TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Een plaag voor den
Middenstand.
FEUILLETON.
Jonge kracht op
ouden grond
VAN ALLES WAT
Die
nare Hoofdpijn
i) AKKERTJES
In 't aanschijn van
den dood.
Zaterdag 30 April 1938
Negen en vijftigste Jaargang No 18
Een der moderne plagen voor
den Middenstand en voor het
gezin is de omzetbelasting, de...
tijdelijke omzetbelasting. Ze werd
ingesteld voor een tijdsduur van
vijf jaren. Maar nu deze ongeveer
om zijn, ligt al een voorstel ge
reed tot verlenging met een ge
lijken termijn. Er is dan ook
niemand, die de verwachting zou
kunnen hebben, dat een belas-
tiug, die 75 millioen moet opbren
gen, in de tegenwoordige om
standigheden zou kunnen worden
gemist.
Van de Rijksinkomstenbelasting
wordt hetzelfde bedrag, dus ook
75 millioen, verwacht. Maar hier
is de druk meer naar draagkracht
verdeeld door den kinderaftrek
en de progressie. Doch de Om
zetbelasting drukt juist het zwaarst
op de grootere gezinnnen.
Maar kan de regeering niet
zonder het bedrag der opbrengst
van deze belasting, ten behoeve
van den Middenstand tenminste
zou zij kunnen zorgen, dat deze
belasting door de wijze van hef
fing geen plaag en bron van
schade was.
Reeds vroeger hebben wij een
uitspraak medegedeeld, die wij
hoorden uit den mond van ten
ontvanger der belastingen, toen
de omzetbelasting op komst was:
Zulk een belasting is goed voor
België en andere landen, maar
voor Nederland is ze ongeschikt.
De reden lagin den Hollandschen
volksaard, die ook zijn karakter
drukt op den fiscus. De zaak
wordt over-secuur opgezet met
een rompslomp van administratie,
opdat toch maar geen halve cent
voor de schatkist verloren kan
gaan.
Nu er 'wetswijziging op komst
is, hebben de drie Nederlandsche
Middenstandsbonden, zich tot den
Minister van Financiën en tot de
Tweede Kamer gewend meteenige
wenschen, welker vervulling de
uitvoering dezer wet voor den
Middenstand dragelijker kan ma
ken.
De Bonden komen in hun adres
voornamelijk op voor de groepen
van middenstanders, die niet
alleen goederen distribueeren,
doch wier bedrijf tevens min of
meer een industrieel karakter
draagt en daarom door de wet
op deze belasting tot fabrikant
worden geproclameerd.
In den loop der jaren zijn hier
omtrent tal van gevallen gepubli
ceerd. Een der frappantste is wel
dat van den kruidenier, die fabri
kant wordt, omdat hij zelfgema-
len koffie verkoopt.
Voor zulke bedrijven brengt de
omzetbelasting groote moelijkhe-
den en schade mede, welke vooral
in dezen crisistijd dubbel worden
gevoeld. Hier vooral kan de be
lasting maar al te vaak niet ver
haald worden op het publiek.
Dit kleinbedrijf, aldus wordt
in het adres uiteengezet, wordt
zwaarder getroffen dan het fa
briekmatige grootbedrijf, dat de
zelfde artikelen fabriceert. Het
grootbedrijf betaalt slechts om
zetbelasting over der. eerstehands-
prijs, doch het kleinbedrijf over
den detailprijs, waarin de kosten
van detailverkoop mede zijn be
grepen.
Vandaar ongelijkheid en onbil
lijkheid van concurentieverhou
dingen bijvoorbeeld tusschen den
meubelmaker en den meubel
fabrikant, den maatkleermaker en
den confectiefabrikant, den ban
ketbakker en de banketfabriek.
Het wijzigingsontwerp tracht
aan verschillende moeilijkheden
welke de belasting met zich brengt
tegemoet te komen en streeft
naar bevordering van gelijkheid
van druk en evenwichtige concur
rentieverhoudingen. Maar de zoo
even genoemde ongelijkheid wordt
niet weggenomen.
