TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS AKKERTJE Naar aanleiding eener encycliek. Verpachten van ongeoogst fruit. FEUILLETON. Jonge kracht op ouden grond Hoe genoeglijk rolt het leven Krakelingen. Zaterdag 10 September 1938 Negen en vijftigste Jaargang No 37 De encycliek MitBrennen- der Sorge van 14 Maart 1937 is door de Duitsche nationanl- socialisten met gramschap en hoon ontvangen. Een gewone reactie bij hen, die zich schuldig voelen. Afgaande op die uitingen van verontwaardiging zou men kunnen meenen, dat deze encycliek een vlammend protest zou zijn tegen de Duitsche kerkvervolging. Zoo is het niet. De encycliek is het woord van een bezorgden Vader, „een woord van waarheid en zielesterking", zooals Pius XI schrijft, „van hem, tot wiens eersten voorganger het zoo be- teekenisvolle woord van den Heiland gericht was: „Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet bezwijke. En gij van uw kant versterk uwe broeders." Wat niet belet, dat de Paus in hetzelfde schrijven zegt, ook voortaan niet moede te zullen worden, ..op te treden als de pleiter voor het geschonden recht" en „ons te verzetten tegen een geesteshouding, welke beschreven recht met openlijk of bedekt geweld tracht te overweldigen." Het is wel teekenend voor den huidigen toestand in de samen leving, dat de Paus in deze en cycliek de Bisschoppen van Duitschland aanspoort, te zorgen, dat de primaire geloofswaarheden zuiver en onvervalscht gehouden blijven, zooals het geloof in God, het geloof in Christus, het geloof in de Kerk, het geloof aan het Primaatschap van den Paus en verder vermaant vast te houden aan de ware beteekenis van heilige woorden en begrippen, aan de zedeleer en de zedelijke orde en aan de erkenning van het na tuurrecht. In zijn vaderlijke bezorgdheid richt de H. Vader zich dan ach tereenvolgens tot de jeugd, om haar te waarschuwen tegen de bijzondere gevaren, die haar drei gen, tot de priesters en klooster lingenom hen te sterken en aan te moedigen in beproevingen en lijden, tot de trouwe zonen en dochters uit den leekenstand om hen een vadergroet te zenden en hen te vermanen tot het beseffen hunner groote verantwoordelijk heid ten opzichte hunner kinderen, vooral met het oog op het on derwijs en de school. De door den Paus besproken groote waarheden en verplichtin gen worden in onzen tijd door allerlei stroomingen in de samen leving in een verkeerd daglicht geplaatst. Er is dus reden om er overal de aandacht op te vestigen Laten wij daarom nog eens terugkomen op dezen pauselijken zendbrief. Over dit onderwerp hebben wij «loor PAUL KUYPERS. (Nadruk verboden) 31 Zondagsmiddags wandelde hij naar Dora's, daar was hij welkom, hij had er eenig verzet met de jongens. Hij kon er wat meewerken, wat bezigheid hebben om aan haar niet zooveel te denken op deze uren, dat hij anders ginds naast haar gezeten zou hebben Och en Dora was 'n opgewekt wezen. Ze vertelde over haar jongens, die nou al zoo onbegrijpelijk wijs begonnen te worden. Het klein Marietje moest eens komen om voor Bertje's een wees gegroet te bidden. Marietje bidde. Aan het eind zeien de vijf kinderen die daar aan den herd doende waren „Amen." In zijn taai beduidde Jantje na dit gebed, dat hij toch niet naar bed ging. Wat 'n wiis jong toch Bertje gaf Marietje's 'n cent voor den spaarpot. Nou moest Bert ook 'ns komen kijken, hoe Dora haar wieg vernieuwd had en opgemaakt had voor den komenden zoon, lijk Dora hoopte. In de voorkamer stond de wieg onder een overgordijn verborgen. De jongens kost ge hier niet altijd buiten keeren en ze waren toch al zoo wijs Ja. Dora had ze maar wat schoon