DERDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Het Duitsche Rijk en
de Christel, kerken.
Ons weekpraatje.
Krakelingen.
Gemengde Berichten
Provinciaal Nieuws
iUROL doet ze verdwijnen I
Zaterdag 2 April 1938
Negen en vijftigste Jaargang No 14
Onderwierp de Katholieke kerk
in Oostenrijk zich
Het oud-Karaer!id Baron van
Wijnbergen heeft met een artikel,
waarin hij als zijn verwachting
uitspreekt, dat het katholicisme
in de naaste toekomst wellicht
nog iets goeds van het Duitsche
nationaal-socialisme ten deel zou
kunpen vallen, den knuppel in
het hoenderhok van zijn geest
verwanten geworpen.
De reacties op dit artikel, als
„ingezonden" gepubliceerd in De
Maasbode, zijn zóó spontaan en
hartstochtelijk, dat op geen tref
fender wijze kon zijn gebleken,
van de diepe gruwzaamheid der
katholieken in Nederland ten
aanzien van de nationaal-socia-
listische ideologie en de practijk
der Nazi-leiders in Duitschland
ten aanzien van de geloofsvrij
heid.
Ook de heer van Wijnbergen
critiseert natuurlijk die practijk,
zooals deze zich tot heden liet
gelden, mèar zoo meent hij -
er zijn teekenen van een anderen,
een beteren geest. In zijn laatste
rede immers vroeg Hitier om....
„de genadige hulp van God,
Onzen Heer."
Dat is in den mond van men-
schen, die als Hitler, von
Rosenberg, Goering, Julius Stret
cher e.a. een leer prediken
van de zelfgodheid, omsloten in
ras, bloed en bodem van den
Duitscher, den dionysischen
„Übermensch", niet anders dan
gemeenpraat.
Paus Pius XI heeft in zijn
Encycliek aan de Duitsche Bis
schoppen „Mit brennender Sorge"
dit misbruik van de woorden
„God" en .Voorzienigheid" aldus
gelaakt:
„Zorgt er voor Eerbiedwaardige
broeders, schrijft de Paus, dat
vóór alles het Godsgeloof, de
eerste en onvervangbare grond
slag van allen godsdienst, in
de Duitsche landen zuiver en
onvervalscht behouden blijft.
Een in God geloovend mensch
is niet hij, die het woord God
in de spreektaal gebruikt, maar
slechts degene, die aan dit
verheven woord het ware en
verheven Godsbegrip verbindt.
Wie in pantheïstische vaagheid
God met het heelal gelijkstelt,
God in de wereld verwereldlijkt
en de wereld in God vergod
delijkt, behoort niet tot de in
God geloovenden".
En even verder: „Slaat acht,
Eerwaarde broeders, op het in
woord en geschrift toenemende
misbruik, den driewerf heiligen
naam Gods te hanteeren als
een zinledige etikette voor een
min of meer willekeurig stelsel
van menschelijk zoeken en ver
langen. Beweegt uw geloovigen
er toe, dat zij zulk een mis
greep bejegenen met de erns
tige afwijzing, die hij verdient,
Onze God is de persoonlijke,
verhevene, almachtige, oneindig
volmaakte God.... de Schepper
van al het geschapene, de Heer
en Koning en laatste Voltooier
van de wereldgeschiedenis, Hij
Die geen afgoden naast zich
duldt of dulden kan."
De „laatste Voltooier van de
wereldgeschiedenis"...
Zóó inderdaad, moet men God
bezien. Maar zóó bezag b.v niet
generaal-veldmaarschatk Goering
Hem, toen hij dezer dagen een
rede hield in het onderworpen
Oostenrijk en uitriep:
„Wanneer de nationaal-socia-
lististen anti-religieus of anti-
kerksch of tegen het geloof
zouden zijn, zou wel nauwelijks
de zegen van den Almachtige
zoo zichtbaar op de beweging
hebben gerust."
Aldus geredeneerd, zou mer.
ook tot een „zegen" kunnen
concludeeren, welke op 't werk
van sommige succesrijke boeven
of zwendelaars rust. Wat God
toelaat, wekte Hij nog niet. Ook j
den anti-Christ is „succes" ge-
profiteerd. Het succes van het
kwade is de beproeving van het
goede en loutering is de winst, i
Wat de nat.-soc. leiders ter
gelegenheid van een a.s. volks-;
stemming ook met den mond j
mogen beleiden, de practijk van
hun beweging is anti-christelijk
«n anti-kerkelijk. En ook hun
ideologie is dat. Het overgroote
deel dier leiders behoort tot
verschillende anti-kerkelijke en
z.g. Germaansch-religieuze be
wegingen. Von Rosenberg is hun
profeet.
