TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
De enquête naar werkobjecten.
FEUiLLiTON.
Jonge kracht op
ouden grond
Zaterdag 11 Juni 1938
Negen en vijftigste Jaargang No 21
Actie van den Kring Limburg voor
werkloosheidsbestrijding.
ELK LID HELPE MEE
Terwijl de wereld rondom in
elkaar dreigt te storten, gaat een
benepen Hollandsch anti-papisme
onaangedaan en onverstoorbaar
voort, te hetzen tegen de Neder-
landsche katholieken.
De toon wordt aangegeven door
een beweging, die maar altijd
beweert, dat haar doel is, de na
tionale eenheid van Nederland te
bewerken, maar ondertusschen
alle krachten inspant, om de
grootst mogelijke verdeeldheid te
zaaien.
De Nederlandsche katholieken
laten zich daardoor niet van de
wijs brengen, maar gaan met
Gods hulp kalm voort met op
hunne wijze het nationaal belang
te dienen, wel wetend van welk
een beteekenis een groote ka
tholiek-politieke organisatie, de
staatkundige eenheid van de ka
tholieken is voor het algemeen
Nederlandsch belang.
Ook de Kring Limburg zet zijn
actie voortdurend voort, zijn ver
antwoordelijkheid beseffend als
een voornaam deel der Kath.
Staatspartij. Zich zelf versterkend
door zijn werk, arbeidt onze
kring aan groote volksbelangen.
Dezen winter heeft hij de wer
ving van nieuwe leden voortge
zet en daardoor de afstrooming
voorkomen, welke anders na ver
kiezingen volgde.
„Stille" jaren kent onze poli
tieke organisatie niet meer. Ook
door den band der organisatie
wil onze Kring zijn leden be
schermen en behoeden. En om
dit meer vruchtdragend te doen
zijn, is er den laatsten tijd hard
gewerkt voor de politieke ont
wikkeling.
Op de eerste plaats door onze
politieke scholen, die door velen
zijn gevolgd, welke wij er met
veel voldoening over hooren
spreken. Dan door de prooagan-
daclubs, welke mede dienen voor
de vorming harer leden zelve.
En verder door de actie voor De
Opmarsch,het halfmaandelijksche
propaganda-orgaan der Kath.
Staatspartij.
Nu het daarvoor geschikte sei
zoen voorbij is, heeft de Kring
zijn aandacht gewijd aan een
ander groot werk, van bijzondere
beteekenis ook voor Limburg, de
deelneming aan het regeerings-
offensief tegen de werkloosheid.
De minister van Sociale Zaken
heeft de gemeentebesturen bij
een schrijven aangespoord, naar
werkobjecten te zoeken voor de
werkloozen van elke gemeente.
De gemeentebesturen worden
tot een groote activiteit in deze
aangespoord. De minister zegt
grooten finar.cieelen steun toe bij
de uitvoering.
De Kring Limburg der Kath.
Staatspartij heeft zich met een
schrijven gericht tot alle afdee-
door PAUL KUYPERS.
(Nadruk verboden)
Het was den tweeden Zondag in Mei,
toen in een dorp omkanten, de kerk
geconsacreerd werd.
Dat is een heele gebeurtenis. Driek
was daar uitgenoodigd met de boerin.
Allee, dat ging aan. Ge hadt weer'ns
'n uitloop. Hij ging er heen.
Ge weet niet, wat de oude Dnek
dien Zondagmorgen door den kop heeft
gespeeld. Jan was niet thuis. Hij was
met de vrouw naar de kerk o! mis
schien naar haren thuis. Driek voelde
zich dezen lentedag zeker weer mees
ter op zijn hoeve Hij ging naar den
paardenstal. Twee ongeleerde merries
had Jan daar op dat oogenblik staan
Driek bracht de paarden buiten. Hij
bedwong ze met al de kracht van z'n
verouderd lijf. Hij spande het andere
ongeleerde paard daarnaast. De jonge
merries vierden hun nukkigheid uit met
het slaan van hun onbeijzerde hoeven
tegen de scheien van de kar. Ze sloe
gen, dat het kraakte. Ze bogen den
onwilligen nek in den haam, die hun
weeke nekvel drukte. Ze wentelden en
wrongen zich los onder hun zadel. Ze
rukten aan de strengen. Driek had ze
aan de leidsels. Ze tanden-knaklen
knoersend op hun gebitten.
