_JÜ De aardappel veroverde de wereld Het pad van den aardappel ging niet over rozen Stedenschoon uit oude tijden Zou de moderne mensch zich zijn voeding nog kunnen voorstellen, zonder de dagelijksche portie gekookte of gebakken aardappelen. Radio en vele andere zaken hebben de wereld veroverd, maar de aardappel ook, niet tegenstaande het feit dat verscheidene hindernissen „genomen'' moesten worden. Hij is nu niet meer uit ons leven weg te denken en toch vergeten wij nog maar al te dikwijls, dat een goede tweehonderd jaar geleden deze plant met een lang gezicht werd aangekeken, met een zeer lang gezicht zelfs. De geschiedenis van den aardappel is niet van humor ontbloot. Wij zullen haar hier in het kort releveeren. Zonder nauwkeurig bodemonderzoek is geen goede bemesting mogelijk. De boor- stok doet zijn werk. regeering stelde den apotheker een groot stuk land ter beschikking, om eens een proef met dit gewas te nemen. En de proef slaagde uitstekend, maar de bevol king wenschte de aardappels niet te eten. Daarop nam Parmentier een list te baat, zoo eenvoudig als het ei van Columbus, maar tevens het bewijs, voor zijn goeden psychologischen kijk. Hij liet overal omroe pen, dat de voorraad aardappels streng be waakt zou worden, en dat degene, die het waagde er ook maar iets van te stelen met de rechterlijke macht in aanraking zou ko men. Het gevolg was natuurlijk, dat ver scheidene dieven verschenen en dat de be wakers een oogje toedrukten en met het andere niets zagen. Zoo werd de aardappel in Frankrijk populair. Gelijk men weet wordt de aardappel in het Zuiden van ons land ook wel patat ge noemd. Óver de afleiding van dit woord doet de volgende, onwaarschijnlijke legen de de ronde. Toen de Spaansche officier Pizarro Peru onderwierp en met groote wreedheid onder de Indianen te werk ging, geschiedde het op zekeren dag, dat hij een der opperhoof den voor de oogen van diens dochter zou laten afmaken. Evenwel het kwam niet zoover. Een van zijn eigen officieren, Don Pedro genaamd, kwam tusschen beide met getrokken zwaard en verhinderde de exe cutie. Hij werd gevangen genomen, voor een krijgsraad gedaagd en ter dood ver oordeeld; deze zwaarste straf, het onthoof den, kon slechts hij krijgen, die ten over staan van wilden zijn volksgenooten afge vallen was. Don Pedro wist echter te ont komen en zwierf dagen lang door de wilde natuur en stierf bijna van honger, totdat hij het opperhoofd en diens dochter ont moette. Zij voedden zich met wortels en vruchten uit de wilde natuur. Onder die vruchten waren kleine, ronde, die de In dianen uit den grond opgroeven. Deze knol letjes smaakten Don Pedro bijzonder lek ker en hij kon er zich naar hartelust aan tegoed doen. Hij bleef twee jaren bij den stam van het oude opperhoofd. Toen Pi-t zarro werd afgezet kon Don Pedro terug- keeren. De dochter van het opperhoofd werd gedoopt, en Don Pedro trouwde haar. Haar naam; die eerst Batata was geweest, werd veranderd in Juana. Deze eerste naam zou de oorsprong zijn van patata, later af gesleten tot patates. De wilde aardappelknollen waren niet grooter dan een noot en het loonde nauwe lijks de moeite ze te verbouwen. Eerst veel later, dank zij de teelt van een Weenschen professor, werd de knol grooter en rijker aan zetmeel. Van het al dan niet slagen der aardappel oogst, nu het zoo is geworden tot het volks- voedsel bij uitnemendheid, hangt begrij pelijker wy ze veel af. Daarom neemt men. tegenwoordig alle voorzorgen om de risico's zooveel mogelijk te reduceeren. Vandaar, dat men van tijd tot tyd door de radio voor den landbouw bestemde