Van diens geest zijn ook de
meeste jeugdleiders en andere
persoonlijkheden bezield, die
aangewezen zijn voor de vorming
van de nat.-soc. wereldbeschou
wing; zij zijn aanhangers van de
nieuw-heidensche bewegingen,
die de katholieke en protestant-
sche kerken bestrijden.
Zondagochtend j.l. de radio
afstemmend op een Duitsch sta
tion, in de verwachting een of
anderen Duitschen kerkdienst te
beluisteren, hoorden we een
spreker, die hysterisch, met een
overslaande stem stond te krij-
schen:
„O n s geloof is het geloof in
Duitschland; "óns geloof is het
geloof in onze roeping en onze
kracht...." We schakelden over
naai een ander Duitsch station.
Dezelfde stem.
„Ons geloof is het geloof in
het Duitsche geloof..." Een derde
station: „Ons geloof....
Toen gaven we het op.
Wie mét Baron van Wijnbergen
hopen op een meer tegemoet
komende houding der huidige
Duitsche machthebbers ten aan
zien van de christelijke kerken,
streven naar de welvaart van de
uiterlijke organisatie dier kerken,
maar zij verzoenen zich met de
gedachte aan het verraad van
hun geloof en van hun God. In
het beste geval: onbewust. De
leerstellingen van het nat.-soc.
de theoriën van bloed, ras en
bodem, het geloof in de roeping
van een bepaald volk om te
heerschen over andere volkeren
(de Jodenvervolging b.v. is daar
van een symptoom).
Ze zijn falikant in strijd met
de Waarheid, met de christelijke
en goddelijke liefde, dat een
onderwerping van de christelijke
kerken verraad aan God moet
beteekenen.
„Geeft God wat God toekomt,
en den keizer wat des keizers
is", kan slechts dan als funda
ment der samenwerking tusschen
staat en kerk worden aanvaard,
als de kerk aan de hand van
Gods Woord te beduiden heeft,
wat den keizer toekomt.
Maar in het Derde Rijk maakt
de Nat. Socialistische beweging
uit, wat aan God nog van Zijn
wil en Zijn waarheid mag wor
den gelaten. Omdat dominee Nie-
möller naast God tegenover den
keizer staat, is zijn adres in
Duitschlandconcentratiekamp.
Maar het Oostenrijksche epis
copaat dan, heeft het zich niet
aan de zijde van de Rijksre-
geering geschaard
Inderdaad blijkt uit de verkla
ring, die dat episcopaat jongst
leden Zondag van de kansels
der kerken heeft doen afkondi
gen „na nauwgezette beraad
slagingen" dat het zich tegen
over de „groote historische ston
de", die Oostenrijk beleeft, stelt
op de basis van den feitelijk
ingetreden toestand.
Dat betreft dus de erkenning
van het feitelijke, burgerlijke ge
zag. Men bedenke daarbij mede,
dat de „Anschluss" voor de
Duitsche Oostenrijkers, op zich
zelf dus staatkundig bekeken
na de onmogelijke vredesver
dragen, die Oostenrijk verminkten,
een begeerenswaardig doel was.
De katholieke Oostenrijkers zijn
door hun bisschoppen opgewekt
om zich bij de volksstemming
„als Deutschen zum Deutschen
Reich zu bekennen." Wanneer
men verder leest, wat de bisschop
pen schreven, dan valt het op,
dat zij de verdiensten van het nat.
socialisme alleen erkennen op het
gebied van den „völkischen en
economischen opbouw", van de
„Sozialpolitiek", vooral voor de
„armsten Schichten desVolkes", I
en voor de bestrijding van het,
bolschewisme. De termen zijn met
zorg gekozen en.... beperkt.
Kardinaal Innitzer heeft zeer
veel tegemoetkoming betoond en
hij hoopt ongetwijfeld, dat mede:
daardoor én als gevolg van de
omstandigheid, dat de katholieke;
minderheid in Duitschland doorl
den „Anschluss" tot eene van 27
millioen is gegroeid, het nat.
socialisme Gode zal doen gaan
toekomen wat des Godes is.
Maar de kentering zal moeten
komen van de zijde van het nat.
socialisme. Daartegenover staat
voor een „verzoening" slechts de
andere mogelijkheid verraad van
de kerk aan Christus en Zijn leer.