- Maakt oe klaar, riep ie legen de
boerin, we gaan subiet. Ik ga ze leeren,
nou.
Ju, zei Driek.
De paarden verschoten wél van zijn
lingsbestvren, met het doei deze
aan fe sporen om een algemeene
enquête naar zulke werkobjecten
in te stellen.
Door zulk een actie werkt onze
Kring tegelijk mede aan de uit
voering van het Program der
Kath. Staatspartij, haar voornaam
ste doel en dus haar voornaam
ste plicht.
De Limburgsche katholieken
moeten tezamen solidair zijn voor
den werkloozen evenmensch. Zij
moeten doen wat zij kunnen, om
de werkloozen gelegenheid tot
werken te geven. Elk bestuur
volge derhalve de aansporing
van het Kringbestuur. Ook de
leden mogen hun best doen, om
met de afdeelingsbesturen hierin
mede te werken en daardoor haar
ijver te prikkelen.
Er is meer dan dat.
De enquête moet tevens een
onderzoek zijn naar mogelijke
uitbreiding en naar behoud van
blijvende werkgelegenheid
door 'ontginning en ontwatering,
door ontginning en ontwatering,
door vestiging en uitbreiding van
industrieën.
De mogelijkheid worde onder
zocht, wat gedaan kan worden
voor bestaande industrieën door
middel van exportpremies, con-
tingenteeringen of door andere
handelspolitieke maatregelen.
Op welke wijze en met wier
samenwerking zij dit onderzoek
kunnen doen, werd de afdeelings
besturen uitvoerig uiteengezet.
Zoo komt het Kringbestuur
via de statenkring-voorzitters in
het bezit van belangrijke gegevens
omtrent het groote vraagstuk der
werkverruiming en werkverschaf
fing.
Het gaat hier over gewichtige
werken, dat aan de belangen van
de gemêenten en hare inwoners
tegemoet komt en tevens een
bewijs is voor de steeds krach
tiger doorwerking onzer staat
kundige organisatie en de ver
hooging van haar invloed.
Bij de verschillende instanties
wordt hierdoor steeds levendiger
het besef, dat de eerste plicht op
economisch gebied op dit oogen
blik is: werk te verschaffen voor
het volk.
Daarvan moet elke afdeeling
en ook elk lid van een afdeeling
diep doordrongen zijn.
Vooreerst als iid van de ge
meenschap, als inwoner der ge
meente en van het gewest. Hij
heeft hier zijn taak in het ge
meentebestuur, ais lid der partij.
Maar ook als individu.
Naast werkverschaffing door de
gemeenschap kan nog zooveel
particulier werk bevorderd wor
den. Hoeveel geld is er niet
vastgehouden om de crisis, wat
zeer goed besteed zou zijn, wan
neer er werk voor werd gegeven.
In verschillende groote steden
werd deze werkverschaffing door
particulieren door een bijzondere
actie aangewakkerd. Zulke meer-
werk-actie is ook in onzen kring
aan te bevelen.
Kwam er maar meer kapitaal
los van de honderden millioenen
welke renteloos liggen.
Men kan lang blijven roepen
om industrialisatie. Zoolang zij,
die over kapitaal beschikken,
bang zijn om het te investeeren
in industrie, kan er niet veel van
terecht komen.
Behalve werkobjecten voor de
werkverschaffing moet er ook uit
gezien worden naar objecten, die
onder het werkfonds kunnen
vallen, opdat Limburg zijn even
redig deel krijge van de millioenen
welke daarvoor beschikbaar wor
den gesteld.