opgetuigd De welvend-gebogen roei van den wiegenkoepel had ze met rose linten omstrikt. Ze had het dekentje met nieuwe zij overtrokken, ook rose, dat kleurde blijer dan groen. Ze had er den laatsten keer dat ze reeds meerdere malen geschreven; ook hebben wij er al eens met nadruk op gewezen, dat ernaast crisisvoorschriften ook nog zoo iets bestaat als vereenigings- plichten. Deze vereenigings-plich- ten zijn te steiker wanneer de statuten aan de leden de ver plichting tot veilen opleggen. Het is ons totaal onverklaar baar, dat er nog zooveel telers van fruit zijn, die hun fruit ver pachten in plaats van het zelf te oogsten en te veilen. Er heerscht nog een heeleboe! misverstand en onverstand te dezen opzichte onder onze telers ook onder die telers, die anders nogal „vooraan" in de beweging staan en die iemand erg leelijk zouden aankijken als men ze van achterlijkheid beschuldigde. Dat eigenaars van boomgaar den, die alleen maar „bezitter" zijn en verder niets met de fruitteelt te maken hebben, dan dat ze jaarlijks de verpachting van hun boomgaarden aan den notaris opgeven, hun fruit niet veilen doch verpachten, kunnen wij ons nog indenken. Maar dat daadwerkelijke telers van fruit, die het heele jaar door hun fruit en boomen zelf ver zorgen, als de oogst in zicht is hun fruit gewoon verpachten, dat kunnen wij ons niet begrijpen. En hoewel wij den pachters van fruit niets ten kwade willen duiden, zullen zij zelf moeten toegeven, dat zij niet uit liefde voor den boer en ook niet uit liefde voor den fruitteler dorp en land optrekken om het fruit van den teler in ongeoogsten toestand op te koopen. Het risico dat de pachter neemt kan de teler in 99 van de 100 gevallen veel beter zelf nemen. Het laatste voordeel, verdiscon teerd in een betere eindopbrengst zou in zeer vele gevallen de rentabiliteit van de fruitteelt zeer zeker verhoogen. Op de vraag, hoe wij de zaak graag zouden zien aangepakt, komen wij zeer binnenkort nog wel eens terug. Wij hebben gemeend, vooral nu de fruitoogst beneden normaal zal zijn en nu de pachters overal in de weer zijn om het beschik bare fruit op te koopen, nog eens op een en ander te wijzen. Wij zouden dezen raad willen geven: Als men U zooals nu, erg naloopt voor Uw fruit, past dan op, want dan hangt er iets in de lucht en kan men goede prijzen verwachten en vooral voor het bewaarfruit. Laat U ook niet van de wijs brengen door allerlei bangma kerijen omtrent sorteeringsvoor- schriften, invoer van vreemd fruit enz., want hieraan is de pachter met zijn gepachte fruit ook on derhevig. Het is ons bekend, dat men met dit „argument" de fruit telers tot het verpachten van hun fruit tracht over te halen Verder zijn er pachters, die aan de menschen vertellen, dat zij de formulieren wel in orde zul len maken, zoodat de verpachter in de stad op de markt was geweest alvast maar een rammelaar in gekocht, want als het 'n zoon was, zoo zij hoopte, dan moest ie al gauw wat te doen hebben, zoo eene En fiepen, dat had ze afgeschatt. Op 't consultatie bureau kwamen ze daar niet van in. Harrie, hare mensch kwam van den stal bij hen in de kamer binnen. Onze zesde z'n bed is verrig, Bert Als 't Ood belieft wei, wat hoop ik er toch op nou mijne tijd zoo op schiet Ze stonden neveneen, Dora en Harrie. We moeten afwachten hoe 't zijn zal, zei Harrie, maar komde-guilie in den herd want het trekt hier nogal t Ze zaten nog 'n hortje rond de kachel. Tegen den avond ging Bertje maar weer naar huis. Hij moest nog 'ns terugkomen, zei Dora, toen ze de deur achter hem dicht deed. Toen Bert over de hei naar huis ging had hij zat te denken. Hij was