TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
AKKERTJE
Naar aanleiding
eener encycliek.
Verpachten van
ongeoogst fruit.
FEUILLETON.
Jonge kracht op
ouden grond
Hoe genoeglijk rolt
het leven
Krakelingen.
Zaterdag 10 September 1938
Negen en vijftigste Jaargang No 37
De encycliek MitBrennen-
der Sorge van 14 Maart 1937
is door de Duitsche nationanl-
socialisten met gramschap en hoon
ontvangen. Een gewone reactie
bij hen, die zich schuldig voelen.
Afgaande op die uitingen van
verontwaardiging zou men kunnen
meenen, dat deze encycliek een
vlammend protest zou zijn tegen
de Duitsche kerkvervolging.
Zoo is het niet. De encycliek
is het woord van een bezorgden
Vader, „een woord van waarheid
en zielesterking", zooals Pius XI
schrijft, „van hem, tot wiens
eersten voorganger het zoo be-
teekenisvolle woord van den
Heiland gericht was: „Ik heb
voor u gebeden, dat uw geloof
niet bezwijke. En gij van uw kant
versterk uwe broeders."
Wat niet belet, dat de Paus in
hetzelfde schrijven zegt, ook
voortaan niet moede te zullen
worden, ..op te treden als de
pleiter voor het geschonden recht"
en „ons te verzetten tegen een
geesteshouding, welke beschreven
recht met openlijk of bedekt
geweld tracht te overweldigen."
Het is wel teekenend voor den
huidigen toestand in de samen
leving, dat de Paus in deze en
cycliek de Bisschoppen van
Duitschland aanspoort, te zorgen,
dat de primaire geloofswaarheden
zuiver en onvervalscht gehouden
blijven, zooals het geloof in God,
het geloof in Christus, het geloof
in de Kerk, het geloof aan het
Primaatschap van den Paus en
verder vermaant vast te houden
aan de ware beteekenis van heilige
woorden en begrippen, aan de
zedeleer en de zedelijke orde en
aan de erkenning van het na
tuurrecht.
In zijn vaderlijke bezorgdheid
richt de H. Vader zich dan ach
tereenvolgens tot de jeugd, om
haar te waarschuwen tegen de
bijzondere gevaren, die haar drei
gen, tot de priesters en klooster
lingenom hen te sterken en aan
te moedigen in beproevingen en
lijden, tot de trouwe zonen en
dochters uit den leekenstand om
hen een vadergroet te zenden en
hen te vermanen tot het beseffen
hunner groote verantwoordelijk
heid ten opzichte hunner kinderen,
vooral met het oog op het on
derwijs en de school.
De door den Paus besproken
groote waarheden en verplichtin
gen worden in onzen tijd door
allerlei stroomingen in de samen
leving in een verkeerd daglicht
geplaatst. Er is dus reden om er
overal de aandacht op te vestigen
Laten wij daarom nog eens
terugkomen op dezen pauselijken
zendbrief.
Over dit onderwerp hebben wij
«loor PAUL KUYPERS.
(Nadruk verboden)
31
Zondagsmiddags wandelde hij naar
Dora's, daar was hij welkom, hij had
er eenig verzet met de jongens. Hij
kon er wat meewerken, wat bezigheid
hebben om aan haar niet zooveel te
denken op deze uren, dat hij anders
ginds naast haar gezeten zou hebben
Och en Dora was 'n opgewekt wezen.
Ze vertelde over haar jongens, die nou
al zoo onbegrijpelijk wijs begonnen te
worden. Het klein Marietje moest eens
komen om voor Bertje's een wees
gegroet te bidden. Marietje bidde. Aan
het eind zeien de vijf kinderen die daar
aan den herd doende waren „Amen."
In zijn taai beduidde Jantje na dit
gebed, dat hij toch niet naar bed ging.
Wat 'n wiis jong toch
Bertje gaf Marietje's 'n cent voor
den spaarpot. Nou moest Bert ook 'ns
komen kijken, hoe Dora haar wieg
vernieuwd had en opgemaakt had voor
den komenden zoon, lijk Dora hoopte.
In de voorkamer stond de wieg
onder een overgordijn verborgen.
De jongens kost ge hier niet altijd
buiten keeren en ze waren toch al zoo
wijs
Ja. Dora had ze maar wat schoon
opgetuigd De welvend-gebogen roei
van den wiegenkoepel had ze met rose
linten omstrikt. Ze had het dekentje
met nieuwe zij overtrokken, ook rose,
dat kleurde blijer dan groen.