berichten kan be luisteren, waarbij gemeld wordt waar en wanneer de weersomstandigheden kritiek zijn geweest voor het optreden van aard appelziekte. Een groot gevaar voor de aardappelcul tuur is het optreden van den coloradoke ver. Allerwege heeft men er over kunnen lezen, dat het dier in het Zuiden des lands weer gesignaleerd is. Voor een afdoende bestrijding is het noodig, dat allen, zoowel belanghebbenden als particulieren mede werken dit kwaad te verdedigen. Men moet zich over een dergelijke bestrijding geen al te geringe voorstelling maken. Het is noo dig, dat minstens eens in de tien dagen een onderzoek wordt ingesteld, op tuinde rijen, zoowel als in huizen. Op vele plaatsen is men er inderdaad in geslaagd door wegvangen, den coloradokever uit te roeien. Nu gebleken is, dat de kever ook onze grenzen bereikt heeft, zal voortdu rende waakzaamheid geboden zijn, daar men kan verwachten, dat zij in het vervolg periodiek zullen komen aanvliegen. Gezicht op de Domkerk te Aken, Even over de grens van Zuid Limburg ligt de stad Aken met haar prachtig oud stedenschoon. Het concentreert zich in het centrum van de stad, om het marktplein, met de tallooze oude, majestueuze gevels en waar men o.m. ook het standbeeld van Karei de Groote vindt. De vele gebouwen van vele eeuwen her, zijn hier vrijwel ge heel intact gebleven. In de onmiddellijke nabijheid bevindt zich het schilderachtige raadhuis met de beroemde domkerk. In dit indrukwekkend bouwwerk rust het stoffe lijk overschot van Karei de Groote. Met het bouwen werd reeds in 796 een aanvang gemaakt, in later tijden heeft men het ge bouw evenwel vele malen vergroot en verbouwd. Het belangrijkste onderdeel is wel de capella palatio, of wel keizerskapel, die bij de stichting der kerk* gebouwd werd door Odo van Metz en is opgetrokken in Byzan- tijnschen stijl. Paus Leo III wijdde de kapel in 805 in. Zij is 31 meter hoog, heeft een doorsnede van 16 meter en is omgeven door een dubbele gaanderij. Het koor is opgetrokken in den zoogenaamden jpitsboogstijl en heeft een bouwtijd van ruim zestig jaar gevorderd. Het koe pelgewelf bevat fraaie mozaïekvoorstellingen, die cegen het einde der vorige eeuw hersteld werden. Deze oud-Romeinsche Aquae Grani, de middel- eeuwsche kroningsplaats van een lange reeks Duit- sche vorsten, is thans we reldberoemd als badplaats. De stad Aken telt niet minder dan 38 bronnen, welker water, tot een temperatuur van 77 gra den, uitermate geschikt is voor de genezing van rheu- matische ziekten. Lloyd George ia zijn knollentuin. Hij wijst hoe de aardappelen gesorteerd moeten worden, IN de eerste plaats verkeert men in onze kerheid omtrent den waren ontdekker van de plant. In dit verband worden drie namen genoemd en wel die van Francis Drake, Walter Raleigh en John Hawkens. Vast staat, dat het product afkomstig is uit de „Nieuwe Wereld" en derhalve was het eerst noodig, dat Christoffel Columbus naar Amerika ging om het te ontdekken. Het va derland van den aardappel is het eilandje Mocha, ongeveer dertig k.m. uit de Chi- leensche kust gelegen, voor de stad Arau- cania. Men vertelt, dat John Hawkins twintig jaar voor Drake, de plant meegenomen zou hebben naar zijn vaderland, maar dat er daar verder geen aandacht aan werd be steed. De even gevreesde als vermaarde kaperkapitein Drake heeft het eilandje be zocht en de knollen medegenomen, die in Engeland aan den grond toevertrouwd wer den en voortreffelijk opgroeiden. Te zijner tijd bloeiden zij, leverden besvruchten en deze laatste ging men abusievelijk in plaats van de knollen oogsten. In boter gebakken en