Deze actie van het Limburgsche
kringbestuur vinde in alle streken
van Limburg weerklank.
Hier is spoedig optreden ge
boden. De voorbereiding, voor
dat aan het werk wordt getogen,
eischt steeds eenigen tijd. Er
worde daarom terstond aange
pakt. Het kringbestuur vertrouwt,
dat het onderzoek inde afdeelin-
gen vóór 18 Juni a.s. zal hebben
plaats gehad.
In den loop van dezelfde maand
kan dan een vergadering voor
de statenkringen volgen.
Wanneer algemeen de aanspo
ring van het kringbestuur wordt
gevolgd, kan men er zeke; van
zijn, dat in alle plaatsen spoedig
de hand aan den ploeg kan
worden geslagen.
Wanneer straks te Maastricht
en Venlo onze groote landdagen
zullen gehouden worden, kunnen,
naar we hopen, hieromtrent be
langrijke mededeelingen worden
gedaan.
Elk bestuurslid der afdeelingen
en zelfs elk lid, beseffe hier zijn
verantwoordelijkheid en plicht I
Eén voor allen en allen voor
één, blijft onze leus.
ROELAND.
harden roep. Maar „ju" dat kenden ze
niet.
Driek vatte een eind hout en sprong
in den karrebak.
Hij sloeg n' keer, toen viervoetsten
de paarden weg. Op de keien van den
weg hoorden de paarden den bolde
renden dokker van de kar achter zich,
Hoog boven hun stond de dreiging
van Driek met hei geheven hout. Ze
sloegen subiet op hol. Het ging den
kant van het akkerland uit. De men-
schen stonden te kijken naar het ge
weld van deze rit, de viervoetende
paarden, daarachter de bolderende
slagkar. Het ging over den weg, dat
de huizen dreunden. Driek hing aan
de leidsels Hij stond met de klompen
gespannen tusschen de opstaande bret-
ten van de kar.
Op den zandweg liepen de paarden
nog harder, toen de kar iedere oneffen
heid van het vaarspoor meemaakte en
de burrie's de paarden aanhoudend in
de flanken stootten.
Driek schreeuwde, hij vierde de
leidsels en sloeg de paarden met het
eind hout, dat het klapte Het was voor
de menschen op den weg wezenlijk
Driek zn' pet was afgewaaid. Zn'
gezicht stond grimmig, de kaken voor
uit de oogen starend op de paarden.
Hij reed door en sloeg maar op de
paardenruggen. In een ummezieke werd
de drooge huid van deze jonge loopers
nat doortrokken. Ze holden door in
ongeremde vaart, gedreven door den
schrik, voor wat ze achter zich hadden
en voor de bijtende slagen van den
hijgenden mensch boven hen. Het was
ontzettend 1
Driek kende de wegen. Hij wist de
paarden onderhand onder bedwang te
krijgen. Ze begonnen te luisteren naar
de rukken aan de leidsels en Driek
dreef maar. De wind spande den jas
rond zijn lijf, de gespleten panden had
den hun strakke wappering.
Middenstand en
geld.
Wanneer men met middenstanders
spreekt, vooral met de onafhankelijke
handeldrijvende middenstanders, dan
hoort men niets dan klachten. De
omzetten loopen terug, de kosten
blijven hoog en het winstcijfer daalt.
Voor velen is de gedachte aan winst
al weggevaagd; zij trachten niets
anders te doen dan het hoofd boven
water te houden en het leven voor
een groot deel op goederencrediet.
„Er is geen geld" zeggen zij. An
deren drukken hetzelfde uit dcorop
te merken, dat het geld bevroren is
en dat vele collega's hun finantieele
verplichtingen slechts kunnen na
komen door faciliteiten te verstrek
ken, die de concurrentie weer op
nieuw verscherpen.
Waarom is er geen geld die vraag
beantwoorden zij niet. En daarop
komt het juist neer.