Ze had er den laatsten keer dat ze
reeds meerdere malen geschreven;
ook hebben wij er al eens met
nadruk op gewezen, dat ernaast
crisisvoorschriften ook nog zoo
iets bestaat als vereenigings-
plichten. Deze vereenigings-plich-
ten zijn te steiker wanneer de
statuten aan de leden de ver
plichting tot veilen opleggen.
Het is ons totaal onverklaar
baar, dat er nog zooveel telers
van fruit zijn, die hun fruit ver
pachten in plaats van het zelf
te oogsten en te veilen.
Er heerscht nog een heeleboe!
misverstand en onverstand te
dezen opzichte onder onze telers
ook onder die telers, die anders
nogal „vooraan" in de beweging
staan en die iemand erg leelijk
zouden aankijken als men ze
van achterlijkheid beschuldigde.
Dat eigenaars van boomgaar
den, die alleen maar „bezitter"
zijn en verder niets met de
fruitteelt te maken hebben, dan
dat ze jaarlijks de verpachting
van hun boomgaarden aan den
notaris opgeven, hun fruit niet
veilen doch verpachten, kunnen
wij ons nog indenken.
Maar dat daadwerkelijke telers
van fruit, die het heele jaar door
hun fruit en boomen zelf ver
zorgen, als de oogst in zicht is
hun fruit gewoon verpachten, dat
kunnen wij ons niet begrijpen.
En hoewel wij den pachters
van fruit niets ten kwade willen
duiden, zullen zij zelf moeten
toegeven, dat zij niet uit liefde
voor den boer en ook niet uit
liefde voor den fruitteler dorp en
land optrekken om het fruit van
den teler in ongeoogsten toestand
op te koopen.
Het risico dat de pachter neemt
kan de teler in 99 van de 100
gevallen veel beter zelf nemen.
Het laatste voordeel, verdiscon
teerd in een betere eindopbrengst
zou in zeer vele gevallen de
rentabiliteit van de fruitteelt zeer
zeker verhoogen.
Op de vraag, hoe wij de zaak
graag zouden zien aangepakt,
komen wij zeer binnenkort nog
wel eens terug.
Wij hebben gemeend, vooral
nu de fruitoogst beneden normaal
zal zijn en nu de pachters overal
in de weer zijn om het beschik
bare fruit op te koopen, nog
eens op een en ander te wijzen.
Wij zouden dezen raad willen
geven:
Als men U zooals nu, erg
naloopt voor Uw fruit, past
dan op, want dan hangt er
iets in de lucht en kan men
goede prijzen verwachten en
vooral voor het bewaarfruit.
Laat U ook niet van de wijs
brengen door allerlei bangma
kerijen omtrent sorteeringsvoor-
schriften, invoer van vreemd fruit
enz., want hieraan is de pachter
met zijn gepachte fruit ook on
derhevig. Het is ons bekend, dat
men met dit „argument" de fruit
telers tot het verpachten van hun
fruit tracht over te halen
Verder zijn er pachters, die aan
de menschen vertellen, dat zij
de formulieren wel in orde zul
len maken, zoodat de verpachter
in de stad op de markt was geweest
alvast maar een rammelaar in gekocht,
want als het 'n zoon was, zoo zij
hoopte, dan moest ie al gauw wat te
doen hebben, zoo eene En fiepen, dat
had ze afgeschatt. Op 't consultatie
bureau kwamen ze daar niet van in.
Harrie, hare mensch kwam van den
stal bij hen in de kamer binnen.
Onze zesde z'n bed is verrig,
Bert
Als 't Ood belieft wei, wat hoop
ik er toch op nou mijne tijd zoo op
schiet
Ze stonden neveneen, Dora en Harrie.
We moeten afwachten hoe 't zijn
zal, zei Harrie, maar komde-guilie in
den herd want het trekt hier nogal t
Ze zaten nog 'n hortje rond de
kachel. Tegen den avond ging Bertje
maar weer naar huis. Hij moest nog
'ns terugkomen, zei Dora, toen ze de
deur achter hem dicht deed.
Toen Bert over de hei naar huis
ging had hij zat te denken. Hij was
tegenwoordig 'n sukkel van 'n vent.
