstel van Burgemeester en Wethouders om in de jaarwedderegelingen van den directeur van gemeentewerken, den directeur der gasfabriek en den keurings-veearts, hoofd van den vleeschkeuringsdienst, zoodanige wijzigingen aan te brengen, dat ook voor hen evenals voor de andere hoofdambtenaren de vier periodieke weddeverhoogingen, zullen volgen na 2, 4, 6 en 8 dienstjaren (thans zijn deze na 3, 6, 9 en 12 jaren). Zonder hoofdelijke stemming vereenigt de Raad zich met dit voorstel. Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 16 der agenda „Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan den directeur van gemeentewerken voor het gebruik van eigen motorrijwiel voor den ge meentedienst vóór 1 Januari 1939 een vergoeding toe te kennen van f 400.—. De Heer VAN BOVEN zegt, dat de Raad in een vorige vergadering besloot om den directeur een vergoeding te geven van f 200.per jaar en nu ziet Spreker tot zijn verwondering weer dit voorstel, om vergoe ding toe te kennen over de voorafgaande jaren. Volgens Spreker moet de directeur, nu de Raad hem de hand gegeven heeft, niet meenen, dat hij nu wel den geheelen arm kan nemen. De Heer ASSELBERGS zegt, dat hij vóór 1939 toch nog niets gehad heeft. De Heer PUBBEN vindt in den tegenwoordigen tijd zoo'n voorstel voor een nog zoo jongen ambtenaar ook overdreven; is daar nu wel een speciale reden voor De Heer VAN HAREN zegt van oordeel te zijn, dat de directeur in deze zoo uitgestrekte gemeente niet alles met de fiets zal kunnen af doen, ai zou het ook zeer verkeerd zijn, wanneer alles per motor werd afgedaan, want op de fiets ziet men veel meer. En er dient met den financieelen toestand van de gemeente ook rekening gehouden te worden. Spreker vindt echter, dat hem wel eenige vergoeding toekomt, doch om over dien tijd f 400.te geven, lijkt hem toch wei wat veel. De Heer MILLEN had den indruk, dat volgens het voorstel die f 200.welke voor 1939 waren toegekend bij de behandeling van de begrooting, niet voldoende gebleken waren en dat daarom werd voorge steld om hem f 400.vergoeding toe te kennen; Spreker acht de for muleering van het voorstel nu dan ook niet juist. De Heer REINTJES vindt die formuleering volkomen juist; er wordt duidelijk gesproken van „den tijd, vóór 1 Januari 1939." De Heer STEEGHS zegt de vorige vergadering ook van oordeel ge weest te zijn, dat f 200.motorvergoeding, wil de directeur zijn werk goed doen, niet te veel is, doch een bedrag van f 400.over vooraf gaande jaren lijkt Spreker toch ook wel zeer aan den hoogen kant. De Heer REINTJES zegt het gevoelen van den Heer Steeghs in deze te deelen en stelt voor, om over den tijd, dat hij vóór 1 Januari 1939 in gemeentedienst een motor gebruikt heeft, een vergoeding toe te Kennen van f 200. De VOORZITTER licht nader toe, dat blijkens aan B. en W. ter in zage verstrekte nota's, de directeur in 1937 en 1938 voor ongeveer f 1100.onkosten heeft gehad. En toen vergoeding ook over den voor bijen tjjd billijk werd geacht, hebben Burgemeester en Wethouders, gezien het bedrag waarop de Raad de vergoeding voor 1939 heeft be paald, voorgesteld om hem ook over de afgeloopen twee jaar een ver goeding van f 200.— per jaar toe te kennen, derhalve f 400.meenen- de aldus ook in den geest van den Raad te handelen. De Heer ODENHOVEN zegt, zich de vorige vergadering met het voorstel, dat uit den Raad gekomen was, om f 200.vergoeding toe te kennen, te hebben kunnen vereenigen. Maar om nu ook nog weer te betalen voor den afgeloopen tijd, daarvoor voelt Spreker niet; het zou ook een gevaarlijk precedent zijn. Veel liever zou Spreker het dan in anderen vorm geven en b.v. liever nog de vergoeding voor 1939 bepalen op f 300.Dit acht Spreker principieel juister. De VOORZITTER merkt op, dat bij de behandeling der begrooting de vergoeding voor 1939 reeds is bepaald; daarop kunnen wij nu niet terugkomen. De Heer MTT-.T-.EN stelt nu voor om, gehoord de beide voorstellen, een middenweg te kiezen en voor de jaren 1937 en 1938 een vergoeding van f 300.