Er is geld genoeg in omloop. De
bankbiljettencirculatie van de Neder
landsche Bank beweegt zich nog
altijd op een hoog peil. Waar bevindt
zich dit geld en waarom komt het
onvoldoende in omloop Wanneer op
deze vragen een afdoend antwoord
kan worden gegeven, dan is tevens
den weg gewezen tot verbetering;
men moet naar die oplossing zoeken.
Wat heeft men eraan om lijdelijk
den ondergang tegemoet te gaan en
geen moeite te doen om gezamelijk
zich tegen dien ondergang te ver
zetten
Het is onnoodig om ten onder te
gaan. Ons land bezit een groote
goudschat, die werkloos in de kel
ders der Nederlandsche Bank wordL
bewaard. Alhoewel het beter zou
zijn, het goud als basis van het geld
stelsel doen verdwijnen, kan niet
worden ontkend, dat het goud de
verpersoonlijking is van koopkracht,
tenminste zoolang nog een belang
rijk deel van de wereld het goud als
volwaardig blijft beschouwen.
Verder hebben wij de beschikking
over uitgestrekte tropische gebieden,
die nauwelijks ontgonnen zijn... wij
hebben een groote schare werkloozen,
die dolgraag aan de arbeid willen
gaan, kortom wij hebben alle mid
delen om een welvarend volk te
worden.
Waarom zijn wij dit niet Waarom
zuchten te midden onder de ongunst
der tijden.... waarom hebben tien
duizenden boeren een uiterst schamel
bestaan.... waarom het groote aantal
werkloozen en het belangrijke con
tingent intellectueelen, voor het
productie-proces is geslotenWaar
om hebben onze industriën het moei
lijk en waarom begint de conjunc
tuur-teruggang in de wereld ook ons
land weer te teisteren, ons land, dat
nauwelijks eenige verlichting heeft
gehad van de betere tijden in 1936
en 1937
Dit komt, omdat het stelsel niet
deugt. Het geld is er wel, alleen
bevindt het zich in handen van hen,
die er een onjuist gebruik van ma
ken. Niet de fout ligt aan het al of
niet aanwezig zjjn van het geld,
maar wel aan de geldwinst gedachte,
die overheerscht en die alles in de
wereld remt, ook in ons land. Niet
geld moet de hoofdrol spelen, maar
de arbeid.
Elk mensch, dat werken wil en
kan. Moet in de gelegenheid worden
gesteld ten bate van het algemeene
belang, i.e. het algemeen Nederland
sche belang, zijn arbeid ten nutte
te maken. Is dit in het particuliere
bedrijfsleven vooralsnog onmogelijk,
doordat het particuliere bedrijfsleven
winst moet maken, alleen doordat
het winststelsel nog bestaat, welnu,
dan moet het Volk een begin maken,
den arbeid op den troon te verhef
fen.
Het geheele volk, van laag tot
hoog, van arm tot rijk, wordt ver
tegenwoordigd door zijn regeering
en wil met den arbeid de plaats toe
kennen, die hij dient te bezitten, dan
moet het volk van zijn regeering
eischen, dat er een fundamenteele
verandering in den toestand komt.
Zoolang het volk blijft ondergaan,
hetgeen het niet behoeft te onder
gaan, dan zal er van de regeering
geen wijziging kunnen worden ver
wacht. Omdat de regeering gekozen
is uit bezittende mannen, die er niets
voor voelen om de voordeelen van
dit bezit af te staan. Er is een tegen
stelling tusschen hen, die slechts
hun arbeid hebben te geven, hetzij
handenarbeid, hetzg van intellec
tueelen aard.
De geldbezitters vormen de min
derheid; de massa is in geld arm,
maar in arbeidsprestatie rijk. Wordt
de arbeid als hoofdbasis genomen en
drukt men het geldbezit terug tot
den tweeden of derden rang, dan
word een volk rijk, want zooals ge
zegd de rijkdom van een volk ligt
niet in het geld, maar in diens werk
prestatie.