tegenwoordig 'n sukkel van 'n vent. Hij had z'n zin niet. Alles wat hij ooit in 't leven van plan was geweest, had hij gedaan. Hij was naar 't seminarie gegaan, hij was ervan teruggekomeif. Hij bewonderde 'n meiske en kreeg het. Hij verlangde naar een baantje, ze waren hem er thuis voor komen halen! Hij had nadien z'n meisje ais 'n last van zich afgeschud. Was het een gril geweest Nee, hij had het gedaan voor beterswil van allebei. Was hij dan niet voor haar naar de stad gaan werken Hij had geen reden om langer in de stad te werken, nou hij z'n meiske niet meer had. Hij was vrij man en als de boer derij hem nou zoo onweerstaanbaar riep, waarom ging hij dan niet terug, vrij zijn als de kraaien op een dries Wat zouden vader en moeder zeggen, als hij daar nou ineens weer mee voor den dag kwam 't Zou als een onge- zich nergens zorgen over behoeft te maken. Deze verklaring is in vele ge vallen beslist „onjuist". Het is ons bekenden de stukken hebben wij in ons bezit, dat erfruittelers zijn, die door de statuten hunner veilingsvereeniging gebonden zijn al hun producten, dus óók hun fruit, te veilen op de veiling waarvan ze lid zijn. Deze telers hebben een aan vrage ingediend om hun fruit te mogen verpachten en de betref fende veiling heeft zich hiermede accoord verklaard onder de van zelfsprekende voorwaarde, welke ze bovendien nog eens schrifte lijk herhaald heeft, dat het ver pachte fruit op de eigen veiling geveild moet worden. Onder deze voorwaarde heeft het lid zijn fruit ook verpacht. Nu kan de pachter echter tevens 'oestemming hebben van de Ned. Groenten- en Fruitcentrale om het door hem gepachte fruit op een andere, hem toegewezen veiling te doen veilen. Wanneer de pachter nu echter van deze toestemming der Cen trale gebruik maakt en beide partijen dan in de meening ver- keeren, dat de zaken in orde zijn, dan is dit maar voor de ééne helft het geval. Voor de Nederl. Groenten- en Fruitcentrale zal de zaak aan de hand van de verstrekte vergun ning wel in orde zijn, maar met de statutaire plicht van het lid verpachter is het niet in orde. Hij en hij alleen blijft tegenover zijn veiling aansprakelijk voor het nakomen van zijn verplich ting tot veilen van al zijn pro- dructen op de eigen veiling; en als de pachter hieraan niet vol doet, ook al heeft hij toestem ming van de Centrale voor een andere veiling, dan kan de vei ling het lid-verpachter wegens niet-nakomen van zijn statutaire verplichting gerechtelijk aanspre ken voor schadevergoeding en boete. Hij kan dan op zijn beurt den pachter aanspreken, aangezien deze de bij de verpachting aan gegane verplichting om te veilen op de veiling van den verpach ter, niet heeft nagekomen. Uit den aard der zaak geeft dit alles veel moeilijkheden en orengt het veel kosten en zorgen mede, welke vermeden hadden kunnen worden, indien de zelf als lid der veiling aangegane verplichtingen behoorlijk ware nageleefd. Wij achten het nuttig en ge- wenscht op een en ander te wij zen, nu verschillende veilingen, naar ons bekend is, ernst begin nen te maken met de handhaving van de bepalingen der eigen statuten. Genoeglijkheid en gemoedelijk heid zijn deugden van het platte land. Ik heb jaren op een dorp durigheid van hem worden beschouwd, nou hij z'n meiske kwijt was. Straks als hij een ander tegen het lijf liep, dat geen boerin was, zou hij spijt hebben en weer naar de stad terug willen. Hij kende immers 'n ander meisje, dat geen boerin was. Die zou er zeker geen bezwaar in zien, dat hij op 'n kantoor werkte. Met haar zou hij mis schien vernieuwd en met meer ver trouwen en zekerheid de toekomst kunnen beginnen. Hij