Waar wordt liet zout gewonnen?
In zoutmijnen en
zouttuinen
WALLIS
Een wondermooie kerk van
zout
ZWITSERLAND OP
ZIJN SCHOONST
m
Behalve de lucht om in te ademen, is voor de instandhouding van het menschelijk
lichaam waarschijnlijk niets zoo noodzakelijk als het zout. Gelukkig verschaft de
natuur deze onontbeerlijke stof vrijwel overal in overvloedige mate. Reeds zeer
vroeg hebben de menschen geweten, op welke Wijze zij het zout moesten winnen,
hetzij uit bronnen, uit meren of uit den grond. De eerste methode is verreweg de
goedkoopste en derhalve nog allerwege in zwang.
Sienkewiczgrot in de zoutmijn van
Wieliczka.
VOOR den sterveling is bij wijze van
spreken het gebruik van zout een
even noodzakelijk iets als zijn le
vensadem. Hij kan onmogelijk zonder een
van beide, waarmede nog niet gezegd is,
dat hij het zonder iets anders kan stellen.
Maar het is een onweerlegbaar feit, dat het
zout behoort tot de allervoornaamste le
vensbehoeften. Gelukkig is Moeder Aarde
niet karig met haar zout en op verschil
lende plaatsen van de wereld wordt het
gewonnen op even zooveel verschillende
wijzen. Daarbij komt nog de zegen van
onze moderne verkeersmiddelen, die snel
het kostelijke product kunnen vervoeren
naar streken, welke minder rijk bedeeld
zijn.
De neger, bijv., die slechts moet leven
van maïsmeel, valt ten prooi aan de pella
gra, een ziekte, die met uitslag gepaard
gaat. „Zout en brood maakt wangen rood",
maar brood zonder zout maakt de wangen
bleek en ingevallen. Vandaar, dat men dik
wijls kan lezen over het razende verlangen
van wilde volksstammen om zout te be
machtigen. In sommige streken van bin-
nen-Afrika is het zout eigenlijk even kost
baar als goud.
Gelijk reeds werd opgemerkt, bestaan
verschillende methodes voor de zoutwin
ning, die natuurlijk direct afhankelijk zijn
van de omstandigheden, waarin men het
zout aantreft. Het belangrijkste verschil
bestaat in de zoutwinning, die geschiedt
door verdamping, en de andere methode,
waarbij het gekristalliseerde steenzout
wordt uitgehakt.
De zoutmeren van Californië.
DE belangwekkendste plaats, waar men
zout wint, i3 wel het Saltonmeer in
het Zuiden van Californië. Dit is
niet te vergelijken met iets anders ter aar
de. Men ziet geen water, maar slechts een
onafzienbare, witte, glinsterende vlakte,
die doet denken aan versch gevallen
sneeuw. De aanblik doet pijn aan de oogen.
Zoo dik is de laag, die hier in den loop der
tijden is uitgekristalliseerd, dat het de
moeite loonde hier een spoorbaan aan te
leggen. Een groote kraan met grijpers
neemt het zout op en stort het in de klei
ne karretjes, die in eindelooze rijen voort
getrokken worden om in de raffinaderijen
geheel gezuiverd te worden. Merkwaardig
is echter, dat het zout van het Saltonmeer
reeds in de natuur nagenoeg zuiver is. Fei
telijk heeft de natuur hier zelf practisch
al het werk gedaan en laat het aan de
menschen over, het kostelijke keukenzout
weg te sleepen.
Verschillende omstandigheden dragen er
het hunne toe bij, dat een dergelijk resul
taat verkregen kon worden. In de eerste
plaats is het Saltonmeer in de woestijn ge
legen, een van de heetste streken der aar
de, ongeveer 90,meter onder den zeespie
gel gelegen. Talrijke bronnen leveren wa
ter met een hoog zoutgehalte. Daarmede
wordt regelmatig het meeroppervlak be
vloeid en het water verdampt met een
haast sprookjesachtigen snelheid. Bij een
constante hitte van 40—50 graden Celsius,
kristalliseert het zout, daarbij uit in een
laag van 2550 cm. dikte. Daar deze tem
peratuur voor Europeanen nauwelijks te
verdragen is, werkt men er in hoofdzaak
met Indiaansche arbeiders, die zonder
eenig bezwaar tien uren per dag in deze
witte hel kunnen werken. De blanke op
zichters zijn gewapend met een donkeren
zonnebril voor de stekende, weerkaatste
stralen.