vergezeld van de meest uitgezochte lek kernijen werd het gerecht opgediend, maar het oordeel der uitgenoodigde gasten voor dit bijzondere „aardappeldiner" was ver nietigend. Het aardappelloof werd op den akker verbrand. De eigenaar stond toe te kijken en verspreid lagen half verbran de, zwarte knollen. Toevallig trapte hij op een daarvan, tengevolge waarvan tot zijn verbazing de zuiver witte kern zichtbaar kwam. De knollen werden zorgvuldig on derzocht, men rook een heerlijke geur, ook de smaak was voortreffelijk. Zoo zou men de eigenlijke bestemming van den aardap pel hebben ontdekt, als zoo vele malen, dank zij het toeval. Dat Drake het eiland Mocha bezocht heeft, bleek onlangs toen een expeditie, die het geheele eiland heeft onderzocht, daar eenige overblijfselen vond, die met zeker heid kunnen worden toegeschreven aan de „Golden Hand", het schip van Drake. De vruchten van den aardappel beschreef men in zijn tijd als een soort aardnoten, die door koken week werden als een kastanje en een huid hadden, die aan de truffel deed denken. De eerste kennismaking met den aard- appel, waarbij men dus abusievelijk, met alle schadelijke gevolgen van dien, het loof opdiende, was verre van aange naam. Het gevolg was dan ook, dat men den aardappel ging kweeken alssier plant. Op het proefstation worden de jonge planten besproeid. q Na eerst langen tijd als zoodanig te zijn gekweekt, vermeldt de geschiedenis, dat de knollen als zeer bijzonder gerecht in 1616 voor het eerst op den disch van den En- gelschen koning prijkten. Aan de Royal Society te Londen komt dan ook de eer toe, krachtig de aardappelcultuur te heb ben gepropageerd, omstreeks 1660, hoewel toentertijd in de „cruydtboecken" zeer ver achtelijk en geringschattend over den aard appel werd geschreven. Het was de Frie- sche Heer Vegelin van Claerbergen, die in 1737 voor de eerste maal, de aardappel teelt in het groot ondernam. De echtgenoo- te van den Haarlemschen burgemeester Guldewagen oordeelde evenwel in 1750, dat de aardappel voor het varken nog te slecht was en zond haar keukenmeid weg, toen deze zich verstout had, eenige aardappelen voor eigen gebruik in huis te brengen. Men kan uit het bovenstaande zien, dat de aardappel allerminst met open armen werd ontvangen. In Pruisen moest men de De vroege aardappelencampagne in vollen gang. Drukte bij het veilingsgebouw Bovenkarspel. bevolking zelfs met geweld dwingen, den aardappel te verbouwen. Koning Friedrich Wilhelm 1 schrok er niet voor terug, de onwillige landbouwers en boeren te drei gen hun neus en ooren af te snijden, wan neer zij niet gehoorzaamden. Ook elders Bestuiving van gecastreerde bloemen van een wilde aardappelplant met stuifmeel van een gekweekte soort. ging het niet altijd even gemakkelijk, be halve in Italië, waar men het eerste be grepen heeft, welke een kostelijk volks- voedsel de aardappel kon bieden. Tegen het einde der zestiende eeuw kwam de plant in het bezit van den Leid- schen geleerde Clusius; de aanplant be perkte zich echter tot enkele tuinen, het volk wilde van dit vreemdsoortige gewas niets weten. De Pruisen waren onwillig, maar in Frankrijk moest men een list te baat ne men. Het land had in 1718 met een hon gersnood te kampen gehad. Door de regee ring werd nu een premie uitgeloofd voor de ontdekking van een nieuw voedingsmid del, dat zoonoodig in tijd van nood het ko ren zou kunnen vervangen. De apotheker Parmentier, die vroeger in Iiannover de menschen aardappelen had zien eten, raadde de regeering aan het eens met dezen vrucht te probeerden. De

Peel en Maas | 1938 | | pagina 10