zou op 't kantoor blijven, ais hij haar krijgen kon. Bert wist, 'waar hij haar dien avond aan een nogal stillen weg ontmoeten kon. Hij zou niet zooveel tegen haar hoeven te verklaren, ais hij stik alleen op dien weg bij haar aankwam. Zij wist dat het uit was tusschen Nelly's en hem. Bij eenig nadenken, onder deze omstandigheden, kon ze weten, dat hij vanavond om haar gekomen was. Bert was, toen hij dien avond naar de stad liep, weer net zoo ongedurig, ais toen hij voor 't eerst naar Nelly's ging. Het was dezen keer 'n Marietje waar hij op uitging, ze noemde ze bij haren thuis wel Ria, kort en modern, maar hij zou vanavond Marietje tegen haar zeggen. Die klank was beter en was geschikter om er innigheid in te laten voelen, ais hij haar aansprak. Hij bereidde zich voor op allerlei vragen, die zij hem stellen kon. Hij bracht zich ai thuis bij dat meisje dat een eenigste dochter was. Hij kende haar vader zoowat. Hij had hem wel 'n in de café ontmoet, hij had laatst nog 'ns met hem gebiljart. Hij zou er niet zooveel bezwaar in hebben, als hij daar binnen kwam. Ja daar zou hij maar direct mee beginnen, bij haar thuis te komen. Straatlooperij stond hem niet aan. 't Was hem niet geleerd Hij kwam door de stad. Voor 'n Zondagavond was de stad dood. In het gewoond, waar ik elke maand prompt bezoek kreeg van den veldwachter. Dat waren altijd hoogtijdagen van gezelligheid voor me, want de veldwachter was een prettige man om mee te prater.. En voor 'n dubbeltje kon je 'm bestellen. De zaak zat zóó: als de op nemer van het electrisch bedrijf den stand van den meter was konten controleeren, dan kon men hem het gebruik meteen betalen. Deed men het niet, dan kwam een poosje later de veld wachter met het briefje, waarop 10 cent incasso waren genoteerd. Welnu, ik betaalde nooit aan den opnemer, maar liet regel matig den veldwachter komen. Zijn bezoek was me meer dan een kwartje waard en hoefde slechts met een dubbeltje te worden gehonoreerd. Ik dacht daaraan, toen ik van den ontvanger van Nigtevecht las, die 1 Jan. a.s. na 37-jarigen dienst, met pensioen gaat. Aan een verslaggever van de Zw.Crt. vettelde hij, hoe het vroeger toe ging- Je kreeg een groot boek, zoo'n soort slagersboek, schreef aan den eenen kant je ontvangsten, aan den anderen kant de uitga ven en dat was je complete ad ministratie. Eens per jaar gaf hij „het" boek aan 'B. en W. ter inzage en dan krabbelde de burgemees ter en zijn wethouders er hun naam in, waarmee de kous af was. Bij zijn benoeming, 37 jaar geleden, bedroeg de plaatselijke omslag in Nigtevecht nog maar in totaal f 900.—. Dat is anders geworden, maar toch.... Kwamen die gelden nogal ge makkelijk binnen vroeg de ver slaggever. Dat ging zóó. Ik hield één maal per jaar zitdag en dan kwam er niemand opdagen Dus dan regende het zeker waarschuwingen en aanmaningen. Waarschuwingen Weineen die heb ik nooit behoeven te sturen. De menschen kwamen gaandeweg van zelf wel betalen, maar dan aliijd bij mij aan huis. Maar er zullen toch óók wel eens wanbetalers zijn ge weest want Nigtevecht begon zoo langzamerhand, van fiscaal standpunt bezien, op een heil staat te gelijken. Wanbetalers? Neen, dat niet wel duurde 't soms een beetje lang. Maar als ik die menschen dan eens op straat tegenkwam, gaf ik hun eer standje en dat hielp véél beter dan een papieren waarschuwing of aanmaning; dan kwamen ze wel. Als dat niet gebeurde, dan stuurde ik den veldwachter met een kwitanties werden dan prompt betaald. U begrijpt, den veldwachter stuur den ze maar niet zoo zonder meer weg. Nigteveen is meer dan een paradijs. Want zelfs daar was een deurwaarder, nl. de