Zoutwinning in kuststreken.
DE zoutwinning in kuststreken vraagt
veel meer inspanning. De methode,
die men hier aanwendt om het zout
uit het zeewater te verkrijgen, is een van
ouds beproefde. Bij vloed voert een ka
naal het zeewater naar een groot verzamel-
bekken. Dit bekken is afgesloten door een
sluis, die zich automatisch, wanneer het
water terugvloeit, sluit. Met dit bassin
staat het zgn. zuiveringsbekken in verbin
ding, waarin het water ontdaan wordt van
stukken hout, zand en dergelijke. Vervol
gens wordt het water door kanalen, die
ongeveer 10 cm. onder het bassinniveau
liggen, geleid naar de bekkens, waarin
men het water laat verdampen Deze bek
kens zijn 1 a 2 meter diep, en hebben een
dergelijk oppervlak, dat zon en wind er
ten volle hun invloed op kunnen uitoefe
nen. Het gehalte van het zeewater, dat ge
woonlijk slechts 4 pet. bedraagt, neemt hier
snel toe. Tegelijkertijd scheidt zich het
gips af, dat zich afzet op den bodem en
van tijd tot tijd verwijderd wordt. Zoodra
het water een zoutgehalte bereikt van 27
pet., wordt het door schep- en pompwerk-
tuigen overgebracht naar het kristallisatie-
bekken, dat hooger gelegen is. lederen
morgen wordt in dit bekken, dat 60 cm
breed en 90 cm. lang is, zooveel water toe
gelaten, dat het juist op een dag kan ver
dampen. Het zout blijft achter als een
doorzichtige, ijsachtige massa. Deze be
werking wordt van dag tot dag herhaald,
net zoo lang, tot de zoutlaag reikt aan den
rand van het bekken. Rond de Middelland-
sche Zee staat hiervoor een tijd van drie
tot zes maanden.
Onder de zouttuinen nemen die van
Spanje en Italië wel de eerste plaats in.
Maar deze worden verre overtroffen door
de enorme zouttuinen van Radschputana,
een gebied in het N.W. van Indië. Het be
drijf wordt geëxploiteerd door de Engelsch-
Indische regeering.
In de zoutmijnen van Wieliczka.
IN het Z.W. van het hedendaagsche Polen
ligt de typische stad Krakau, centrum
van handel en industrie en voormalige
residentie van de Poolsche koningen. De
stad ligt aan den voet der Karpathen het
ketengebergte, dat zich langs den geheelen
Zouttumen van Alexaadgie.
Zuidgrens uitstrekt en vanwege de enorme
zouthoeveelheden, die het bevat, dikwijls
„Europeesche zoutketen" genoemd wordt.
Aan de Noordzijde bevinden zich de
zoutmijnen van Wieliczka en Bochnia, aan
de Zuidzijde die van Marmarosch. De mij
nen van Wieliczka, op ongeveer 14 k.m.
van Krakau gelegen, behooren tot de groot
ste en beroemdste van Europa. De legende
wil, dat zij door de H. Kunigonda in 1235,
toen koningin van Polen, opnieuw ontdekt
zijn, nadat zij sinds de negende eeuw in
exploitatie geweest, maar sindsdien in ver
getelheid geraakt waren. Zij werden het
eigendom van den staat, maar kwamen
kort voor het uitbreken in bezit van een
Oostenrijksch aartshertog.
De steenzoutlaag is 4 k.m. lang en heeft
een breedte van 800—1400 meter. De diep
ste schacht daalt af tot driehonderd meter
en de geheele mijn bestaat uit acht verdie
pingen, terwijl in het geheel ongeveer 1700
arbeiders hier een emplooi vinden. De
jaarlijksche productie is 150.000 ton, waar
van 80 pet. bestemd is voor binnenlandsch
gebruik. De lengte der uitgehouwen gan
gen bedraagt in het geheel 800 k.m., een
afstand, die gelijk staat met dien van Am
sterdam naar Bazel.