Als tegemoetkoming aan het
rechtstreeks aan het publiek le
verende kleinbedrijf bevat het
ontwerp slechts een verlichting
van de wijze van betaling. De
belasting over de levering aan het
publiek zal niet meer worden
geheven in den vorm van een
aanslag, maar in den vorm van
plak (spaar)zegels, en voorts komt
er een verbod van het maken
van reclame met het niet berekenen
der belasting.
Het heffen dezer belasting van
den consument met plakzegels
heeft de goede zijde, dat deze
dag in dag uit aan de omzet
belasting wordt herinnerd, zoodat
de publieke opinie zich voort
durend met deze onpopulaire be
lasting zal bezig houden. Te ver
wachten is dan dat de drang naar
hare afschaffing voortdurend ster
ker zal worden, te meer nu de
minister van Financiën van plan
is, het percentage dezer belasting
nog te verhoog. Het geld word
door een minister door verhoo
ging eener bestaande belasting
zoo gemakkelijk gevonden. Hij
behoeft slechts het percentage of
het aantal opcenten te verhoogen
en klaar is Kees.
Dat niemand meer reclame zal
mogen maken door b.v. mede te
deelen, dat hij geen omzetbelas
ting laat betalen, is een uitste
kende maatregel. Het was onge
hoord, dat de eene vakgenoot
reclame sloeg utt de ellende van
den ander, voor wien het niet
verhalen der belasting onmogelijk
was.
De Middenstandsbonden stellen
de regeering een doeltreffenden
maatregel voor, om aan de moei
lijkheden der quasi-fabrikanten
tegemoet te komen: het heffen
der belasting aan de eigenlijke
bron.
Daartoe worde deze omzet
belasting beperkt tot de leverin
gen door fabrikanten in den eigen
lijken zin van 't woord, zij worde
beperkt tot de leveringen van
deze fabrikanten aan fabrikanten,
groothandelaren of kleinhandela
ren. Van hare heffing worden uit
geschakeld de leveringen recht
streeks aan hetconsumeerend pu
bliek. (Grootbedrijven, die voor
eigen winkels produceeren en
do» PAUL KUYPERS.
(Nadruk verboden)
12
Maar die Frans Davids van ou,
die kwam en sloeg de menschen over
hoop ofdat het rietstelen waren. Hij
heeft mij uit die ruziekroeg gedragen,
anders was ik nou bepaald al dood I
Maar vader toch, heeft Frans dat
gedaan
Ja en schoon oolc, daar zal over
gepraat worden, zoo ik denk. Wat 'n
sufferds, die ander, 't is nog schaand 1
En mankeert Frans niks, vader?
Nee, niet het minst, Marie.
Marie zat onderhand rechtop in haar
bed te schreuwen.
Waar schreuwde om, Marie?
Om ou, vader
Dat is gelogen, ge schreuwt om
Frans, nou hij zich voor ouw vader zóó
schoon ingespannen heeft. Ge moogt
gerust schreuwen, voor zoo'ne mensch,
zoo'ne dappere, eene. Durske, wat
komt daar 'n drift uit, als-ie aan den
gang is.
En Marie, die schreuwde maar.
Frans had niks van de ruzie over
gehouden dan een wond aan zijnen
duim, die er zoo'n vent in gebeten
had. Het duurde lang eer 't genezen
was. Het had gezworen en 'n tijd
lang liep Frans met 'n doek om die
hand achter de ploeg. Nadien was aan
zijnen duim 'n stuks wild vleesch
komen groeien.
Dat hinderde niks.
Hij kwam voort iederen Zondag bij
Marie's op de Laaghoeve. Driek had
sigaar voor hem of hij gaf hem
zijnen tabaksbuil om eens te stoppen.
Ze zaten rond den open herd en be
praatten 't een en ander.
Martnus zat daarbij en Jan, die
onderhand 'n volwassen kerel werd.
Hanneke, dat zwarte meiske, dat zoo
jraag vertellen hoorde, sloot mee aan
den kring rond de kachel. Marie
naaide aan tafel. Zoo'n avonden hadt
ge in den winter veel.