— toe te kennen. De Heer ARTS steunt het voorstel Millen. De Heer STEEGHS steunt het voorstel Reintjes. f Dit voorstel wordt eveneens nog gesteund door de Heeren van Haren en van Boven. Na stemming blijkt, dat dit voorstel met 9 tegen 6 stemmen is aan genomen. Vóór stemden de Heeren Pubben4 Vermeulen, van Dijck, Steeghs, van Boven, Janssen, van Haren, Goumans en Reintjes. Tegen stemden de Heeren Asselberghs, Odenhoven, Arts, Millen, Houben en Nelissen. Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 17 der agenda"- „Voorstel van Burgemeester en Wethouders om overeenkomstig het door den Raad bij de behandeling der gemeentebegrooting voor 1939 uitgesproken verlangen de jaarwedderegeling van den directeur der arbeidsbeurs en de instructie van den hulpkeurmeester van den vleesch keuringsdienst zoodanig te wijzigen, dat hun rijwieltoelage met ingang van 1 Januari 1939 wordt gebracht van f 50.op hetzelfde als deze bedraagt voor de andere daarvoor in aanmerking komende ambtenaren, n.l. f 30.— per jaar. De Heer MILLEN stelt voor, aangezien de rijwieltoelage van den directeur der arbeidsbeurs toch door het Rijk wordt betaald, voor dezen ambtenaar een uitzondering te maken en de rijwieltoelage voor den Heer Schois op f 50.per jaar te handhaven. Spreker meent trouwens ook, dat bij de vaststelling van het salaris met de rijwieltoelage is rekening gehouden. De Heer PUBBEN zou hier ook voor zijn, het kost de gemeente toch evenveel. De Heer STEEGHS zegt, dat bij de behandeling van de begrooting toch is afgesproken om de rijwieltoelagen uniform op f 30.— te bepa len en derhalve het voorstel van B. en W. volkomen juist is. Al wordt in dit geval de toelage nu door het Rijk betaald, dan is dit toch nog geen reden om den directeur van de arbeidsbeurs anders te behandelen dan de overige ambtenaren. De Heer VAN BOVEN is het volkomen met den Heer Steeghs eens. De agenten van politie, die dagelijks veel van hun rijwiel moeten ge bruik maken, ontvangen ook slechts f 30.— vergoeding. En daarbij komt nog, dat zoolang Spreker zich herinneren kaD, de directeur der arbeids beurs zelfs nooit een rijwiel gebruikt heeft, zeker althans de laatste jaren niet. Indien iemand voor f 50.— rijwieltoelagejln aanmerking komt, dan zijn het toch zeer zeker onze politieagenten. De Heeren ODENHOVEN en GOUMANS sluiten zich bij den Heer van Boven aan. De VOORZITTER zegt, dat de Heer Schois hem hierover ook nog gesproken heeft. Het schijnt, dat deze bij den overgang der Arbeids beurs van gemeentelijke- in districts-arbeidsbeurs, er financieel op is achteruit gegaan en dat toen de afspraak gemaakt is, dat hij een rijwieltoelage van f 50.— zou krijgen, als deel van zijn salaris. Dit blijkt echter noch uit de Raads-notulen, noch uit een der overige be schikbare stukken. In hoeverre dus de verklaring van den Heer Schois juist is, kan Spreker niet nagaan. De Heer MILLEN bevestigt de verklaring van Schois. Bij den over gang bleek, dat h\j f 100.minder verdiende dan voordien. Die f 50. waren toen feitelijk een verkapte salarisverhooging. De Heer Wethouder HOUBEN verklaart ook nog, dat indertijd die salarisregeling met de Heeren uit Den Haag zoo is getroffen. In den Raad is er niet over gesproken, voor zoover Spreker zich herinnert. Het voorstel van den Heer Millen wordt niet voldoende gesteund. Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad hierna overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders deze rijwieltoelagen te verlagen op f 30. Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 18 der agenda: „Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot opheffing van de door den gemeente-ontvanger gestelde geldelijke zekerheid ten behoeve van de gemeente", Volgens het K.B. van 4 Januari 1939 S. 380, is voor deD gemeente ontvanger de verplichting tot zekerheidsstelling ten behoeve van de gemeente vervallen met ingang van 21 Januari 1939. Aangezien thans ook voldoende op andere wijze in deze is voorzien door de fraude verzekering, gesloten bij de Incasso-Bank N.V. te Amsterdam, kan de door den ontvanger gestelde zekerheid worden opgeheven. Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 19 der agenda: „Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot benoeming van twee leden van het Algemeen Burgerlijk Armbestuur, zulks ter voorziening in de wegens ontslagname van den Heer O. L. P. van de Loo en het overlijden van den Heer A. J. Haenraets, in dat College bestaande va catures. Voorgedragen worden de navolgende dubbeltallen: 1. A. J. J. Janssen, le geneesheer van het St. Servatiusgesticht, Groote straat 25; 2. J. W. Laurensse, oud-directeur bijkantoor Venray Ned. Landbouw- bank, Patersstraat 15. 1. J. K. A. Ponjée, timmerman, Beekweg 6c; 2. J. H. Peeters, timmerman, Heuvelstraat 3. Tegelijkertijd wordt aan de orde gesteld punt 19a der aanvullings agenda: „Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot benoeming van een lid van het Algemeen Burgerlijk Armbestuur, zulks in verband met het Raadsbesluit van 18 October 1938, waarbij het ledental van 8 op 9 is gebracht. Voorgedragen wordt het navolgende dubbeltal 1. H. J. H. Sala, gepensioneerd hoofd van den vleeschkeuringsdienst, Patersstraat 19; 2. J. K. Quicken, directeur van het bijkantoor Venray der Neder- landsche Landbouwbank, Paterslaan 5. De Heer MILLEN had gedacht, dat ook een landbouwer gecandida- teerd zou worden. Vroeger is daar in den Raad ook al eens over ge sproken. Tegenwoordig zijn er heel veel kleine boeren, die ook gesteund moeten worden. Spreker verwacht dan ook, dat een landbouwer-lid van het Armbestuur een beteren kijk op de noodzakelijkheid van onder steuning dier menschen zou hebben dan een burger. De Heer ODENHOVEN zegt, dat met deze voordracht de wenschder arbeiders in vervulling is gegaan. Eindelijk zijn dan weer eens twee arbeiders-afgev. voorgedragen en Spreker brengt daarvoor dank aan B. en W. Daar de hoogere stand echter toch al voldoende vertegenwoordigd zal zijn, na benoeming van een der voorgedragenen, had Spreker ook liever gezien, dat daarnaast nog een landbouwer was voorgedragen en indien B. en W. hun voordracht nog in dien zin konden wijzigen, zou hij dit ten zeerste aprecieeren. De Heer STEEGHS zegt, dat, al is het reeds de derde maal, dat een voor nieuwe leden van het Armbestuur wordt ingediend, deze voordracht hem toch nog verwondert. Liever had Spreker gezien en nu ook ver wacht, dat het Armbestuur was uitgebreid met leden van buitenaf. Spreker heeft wel eens ondervonden, dat als er menschen van buiten bij het Armbestuur om steun komen, dit niet voldoende onderzocht wordt. De Heer GOUMANS had ook gaarne een landbouwer gezien, ofschoon hij vreest, dat er geen gevonden zal worden, die de gemeente beter kent dan de voorgedragen burge»s. Gewoonlijk zijn deze menschen slechts met de nooden op hun eigen kerkdorp op de hoogte, maar hier worden heeren voorgedragen, die uit lange practrjk de hééle gemeente kennen. De Heer VERMEULEN zegt, speciaal de voordracht vaD Dr. Janssen toe te juichen. Als deze benoemd wordt, is dit zeer zeker een heel goede keuze. En ook Dr. Sala is iemand, die door zijn vroegere practijk de geheele gemeente door en door kent. De Heer Reintjes zegt, zich goed met de voordracht te kunnen ver eenigen en overigens de meening van den Heer Goumans te zijn toe gedaan. De VOORZITTER merkt nog op, dat ook de meening van Burge meester en Wethouders was, dat deze candidaten de geheele gemeente beter kennen dan een overigens voor benoeming in aanmerking