Grot van Maarschalk Pilsudski in de mijn
van Wieliczka. ,f
Van Krakau uit kan men de mijn op
verschillende manieren bereiken, per tram,
trein en autobus. Terstond na aankomst in
de „zoutstad" ontdekt men het complex
gebouwen, dat tot het bovendeel der mijn
behoort, de machinehal, de kantoorgebou
wen en de toegangen tot de schachten. Bo
ven den grond wordt het steenzout gezui
verd en voor verder vervoer in zakken ge
stort. Allereerst dalen wij in een der vele
liften af tot 60 meter en brengen een be
zoek aan de St. Antoniuskapel, die geheel
in hout is uitgehouwen. De kapel is reeds
omstreeks 1690 „gebouwd" en wat haar
proporties betreft van een bijzondere
schoonheid. Kilometer na kilometer loopen
wij vele gangen door en komen tenslotte
aan de kerk der H. Kunigonda. Hier staat
men verbaasd over hetgeen door men-
schenhanden in den loop van vele eeuwen
tot stand werd gebracht.
Op 150 meter onder het aardoppervlak
treft men een kerk aan, die niet minder
dan 3000 menschen kan bevatten, natuur
lijk eveneens in zout uitgehouwen. Al wat
wij hier aanschouwen, is van zout, het al
taar, de heiligenbeelden, de lusters en de
koorbanken. Deze inwendige versiering is
geheel door den mijnwerker Josef Mar-
kowski aangebracht, een versiering, die
waarlijk niet behoeft onder te doen voor
het schoone, dat vele roemrijke kerken bo
ven het aardoppervlak bieden.
Een ingenieur van de mijn gaat als gids
ons voor. De atmosfeer is, overal waar men
komt, even zuiver, geen spoortje stof of
bedorven lucht, zooals men die in steen
kolenmijnen aantreft. Ook de temperatuur
is steeds even frisch en constant.
Eindelijk komen wij aan de Pilsudski-
grot. Daarin bevindt zich een meertje, ter
lengte van 250 meter en 25 meter breed.
Met een soort van pontje kan men overva
ren. Deze grot biedt wel den schoonsten
aanblik, dien men in de mijn kan krijgen.
Er heerscht een doodsche stilte en ieder
gesproken woprg of ander geluid .weer
kaatst vele malen tegen de harde steen
zout wanden. Verderop is gelegen de Sien-
kiewiezgrot, een ruimte, die zoo uitgestrekt
is, dat zij dienst doet als dans- en tooneel-
zaal voor de mijnwerkers. Hier bevinden
zich ook enkele winkeltjes, waar men
snuisterijen en souvenirs van zout ver
koopt. Nog steeds gaat het verder door de
eindelooze gangen naar lager gelegen ver
diepingen, om tenslotte bij de eigenlijke
ontginningen te komen. De ingenieur legt
ons het verschil uit tusschen de vroegere
wijze van zoutwinning en de tegenwoor
dige. In de eerste plaats werd vroeger bij
het licht van kaarsen gewerkt, nu is de
geheele mijn electrisch verlicht. Eertijds
beitelde de mijnwerker stukken uit den
zoutwand, thans gaat ook dit met electri-
sche boorwerktuigen en maakt men ge
bruik van springstoffen.
De kerk van de H. Kunigonda, geheel in
zout uitgehouwen.
Het vervoer van het steenzout geschiedt
in kleine karretjes, welke door paarden
getrokken worden. Door de schachten wor
den vervolgens de stoffen omhooggevoerd,
om te worden gezuiverd en bewerkt, waar
na de verzending kan geschieden.
Reeds loopt ons bezoek aan Europa's
grootste steenzoutmijn alweer ten einde.