Driek vertelde over z'n voermannen
in de stad, over paarden of zooiets.
Ja, met paarden had Frans zoo ook
nogal veel beleefd. Franse vader stond
trouwens bekend als 'n paardenkenner.
Fabrikanten stuurden hem uit om de
zware werkbonken te gaan koopen die
ze voor hun wagens noodig hadden.
Frans zwetste daar niet veel over.
j Maar Driek maakte 't somtijds èvel
toch zóó bont, dat Frans z'n gezwets
niet langer uitstond. Tegenover dien
bluf vertelde Frans van z'n vader:
Vader had 't sterkste stuk van
z'n leven wel uitgehaald, toen hij 'ns
veertien dagen weg was geweest Hol
land in, om paarden te koopen.
Hij kon niks vinden, dagen lang.
Hij zocht graspaarden. Andere jaren
vond ge die in Holland anders zat.
Klaas kocht onderhand toch nog
twee anderhalfjarigen, echte bange,
nukkige paarden. Dat was in Rotter
dam. Ze moesten natuurlijk naar huis.
Hoe deed vader dat? Hij vatte de
paarden bij het holster en ging aan,
te voet Hij liep van de Rotterdamsche
paardenmarkt af naar het Zuiden. De
bange, versche paarden trippelden kort
en met veerende stap, gelijk dametjes,
over de keien.
j 't Land is daar vlak en de wind wordt
er op die hooge dijkwegen door niks
gebroken.
j Ge hebt er veel water, -'t land is er
j vreemd en vader kende daar geen
mensch, dat begrijpt ge.J Hij leidde
fabrikanten, die in afwijking van
de normale handelsgebruiken
rechtstreeks aan 't publiek leveren,
zullen, zooals vanzelf spreekt, als
tot dusverre de omzetbelasting
moeten blijven voldoen).
De Bonden zijn van meening,
dat de technische uitwerking van
een en ander geen onoverkome
lijke moeilijkheden ontmoet. Zij
sluit volkomen aan bij het stelsel
der bestaande wet en van het
nieuwe ontwerp.
Bij de behandeling in de Tweede
Kamer van het wetsontwerp tot
wijziging der wet zal, naar wij
hopen, met deze gezaghebbende
stem van den geheelen Neder-
landschen georganiseerden mid
denstand ter dege rekening wor
den gehouden.
En daarnaast met de.... eerst-
belanghebbenden, die deze belas
ting moeten betalen. Dat zijn op
de allereerste en de voornaamste
plaats de gezinnen.
De eerste levensmiddelen zijn
van deze belasting uitgesloten.
Maar andere eerste levensbehoef
ten, voor kleedij enz. zijn belast.
Zeker wanneer het percentage
dezer belasting zou worden ver
hoogd, zal er alle reden zijn om
de vrijstellingen uit te breiden.
De indirecte belastingen, die
vooral op levensbehoeften druk
ken, die op zout, het geslacht
en suiker, brengen ruim 56
millioen gulden per jaar op.
Waarbij nog ruim 72 millioen
komt voor belasting op drank en
tabak.
Aan deze indirecte belastingen
is de laatste jaren de omzetbe
lasting toegevoegd, waarvan 75
millioen wordt verwacht. Dit is
toch wel een zeer onevenredige
uitbreiding van de indirecte be
lastingen en een geweldig ver
breken van de verhouding tot de
directe belastingen, welke verhou
ding tevoren al te wenschen over
liet, zooals uit verschillende
klachten in de Staten Generaal
gebleken is.
De regeering stappe over zdke
bezwaren niet te gemakkelijk heen
en zoeke bij het verhoogen van
belastingen niet den weg van den
minsten weerstand, den gemak
kelijkste.
Het Nationaal-Socialisme
ageerde tegen de „bonzen"
Maar het heeft er thans
in optima forma 1
Een bezoek bij Goering.