Daarbij hebben ook de middenstan
ders belang. Het is mede hun taak
om verandering in de mentaliteit te
brengen. Niet alleen hun taak, maar
hun een redding
On3 land gaat onvermijdelijk ten
gronde, wanneer niet alle groepen,
middenstanders, boeren, arbeiders en
intellectueelen de handen iDeen slam
om duidelijk te demonstreeren, dat
slechts de arbeids-ideologie ons land
tot welvaart zal kunnen voeren en
ons de plaats kan doen teruggeven,
die wij verloren hebben. De vijand I
van ons geheele volk is de geld-1
overmacht
De paarden minderden hun ongetemde
vaart. Driek sloeg, dat hij zweette. Het
schuim lag toe vlokken op de huid van
de paarden bijeengewaaid. De geheven
koppen met de snuivende neus dropen
van den verzabbelden bruisch. De
menschen, die dit gejaag kwamen te
zien, maakten wel, dat er plaats kwam
op den weg. De halve stad had Driek
bij deze vaart met z'n ongeleerde
paarden gezien. Hij had over landwegen
gejaagd, over bulten en door slooten.
Op het eind hoorde ge de reuteling
van den jagenden paardenadem. De
merries stapten in van schrik ineen
gekropen gang Ze konden niet meer
hollen. 2e luisterden naar het halen van
de leidsels. Hotdan gingen de paar
den gewillig hot, haar dan gingen ze
haar. Ze waren in eenen keer geleerd
Nou ging Driek de boerin halen. Ze
zouden met deze ongeleerde paarden
naar de kerkwijding varen, als alle
menschen dat zien konden.
Hij reed, grutsch in zijn overwinning
op deze dolle knollen het erf op. Jan
stond daar met z'n verwondering.
Driek zweette toen hij van de kar
afsprong.
De paarden stonden te dampen.
Laat ze drinken, dan zijn we weg,
commandeerde Driek. Hij was weer
heerscher op zijn hoeve. Het ginghem
dat hij commandeerde.
Hij bracht de boerin mee naar buiten
Hij droeg 'n stoel en 'n rood-geruit
beddekussen. Dan zette hij op de kar.
De paarden hijgden maai.
De boerin zat nog niet goed en wel,
of Driek sprong op de kar.
Vort, de paarden gingen aan. Ze
luisterden naar zijn bedachtzaam ge
voerde leidsels. Hij voer naar de kerk-
consecratie.
Daar waren boeren zat, die Driek
vroegen wie die paarden geleerd had.
in zoo'nen korten tijd
Ik heb ze vandaag 'ns onder
handen genomen, zei Driek.
Hij was er wezenlijk grutsch op in
zijnen ouden dag.
Het is de laatste, groote gebeurtenis
geweest in het -leven van Driek. Hij
ging nadien in zijn krachten teruguit.
Hij was 's Zondagsavonds moe thuis
gekomen met de boerin. Hij bleef den
morgen daarop langer in de bedstee
dan anders.
Driek had zich misschien boven zijn
krachten ingespannen. Hij ging de vol
gende dagen wat meer te bed. Marie
kwam hem opzoeken, bekant iederen
dag. Marinus en Hanneke kwamen ook
al 'ns over den stoep
Hanne verzorgde hem dag en nacht.
Zii legde hem goed, want hij spolkte
nogal in zijn bed. Deze mensch was
altijd zoo ongedurig geweest.
Ze verzorgde haren mensch. Ze had
den hun ruzie over de jongens. Ze
hadden allebei de onhebbelijkheden van
den ouden dag. Wie moest er toegeven
van deze twee
Jan en z'n vrouw hadden hun werk
rond de boerderij Zij, Driek en Hanne,
hadden het groote huis overdag den
meesten tijd heelemaal alleen. Ze kon
den hun woorden over en weer hebben
zonder dat iemand daar z'n neus tus
schen stak. Ze hadden allebei hun
voorliefde. Driek voor Marie's, Hanne
voor Marinus.