Hij had z'n zin niet. Alles wat hij ooit
in 't leven van plan was geweest, had
hij gedaan. Hij was naar 't seminarie
gegaan, hij was ervan teruggekomeif.
Hij bewonderde 'n meiske en kreeg
het. Hij verlangde naar een baantje, ze
waren hem er thuis voor komen halen!
Hij had nadien z'n meisje ais 'n last
van zich afgeschud.
Was het een gril geweest Nee, hij
had het gedaan voor beterswil van
allebei. Was hij dan niet voor haar
naar de stad gaan werken Hij had
geen reden om langer in de stad te
werken, nou hij z'n meiske niet meer
had. Hij was vrij man en als de boer
derij hem nou zoo onweerstaanbaar
riep, waarom ging hij dan niet terug,
vrij zijn als de kraaien op een dries
Wat zouden vader en moeder zeggen,
als hij daar nou ineens weer mee voor
den dag kwam 't Zou als een onge-
zich nergens zorgen over behoeft
te maken.
Deze verklaring is in vele ge
vallen beslist „onjuist". Het is
ons bekenden de stukken hebben
wij in ons bezit, dat erfruittelers
zijn, die door de statuten hunner
veilingsvereeniging gebonden zijn
al hun producten, dus óók hun
fruit, te veilen op de veiling
waarvan ze lid zijn.
Deze telers hebben een aan
vrage ingediend om hun fruit te
mogen verpachten en de betref
fende veiling heeft zich hiermede
accoord verklaard onder de van
zelfsprekende voorwaarde, welke
ze bovendien nog eens schrifte
lijk herhaald heeft, dat het ver
pachte fruit op de eigen veiling
geveild moet worden.
Onder deze voorwaarde heeft
het lid zijn fruit ook verpacht.
Nu kan de pachter echter tevens
'oestemming hebben van de Ned.
Groenten- en Fruitcentrale om
het door hem gepachte fruit op
een andere, hem toegewezen
veiling te doen veilen.
Wanneer de pachter nu echter
van deze toestemming der Cen
trale gebruik maakt en beide
partijen dan in de meening ver-
keeren, dat de zaken in orde
zijn, dan is dit maar voor de ééne
helft het geval.
Voor de Nederl. Groenten- en
Fruitcentrale zal de zaak aan de
hand van de verstrekte vergun
ning wel in orde zijn, maar met
de statutaire plicht van het lid
verpachter is het niet in orde.
Hij en hij alleen blijft tegenover
zijn veiling aansprakelijk voor
het nakomen van zijn verplich
ting tot veilen van al zijn pro-
dructen op de eigen veiling; en
als de pachter hieraan niet vol
doet, ook al heeft hij toestem
ming van de Centrale voor een
andere veiling, dan kan de vei
ling het lid-verpachter wegens
niet-nakomen van zijn statutaire
verplichting gerechtelijk aanspre
ken voor schadevergoeding en
boete.
Hij kan dan op zijn beurt den
pachter aanspreken, aangezien
deze de bij de verpachting aan
gegane verplichting om te veilen
op de veiling van den verpach
ter, niet heeft nagekomen.
Uit den aard der zaak geeft
dit alles veel moeilijkheden en
orengt het veel kosten en zorgen
mede, welke vermeden hadden
kunnen worden, indien de zelf
als lid der veiling aangegane
verplichtingen behoorlijk ware
nageleefd.
Wij achten het nuttig en ge-
wenscht op een en ander te wij
zen, nu verschillende veilingen,
naar ons bekend is, ernst begin
nen te maken met de handhaving
van de bepalingen der eigen
statuten.
Genoeglijkheid en gemoedelijk
heid zijn deugden van het platte
land. Ik heb jaren op een dorp
durigheid van hem worden beschouwd,
nou hij z'n meiske kwijt was. Straks
als hij een ander tegen het lijf liep,
dat geen boerin was, zou hij spijt
hebben en weer naar de stad terug
willen.
Hij kende immers 'n ander meisje,
dat geen boerin was. Die zou er zeker
geen bezwaar in zien, dat hij op 'n
kantoor werkte. Met haar zou hij mis
schien vernieuwd en met meer ver
trouwen en zekerheid de toekomst
kunnen beginnen. Hij zou op 't kantoor
blijven, ais hij haar krijgen kon.