Dezer dagen lazen we in de Tijd
een relaas over het buitenge
woon weelderige leven van maar
schalk Goering. Wij maken hier
van melding, niet omdat den
leiders der regeering een com
fortabele huisvesting misgund
wordt, maar na hun afgeven op
de „bonzen" van het vorige re
giem pastte den heeren, die in
dit opzicht aan Bruning en an
deren een voorbeeld konden ne
men, wat meer soberheid en in
getogenheid. Wij laten het relaas
zonder commentaar volgen:
Evenals Hitler in Berchtesgaden
maar door met de paarden.
Het was al donker toen vader aan
n groot watei kwam. Daar hebben ze
hem en z'n paarden, met 'n pont over
heen gezet. Hij leidde verder over
Breda en het werd al nacht. Hij leidde
verder den nacht door Ons vader kon
loopen als 'n zweep. Ge begrijpt dat
de drift van die paarden overging. Ze
werden dun als 'n lat. Ze zouden voort
brandnetels gevreten hebben. Maar
vader leidde door in den nacht over
donkere wegen. Hij zag geen mensch.
Onderhand kwam hij al dichter bij huis.
Vader moest de paarden voorttrekken,
zoo muug waren ze. Hij kon niet
rusten Dan kwam hij niet meer thuis
hij kon toch ook niet op straat
zoomaar gaan liggen slapen.
Hij leidde voort totdat z'n paarden
als nukkige geiten aan 't zeel hingen.
Wat deed vader? Hij sneed 'n wis uit
de heg. Hij ging met de lange leidsels
achter de paarden en sloeg ze langs
hun billen, dat het kletste.
Het ging weer 'n eindje goed, want
liepen van de schrik 't Werd minder,
werd belachelijk. Toen 't morgen
begon te worden liepen deze jonge
dinger van merries of ze voorver-!
sleten naar de slachtbank gingen
t Zal vader's ook wel niet zoo goed
hebben gedaan in z'n beenen, denk ik,
maar z'n paarden, 't was bar Ik hoor
"t hem nog zeggenIn Rotterdam j
steigerden ze, in Breda liepen ze als
'n polderwerker en eer ze thuis waren
zoudt ge ze 'n stok gegeven.
Toen vadet de boerderij om zoo te
zeggen kon zien liggen, ging één van f
de paarden er voort aanhoudend liggen.
Ze zijn toen voor 'n kerk doorgekomen. 1
Toen viel de eene merrie tegen de J
keien aan van moeheid en mee dat ze
goed en wel lag, viel de andere
erneven. Vader zei: Ik kan hoogstens,
even sterk zijn als 'n paard, maar niet
sterker en toen hij dat had gezegd,
ging-ie zitten op de trappen van de
kerk en sliep.
en Goebbels op Schwanenwerden bij
Berlijn, zoo heeft ook Goering aan
de Werbillinsee. 60 K.M. van Berljjn,
zijn buitenverblijf. Het is niet het
eenige. Daar brengt hg zijn korte
dagen door, als hij tenminste niet in
Warschau of ergens anders op jacht
is. Natuurlijk niet alleen, maar in
den kring van hem toegewijde
„Arbeiterführer" of hooge gasten uit
het buitenland. Naar aanleiding van
de internationale jachttentoonstelling
had Goering onlangs een aantal
buitenlandsche jagers uitgenoodigd
naar Karinhall te komen. Jagers uit
Engeland, Frankrijk, Scandinavië en
andere landen hadden aan deze uit-
noodiging gevolg gegeven. Onder
hen bevond zich een Deen, Dr. Böje
Benzon, die in het Kopenhaagsche
blad „Eerlingske Tidende" zijn in
drukken weergeeft over de ontvangst.
Hooren wij, wat Dr. Benzon daar
over weet te vertellen
Wij betraden eerst een vestibule,
waarin wij o.a. prachtige Romeinsche
sarcophagen en eenige fraaie schil
dergen van Lucas Cranach zagen.
In de reusachtige feestzaal, welke
vrijwel de geheele benedenverdieping
besloeg, stond Goering, leunend op
'n schrijtafel. Hg had een sport-
costuum aan, dat men om zijn origi
naliteit niet genoeg kan bewonderen.
