TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Openbare vergadering van den Raad
der Gemeente Venray,
Zaterdag 21 Januari 1939
Zestigste Jaargang No 3
gehouden op Vrijdag 30 December 1938, namiddag 3 uur.
VOORZITTER: de Heer Mr. A. H. M. JANSSEN, Burgemeester.
SECRETARIS de Heer A. F. M. VAN HAARBN.
Afwezigde Heer M. GOUMANS.
De VOORZITTER opent de vergadering met gebed en gaat vervol
gens over tot trekking van een nummer voor eventueele stemmingen in
deze vergadering. Bij de gehouden trekking blgkt, dat getrokken is
Nr. 2 van de presentielijst i.e. de Heer Arts, zoodat deze bij eventueele
stemmingen in deze vergadering het eerst zijn stem moet uitbrengen.
Hierna deelt de VOORZITTER mede, zulks in verband met daarom
trent de vorige vergadering gevraagde inlichtingen door een der Raads
leden, dat bericht van goedkeuring door Heeren Gedeputeerde Staten
van de aan de Kinderen Jac. Camps te Oostrum verleende hypotheek is
binnengekomen. Dit wordt voor kennisgeving aangenomen.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 1 der agenda
„Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot benoeming van den
Heer Mr. Dr. Charles Hubert Marie van Oppen, advocaat en procureur
te Maastricht, als lid der arbitrage-commissie Vredepeel, in de vaca
ture door het overlijden van den Heer van Beurden."
De Heer ODENHOVEN zegt, het zeer goed en gewenscht te achten,
dat die commissie weer aangevuld wordt en die kwestie vreedzaam
wordt opgelost. Ook met den voorgestelden aroiter kan Spreker zich
goed vereenigen, al zou hij ook liever hebben gezien, dat een arbiter
uit Noord-Limburg was voorgedragen.
De VOORZITTER wijst tot stemopnemers aan de Heeren Janssen en
Arts.
Uit de hierop gehouden schriftelijke stemming blijkt, dat de Heer Mr.
Dr. van Oppen met algemeene stemmen is benoemd.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 2 der agenda
„Verzoek van het Bestuur der Bijzondere school te Castenray om be
schikbaarstelling der benoodigde gelden voor vergoeding der gemaakte
kosten ad f 88.70 wegens vernieuwing schoorsteenen en f 100.wegens
aanbrengen van een muur aan de overdekte speelplaats.
Burgemeester en Wethouders stellen voor, voor wat betreft den muur,
de gevraagde medewerking te verleeDen en voor de schoorsteenen af
wijzend te beschikken, zijnde dit naar hua ooraeel kosten van instand
houding, die ten laste komen van het Schoolbestuur.
De Heer STEEGHS zegt, dat het hem verwondert, dat Burgemeester
en Wethouders afwijzend staan tegenover de vergoeding van de kosten
van vernieuwing dér schoorsteenen. Tot het belachelijke toe is deze zaak
feitelijk al in de Raadsvergaderingen besproken, doch Spreker meent
toch bg deze gelegenheid nogmaals duidelijk den gang van zaken uiteen
te moeten zetten. Indertijd, toen van hoogerhand op omzetting van
openbare in bijzondere scholen werd aangedrongen, heeft ook het Kerk
bestuur van Castenray gemeend aan dezen wenk gevolg te moeten geven,
en heeft die feitelijk nog betrekkelijk nieuwe school van de Gemeente
overgenomen. Noch de pastoor, noch de reeds oude kerkmeesters waren
op dit gebied deskundig en met de gemaakte schatting namen zij ge
noegen, zonder eigenlijk te weten, hoe slecht het gebouw was. De kos
ten van die school hebben nog f 16500.bedragen, doch ondanks dit is
ze slecht, hetgeen wellicht te wijten is aan de omstandigheid, dat
mijnheer Timmermann tijdens den bouw ziek was, en nog een betrek
kelijke jonge jongen met het toezicht daar belast was, waardoor de
aannemers blijkbaar, kans gezien hebben geweldig te knoeien. Eerst
kwamen er kosten aan den gierkelder, daarna vielen de plafonds af,
toen moesten de tegels in de gang opnieuw gezet worden en nu ston
den de schoorsteenen op vallen. De toestand was werkelijk levensge
vaarlijk geworden. De Directeur van Gemeentewerken werd er toen
bijgeroepen en deze adviseerde om nieuwe schoorsteenen te bouwen,
waartoe het hoofd der school toen opdracht gegeven heeft. Wettelijk
is nu wellicht het Kerkbestuur voor de kosten aansprakelijk, billijk is
dit echter niet. En was het met deze reparatie's nu maar gedaan, maar
de Directeur van Gem.-Werken adviseerde verder om de heele school
opnieuw te voegen. En Spreker vraagt zich dan ook af, moet het
Kerkbestuur uit de beperkte haar ten dienste staande middeleD nu
maar al die onkosten betalen In 3 jaar tijd is boven de door de Ge
meente toegekende vergoedingen reeds een bearag van f 475.door de
Kerk uitgegeven, redenen waarom Spreker dan ook voorstelt, ook de
kosten van vernieuwing der schoorsteenen voor rekening der Gemeente
te nemen.