Bert wist, 'waar hij haar dien avond
aan een nogal stillen weg ontmoeten
kon. Hij zou niet zooveel tegen haar
hoeven te verklaren, ais hij stik alleen
op dien weg bij haar aankwam. Zij
wist dat het uit was tusschen Nelly's
en hem. Bij eenig nadenken, onder
deze omstandigheden, kon ze weten,
dat hij vanavond om haar gekomen
was.
Bert was, toen hij dien avond naar
de stad liep, weer net zoo ongedurig,
ais toen hij voor 't eerst naar Nelly's
ging.
Het was dezen keer 'n Marietje waar
hij op uitging, ze noemde ze bij haren
thuis wel Ria, kort en modern, maar
hij zou vanavond Marietje tegen haar
zeggen. Die klank was beter en was
geschikter om er innigheid in te laten
voelen, ais hij haar aansprak.
Hij bereidde zich voor op allerlei
vragen, die zij hem stellen kon. Hij
bracht zich ai thuis bij dat meisje dat
een eenigste dochter was. Hij kende
haar vader zoowat. Hij had hem wel
'n in de café ontmoet, hij had laatst
nog 'ns met hem gebiljart. Hij zou er
niet zooveel bezwaar in hebben, als hij
daar binnen kwam. Ja daar zou hij
maar direct mee beginnen, bij haar
thuis te komen. Straatlooperij stond
hem niet aan. 't Was hem niet geleerd
Hij kwam door de stad. Voor 'n
Zondagavond was de stad dood. In het
gewoond, waar ik elke maand
prompt bezoek kreeg van den
veldwachter. Dat waren altijd
hoogtijdagen van gezelligheid
voor me, want de veldwachter
was een prettige man om mee
te prater.. En voor 'n dubbeltje
kon je 'm bestellen.
De zaak zat zóó: als de op
nemer van het electrisch bedrijf
den stand van den meter was
konten controleeren, dan kon
men hem het gebruik meteen
betalen. Deed men het niet, dan
kwam een poosje later de veld
wachter met het briefje, waarop
10 cent incasso waren genoteerd.
Welnu, ik betaalde nooit aan
den opnemer, maar liet regel
matig den veldwachter komen.
Zijn bezoek was me meer dan
een kwartje waard en hoefde
slechts met een dubbeltje te
worden gehonoreerd.
Ik dacht daaraan, toen ik van
den ontvanger van Nigtevecht
las, die 1 Jan. a.s. na 37-jarigen
dienst, met pensioen gaat. Aan
een verslaggever van de Zw.Crt.
vettelde hij, hoe het vroeger toe
ging-
Je kreeg een groot boek, zoo'n
soort slagersboek, schreef aan
den eenen kant je ontvangsten,
aan den anderen kant de uitga
ven en dat was je complete ad
ministratie.
Eens per jaar gaf hij „het"
boek aan 'B. en W. ter inzage
en dan krabbelde de burgemees
ter en zijn wethouders er hun
naam in, waarmee de kous af
was.
Bij zijn benoeming, 37 jaar
geleden, bedroeg de plaatselijke
omslag in Nigtevecht nog maar
in totaal f 900.—. Dat is anders
geworden, maar toch....
Kwamen die gelden nogal ge
makkelijk binnen vroeg de ver
slaggever.
Dat ging zóó. Ik hield één
maal per jaar zitdag en dan
kwam er niemand opdagen
Dus dan regende het zeker
waarschuwingen en aanmaningen.
Waarschuwingen Weineen
die heb ik nooit behoeven te
sturen. De menschen kwamen
gaandeweg van zelf wel betalen,
maar dan aliijd bij mij aan huis.
Maar er zullen toch óók
wel eens wanbetalers zijn ge
weest want Nigtevecht begon
zoo langzamerhand, van fiscaal
standpunt bezien, op een heil
staat te gelijken.
Wanbetalers? Neen, dat niet
wel duurde 't soms een beetje
lang. Maar als ik die menschen
dan eens op straat tegenkwam,
gaf ik hun eer standje en dat
hielp véél beter dan een papieren
waarschuwing of aanmaning; dan
kwamen ze wel. Als dat niet
gebeurde, dan stuurde ik den
veldwachter met een kwitanties
werden dan prompt betaald. U
begrijpt, den veldwachter stuur
den ze maar niet zoo zonder
meer weg.