Het bestond uit lange, groene, wild-
lederen laarzen, waarvan 't voorste
gedeelte tot over de knie reikte, en
met een donkergroen lederen buis,
zonder mouwen, en met knoopen van
ia zilver gevatte hoektanden van
edelherten, die Goering zelf gescho
ten had. Daarbij droeg hij een wit
hemd met een buitengewoon grooten
kraag en zeer wijde mouwen, welke
bij den pols nauwer werden. Om den
hals een roode Schotsche das, met
een zware gouden speld bijeenge
houden, en aan een met goud be
werkten gordel hing een gouden
scheede, waarin een gouden jacht
mes. Als decoratie droeg hij aan de
linker zijde het teeken van de Duit-
sche Jagers vereeniging: een edelhert
met 'n hakenkruis tusschen het ge
wei. Het edelhert was van goud, het
hakenkruis bestond uit briljanten,
die schitterden en fonkelden bg de
minste beweging van den Reichs-
jagermeister.
Op weg naar de eetzaal passeer
den wij eenige vertrekken en zalen
allerlei stijlen, o.a. een zaal met
een fontein, weltce midden uit den
grond oprees in byzantijnschen en een
Vikingerzaal in geheel Noorschen
stijl. De eetzaal was ia den stijl van
Louis XV gehouden met een heele
rij Fransche ramen, die op een groot
terras uitkwamen, vanwaar men het
prachtigste uitzicht had op het meer.
Achter eiken stoel stond een dienaar
in een jachtcostuum van de achttien
de eeuwlange witte laarzen, groen
fluweelen frak, kanten jabot
kanten manchettenalleen de pruik
ontbrak. Op mijn vraag, waarom zij
geen pruik droegen, antwoordde
mijn buurman, die goed geinformeerd
was, dat de dienaren op jacht nooit
pruiken droegen, omdat zij daD het
risico liepen met hun pruiken in de
takken te blijven hangen.
Er werd een jachtstuk geserveerd,
bestaande uit caviaar, groeDe asper
ges, reerug en dessert. Voor elk
couvert stonden vier wijnglazen, die
na elkaar met zoo'n verrukkelijken
wijn gevuld werden, als ik nog nooit
geproefd had. Op de glazen en het
eetservies was Goering's wapen ge
schilderd of gegraveerd een gepant
serde vuist, die om een ijzeren ring
grijpt. Na den maaltijd werden inde
Vikingerzaal koffie en likeuren ge
presenteerd. Goering onderhield zich
levendig met zijn gasten. Later stelde
hij ons voor het slot te bezichtigen
leidde ons door een ontelbaar
aantal vertrekken. Mij viel vooral
een gymnastiekzaal op met allerlei
moderne apparaten. Zoo zag men
een electisch rijpaard, roeislidings,
boksballen, hoogtezonnen enz. Boven
dien was er een miniatuur schiet-
kegelbaan. De vloer van deze
reusachtige zaal was met een ver
nuftig berglandschap bedekt, waar
door een prachtig electisch kinder
spoortje reed. Goering vertelde ons
lachend, dat hg hier op jacht ging
als het regende. Hij haalde een handel
over en onmiddellijk kwamen in
suizende vaart locomotieven en
treinen uit de remises te voorschijn.
Boven en onder de sporen reden
auto's met enorme snelheid en om
het moderne verkeer compleet te
maken cirkelde een vliegmachientje
aan een touw boven het terrein.
Wij schreven ten afscheid, aldus
eindigt Dr. Benzon zijn verhaal,
onzen naam in het gastenboek en
ontvingen ieder als herinnering aan
het bezoek een jachtmes met Goe
ring's wapen. Onder hoorngeschal en
terwijl de schildwachten het geweer
presenteerden, verlieten we het slot.
BOUWSTEENEN UIT GLAS
Wie in een glazen huisje zit, moet
niet met steenen gooien.
Toch kan in sommige gevallen
een glazen huis een ideale woon
ruimte zgn. Zoo bijvoorbeeld, wan
neer een overvloed van daglicht ge-
wenscht is. Dit is onder meer het
geval bg machinehallen, constructie-
bureaux, teekenzalen en dergelijke.