aarts engel, die met zijn vlammend buitenvallend licht der winkels glom men de tegels van de trottoirs. Bert trok zijn hoed diep over zijn oogen en boog tegen den wind in. Als ze had opgewasschen tegen het avondeten ging ze aliijd uit, zoo Bert gehoord had. Maar bij zoo'n weer? Hij naderde al een heel eind haarhuis. Bert liep maar te prakkezeeren, dat 't toch schoon zou zijn, als hij weer zoo gauw een ander, een beter meisje hebben zou, een die waardeering had voor zijn werk. die iederen dag te be reiken was, een die meegaander en in der opvattingen gezonder was dan Nelly. Nou was hij aan haar huis. Hij had ze nog niet gezien. Ge hadt daar een klein voortuintje, eer ge aan de deur waart. Hij ging door het poortje. Door de lichtende spleet in de overgordijnen zag hij haar zitten 1 Blond en wat don kerder gekleed zat ze in 'n boek te blaren. Ze was alleen thuis. Onder het sterke licht van de lamp stond hij dit meisje eerst nog eens te bekijken voor hij binnenging. Haar haren waren blond en licht doorzeefd, zoo ze daar zat. Hij had 'n schoon kans! Hij belde aan Ze kwam direct open doen. Geen lach op haar gezicht, deze blondeZe verwachtte hem zeker niet. Wat kwam hij binnen doen Bert stond wezenlijk uit 't veld ge slagen in dezen gang, waar hij zonder geruisch onwennig op en neer trad. Ik kwam zoo maar 'ns buurten bij oe, Marietje Hè. dat was op z'n boersch weg Wat had hij zich ook weer voorgenomen te zeggen bij deze ontmoeting? Maar zij had, nou d'r ouwelui weg waren, geen tijd om uit te gaan. Bert voelde niks geen warmte in deze stem, eerder haar ontevredenheid dat hij binnen was gekomen. Hij moest op dit moment nou het toch zoover was en haar zijn komst zoo vreemd leek opheldering geven in zwaard de eerste bewoners uit dreef. Maar die waren hun verplich tingen niet nagekomen. En dat doet men in Nigtevecht prompt. Als de veldwachter maar komt Moeten raadsleden stemmen De moeilgkste kwesties zijn de vraagstukken, welke in zich zóó eenvoudig zijn, dat niemand er vroeger aan gedacht heeft om ze als vraagstukken te behandelen. Daar hebben we de sinds jaren actueele kwestie, of een raadslid aan stemmingen in raadsvergaderin gen al of niet verplicht is deel te nemen. Zeg niet, dat dit vanzelf sprekend is, want weigeringen komen vaak voor. De gemeentewet bepaalt van alles, maar heeft zich niet over dezen primairen plicht van den volks vertegenwoordiger uitgesproken, althans, naar sommiger meening, niet duideljjk. Art. 55 zegt: „Over alle zaken wordt mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, doch bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbe velingen van personen, bij gesloten en ongeteekende briefjes". Dit artikel bepaalt duser wordt gestemdhet acht de deelname aan de stemming blijkbaar als vanzelf sprekend en houdt zich dus verder nog alleen bezig met het „hoe". Trouwens, hoe kan iemand, die gezworen heeft de belangen van de gemeente op de beste wjjze te zullen behartigen, openlgk getuigen van ja of neen, 't is me onverschil lig Ook het blanco-stemmen, als het over personen gaat (overigens wetsgeldig)is moreel uit den booze. Men kan bewerenik ken die can- didaten niet en het is me dus on mogelijk om een keuze te bepalen. Dan is men in gebrekeWie een eed heeft afgelegd de belangen der gemeente te zullen dieneD, behoort zich een oordeel over zulke candi- daten te vormen, door informatie of anderszins. Dat eischt het gemeente belang. In een bepaalde zaak kan men zóó ondeskundig wezen en zich ook na deskundige voorlichting nog zoo onwetend moeten bekennen, dat noch een vóór noch een tegen verantwoord zou zgn. Dan hoort men