Nigteveen is meer dan een
paradijs. Want zelfs daar was
een deurwaarder, nl. de aarts
engel, die met zijn vlammend
buitenvallend licht der winkels glom
men de tegels van de trottoirs. Bert
trok zijn hoed diep over zijn oogen en
boog tegen den wind in.
Als ze had opgewasschen tegen het
avondeten ging ze aliijd uit, zoo Bert
gehoord had. Maar bij zoo'n weer?
Hij naderde al een heel eind haarhuis.
Bert liep maar te prakkezeeren, dat
't toch schoon zou zijn, als hij weer
zoo gauw een ander, een beter meisje
hebben zou, een die waardeering had
voor zijn werk. die iederen dag te be
reiken was, een die meegaander en in
der opvattingen gezonder was dan
Nelly.
Nou was hij aan haar huis. Hij had
ze nog niet gezien. Ge hadt daar een
klein voortuintje, eer ge aan de deur
waart. Hij ging door het poortje. Door
de lichtende spleet in de overgordijnen
zag hij haar zitten 1 Blond en wat don
kerder gekleed zat ze in 'n boek te
blaren. Ze was alleen thuis.
Onder het sterke licht van de lamp
stond hij dit meisje eerst nog eens te
bekijken voor hij binnenging. Haar
haren waren blond en licht doorzeefd,
zoo ze daar zat. Hij had 'n schoon kans!
Hij belde aan Ze kwam direct open
doen. Geen lach op haar gezicht, deze
blondeZe verwachtte hem zeker niet.
Wat kwam hij binnen doen
Bert stond wezenlijk uit 't veld ge
slagen in dezen gang, waar hij zonder
geruisch onwennig op en neer trad.
Ik kwam zoo maar 'ns buurten bij
oe, Marietje
Hè. dat was op z'n boersch weg
Wat had hij zich ook weer voorgenomen
te zeggen bij deze ontmoeting?
Maar zij had, nou d'r ouwelui weg
waren, geen tijd om uit te gaan.
Bert voelde niks geen warmte in deze
stem, eerder haar ontevredenheid dat
hij binnen was gekomen.
Hij moest op dit moment nou het
toch zoover was en haar zijn komst zoo
vreemd leek opheldering geven in
zwaard de eerste bewoners uit
dreef.
Maar die waren hun verplich
tingen niet nagekomen.
En dat doet men in Nigtevecht
prompt. Als de veldwachter maar
komt
Moeten raadsleden stemmen
De moeilgkste kwesties zijn de
vraagstukken, welke in zich zóó
eenvoudig zijn, dat niemand er
vroeger aan gedacht heeft om ze
als vraagstukken te behandelen.
Daar hebben we de sinds jaren
actueele kwestie, of een raadslid
aan stemmingen in raadsvergaderin
gen al of niet verplicht is deel te
nemen. Zeg niet, dat dit vanzelf
sprekend is, want weigeringen komen
vaak voor. De gemeentewet bepaalt
van alles, maar heeft zich niet over
dezen primairen plicht van den volks
vertegenwoordiger uitgesproken,
althans, naar sommiger meening,
niet duideljjk.
Art. 55 zegt: „Over alle zaken
wordt mondeling en bij hoofdelijke
oproeping gestemd, doch bij het doen
van keuzen, voordrachten of aanbe
velingen van personen, bij gesloten
en ongeteekende briefjes".
Dit artikel bepaalt duser wordt
gestemdhet acht de deelname aan
de stemming blijkbaar als vanzelf
sprekend en houdt zich dus verder
nog alleen bezig met het „hoe".
Trouwens, hoe kan iemand, die
gezworen heeft de belangen van de
gemeente op de beste wjjze te zullen
behartigen, openlgk getuigen van
ja of neen, 't is me onverschil
lig Ook het blanco-stemmen, als
het over personen gaat (overigens
wetsgeldig)is moreel uit den booze.
Men kan bewerenik ken die can-
didaten niet en het is me dus on
mogelijk om een keuze te bepalen.
Dan is men in gebrekeWie een
eed heeft afgelegd de belangen der
gemeente te zullen dieneD, behoort
zich een oordeel over zulke candi-
daten te vormen, door informatie of
anderszins. Dat eischt het gemeente
belang.
In een bepaalde zaak kan men
zóó ondeskundig wezen en zich ook
na deskundige voorlichting nog zoo
onwetend moeten bekennen, dat noch
een vóór noch een tegen verantwoord
zou zgn. Dan hoort men tijdelijk de
vergadering te verlaten, als het op
stemmen aankomt, maar niet door
onthouding een demonstratie van
onverschilligheid te geven.