De Heer VAN HAREN voelt ook wel voor het voorstel Steeghs en
steunt dit. Ook van andere zijde had Spreker reeds gehoord, dat deze
school slecht gebouwd zou zijn. Wanneer het een openbare school was
gebleven en de Gemeente dus zelf de onderhoudslasten had gehouden,
waren er even goed hooge kosten gekomen.
De Heer VERMEULEN steunt mede het voorstel Steeghs, doch zou
hieraan dan de voorwaarde willeD verbonden zien, dat het nu de laatste
maal is, dat dergelijke kosten, die feitelijk inderdaad onderhoudskosten
zijn, worden vergoed.
De Heer PUBBEN meent ook, dat vooral toch de schoorsteenen in
orde moeten zijn, en vindt dat de Raad eigenlijk wel verplicht is deze
vergoeding toe te keünen-
De Heer ODENHOVEN merkt nog op, dat na de omzetting in bij
zondere scholen over de meeste scholen geen klachten meer gehoord
zijn. Deze school schijnt echter wel bijzonder slecht te zijn, zoodat ook
hij wel voelt voor vergoeding.
De Heer MILLEN is het met den heer Odenhoven eens en meent,
dat het Kerkbestuur bij de overname toch niet kon weten, dat deze
school zóó slecht was.
De VOORZITTER antwoordt hierna, dat het hier gaat over de vraag
of deze kosten volgens de Lager-Onderwijswet zijn aan te merken als
kosten van instandhouding, ja of neen. Naar de meening van Burge
meester en Wethouders had bij de overname met de omstandigheid, dat
deze school slecht gebouwd is, rekening gehouden moeten worden, en
zoo de Heeren Kerkmeesters zelf niet deskundig waren, belette hun
toch niets om zich door deskundigen te doen bijstaan en voorlichten.
Naar Sprekers meening zijn deze kosten thans als kosten van instand
houding aan te merken en komen dus niet voor vergoeding overeen
komstig artikel 72 der L O wet in aanmerking. Zooals Spreker gehoord
heeft, is deze zaak verleden jaar ook reeds aan de orde geweest en
toen is de Raad daar niet op ingegaan Buiten Burgemeester en Wet
houders, buiten den Raad en buiten den Inspecteur van het Lager
Onderwijs om is nu gehandeld. Er is geen bestek of teekening inge
zonden, doch geheel eigenmachtig is men daar te werk gegaan. Des
ondanks willen Burgemeester en Wethouders toch nog soepel zijn en
stelden daarom voor de vergoeding voor de verbetering der speelplaats
toe te kennen. Weliswaar betreft het hier voor de verbetering der
schoorsteenen maar een klein bedrag, doch met het scheppen van een
precedent, zooals hier, dient men steeds uiterst voorzichtig te zijn. Ook
andere scholen hebben al een aanvrage ingediend; het wordt als een
sneeuwbal. De Raad heeft natuurlijk de beslissing, maar Spreker voelt
zich verplicht te waarschuwen. In elk geval had het schoolbestuur van
Castenray de officieele beslissing moeten afwachten, alvorens die ver-
beteringswerken aan te brengen.