tijdelijk de vergadering te verlaten, als het op stemmen aankomt, maar niet door onthouding een demonstratie van onverschilligheid te geven. In meerdere gemeenten het ge beurde ook wel eens in A'dam eischt de voorzitter het om wette lijke en moreele redeneD, dat het raadslid, dat weigert om deel te nemen aan een stemming, zich ver wijdert. We releveeren een en ander nog eens, nu een beslissing van de Kroon te wachten is over de vraag, of het meedoen aan 'n stemming in een raadsvergadering inderdaad ook wettelijke plicht is. De gemeenteraad van Bloemen- daal nam onlangs in het reglement van orde voor de raadsvergaderingen de bepaling op, dat raadsleden, die ter raadsvergadering bezwaar heb ben aan een stemming deel te nemen, bevoegd zijn zich van medestemmen te onthouden. Ged. Staten van Noord-Holland maakten hiertegen bezwaar. Zij achtten het in strijd met de ver plichtingen aan het raadslidmaat schap verbondeD, als willekeurig raadsleden naar eigen verkiezing al of niet zouden kunnen medestemmen. Met 'n beroep op een uitlating van Thorbecke achtten Ged. Staten voor alle gevallen verplichting aanwezig. De Raad van Bloemendaal echter bleef zijn standpunt handbaveD. De Raad wenschte een uitspraak van de Kroon, waarop Ged. Staten de bepalingen aan de Kroon ter ver- duidelijker woorden In de paar minuten, dat hij binnen stond was heel z'n hoop verdwenen, heel z'n gespannen verwachting toe rust gekomen. Omdat hij zich verklaren moest begon hij zonder kracht en on beholpen te praten. Hij had Nelly's zoo ze wist, in on mogelijke omstandigheden vaarwel moeten zeggen, hij had haar, Marietje's, al een paar keer ontmoet, zij had het geaccepteerd, als hij haar in de dans zaal wat te drinken presenteerde, ze had wel 'ns gelachen, als hij haar op straat tegenkwam. Nou was hij toe de gedachten gekomen, dat het gerecht vaardigd was de vraag te stellen.... eigenlijk wist zij ook wel waar het heenop moest in zijn bedoelirg ?.-. En dit blonde meiske, üut in het volle licht van de lamp hoog tegen het plafond, nog een kleurke had ge kregen antwoordde subiet met eenige verrassing en meêlijden voor dezen veel te eerlijken jongen boer: Er zal nooit iets van kunnen komen. Ik zal me in het vervolg wat tegenover jou inhouden, nou ge zoo'n ernstige gedachten over mij hebt. Nee, en bij deze woorden lachte Marietje zeker van meelijden, dat had hij zoo vlug niet moeten denken. Het zou haar spijten als het daarom misschien uit was geraakt met het andere meisje. Bert stond met de han den in zijn zakken als 'n schooljongen voor dit meisje. Haar oogen kregen naar zijnen smaak wat venijnigheid over zich. Bertje had geen woorden meerEr kwam tegen dit pijnlijk teleurstellende een trotsch naar boven. Hij stond hier als gave, jonge boer te permitteeren Het was maar een vraag, bracht hij ertegen in. Hij nam doorgaans geen blad voor den mond, hij had genegen heid voor haar gevoeld, hij had zóó'n momenten met haar beleefd, dat hij op zijn vraag een ander antwoord had Neem dadelijk bespaar U die nare dagen Binnen een kwartier verdwijnen Uw pijnen, Uw lusteloosheid, Uw mi graine en gevoelt ge U vroolijk en opgewekt. Let op het AKKER-merk. Per koker van 13 stuks - 12 stuivers. Per doos van 2 stuks - 2 stuivers. GARANTIE wVar"ndeaAÏvdF»T?FS'? vnnniviib werking van AKKhnlJtb want ze bevatten een bijzondere combina tie van uiterst geneeskrachtige stoffen» volgens recept van Apotheker Dumont- Zorg er voor altijd "AKKERTJES" in huis ie hebben, dan hebt Ge ze bij de hand, want vannacht nog kunt Ge ze noodig hebben, bij pijnen, sla peloosheid ol als koorts U overvalt! nietiging hebben