Het kan zijn dat ze op hunnen ouden
dag wat dutselachtig waren of kindsch,
maar Driek bekende het eerlijk aan
Hanna's, dat hij Marie altijd het best
gemogen had. Zij had immers ook
haren Marinus voorgetrokken. Hoe zijn
oude menschen. Ze hadden over die
dingen woorden gehad, ze hadden er
over geruziede waar de jongens bij
waren.
Hanne en Driek, ze hebben hun
daden voor elkaar vergoeilijkt. Ze zaten
samen in hun kamer, toen Driek onder
hand weer overeind kwam, want in
den herd, daar zaten Jan en de nieuwe
Voor de Boerderij.
HOEVEEL GRAS NEMEN
MELKKOEIEN PER DAG OP
In het weekblad „Schakels" lezen
we onder bovenstaande titel het
volgende
Over dit onderwerp is ook al
menigmaal geëxperimenteerd onder
verschillende omstandigheden.
Door Woodward wordt nu in J. of
Dairy Science een weide proef be
schreven, waarbij getracht is deze
hoeveelheid zeer nauwkeurig te be
palen. Hierbij werd bovendien zoowel
met de buiten-temperatuur, alsook
met de samenstelling van het weide-
bestand reaening gehouden.
In twee proeven van ongeveer 14
dagen werden, onder normale om
standigheden, met Jerseys en Hol-
steiner koeien de opgenomen hoe
veelheden gras nauwkeurig bepaald.
Dit geschiedde doordat in een
parallelperceel het daarop aanwezige
gras heel kort werd afgemaaid.
Ditzelfde geschiedde met de reeds
beweide perceelen. Het verschil in
gewicht tusschen de hoeveelheden
gras op de beweide en de parallel-
perceelen was nu de hoeveelheid
gras, die door de dieren was opge
nomen.
Behalve het wegen van de hoeveel
heid werd door onderzoekers even
eens het gras geanalyseerd, teneinde
na te gaan hoe groot de juiste
voedingswaarde van het door de
dieren opgenomen gras was.
Op deze wijze stelde onderzoeker
vast, dat een koe gedurende de
weidegang per dag ongeveer 70 kg.
gras, overeenkomend met 22 tot 24
kg. droge stof tot zich neemt en
dat naar gelang de samenstelling
van het gras het toedienen van ruw-
voeder of van silage noodig is.
Heel moeilijk was het in deze
onderzoekingen den invloed van de
buiten-temperatuur vast te stellen
daar met een dalen van deze tem
peratuur ook meestal een betere
groei van het gras samenging.
VOORKOMT DE AARD
APPELZIEKTE.
De aandacht van belanghebbenden
wordt er op gevestigd, dat het wen-
schelijk is, het optreden van de
aardappelziekte te voorkomen.
Dit kan geschieden door het aard
appelloof te bespuiten met Bor-
deauxsche pap, Bourgondische pap
of met andere koperhoudende mid
delen.
Nadere gegevens over het bespui
ten zijn te vinden in het vlugschrift
48 van den Plantenziektenkundigen
Dienst.
Te meer wordt dit jaar de aan
dacht gevestigd op het bespuiten
van de aardappelen en speciaal op
dat van de vroege aardappelen
(Eerstelingen) in verband met de
mogelijkheid van export naar Zuide
lijke landen. Het vorige jaar heeft
het optreden van de „ziekte" daarbij
moeilijkheden opgeleverd. Om dezen
export te behouden, en zoo mogeljjk
uit te breiden, is het noodzakelijk,
dat alles in het werk gesteld wordt
om het optreden van de ziekte te
voorkomen.
Noodig hiervoor is, dat met het
bespuiten op tijd begonnen wordt.
Dit moet regelmatig herhaald wor
den en vooral zorge men er voor,
dat met het bespuiten lang genoeg
wordt voortgegaan.