Ds Heer STEEGHS erkent, dat het hoofd der school eigenlijk wel
wat eigenmachtig is opgetreden, doch zet uiteen, dat de schoorsteen
veger reeds herhaaldelijk op den slechten toestand der schoorsteenen
had gewezen en tenslotte zelfs deze niet meer durfde te vegen. Als de
puntjes op de i gezet worden, zal het Kerkbestuur deze kosten wel
snoeten dragen, maar het betrof hier een onhoudbaren toestand, die
geen uitstel duldde. De gang van zaken is echter inderdaad onjuist ge
weest. Spreker wijst er verder op, dat deze zaak nog nooit officieel
aan de orde geweest is. De Inspecteur van het Lager Onderwijs zei
echter direct, toen hij naar de overdekte speelplaats kwam kijken
„dat is niet in orde met die speelplaats, als daar geen muur bijgebouwd
wordt, keur ik het af", zoodat ook hier opdracht werd gegeven tot den
bouw. Wanneer ook deze beide bedragen toegekend worden, staat het
schoolbestuur van Castenray er financieel nog slecht voor en als dan
verder niets meer gevraagd wordt, zooals de bedoeling is, komt de
Gemeente er nog met een koopje af.
De Heer VAN BOVEN sluit zich ook bg het voorstel Steeghs om die
f 88.70 alsnog te verleenen aan. Zooals de heer Steeghs heeft opgemerkt
zal het schoolbestuur van Castenray binnenkort nog voor grootere uit
gaven komen te staan, doch die moeten ze dan maar zelf dragen: de
gemeente kan ook niet aan 't geven blijven. Wat betreft de andere reeds
ingediende verzoeken meeat Spreker dat deze hier buiten staan, elk
geval moet op zichzelf beoordeeld worden en indien er termen aanwezig
blijken ie zgn, zal ook daar de vergoeding toegekend moeten worden.
De Heer ARTS zegt, over deze kwestie te denken als de andere
Raadsleden en zou die f 88.70 maar verleenen.
De VOORZITTER merkt hierna op, dat zooals de Heer Steeghs ge
zegd heeft er gevaar bestond dat de schoorsteenen zouden omwaaien.
Dan rijst echter de vraag of het hier geen geval van verwaarloozing
betreft, waarvoor dan tenslotte ook het schoolbestuur aansprakelijk is.
Een vakman en ook de Directeur van Gemeeentewerken kunnen er niet
•over beslissen of deze vergoeding toegekend moet worden. De Raad
beslist hierover in overleg met den Inspecteur van het Lager Onderwijs.
Vervolgens brengt Spreker het voorstel van Burgemeester en Wet
houders in stemming.
Uit de gehouden stemming blijkt, dat dit voorstel met 4 tegen 10
stemmen is verworpen.
Vóór stemden de Heeren Houben, Nelissen, Reintjes en Asselbergns.
Tegen stemden de Heeren Arts, Vermeulen, van Haren, Janssen, van
Djjck, Steeghs. Pubben, Odenhoven, Millen en van Boven.
Vervolgens brengt de VOORZITTER in stemming het voorstel van
Burgemeester en Wethouders, geamendeerd door den Heer Steeghs.
Dit voorstel wordt met 11 tegen 3 stemmen aangenomen.
Vóór stemden de Heeren Arts, Reintjes, Vermeulen, van Haren, Jans
sen, van Dijck, Steegs, Pubben, Odenhoven, Millen en van Boven.
Tegen stemden de Heeren Houben, Nelissen en Asselberghs.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 3 der agenda: Ver
zoek van het Bestuur der Vereeniging tot bevordering van het Vreem
delingenverkeer in Noord-Limburg, gevestigd te Venlo, om beschikbaar
stelling van een subsidie van één cent per inwoner.
De Heer ODENHOVEN vraagt, of het de bedoeling dus is om deze
subsidie toe te kennen aan de Vereeniging, die opgericht is uit de ver
schillende V.V.'s in Noord-Limburg. Zoo ja, dan is Spreker wel voor
subsidie, maar ziet toch tot zijn spijt, dat ze gevestigd is te Venlo. Ook
in het Noordelijk deel van Noord-Limburg is veel natuurschoon in het
geheele gebied van Venlo tot Mook. Liever had Spreker gezien, dat het
hoofdbureau gevestigd was in het centrum van Noord-Limburg, dus in
Venray, „de Parel der Peel".