komend landbouwer. De Heer MILLEN zegt, dat zijn bezwaren niet persoonlijk zjjn tegen een der voorgedragenen, integendeel, doch het had hem beter geleken, dat er een boeren-candidaat bij geweest was. Met alle plezier zal Spreker echter dadelijk zijn stem ook aan deze voordracht geven. De Heer STEEGHS heeft ook geen bezwaren tegen deze heeren, die voorgedragen worden als zoodanig. En zijn bedoeling was ook niet om één boer in het Armbestuur te krijgen, doch het leek hem wenschelijk, dat elk kerkdorp daarin vertegenwoordigd zou zijn. Een onderzoek naar deze mogelijkheid is indertijd toch ook toegezegd. De Heer VAN DIJCR. kan zich met de voordracht zeer goed vereeni gen. Indien ondersteuning van een persoon van buitenaf noodig is, zullen de leden van het Armbestuur zich toch altijd met plaatselijk beter bekenden in verbinding kunnen stellen. Juist, zegt de VOORZITTER, op elk gehucht is toch" een parochiaal armbestuur en daarmede kan het Algemeen Burgerlijk Armbestuur zich dan toch in verbinding stellen. Vervolgens brengt de VOORZITTER de voorgedragen candidaten in stemming. Bij stemming over de eerste voordracht behaalde Dr. Janssen 14 stemmen, terwijl 1 stembriefje ongeldig werd verklaard, zoodat Dr. Janssen is benoemd. B\j stemming over de tweede voordracnt behaalde de Heer Ponjée 12 stemmen en de Heer Peeters 2 stemmen, terwijl 1 stem ongeldig werd verklaard, zoodat de Heer Ponjée is benoemd. Bij stemming over de derde voordracht behaalde Dr.Sala 14 stemmen, terwijl wederom 1 stem ongeldig verklaard werd, zoodat Dr. Sala is benoemd. Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 20 der agenda: „Voorstel van Burgemeester en Wethouders om in de verordening op de heffing van marktgeld zoodanige wijziging te brengen, dat voortaan voor kramen enz. buiten de Kom van Venray slechts een staangeld verschuldigd zal zijn van i0 ct. per M2 per dag. De Heer VAN BOVEN dankt B. en W. voor dit voorstel en zegt, dat naar zijne meening het ingenomen standpunt zeer juist is. Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad hierna overeenkomstig dit voorstel. Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 21 der agenda: „Voorstel van Burgemeester en Wethouders om de noodige gelden te voteeren voor het door den Limburgschen Streekplannendienst doen op maken van een uitbreidingsplan in hoofdzaken. De kosten tot een maxi mum van f 1400.(berekend naar hoogstens f 100.— per 1000 inwoners) ten laste te brengen van den kapitaaldienst 1939. Eenzelfde voorstel werd ter tafel gebracht in de Raadsvergadering van 28 October 1938. Dat Burgemeester en Wethouders hiermede terug komen, vindt zijn oorzaak voornamelijk in een circulaire van Heeren Gedeputeerde Staten van Limburg, d.d. 18 November 1938, 4e Afd. La. 14016/7 q, betreffende het bevorderen van maatregelen tot het tegengaan van lintbebouwing ook ten aanzien van andere wegen dan die, welke onder beheer van het Rijk zijn of op het Rijkswegenplan voorkomen. In verband met maatregelen als in die circulaire bedoeld, zal het allereerst noodig zijn een uitbreidingsplan in hoofdzaken te doen vast stellen als richtlijn bij doelmatige bestrijding van lintbebouwing, welke zoo belemmerend werkt op het verkeer. De Heer REINTJES zegt met genoegen gezien te hebben, dat Bur gemeester en Wethouders weer met dit voorstel zijn gekomen, vooral na de lezing van Ir. Froger gehoord te hebben. De vrees is werkelijk niet denkbeeldig, dat de omliggende gemeenten hun uitbreidingsplan klaar hebben en Venray dan zijn plan maar moet aanpassen. De Heer ODENHOVEN zegt, dat het alles wel erg mooi lijkt, doch Spreker kan nog niet inzien, dat er nu direct zoo'n grooten haast met deze plannen gemaakt moet worden. Spreker zal zijn stem dan ook niet aan dit besluit kunnen geven, alweer vanwege de kosten. De Heer PUBBEN meent, dat het voor een zoo uitgestrekte