Eigenlgk is glas door verschillende
van zijn eigenschappen een pracht
materiaal voor den woningbouw.
Daar is op de eerste plaats het feit,
dat het in hooge mate het licht
doorlaat. Maar daarnaast het niet
minder belangrijke van zijn goed
isoleerend vermogen tegen warmte,
koude en geluid, om van zijn hooge
druk- en stootvastheid nog te zwij
gen. Oppervlakkig bezien is men
geneigd hiertegenover te stellen het
groole nadeel van de doorzichtig
heid, doch men diene te bedenken,
dat doorlaten van licht niet altgd
algeheele doorzichtigheid insluit.
Het hoeft ons dan ook niet te
verwonderen, dat men, met name in
Amerika, reeds veel gebruik maakt
van glazen bouwsteenen.
Deze steenen worden in afmetingen
van 255 x 149 x 125 m m. met een
inwendige dikte van 96 m.m. op
automatische wijze geperst. Zij zgn
hol en bevatten binnenin droge lucht,
die tot 65 procent is verdund.
De vlakken, welke met de specie
in aanraking komen, worden volgens
een aparte methode voorzien van
een ruwe, zandige oppervlakte.
De warmte-isoleerende waarde van
zulk een 96 m.m. dikken wand komt
overeen met die van een 38 c.m.
dikke baksteenmuur. Het inzetten
van deuren en vensters geeft geener
lei moeilijkheden.
Zoo wordt door de Owen3 Illinois
Glas Cy. in Ohio de eerste fabriek
uit glas gebouwd, voornamelijk voor
propagandistische doeleinden, om de
voordeelen van deze nieuwe bouw
wijze aan te toonen.
v daa niel ie vergallen*
"AKKERTJE" en ge zij!
behoeft Uw da<
Neem een
er van ai. Géén last met Uw maagï
Prettig innemen en onschadelijk.
AKKER-CACHETS verdrijven spoe
dig Hoofdpijn, Kiespijn, Zenuwpijn,
Vrouwenpijn, rheumatische pijnen,
gevatte koude, Influenza, Griep, enz.
r,epnductCh Smaakloos ouwel-omhulsel.
Ge proeft daardoor niets.
Ze glijden naari binnen.
12 stuks voor 12 stuivers 1
Volgens recept van Apotheker Dumont
AKKER-CACHETS
Stervensuur in oorlogsdagen*
't Was einde October 1915. Des
avonds tegen tien uur deelde de
geestelijke, die met de zielzorg van
het lazaret was belast, mg mede,
dat ik nog hoogstens twee uur kon
leven. Nadat ik de Heilige Sacra
menten der stervenden had ontvan
gen vertrok de geestelgke men
liet mij over aan mijn lot.
Niemand bekommerde zich meer
over den candidaat voor den dood.
Treurig scheen van de zoldering de
electrische lamp. Zwakker en steeds
zwakker werd het licht en eindelgk
zag ik niets meer. Ik voelde hoe
mijn ledematen afstierven en stijf
werden en hoe mijn zintuigen af
stompten. Voor de buitenwereldwas
ik aan 't sterven, schijnbaar be
wusteloos en gevoelloos. Edoch, mgn
geest werd klaarder. Ik zag als op
een film geheel mijn leven terug met
al zijn bijzonderheden vanaf mijn
prilste jeugd, zoover als ik het mij
De pastoor van die kerk heeft ons
vader 's morgens wakkermoeten maken.
Pe paarden lagen er nog, zoo stijf
als 'n hout. Hij kreeg van den pastoor
de koffie en 't was, toen-ie mee dien
mensch de pastorie inging zóó sterk,
dat vader de paarden niet eens vast
behoefde te binden.
Maar vader bracht ze thuis en in
Augustus voeren we er den oogst al
mee binnen
Zoo vertelde Frans en dan moest ge
dien jongen boer bezig. Ge zoudt heb
ben gezegd, hij heeft 't van buiten
geleerd van tevoren. Driek luisterde
met plezier naar dezen vent.