De Heer VAN HAREN kan zich met dit voorstel van Burgemeester
en Wethouders niet vereenigen. Spreker zou liever de Venraysche ver
eeniging steunen en niet Venlo. Het meer Zuidelijk gedeelte zal nu
hoofdzakelijk van deze subsidie profiteeren. Had de V.V. uit Venray
subsidie gevraagd, dan was het wat anders geweest.
De Heer VERMEULEN ziet toch deze zaak eenigszins anders en
meent, dat de gezamenlijke vereenigingen meer tot stand zullen
kunnen brengen dan één afdeeling. Wellicht kan ook de afdeeling Ven
ray op eigen wieken drijven.
De Heer STEEGHS zegt, deze zaak bekeken te hebben als de Heer
van Haren. Weliswaar is het streven tegenwoordig om alles in streek-
verband te regelen, maar Spreker vreest, dat ze Venray zullen voorbij
trekken. Vooral de plaatselijke vereeniging zal veel tot stand kunnen
brengen, speciaal voor Venray.
De Heer MILLEN .acht het integendeel beter, dat er voor geheel
Noord-Limburg een centrum is, van waaruit de actie gevoerd wordt.
Spreker voelt dan ook wel voor het voorstel van Burgemeester en
Wethouders om deze subsidie voor één jaar te verleenen. In dit jaar
kan dan bij de plaatselijke afdeeling worden nagegaan of deze er ook
werkelijk direct profijt van heeft.
De Heer VAN BOVEN beziet deze zaak zoo, dat het Bestuur der
Venraysche V. V. in Venlo medezeggenschap zal krijgen. In Venlo is
steeds op het gebied van vermaak veel te doen geweest met als gevolg,
dat de jongere generatie heelemaal naar de stad ging. Kier zou nu
echter cok eens getracht kunnen worden om vreemdelingen te krijgen.
Spreker zou het dan ook, zooals de Heer Millen zegt, eens voor één
jaar willen probeeren.
De Heer ARTS vereenigt zich ook met het door de Heeren van Boven
en Millen gesprokene.
De Heer PUBBEN voelt ook wel voor deze subsidie. Als aan Venray
wat meer bekendheid gegeven werd, zou dit misschien voor vreemden
ook een aanleiding kunnen zgn om hier b.v. eens een bedrijf op te
richten.
De VOORZITTER wijst er hierna op, dat dit verzoek niet van de
Vereeniging Vreemdelingen-Verkeer Venlo uitgaat, maar van de onlangs
door de Noord Limburgsche gemeenten opgerichte Vereeniging ter be
vordering van het Vreemdelingen-Verkeer in Noord-Limburg. Op eene
onlangs te Venlo gehouden vergadering hebben genoemde gemeenten
besloten die Vereeniging op te richten, omdat dit verschillende voor-
deelen biedt. De kans op Provinciaal subsidie is grooter voor deze
Vereeniging dan voor een plaatselgke afdeeling. In het bestuur dezer
Vereeniging zgn vertegenwoordigd de V.V.'s van Venlo, Arcen, Wanssum
en Venray. En uit het feit, dat Baron de Weichs de Wenne uit Geys-
teren Voorzitter dezer Vereeniging is, blgkt al aanstonds, dat deze
Vereeniging niet enkel voor Venlo is bedoeld. Dat vreemdelingen een
plaats bezoeken is voor die plaats van veel belang. Ze krijgt daardoor
grootere bekendheid en, zooals de Heer Pubben reeds opmerkte, zou
dit misschien tot vestiging van nieuwe industriën kunnen bijdragen. De
bedoeling is om een vereeniging te hebben, die geheel Noord-Limburg
bestrijkt. De vreemdelingen, die hier naar toe komen, zullen wellicht
een ander slag menschen zijn dan die Zuid Limburg bezoeken. Dit zul
len menschen zijn, die van de tingel-tangels van de stad af willen zijn
en behoefte gevoelen om eens een rustige vacantie te hebben, waartoe
zich Noord-Limburg en dus ook onze gemeente uitstekend leent. De
opzet van het plan is om een gemeenschappelijke actie te voeren. Er
is veel propaganda noodig, zooals courantenartikelen, folders e.d. Er
moet gezorgd worden voor goede rijwielpaden en misschien zou zelfs
een film van Noord-Limburg gemaakt kunnen worden, en dit zijn alle
maal dingen, die een plaatselgke Vereeniging op zich moeilijk of in het
geheel niet tot stand kan brengen. Daarbij komt nog, dat de gemeente
zich niet bindt, doch deze subsidie slechts voor één jaar verleent. En
wanneer er voor Noord-Limburg iets gedaan wordt, dan kan men onze
gemeente met hare groote uitgestrektheid en groote brokken landschap-
schoon toch zoo maar niet links laten liggen. De vrees van den Heer
van Haren, dat Venray er niet van zal profiteeren, kan Spreker dan
ook geenszins deelen en hij adviseert den Raad derhalve dit voorstel
van Burgemeester en Wethouders aan te nemen.