Verder moet, en dit geldt ook in
de eerste plaats voor vroege aardap
pelen, het rooien niet plaats hebben
bij nat weer, zeker niet wanneer de
ziekte in het loof voorkomt.
Nadere inlichtingen zijn te beko
men bij den Plantenziektenkundigen
Dienst en de daarbij werkzame amb
tenaren, alsmede bij de Rijksland- en
tuinbouwconsulenten.
vrouw te wonen. Driek had toen in de
kamer willen zitten, want jong huis
mannen moesten den herd alleen hebben
Dat hoort zoo.
De zomer was nog niet goed en wel
ten einde, toen Hanne te bed ging,
omdat ze ziek was. De dokter kwam
erbij. Hij wist niet wat de boerin
mankeerde. Ze sliep veel. Ze at niks
meer. De dokter gaf haar spuitjes. Ze
sliep, 's Nachts, toen Driek z'n koude
beenen naast de haren onder de dekens
stak, bleef ze slapen.
Ze bleef veeltijds slapen. Driek had
den tijd om bij dit ziekbed te waken.
Hij zat den dag door bij Hanne's te
waken. Op deze oogenblikken, nu het
met de boerin naar een einde liep,
werd Driek diep in zijn wezen getroffen
van meelijden en ongekende teederheid
om zijn vrouw, die in haar leven toch
eigenlijk nauwgezet voor haar dingen
gezorgd had. Nou ze verdiende om te
mogen gaan rusten en 't plezier van
den ouden dag te hebben, nou ging ze
dood.
De pastoor kwam over den stoep.
Hij bediende de boerin. Het heeft daarna
niet lang meer geduurd of de adem van
de boerin werd langzamer en zachter.
Haar rust in den slaap werd in den
dood voortgezet. Bij haar is Driek in
een aanvatting van teederheid over
haar bed heengevallen. Hij heeft wezen-
lijk geschreuwd om zijn boerin, waarmee
hij de laatste jaren vreugde en ongemak
van den ouderdom gedeeld had. In dit
oogenblik besefte hij haar verlies. Het
laatste wezen, dat hij nog bezat, waar-
1 voor hij de zorg had van dag toe dag,
was weggenomen. Hij zou hebben ge-
wenscht dat ook zijn leven op dit uur
een eind had genomen. Of was het
misschien dat deze dood van de boerin,
die nooit wankele dagen gehad had,
hem wees naar de zekerheid, dat binnen
korten tijd ook hij daar in de bedstee
liggen zou, om Hanne's te volgen.
Schutterijen in
Limburg.
De voorwaarden waaronder
een schietvergunning kan
worden verleend.
Wordt met wapens van te
zwaar kaliber geschoten
Op de vragen van den beer Ru ijs
de Beerenbrouck betreffende de voor
waarden, door gemeentebesturen te
stellen bij hel verleenen van vergun
ningen voor het oprichten van een
schietinrichting, heeft de minister
van Sociale Zaken als volgt geant
woord
Voor de oprichting van eenschiet-
inrichtiDg is een vergunning noodig
krachtens de Hinderwet. Welke voor
waarden aan een zoodanige vergun
ning behooren te worden verbonden,
staat derhalve in eerste instantie
ter beoordeeling van het gemeente
bestuur. Ter bevordering van de
veiligheid is bij rondschrijven van
den toenmaligen minister van Arbeid,
Handel en Nijverheid van 2 Juli 1925
(gewijzigd bij rondschrijven van 21
Januari 1929) den gemeentebesturen
aanbevolen om, alvorens vergunning
tot oprichting van een schutboom ue
verleenen, het advies in te winnen
van den directeur der normaalschiet
school (thans is hiertoe aangewezen
de commandant van het regiment
Grenadiers te 's-Gravenhage)Aan
voornoemd rondschrijven werd een
schema van voorwaarden toegevoegd.