In meerdere gemeenten het ge
beurde ook wel eens in A'dam
eischt de voorzitter het om wette
lijke en moreele redeneD, dat het
raadslid, dat weigert om deel te
nemen aan een stemming, zich ver
wijdert.
We releveeren een en ander nog
eens, nu een beslissing van de Kroon
te wachten is over de vraag, of het
meedoen aan 'n stemming in een
raadsvergadering inderdaad ook
wettelijke plicht is.
De gemeenteraad van Bloemen-
daal nam onlangs in het reglement
van orde voor de raadsvergaderingen
de bepaling op, dat raadsleden, die
ter raadsvergadering bezwaar heb
ben aan een stemming deel te nemen,
bevoegd zijn zich van medestemmen
te onthouden.
Ged. Staten van Noord-Holland
maakten hiertegen bezwaar. Zij
achtten het in strijd met de ver
plichtingen aan het raadslidmaat
schap verbondeD, als willekeurig
raadsleden naar eigen verkiezing al
of niet zouden kunnen medestemmen.
Met 'n beroep op een uitlating van
Thorbecke achtten Ged. Staten voor
alle gevallen verplichting aanwezig.
De Raad van Bloemendaal echter
bleef zijn standpunt handbaveD. De
Raad wenschte een uitspraak van
de Kroon, waarop Ged. Staten de
bepalingen aan de Kroon ter ver-
duidelijker woorden
In de paar minuten, dat hij binnen
stond was heel z'n hoop verdwenen,
heel z'n gespannen verwachting toe
rust gekomen. Omdat hij zich verklaren
moest begon hij zonder kracht en on
beholpen te praten.
Hij had Nelly's zoo ze wist, in on
mogelijke omstandigheden vaarwel
moeten zeggen, hij had haar, Marietje's,
al een paar keer ontmoet, zij had het
geaccepteerd, als hij haar in de dans
zaal wat te drinken presenteerde, ze
had wel 'ns gelachen, als hij haar op
straat tegenkwam. Nou was hij toe de
gedachten gekomen, dat het gerecht
vaardigd was de vraag te stellen....
eigenlijk wist zij ook wel waar het
heenop moest in zijn bedoelirg ?.-.
En dit blonde meiske, üut in het
volle licht van de lamp hoog tegen
het plafond, nog een kleurke had ge
kregen antwoordde subiet met eenige
verrassing en meêlijden voor dezen
veel te eerlijken jongen boer:
Er zal nooit iets van kunnen
komen. Ik zal me in het vervolg wat
tegenover jou inhouden, nou ge zoo'n
ernstige gedachten over mij hebt.
Nee, en bij deze woorden lachte
Marietje zeker van meelijden, dat
had hij zoo vlug niet moeten denken.
Het zou haar spijten als het daarom
misschien uit was geraakt met het
andere meisje. Bert stond met de han
den in zijn zakken als 'n schooljongen
voor dit meisje. Haar oogen kregen
naar zijnen smaak wat venijnigheid
over zich.
Bertje had geen woorden meerEr
kwam tegen dit pijnlijk teleurstellende
een trotsch naar boven. Hij stond hier
als gave, jonge boer te permitteeren
Het was maar een vraag, bracht hij
ertegen in. Hij nam doorgaans geen
blad voor den mond, hij had genegen
heid voor haar gevoeld, hij had zóó'n
momenten met haar beleefd, dat hij op
zijn vraag een ander antwoord had
Neem dadelijk
bespaar U die nare dagen
Binnen een kwartier verdwijnen Uw
pijnen, Uw lusteloosheid, Uw mi
graine en gevoelt ge U vroolijk en
opgewekt. Let op het AKKER-merk.
Per koker van 13 stuks - 12 stuivers.
Per doos van 2 stuks - 2 stuivers.
GARANTIE wVar"ndeaAÏvdF»T?FS'?
vnnniviib werking van AKKhnlJtb
want ze bevatten een bijzondere combina
tie van uiterst geneeskrachtige stoffen»
volgens recept van Apotheker Dumont-
Zorg er voor altijd "AKKERTJES" in
huis ie hebben, dan hebt Ge ze bij
de hand, want vannacht nog kunt
Ge ze noodig hebben, bij pijnen, sla
peloosheid ol als koorts U overvalt!
nietiging hebben voorgedragen.