gemeen te als Venray toch wel gewenscht is, das zij een uitbreidingsplan krijgt. Spreker hoopt echter, dat bij het maken dezer plannen zooveel mogelijk zal rekening gehouden worden met de plannen, die hier al bestaan. De VOORZITTER zegt, dit in tegenstelling met den Heer Odenhoven, dat er haast, zelfs groote haast bij is. Het zal hier met de bebouwing anders hopeloos mis loopen. Laat de Raad trachten te redden, wat er nog te redden ls. De kosten van het plan zullen op den kapitaaldienst gebracht kunnen worden en ook niet in eens op den dienst 1939 druk ken, doch geleidelijk over 10 jaar verdeeld worden. Burgemeester en Wethouders zullen verder nog pogingen in het werk stellen om gedaan te krijgen, dat het tarief lager gesteld zal worden dan f 100per 1000 inwoners. Andere gemeenten zijn met hun plannen al lang klaar en zooals de meeste heeren uit de lezing van Ir. Froger hebben gehoord, is zoo'n plan toch ook werkelijk noodzakelijk. De Heer ODENHOVEN zegt, dat zijn verwachtingen van het streek plan zijn, dat het veel zal kosten en dat we mooie plannen krijgen, maar met al die mooie plannen ook steeds verder in den put zullen geraken. Nu is het dikwijls al moeilijk om een bouwvergunning te krijgen en dan zullen de eischen nog zwaarder worden; er wordt maar teveel naar het mooie gekeken. De Heer VERMEULEN zal thans gaarne zijn stem aan het voorstel geven. De Heer MILLEN schrikt alweer van de hooge kosten, maar als de andere gemeenten rondom Venray het ook doen, zullen wij moeilijk kunnen achterblijven. De Heer VAN HAREN zegt de lezing van Ire Froger ook gehoord te hebben en daaruit, ofschoon hij het niet op alle punten met dezen eens was, wel den indruk gekregen te hebben, dat een uitbreidingsplan noodzakelijk is voor deze gemeente. Spreker is evenwel met den Heer Odenhoven van meening, dat tegenwoordig te veel naar het mooie ge keken wordt. De directeur van gemeentewerken en misschien Ir. Fro ger kunnen dat wel aanbevelenswaardig achten, maar de menschen kunnen zulke woningen niet meer betalen. Veeleer moet er gestreefd worden naar doelmatige woningen en laten we dan in bepaalde wijken wat strengere eischen stellen. De VOORZITTER merkt op, dat er een misverstand omtrent het uitbreidingsplan in hoofdzaken blijkt te bestaan. Dit plan heeft met de bebouwing in onderdeelen niets te maken, dit moet in het onderdeelen plan geregeld worden. Het uitbreidingsplan in hoofdzaken geeft dus enkel de groote lijnen aan. Ged. Staten zouden deze gemeente zelfs kunnen verplichten een dergelijk plan op te maken. De Heer VAN HAREN zegt, dat het hem dan toch wel zeer ver wondert, dat sinds de gemeente aangesloten is bij den Limburgschen Streekplannendienst, hier niet meer gebouwd mag worden, zooals men dat wiL Volgens Spreker is dit enkel, omdat Ir. Froger die bouwplannen niet goedkeurt. In dit verband wijst Spreker nog op het geval Leunen, waar geen gebroken kap gebouwd mocht worden. De VOORZITTER antwoordt, dat de bewering van den Heer van Haren, dat de Heer Froger die bouwplannen niet goedkeurt, onjuist is. De Heer Froger heeft over het al of niet verleenen van een bouwver gunning niets te zeggen, hoogstens zou hij in deze aan B. en W. advies kunnen geven. Voor zoover hem bekend is echter aan genoemden heer nimmer advies gevraagd. Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad hierna overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het doen opmaken van een uitbreidingsplan in hoofdzaken en het noodig crediet te ver leenen. Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 22 der agenda „Voorstel van Burgemeester en Wethouders om de gemeente te doen deelnemen aan de oprichting van eene N.V. Waterleiding-Maatschappij Midden- en Noord-Limburg." In de vergadering yan 28 October j.l. heeft Uw Raad zich op dezer- zijdsch voorstel uitgesproken in principe te zijn vóór den aanleg van waterleiding in onze gemeente. Bij voorloopige besprekingen tusschen Heeren Gedeputeerde Staten van Limburg en de gemeentebesturen van Horst en Venray te Maas tricht gehouden, bleek, dat Ged. Staten bereid waren aan de tot stand- koming van eene centrale drinkwatervoorziening voor Noord-Limburg hunne volle medewerking te verleenen. In de tweede gewone zitting van 1938 hebben Provinciale Staten van Limburg inmiddels reeds besloten Ged. Staten te machtigen tezamen met de gemeenten, die daartoe bereid zijn op te richten eene N.V. „Waterleiding-Maatschappij voor Midden- en Noord-Limburg" bij de oprichting van deze vennootschap in haar aandeelen-kapitaal deel te nemen en verder een bedrag van ten hoogste f 3000.beschikbaar te stellen als bijdrage in de kosten van het opmaken van een plan voor eene streekwaterleiding voor Midden- en Noord-Limburg. Het is Uwen Raad bekend, dat de Provincie groote bezwaren heeft tegen het stichten van gemeentelijke drinkwaterleidingen en er op aan dringt de watervoorziening in streekverband te bezien. Teneinde nu de zoo hoog noodige drinkwatervoorziening voor onze gemeente te ver krijgen zijn wij derhalve aangewezen op samenwerking met de andere gemeenten, terwijl de Provincie, het groote belang van een drinkwater voorziening inziende, met de gemeenten wil samenwerken, om voor deze streek van Limburg eene groepswaterleiding tot stand te brengen. Met het oog op deze samenwerking moest nu een vorm gezocht worden, waaronder die samenwerking het beste kan geschieden. Met het Pro vinciaal Bestuur zijn wij van oordeel, dat deze vorm gevonden wordt in de „Naamlooze Vennootschap". Hierdoor wordt het mogelijk gemaakt op kleine schaal te beginnen en de kern geleidelijk uit te breiden naar mate de behoefte aan eene waterleiding zich op meerdere plaatsen doet gevoelen. In verscheidene streken van Nederland is men op deze wijze tewerk gegaan en wel met goede resultaten. De aldus door de provincie te zamen met een of meer gemeenten op te richten Daamlooze vennoot schap heeft dan tot taak een rationeele drinkwatervoorziening voor het geheele betroKken gebied te ontwerpen en reeds aanstonds over te gaan tot stichting en exploitatie van die onderdeelen van de streek waterleiding, welke daarvoor rgp zijn en wel op zoodanige wijze, dat die onderdeelen passen in het geheele plan, zoodat de gelegenheid om de voorziening over andere gemeenten uit te breiden, wordt opengelaten en deze uitbreiding zelfs bevorderd wordt. Alhoewel wg Uwen Raad nog geen juiste en volledige inlichtingen over de inrichting van de op te richten Maatschappij kunnen verstrek ken, kunnen wij U wel mededeelen, dat het in de bedoeling ligt het aandeeienkapitaal zoo beperkt mogelijk te houden. De N.V. zal het benoodigde stichtings- en bedrijfskapitaal zelve moeten leenen, zoo noodig onder garantie van de provincie en de gemeenten. Thans kan nog niet bepaald worden voor welk bedrag de gemeente in het aandeelenkapitaal zal deelnemen, doch wel kan gezegd worden, dat het hier zal gaan om een bescheiden bedrag. De eerste taak van de op te richten N.V. zal zijn een ontwerp voor eene streekwaterleiding te doen opmaken, waarbij kan worden gebruik gemaakt van de gegevens van de vroeger opgemaakte plannen. Te verwachten valt, dat het Rijksbureau voor Drinkwatervoorziening zich met deze taak zal willen belasten. De voor het opmaken van het plan benoodigde gelden zullen door de oprichters der N.V., daar de op te richten N.V. toch buiten haar zeer beperkt aandeelenkapitaal over geen middelen beschikt, moeten worden bijeengebracht b.v. door het beschikbaar stellen van rentelooze voor schotten, die, wanneer de plannen worden uitgevoerd, zullen worden terugbetaald. Waar de Provincie, zooals uit het vorenstaande blgkt, haar steun en medewerking in deze heeft toegezegd, zullen