Daar tegenover vertelde Driek ook
wat natuurlijk. Ge hebt zoo in den
winterdag veel avonden waarop ge
oezelf alleen maar voor de kou te
bewaren hoeft en anders niks. Op die
avonden was Frans dikwijls op de
Laaghoeve."
De menschen begrepen daar maar
niks af. Het was toch eigenlijk geen
partij voor 'n boerinneke als Marie
Driek beurde duizenden guldens van
het kerkbestuur voor znen „Kerken-,
dries" waarop ze nu al 'n ziekenhuis I
aan 't zetten waren.
Driek had dit geld van tevoren al j
besteed. Hij ging weer nieuwe huizen
bouwen, zeven ineens. Driek had er j
z'n werk aan. Hij mat met z'n breeden
stap de lengte en de breedte van het
weiland, waar deze zeven nieuwe hui-
zen gebouwd moesten worden. Driek
teekende weer de plattegrond en legde
dien aan de metselaars voor. Deze
keer kwamen er wel tien van die
menschen op af.
Hanne had stoelen en borrels te kort.
Driek kon z'n huizen maar aan éénen
gunnen, maar de metselaars gingen alle
tien even lollig naar huis en op den
steiger zaagt ge ze dien dag niet meer.
Driek had z'n knecht weggedaan met
de laatste Sinte Peter Jan werd onder
hand groot zat. Hij kon al varen en
zoo, en 'n knecht bij die opgroeiende
meiskes dat heeft z'n gevaar en z'n
trubbel. Ze maken ruzie of ze worden
te wit mee elkaar en dat is allebei
krikkel werk.
Met al die bouwerij was er werk zat
te doen op de „Laaghoeve."
Marinus en Jan zaten heele weken
in de zandkuil of aan het grondwerk
voor de nieuwe huizen. Het waren
alleen zoo af en toe nog maar 'ns
boeren In de lente als ze teulden, in
den zomer als ze teulden, in den
zomer als ze maaiden in den winter
als ze dorschten, iederen keer voor
enkele dagen.
Driek had z'n huizenbezit. Iedere
week beurde hij de huren en stopte
die in de kast totdat het bedrag de
moeite waard werd 'n bestemming te
geven. Dit was altijd eender; er moes
ten nieuwe huizen voor worden ge
bouwd
Ze werden gebouwd. De zeven
nieuwe stonden ternauwernood onder
de kap of Driek had weer 'n platte
grond klaar voor tien andere.
Dien winter zat den herd op de
„Laaghoeve" gedurig vol weversvolk,
dat kwam om die huizen te huren.
Somtijds werd daarbij aêrige praat
verkocht.
Marinus en Jan, die lagen tegen
woordig ook voort geregeld in de
stad, hun mond was ook naar zoo'n
taal gaan staan. In hun praat waren
het zoo niks geen boerenjongens meer.
Ze praatten net over meiskes van de
fabriek, of ze zelf ook met 'n drink-
kanneke op weg naar hun weefgetouw
waren
Driek kon daar in z'n hart hinder
van hebben, ge weet t niet, maar
Marie en Hanneke. die waren er als
meiskes aanhoudend aan gestoord. Het
leek nergens op
De huizen kwamen af. Het opruimings-
werk, als de metselaars en de timmerlui
weg waren, deden Marinus en Jan.
Ze kwamen zoo bij die menschen
binnen. Ze zaten daar aan een fornuis
thans niet meer kan voorstellen. Ik
aanschouwde niet alleen mijn levens
gebeurtenissen als bloote feiten
maar met hun waarde en hun gemis
aan waarde, als bestraald door licht
of gehuld in schaduwen.