Thans is van den minister van
Binnenlandsche Zaken bericht inge
komen, dat het raadsbesluit is ge
schorst, ten einde hangende het
onderzoek naar de wettigheid van
het besluit de inwerkingtreding
daarvan te beletten.
Een beslissing in deze belangrijke
kwestie, die tijdens het langdurig
bestaan van de Gemeentewet her
haaldelijk tot meeningsverschil aan
leiding gaf, kan dus nu worden
tegemoet gezien. Tot dusver redde
de practgk zich in menig geval op
deze wijze, dat raadsleden, die niet
willen medestemmen, tijdelijk de
vergadering gingen verlaten, hetgeen
men trouwens ook in de vergade
ringen van de Staten-Geaeraal en
van de Prov. Staten wel ziet ge
beuren.
De gemeentelijke autonomie.
De gemeentelijke zelfstandigheid
is de laatste jaren wel heel erg in
het gedrang gekomen en ondanks de
toezeggingen der regeering, dat de
banden geleidelijk losser gemaakt
zullen worden, worden de gemeente
besturen steeds meer op de vingers
gekeken en.... geknepen.
Ik constateer hier slechts zonder
in een beoordeeling van de mérites
van het geval te treden,
Echter vraag ik me af, of Ged.
Staten zich bij het uitoefenen van
hun plicht van toezicht tegenwoor
dig niet meer door den geest van
den tijd dan door de letter van de
wet laten leiden.
Om een voorbeeld van recenten
datum te noemenin Zuidwolde
vroeg en verkreeg de gem.-vroed-
vrouw ontslag. De raad besliste
daarop om de f 600, welke haar
gemeente-loon waren, te bestemmen
voor de aanstelling van ook den
tweeden geneesheer in het dorp tot
gemeente-artsdaarmee werd „vrije
artsenkeuze" geschapen en het ver
richten van verlossingen werd mede
in de instructie van de gemeente
artsen (armenpractijk) voorgeschre
ven, een en ander gaf geen
kostenverschil.
Nu weet ik wel, dat er practisch
verschil is, of een geneesheer dan
wel een vroedvrouw verlossingen
verricht in gevallen, dat zulks op
gemeentekosten moet gebeuren. Een
vroedvrouw doet dan in zulke gezin
nen gewoonlijk méér dan datgene,
waartoe ze is verplicht. Maar ze hoeft
dat tenslotte niet.
En nu is het werkwaardige, dat
Ged. Staten in dit geval aan de ge
meente een oekase zondenopnieuw
een vroedvrouw benoemen en de
aanstelling van een tweeden gemeente
geneesheer gaat niet doorNoch de
raad, noch B. en W. waren naar de
motieven voor besluit of voordracht
gevraagd
We vragen ons afwaarvoor dient
een gemeenteraad eigenlijk nog
Welke is nog zijn bevoegdheid
Alleende boodschappen doen van
Ged. Staten.
verwacht. Hij hoopte nou nog maar,
dat zij op haar beurt z'n eerlijkheid
zou weten te waardeeren door over dit
gebeuren onder vrienden en vriendin
nen te zwijgen.
Natuurlijk zou ze dat. Hij kon op
haar rekenen.
In tien minuten was dit voorval aan
den kant en stond hij weer buiten. Hij
dankte den hemel, dat het donker was
en nogal rauw weer. Niemand had hem
gezien in deze hulpeloosheid, bij deze
barre teleurstelling.
Bertje liep nadien onder hooge
donkere boomstammen verloren. Af en
toe goot een auto hem vol licht. Hij
boog zijnen kop tegen dit licht in en
prakkezeerde.
Daar had hij een flater geslagen
Zóó z'n eigen laten kennen en zóó
uitschuiven. Als hij 't niet zoo ernstig
gemeend had, zou ie 't zelf belachelijk
vinden, jongensachtig om zoo met 'n
dollen kop naar 'n meisje te loopen. Ze
had hem eventjes aan zien komen
Wat moest dit meisje denken. Och ze
zat misschien alweer te lezen in haar
boek onder de lampZe dacht zeker
nog niet eens meer aan dit voorval.
Zoo'n dingen had zij al meer opgeknapt,
ze was niet erg verschietachtig meer,
de deze Wat kon het hem feitelijk
geven, als ze maar zweeg
Wordt vervolgd.