De Heer VAN HAREN merkt nog op, dat de Voorzitter hem blijk-
baar verkeerd begrepen heeft. Spreker is niet tegen vreemdelingen
verkeer, integendeel z.i. verdient het streven om vreemdelingen te
trekken allen mogelijken steun en medewerking. Indien de Voorzitter
zgn toelichting tevoren gegeven had, zou Spreker zijn opmerkingen niet
gemaakt hebben en nu kan hg zich dan ook met het voorstel geheel
vereenigen.
De Raad besluit hierna zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig
het voorstel van Burgemeester en Wethouders deze subsidie voor 1939
te verleenen.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 4 der agenda
„Voostel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van het
Ambtenarenreglement voor de gemeente Venray." Deze wijziging betreft
enkel eene redactieverandering en wgziging van een tijdvak, noodig ge
worden in verband met gewijzigde Dienstplichtvoorschriften.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de Raad deze wijzigingen aan te
brengen.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 5 der agenda „Voor
stel van Burgemeester en Wethouders om stemdistrict IV (Oirlo) voor
de verkiezing van de Tweede Kamer, de Provinciale Staten en den
Gemeenteraad te verdeelen in twee stemdistricten n.l. stemdistrict IV
(Olrlo) en IVa (Castenray) en dan mede een klein gedeelte van stem-
district V over te brengen naar IVa. Als stemlokaal voor stemdistrict
IVa aan te wijzen het Patronaat te Castenray." Burgemeester en Wet
houders stellen voor de indeeling der stemdistricten IV en IVa te doen
samenvallen met de parochiale indeeling.
De Heer STEEGHS zegt dit agenda-punt met zeer veel genoegen ge
zien te hebben. Hg wijst echter nog op enkele gezinnen, die steeds in
Leunen gestemd hebben, doch eigenlgk bg Castenray hooren, en vraagt
of er nu ook aan gedacht is, dat deze voortaan tot het stemdistrict
Castenray zullen gaan behooren.
De VOORZITTER antwoordt, dat de grens der stemdistricten zuiver
getrokken is, zooals de grens der parochies loopt.
Zonder hoofdelgke stemming besluit de Raad hierna overeenkomstig
het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 6 der agenda
„Voorstel van B. en W. tot verlaging der huur van de gemeente
woning Heide L 53a van f 300 op f 250 per jaar ingaande 1 Januari 1939."
Wordt zonder hoofdelgke stemming aangenomen.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 7 der agenda
„Voorstel van B. en W. om hen te machtigen, zooals gebruikelijk tot
het doen der gewone verkoopingen van haahout, turfslgk enz. en ver
pachting van de vervallen pachten."
Wordt zonder hoofdelgke stemming aangenomen.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 8 der agenda:
Voorstel van B. en W. tot vaststelling van het bedrag, dat in 1939 per
leerling voor de bijzondere scholen wordt beschikbaar gesteld ter be
strijding der kosten, bedoeld in art. 55 bis der L.O. wet 1920, resp. op
f 6 22 voor de lagere scholen en f 15 voor de U.L.O. schooL"
Wordt zonder hoofdelgke stemming aangenomen.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 9 der agenda:
„Voorstel van B. en W. om hen de bevoegdheid te geven art. 141 der
Algemeene Politieverordening en art. 5 der Bioscoopverordening ook
wederom voor 1939 buiten werking te stellen."
Wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Vervolgens stelt de VOORZITER aan de orde punt 10 der agenda
„Voorstel van B. en W. tot wgziging der verordening op de heffing van
opcenten op de Personeele Belasting*' zoodat dus voortaan 200 opcenten
op deze belasting geheven zullen worden.
Wordt zonder hoofdelgke stemming aangenomen.
Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde punt 11 der agenda
„Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wgziging der verorde
ning op de heffing van opcenten op de Gemeentefondsbelasting." Voor
het belastingjaar 1939 zullen ten behoeve der gemeente 75 opcenten op
deze belasting geheven worden.
Wordt zonder hoofdelgke stemming aangenomen
De VOORZITTER stelt hierna aan de orde punt 12 der agenda:
„Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling eener ver
ordening op de heffing van straatbelasting in de gemeente Venray."
De Heer PUBBEN zegt het rapport, dat door de hiervoor ingestelde
Commissie is uitgebracht, gezien te hebbenhg vindt het wel vreemd'
dat Burgemeester en Wethouders nu accoord gaan met het voorstel
om gewone kiezelwegen voor de heffing dezer belasting gelijk te stellen
met asfalt-wegen. Deze laatste wegen hebben veel meer gekost dan die
kleine kiezelwegen, en Spreker zou dan ook liever gezien hebben, dat
het tarief hiervoor op 8 pCt. gelaten was.
De Heer VAN HAREN wijst in verband met het uitgebrachte rapport
op de totstandkoming van dit voorstel. In verband met het ingediende
oorspronkelijke ontwerp besloot de Raad een Commissie in te stellen,
waarvan de noodzakelijkheid nu toch wel voldoende blgkt. De verande
ring der tarieven, waarmede Burgemeester en Wethouders zich hebben
vereenigd, demonstreert overduidelijk de schreeuwende onbillijkheid,
welke het oorspronkelijk ontwerp inhield. Dit had kunnen worden voor
komen door verschillende verordeningen op te vragen en deze onderling
te vergelijken, zooals nu door de Commissie is gedaan. En ook thans
is deze straatbelasting nog niet billijk, al is ook getracht deze billijk
heid zoo goed mogelijk te benaderen. Maar menschen met goede in
komens, die gehuurd wonen, betalen deze belasting niet. Daarom kan
Spreker zich eigenlgk nog niet al te goed ermee vereenigen. Deze
belasting zal weer het zwaarst drukken op den Middenstand, daarover
het algemeen de belastbare opbrengst van zakenhuizen het hoogst is.
De Heer REINTJES wijst er als Commissielid nog op, dat de tijd om
deze verordening te bestudeeren eigenlgk wel wat kort is geweest. Er
zijn verschillende verordeningen opgevraagd en deze zgn vluchtig inge
zien. De Commissie meent echter, dat aldus de verordening zoo billijk
mogelgk is. Ook de boeren, die niet aan asfaltwegen wonen, profiteeren
van die wegen en zoo is het ook met de zakenmenschen. De Commissie
was bij haar taak gehouden een verordening te maken zóó, dat de
opbrengst toch f 20000 zou bedragen en als dus de belasting voor de
eene categorie verlaagd werd, dan moest ze voor een apdere verhoogd
worden. Daar de belastbare opbrengst van de perceelen in de kom
zooveel hooger geschat is dan die der perceelen buitenaf, is het tarief
ook voor de grindwegen toch niet zoo onbillijk als het oogenschgnlgk
wel lijkt. En tenslotte heeft de Commissie dan ook aan B. en W. ver
zocht, daar de opbrengst niet met zekerheid te bepalen is, doch het
steeds een raming blijft, om wanneer na het opmaken van het kohier
mocht blijken, dat zij meer of althans eenigszins beteekenend meer is
dan f 20000, hiervan aan den Raad mededeeling te doen, opdat deze dan
eventueel op alle aanslagen een korting kan toepassen.