Dit was niet alles, 't Was mij als
stond ik voor God en alsof een licht
voor mij uitstraalde, een vrees-
barend licht als van Hem, die woont
in ongenaakbaar licht. Vrees beving
mij, zoo hevige vrees als nimmer
mij had bevangen. Ik wilde weg van
Hem vliedenmij verbergen. Hij
kwam echter steeds nader en des te
grooter werd mijn nood. Benauwd
van twee zijden, door het naderend
licht en door mijn afgeloopen leven
waarin alles mjj zoo waardeloos toe
scheen, werd mijn geest nog leven
diger. Ik wilde niet stervenmet
geweld klampte ik mij vast aan
mijn jong, wegvliedend leven. Alle
goede beweegredenen, die mg in het
verleden steun en een zekere sterkte
hadden gegeven, stonden helpend
naast mri. De idealen, vooral dat
van het priesterschap, dat steeds als
een zon mijn leven had bestraald
schitterde nieuw, grootsch met
tooverachtig geweld. Berouw, onuit
sprekelijk berouw overmeesterde mgn
ziel. Het was diep ernstig. En een
besluit sprong op in mgn geest,
plotseling en machtigte leven en
boete te doen, rijp te worden voor
God en rein tot in het diepste mrjner
ziel.
Hoelang die strijd duurde weet ik
niet. Eenmaal werd ik voor een
oogenblik wakker en bevond mij in
een helverlichte kamer, zittend op
een stoel en omgeven door eenige
personen. Daarna verloor ik wederom
het bewustzijn.
Den volgenden morgen wekte mij
een ziekenzorgen „Zijt gij de theoloog?
Ja Ook ik ben geestelgke, ik
behoor tot het diocees H. Weet ge
dat ge hedennacht onder Röntgen
stralen zijt geweest en geopereerd
Ik wist het niet. Ja, ik was tegen
woordig en ik wil u alleen zeggen,
dat ge waarschijnlijk zult genezen.
En nog dit geheel in vertrouwen; de
doktoren hebben u niet geopereerd
om u in 't leven te houden. Zij be
schouwden u als verloren. Zij zeiden
alleen: „Dit is een interessant geval;
daaruit kunnen wij leeren Sterven
moet hij toch, of hij wat vroeger of
wat later sterft speelt geen rol. En
daarom hebben ze u geopereerd. God
heeft uw leven behouden".
De verschrikkelijke uren van toen
gaan onverbleekt met mg door het
leven. Sindsdien weet ik dat eenieder
in zijn stervensuur stoot op Gods
heiligheid en dat oogeublikken van
den zwaarsten strijd om God of tegen
God, om zuiverheid der ziel en om
of aan de kachel en zweisten met dat
weversvolk mee, ze waren den gods-
ganschelijken avond niet thuis. Ze ver
vreemden aan de „Laaghoeve."
Toen deze woning-bouwerij achter
den rug was, nam Driek van een fabri
kant aan, 300 wagons kolen te lossen
en naar de fakriek te vervoeren. Zoo'n
werk duurde verscheidene weken.
Marinus en Jan waren nergens meer
te vinden als op de kolenwagons.
Marie en Hanneke bewerkten het
land en ze verzorgden het vee.
Hanneke, dit zwart durske het ging
van Marie's houden. In haar vond
Marie een nieuwen steun, een aan
spraak voor als ze haar moeilijkheden
had, want Marinus was haar vertrou
wen kwijt, nou-ie altijd in de stad lag
en God-wist, wat voor praat verkocht.
Was dat nog 'n boer? Een voerman
was 't. Hij rookte sigaretten en moest
om de drie dagen geschoren worden,
wat 'n manier van doen 1
Marinus had somtijds nog z'n dolle
uitlatingen tegen Marie's. Het ging over,
ook al omdat Marinus nooit meer met
Frans uitging. Marinus zocht 't gezel
schap bij weversjongens en Frans kende
zich daar veel te groot voor.
Ze hadden oprecht wel geen oneenig-
heid samen, Marie en Marinus, maar
wat ge aan die twee, jaren terug hadt,
dat zaagt ge nou niet meer.
•ij Frans Davids thuis ging het niet
grif goed Ze hadden nogal wat tegen
spoed met de paarden. De twee veulen
merries waren dit jaar geen van beiden
drachtig geworden en van de veulens
moest zoogezegd de huurvan Pinksteren
komen. Op zoo nen bijval in de kas,
konden ze andere jaren geregeld op
aan.
De boter was in dezen tijd niet duur
en als ge 'n kalf opzette dan hadt
ook niet zooveel voor 'n liter roome.
Wordt vervolgd.