de gemeenten, die de direct-belanghebbenden zijn, bij de totstandkoming van eene groeps waterleiding voor deze streek niet aarzelen hunne medewerking te ver leenen bg de verwezenlijking van dit groote streekbelang. Burgemeester en Wethouders hebben dan ook gemeend, den Raad te moeten voorstellen: 1. Burgemeester en Wethouders te machtigen te zamen met de Provincie Limburg en de gemeenten, die zullen blijken daartoe te willen medewerken, op te richten eene Naamlooze Vennootschap „Waterleiding- Maatschappij voor Midden- en Noord-Limburg," 2. Te besluiten bg de oprichting der sub 1 bedoelde vennootschap op nader te bepalen voet in het aandeelen kapitaal deel te nemen. 3. Een bedrag van ten hoogste f 750.— beschikbaar te stellen als bijdrage in de kosten van het opmaken van een plan voor eene streek waterleiding voor Midden- en Noord-Limburg, onder bepaling, dat dit bedrag door de op te richten naamlooze vennootschap aan de gemeente zal worden terugbetaald uit de opbrengst van de eerste door haar aan te gane geldleening. De Heer VAN HAREN zegt in principe bij de vorige bespreking ook voor waterleiding geweest te zijn, en dat het hem genoegen doet, dat Burgemeester en Wethouders met voortvarendheid aan de plannen ge werkt hebben, doch om nu al tot een N.V. toe te treden, daar kan Spreker zich niet mede vereenigen. De gemeente zou dan gebonden zijn en er is momenteel nog te weinig van de plannen bekend en vooral ook van de kosten. De Heer MILLEN zegt het geheel met den Heer van Haren eens te zijn; er is feitelijk nog totaal niets bekend, noch omtrent de tarieven noch omtrent de rentabiliteit. De Heer VERMEULEN zegt zich geheel met het voorstel te kunnen vereenigeD en het niet met de Heeren van Haren en Millen eens te zgn. Hij juicht het plan ten zeerste toe en verwacht, dat op den duur anders toch aansluiting bij de drinkwaterleiding zal worden gelast. De voorge stelde groepswaterleiding zal in elk geval veel voordeeliger zgn dan een gemeentelijke waterleiding en Spreker wijst in dit verband op de groepswaterleiding in Westbrabant, waar deze buitengewoon goed vol doet en groote winsten afwerpt. Zooals de plannen indertijd voor Venray waren opgemaakt, waren ze inderdaad niet aannemelijk, maar om nu die f 750.beschikbaar te stellen, daartegen is volgens Spreker toch wel geen enkel beztoaar; wjj krijgen deze later trouwens terug. De Heer ODENHOVEN zegt, dat het hem eigenlijk wel niet verwon dert, dat de Heer Vermeulen dit plan zoo zeer toejuicht. Hg heeft altgd als een voorstander van waterleiding bekend gestaan, maar Spreker vreest toch, dat als vriend Vermeulen zelf eens in het geldzakje moest grijpen, hij niet zoo royaal zou praten. Er is nog niets van de plannen bekend en toch moeten wij maar weer f 750.offeren. En wat dan verder volgt, kunnen wij nog heelemaal niet overzien. Het drinkwater is in Venray over het algemeen ook nog niet zoo heel slecht. In een naburige provincie werd het water bg arbeiders ook afgekeurd en wer den zg verplicht, aan te sluiten bg de waterleiding. Deze menschen werden echter werkloos en konden de kosten niet meer betalen, met het gevolg, dat de waterleiding afgesloten werd en zij nu het drinkwater met een emmer uit een sloot gaan halen. Nu komt de Volksgezondheid er niet aan te pas en laten ze die menschen maar zitten met dat slechte water. Trouwens zou er nu wel werkelijk zoo'n haast met dit besluit zgn. In de afgeloopen week la3 Spreker nog het Raadsverslag van Horst, maar daarin werd nog met geen enkel woord over water leiding gerept. De Heer VAN BOVEN zegt, zich geheel met den Heer Odenhoven te kunnen vereenigen. De ingezetenen zitten nu al met bijna ondrage lijk hooge belastingen en au komt er dit nog weer bij. Het is allemaal heel mooi, maar het moet betaald worden, en Spreker vreest dat de

Peel en Maas | 1939 | | pagina 5