De Heer VERMEULEN zegt, dat het hem genoegen doet, dat Burge
meester en Wethouders het voorstel der Commissie hebben overgenomen,
en vraagt nog, of het de bedoeling is om een percentsgewijze korting
toe te passen over alle aanslagen, dus voor alle aanslagen hetzelfde
percentage dan wel een progressief, dus een stijgend procent naar
gelang de aanslag hooger is.
De Heer STEEGHS vindt, dat in de voorgestelde wijzigingen veel
goeds zit, zoo bijv. dat de extra heffing voor goten en verlichting is
vervallen. De heffing van 10 pCt. voor de kiezelwegen is inderdaad
hoog, maar Spreker meent, dat dit toch ook weer te billijken is, wan
neer geregeld voortgegaan wordt met de omzetting van zandwegen in
grintwegen.
De Heer ODENHOVEN meent, dat de normen nu voor Venray nóg
hoog zgnin de meeste andere gemeenten is deze belasting lager. De
opbrengst zal naar Spreker verwacht de f 20000 dan ook wel over
schrijden. In verschillende andere Limburgsche gemeenten wordt de
straat-, trottoir- en rioolbelasting in één belasting geheven, hier hebben
we die in de Kom echter afzonderlijk en alle drie zijn ze vrij hoog.
De VOORZITTER zegt, belastinginvoering is nooit prettig. Naar
aanleiding van het gesprokene bg de behandeling in Comité-Generaal
der begrooting hadden B. en W. den indruk, dat de Raad het na de
voorgestelde wijzigingen unaniem met hen eens zou zgn. Nu wordt er
wel gezegd B, en W. zgn voorbarig geweest met de indiening dezer
verordening en het oorspronkelijke ontwerp was schreeuwend onbillijk,
doch Spreker ziet dit niet in. De verlaging van het tarief is in hoofd
zaak gelegen in het niet extra heffen van belasting voor goten en ver
lichting. Dit wil echter niet zeggen, dat het heffen dezer belasting naar
die grondslagen niet billgk was, want wanneer wg in de begrootiag zien,
dat de gemeente ongeveer f 7000 voor openbare verlichting heeft te
betalen, dan was het voorstel om hier een kleine belasting voor te heffen
toch niet onbillijk. Het feit, dat B. en W. met de Commissie accoord
zijn gegaan, moet dan ook niet worden uitgelegd als zouden B. en W.
hierdoor erkennen dat hun voorstel onbillijk was, doch vindt zgn oorzaak
hierin, dat zg, na voeling met den Raad gehouden te hebben, een
tegemoetkomende houding hebben willen aannemen, liever dan maar
dwars en star tegen den Raad in te big ven gaan. Van haar kant is ook
de Commissie aan B. en W. tegemoet gekomen en aldus is gebleken de
goede wil tot samenwerking. Hierdoor is het toen ook mogelijk gebleken,
de tarieven voor de wegen sub a en b van het oorspronkelijk voorstel
tot één tarief te vereenigen, op overweging, dat feitelijk toch ook de
geheele gemeente van de goede wegen profiteert. Er waren ook bij de
onlangs gehouden bespreking uit den Raad reeds stemmen opgegaan
om de buitenmenschen meer te laten gaan betalen, naar Spreker meent,
was het de Heer van Haren, die vond, dat het dorp te zwaar belast
werd tegenover de bewoners van de gehuchten. Daar de belastbare
opbrengst van perceelen aan grintwegen ook in verhouding lager geschat
is dan die van perceelen aan asfaltwegen, zal daar dus het voorgestelde
tarief ook niet zoo zwaar drukken als elders. Verder zgn Burgemeester
en Wethouders bereid het kohier, alvorens de aanslagbiljetten uit te
schrijven, ter inzage te verstrekken, zoodat dan nog een verlagingkan
toegepast worden als de opbrengst belangrijk mocht meevallen. In elk
geval raadt Spreker aan deze belasting aan te nemen, wijl het nood
zakelijk is voor de bewaring van het evenwicht in het budget der
gemeente.
De Heer MILLEN brengt dank aan de Commissie voor de voorge
stelde wijzigingen en wgst er op, dat de kosten van straatverlichting
voor deze gemeente ongeveer f 7000.— bedragen. Zou de Raad besluiten,
de geheele gemeente electrisch te gaan verlichten, dan zou dit veel
voordeeliger uitkomen, maar de strop van het Gasbedrijf zou weer
zooveel grooter worden, en die moet dan toch ook weer uit de door
de geheele gemeente bijeen gebrachte belasting worden betaald.