voorgedragen. Thans is van den minister van Binnenlandsche Zaken bericht inge komen, dat het raadsbesluit is ge schorst, ten einde hangende het onderzoek naar de wettigheid van het besluit de inwerkingtreding daarvan te beletten. Een beslissing in deze belangrijke kwestie, die tijdens het langdurig bestaan van de Gemeentewet her haaldelijk tot meeningsverschil aan leiding gaf, kan dus nu worden tegemoet gezien. Tot dusver redde de practgk zich in menig geval op deze wijze, dat raadsleden, die niet willen medestemmen, tijdelijk de vergadering gingen verlaten, hetgeen men trouwens ook in de vergade ringen van de Staten-Geaeraal en van de Prov. Staten wel ziet ge beuren. De gemeentelijke autonomie. De gemeentelijke zelfstandigheid is de laatste jaren wel heel erg in het gedrang gekomen en ondanks de toezeggingen der regeering, dat de banden geleidelijk losser gemaakt zullen worden, worden de gemeente besturen steeds meer op de vingers gekeken en.... geknepen. Ik constateer hier slechts zonder in een beoordeeling van de mérites van het geval te treden, Echter vraag ik me af, of Ged. Staten zich bij het uitoefenen van hun plicht van toezicht tegenwoor dig niet meer door den geest van den tijd dan door de letter van de wet laten leiden. Om een voorbeeld van recenten datum te noemenin Zuidwolde vroeg en verkreeg de gem.-vroed- vrouw ontslag. De raad besliste daarop om de f 600, welke haar gemeente-loon waren, te bestemmen voor de aanstelling van ook den tweeden geneesheer in het dorp tot gemeente-artsdaarmee werd „vrije artsenkeuze" geschapen en het ver richten van verlossingen werd mede in de instructie van de gemeente artsen (armenpractijk) voorgeschre ven, een en ander gaf geen kostenverschil. Nu weet ik wel, dat er practisch verschil is, of een geneesheer dan wel een vroedvrouw verlossingen verricht in gevallen, dat zulks op gemeentekosten moet gebeuren. Een vroedvrouw doet dan in zulke gezin nen gewoonlijk méér dan datgene, waartoe ze is verplicht. Maar ze hoeft dat tenslotte niet. En nu is het werkwaardige, dat Ged. Staten in dit geval aan de ge meente een oekase zondenopnieuw een vroedvrouw benoemen en de aanstelling van een tweeden gemeente geneesheer gaat niet doorNoch de raad, noch B. en W. waren naar de motieven voor besluit of voordracht gevraagd We vragen ons afwaarvoor dient een gemeenteraad eigenlijk nog Welke is nog zijn bevoegdheid Alleende boodschappen doen van Ged. Staten. verwacht. Hij hoopte nou nog maar, dat zij op haar beurt z'n eerlijkheid zou weten te waardeeren door over dit gebeuren onder vrienden en vriendin nen te zwijgen. Natuurlijk zou ze dat. Hij kon op haar rekenen. In tien minuten was dit voorval aan den kant en stond hij weer buiten. Hij dankte den hemel, dat het donker was en nogal rauw weer. Niemand had hem gezien in deze hulpeloosheid, bij deze barre teleurstelling. Bertje liep nadien onder hooge donkere boomstammen verloren. Af en toe goot een auto hem vol licht. Hij boog zijnen kop tegen dit licht in en prakkezeerde. Daar had hij een flater geslagen Zóó z'n eigen laten kennen en zóó uitschuiven. Als hij 't niet zoo ernstig gemeend had, zou ie 't zelf belachelijk vinden, jongensachtig om zoo met 'n dollen kop naar 'n meisje te loopen. Ze had hem eventjes aan zien komen Wat moest dit meisje denken. Och ze zat misschien alweer te lezen in haar boek onder de lampZe dacht zeker nog niet eens meer aan dit voorval. Zoo'n dingen had zij al meer opgeknapt, ze was niet erg verschietachtig meer, de deze Wat kon het hem feitelijk geven, als ze maar zweeg Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1938 | | pagina 5