In een lift brengt onze gids ons weer naar
boven en laat ons nog even een kijkje ne
men in het zoutmijnmuseum, dat in Wie
liczka zelf is gelegen. Men vindt hier een
interessante verzameling van voorwerpen,
vervaardigd uit zout, en primitieve werk
tuigen. I
Van Brig, de-hoofdstad van Wallis, het
hoogst gelegen kanton van Zwitserland, uit
loopen verscheidene bergsporen, die wer
kelijk alles in de schaduw stellen wat de
toerist op het vlakke deel van het Euro
peesche continent kan beleven. Wij noe
men slechts de Furkalijn, die over talrijke
viaducten, langs liefelijke bergmeren, over
den St. Gotthard, dwars door het Zwitser-
sche Alpenlandschap voert naar het Oos
telijk gelegen Engadin. De ware liefhebber
van den bergsport zal echter bij voorkeur
van Brig uit naar het Zuiden gaan, om
door het dal van den Visp naar Zermatt te
reizen, het uitgangspunt voor de bestijging
van het hooggebergte, tevens het alpinis
tencentrum bij uitstek. De reis van het
Rhönedal naar Zermatt, waarbij over een
afstand van 44 k.m, het landschap ruim
duizend meter stijgt, laat den toerist in een
spanning verkeeren, die nauwelijks door
eenige andere bergtocht te evenaren is. In
een bonte afwisseling volgen elkaar op
donkere wouden, bloeiende tuinen, gele ko
renvelden, wijnbergen, en daartusschen
verspreid de pittoresque dorpjes, die soms
door hun ligging den indruk maken, tus
schen hemel en aarde te zweven. In de
verte roepen ons reeds de besneeuwde top
pen der bergen een welkom toe, wanneer
de trein in het karakteristieke dorp Zer
matt, temidden der groene velden, stopt.
Maar het zijn niet deze groene weiden en
de heerlijke tuinen, die Zermatt beroemd
hebben gemaakt. Dat deed de spitse, 4505
meter hooge Matterhorn, die door haar
imposante voorkomen nergens haar gelijke
heeft. Nog heel lang heeft deze berg den
dood van ondernemende alpinisten ge-
ëischt. Eerst den 14den Juli 1865 gelukte
het een expeditie, die uit vier Engelschen
en drie Zwitsersche berggidsen bestond,
den hoogsten top te bereiken. Maar bij het
afdalen moesten vier van hen het nog met
den dood betalen. Ternauwernood ontkwa
men aan een dergelijk lot de Engelschman
Edward Whymper en twee Zwitsersche
gidsen. Die gevaren behooren reeds tot het
verleden; dank zij de techniek kunnen
thans ook ongeoefende toeristen zeer dicht
bij den top komen.
Met een bergspoor kan men in ruim een
uur van Zermatt uit, den Gornergletscher
bereiken, vanwaar zich het schoonst denk
bare Zwitsersche vergezicht aan het oog
van den toerist ontrolt.
DAT GAAT TE VER.
Rationaliseering moet er zijn. Dat willen
wij niet bestrijden. Maar als de Ameri-
kaansche professor en psycholoog W. B.
Clark ons als noodzakelijke rationalisee
ring van het lezen een nieuwe schrijf- en
drukmethode wil opdringen, dan protestee
ren wij. Prof. Clark vindt, dat we bij de
gewone manier van schrijven en drukken,
namelijk van links naar rechts, bij het be
gin van iederen nieuwen regel een noode-
loozen sprong met de oogen moeten ma
ken. Wij houden aan het rechter einde van
den regel op met lezen en moeten weer
terugkijken naar het linkereinde van den
nieuwen regel. Hiervoor wordt volgens zijn
meening onnoodig veel tijd en energie ver
spild en hij stelt daarom voor, dat men den
eersten regel van links naar rechts, den
tweeden van rechts naar links en de derde
weer van links naar rechts, en zoo verder,
zal lezen.
Wij kunnen slechts herhalen: tegen dezen
vorm van rationalisatie protesteeren wij!
De hooggeleerde heer vergeet volkomen,
dat wij geenszins letter voor letter lezen,
maar dat wij woordbeelden met één blik
opnemen en hun beteekenis begrijpen. En
deze woordbeelden verwoest hij met zijn
methode „van rechts naar links."
I^jiclradbaan met op den achtergrond de Matterhorn»