De Heer REINTJES merkt in verband met het door den Heer Oden
hoven gesprokene, dat deze belasting zwaar zou drukken vooral mede
door de rioolbelasting en trottoirbelasting, die toch alleen door de kom
betaald worden op, dat ook de boeren in den vorm van hand- en
spandiensten reeds veel bgdragen in de kosten van onderhoud der
wegen.
De Heer VAN BOVEN wijst ais Commissielid naar aanleiding van
den dank, door den Heer Millen gebracht, er nog op, dat de Commissie
naar beste weten gehandeld heeft en gezocht heeft naar de meest
billijke verdeeling der lasten. Burgemeester en Wethouders zijn met die
voorstellen accoord kunnen gaan en Spreker hoopt, dat het mogelgk
zal zijn nog eenige reductie te verleenen. Deze belasting moet er echter
absoluut komen en het is toch nog beter, dat de Gemeente zich zoo ziet
te redden dan dat zij den weg der noodlijdendheid opgaat.
De Heer PUBBEN zegt aan den goeden wil der Commissie of van
B. en W. niet te twijfelen, en zich met het laten vervallen der heffing
voor straatverlichting dan ook goed te kunnen vereenigen. Echter is
7 pet. van de belastbare opbrengst voor de kleine menschen, die daar
achter aan die binnenwegen zitten, nog vrg veel en Spreker hoopt dan
ook, dat, als het mogelgk zal blijken eene reductie toe te passen, deze
het eerst wordt gegeven aan de menschen aan zandwegen. Dezen
maken voor hun bedrijf toch weinig of geen gebruik van de betere
wegen.
De Heer STEEGHS merkt nog op, het eigenlgk niet geheel juist te
vinden dat gemeente-eigendommen als boerderijen en woningen die ver
huurd zijn, vrg zijn van belasting. Dit is eigenlgk niet billgk. Particu
liere woningverhuurders zullen den huurprijs der woningen met het be
drag der straatbelasting gaan verhoogen, zoodat Spreker van oordeel
is, dat de gemeente eigenlijk toch ook in het vervolg bij het verhuren
en verpachten een dergelijke verhooging moest gaan toepassen.
De VOORZITTER antwoordt, dat de Gemeente toch geen belasting
aan zich zelf kan gaan betalen. In de toekomst kan bg verhuringen
hiermede natuurlijk rekening gehouden worden. Wat verder de heffings
percentages aangaat, hiermede kan men moeilijk met andere gemeen
ten een parallel trekken, want daar kunnen de belastbare opbrengsten
veel hooger geschat zijn. Zoo zgn bijv. in Zuid-Limburg de belastbare
opbrengsten veel hooger geschat, hetgeen natuurlijk vooral komt door
de mijnindustrie.
Zooals de Heer Millen heeft opgemerkt over de straatverlichting is
zeer juist en B. en W. dachten er ook aldus over.
Die 7 pet. voor binnenwegen, zooals de Heer Pubben zegt, lijkt inder
daad veel, maar de belastbare opbrengst van die perceelen is zeer
miniem, zoodat de belasting vanzelf niet hoog is.
Ten slotte brengt Spreker nog dank aan de Commissie voor de vlugge
en accurate wijze waarop zij zich van haar taak gekweten heeft.
Zonder hoofdelgke stemming besluit de Raad hierna tot vaststelling
der verordening op de heffing van Straatbelasting.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde punt 13 der agenda
„Voorstel van B. en W. tot vaststelling eener verordening tot heffing
eener precariobelasting in de gemeente Venray".
De Heer PUBBEN merkt in verband met dit punt als Commissielid
op, dat naar aanleiding van het door de Commissie uitgebrachte rap
port een schrijven van B. en W. aan de Raadsleden is toegezonden,
waaruit blgkt, dat dezen zich op vele punten met de Commissie kunnen
vereenigen, terwijl ze het op enkele andere punten niet met de Com
missie eens zijn. Nu kan Spreker zich en de andere leden der Com
missie zullen het daarmede ook wel eens zijn, vereenigen met het