Dit geschiedde om den gemeente
besturen eenig inzicht te geven in
deze materie, dus niet opdat dit
schema zonder meer door hen zou
worden gevolgd. De bedoeling is im
mers, dat de gemeentebesturen om
trent elk verzoek tot oprichting van
een schutboom de genoemde deskun
dige instantie raadplegen en dat aan
elke te verleenen vergunning, die
voorwaarden worden verbonden, wel
ke in verband met de plaatselijke
omstandigheden als de meest geëigen
de zijn te beschouwen. Daar de in
het schema aangegeven voorwaarden
slechts zjjn bedoeld als voorbeeld,
bestond er by het ontwerpen daar
van geen aanleiding voor een over
leg op zoo uitgebreide schaal, als
door den steller der vragen bedoeld.
In het schema van voorwaarden
wordt niet gesteld, dat het schiet-
terrein 500 meter lang moet zijn,
doch wordt aangegeven, dat bij ge
bruik vau bepaalde wapens en mu
nitie een terrein van 500 meter
diepte tijdens het schieten als on
veilig moet worden aangemerkt en
door vlaggen of andere waarschu
wingsmiddelen als zoodanig moet
worden aangeduid. De eigendom van
deze onveilige strook behoeft niet in
één hand te zijn. In deze strook
mogen geen hulzen, belangrijke
wegen e.d. gelegen zijn, doch de aan
wezigheid van een landweg of voet
pad, waarop gedurende het schieten
geen verkeer plaats heeft, is her
haaldelijk geacht gee n beletsel te
vormen tegen het verleenen van ver
gunningen tot oprichting van een
schutboom.
Niet valt in te zien, dat de wapens
en munitie voor het vogelschieten
in Limburg noodwendig een veel
zwaarder kaliber zouden moeten
hebben dan elders gebruikelijk.
Overigens volgt uit het hierboven
opgemerkte, dat tegen het gebruik
van zwaardere munitie op zich zelf
geen bezwaar behoeft te bestaan,
mits slechts rekening wordt gehou
den met een daarmede correspon-
deerende uitbreiding van de gevaar
lijke zóne.
Voor het instellen van een onder
zoek naar de plaatselijke toestanden
en het ontwerpen van een nieuw
schema van voorwaarden voor Lim
burg, acht de minister geen aanlei
ding aanwezig.
Zooals hiervoren reeds is opge
merkt, behoort geval voor geval te
Marie stond naast hem. Zij schreeuwde
ook. Ze kon vader niet zien schreeu
wen. Daarom moest zij het ook doen.
Alle jongens stonden bij het bed.
Marinus met de vrouw, Hanneke met
haren mensch, Jan en de nieuwe boerin
van de „Laaghoeveen dan Marie en
Frans. Driek was overeind gekomen
boven het bed, waarop Hanne gestor
ven lag. Hij keek om naar z'n jongens.
Hij boog den kop weer terug naar
Hanne's. Toen sloot Driek haren mond,
die geopend stond, ofdat ze diep ge
zucht had, toen de dood haar was
komen wegvatten.
De dagen na haar dood was Driek
in de kamer. Hij kwam er niet meer
uit. Hij zocht rond in de hoeken van
het groote vertrek Hij rommelde in
de kasten. Hij vond papieren en keek
ze na Daarna had hij een bril op Hij
vond snuisterijen, die de boerin in de
groote laden van de kast had weg
gelegd. Hij plaatste ze in 't gezicht
voor iedereen op de schouw of op een
tafel, 'n dooske mee de medaille van
de H. Familie erin het kerkboek van
Hanne's, dat hij altijd 'n leelijk ding
had gevonden omdat het zoo lomp
groot was.
Hij had aan zulk soort dingen zijn
herinnering.
TWEEDE DEEL.
Op 'n vroegen lentedag werd bij
Marie's weer een kind geboren. Het
was 'n jongen, Frans en Marie hadden
er woorden over of ze hem naar een
van de ooms noemen zouden.
'n Kapelaan, die toevallig over den
stoep kwam stelde voor hem Lambertus
te noemen, want Lambertus was de
patroon van de kerk.
Wordt vervolgd.