De Nazi's hebben thans tege
moetkoming beloofd aan de
katholieke kerk, zooals ze deze
óók beloofden door monde
van denzelfden heer Bürckel, die
thans weer het plebisciet in
Oostenrijk voorbereidt, vóór
de volksstemming in het Saar-
gebied.
Zullen ze weer net zoo radicaal
hun woord breken als toen
Voor de katholieke kerk in
Oostenrijk is het te hopen, dat
zij zoo noodig in den strijd
voor de Waarheid even sterke
mannen als haar leiders moge
hebben als de Duitsche christe
nen in een Faulhaber, een von
Galen en een Niemöller.
Md.
BOEKENWEEK.
Dc waarde van reis
herinneringen*
Hoe ik het Uddeler meer
hervond.
Heden, Zaterdag, begint de Boeken
week.
Neen, neen Niet overslaan Lees
u s.v.p. even verder. Ik weet heel
goed, wat u meent. U bedoelt
boeken, daar moet je geld voor
hebben. U bedoelthet bezit van
boeken is pas interessant, wanneer
men zich een flinke bibliotheek kan
aanschaffen. U bedoeltwanneer ik
een boek wil lezen, dan leen ik dat
voor een paar centen uit een
bibliotheek.
U hebt groot gelyk!
Maar tóch.... U moet eens luisteren,
naar wat ik bedoel.
In den mobilisatietyd hadden ze
me voor een poos, midden in den
zomer, gedetacheerd in het kamp te
Millingen op de Veluwe. En toen
mopperde ik. Want ik voelde me
zoc neergeworpen in een uithoek.
Zeker, 't kon er wel mooi zijn, maar
ik had nu eenmaal liever in Den
Haag gezeten, 'k Liep of fietste wel
eens naar het Uddeler meer en zwom
er in het water, maar al gauw kroop
ik dan verveeld in de schaduw van
een boom op de schans. Die warmte,
die hitte.... Die „koperen ploert"....
Zóó noemden we toen bent u óók
in dienst geweest de zon Enfin,
ik heb er vier of vyf maanden ge
zeten en op 'n avond toen heb ik
een knalfuif gegeven, want tenslotte
was de gunstige beschikking afge
komen op myn zóóveelste verzoek
om overplaatsing naar Den Haag.
Pas jaren na den oorlog werd ik
nieuwsgierig door de enthousiaste
verhalen, die ik las en hoorde, hoe
het er in de buurt van het Uddeler
meer eigenlyk uitzag.... Ik ben gaan
sparen voor een kleine vacantie in
die contreien en eindelijk heb ik toen
Millingen en het Uddeler meer leeren
kennen en genieten. Ik heb me een
paar weken lang gezond laten braden
door God's zonnetje, dat me warm
bestraalde, als ik midden op den dag
eenzaam liep te dwalen door de
zandwoestenyen van Kootwyk ik
heb het mooie oude torentje van
Garderen tegen den avond ziensil-
houetteeren tegen een roodgouden
hemei; ik heb de golvende koren
velden zacht hcoren zuchten als een
gelukkige zwangere, die de vrucht
voelt leven; ik heb de adders zien
schuiven door de hei, de hagedisjes
zien spelen ik heb het Uddeler meer
hervonden als een klein aardsch
paradijs en terwyl ik lag te zonne
baden aan den oever, zag ik uit de
weerkaatsing op het spiegelende,
rimpelooze watervlak, hoe de engelen
daarboven bezig waren om haar
wolkenbedjes te schudden voor den
nacht, die komen zou.
Waarmee ik maar zeggen wil, dat
een goed gerecht pas op z'n lekkerst
smaakt, als men moeite heeft moeten
doen om het te verkrygen.
Zoo is het óók met ons boeken-
gerecht. Zeker, men kan vaak voor
een paar centen het boek, dat men
wenscht *te lezen, ter leen bekomen
in een ot andere bibliotheek. Maar
dan leest men het „in een verloren
uurtje" en misschien slechts „om de
verveling te dooden." Heeft men
veel goeds over een bepaald boek
gelezen of gehoord, is er een ver
langen ontstaan en gegroeidom het
te genieten en heeft men moeite
moeten doen, een offer moeten
brengen, om zich deze genieting te
verschaffen, dan zal men lezen met
interesse en overgavemen zal het
schoone zoeken, vinden en vasthouden
Vasthouden door het bezit van het
boek. Ook al zou men het voorloopig
geen tweeden keer ter hand nemen,
dan zal toch telkens het zien van 't
bekende bandje herinneringen wek
ken aan mooie en leerzame uren,
in den geest zullen we ons telkens
verplaatsen in het leven, bepaalde
momenten er uit, van 'n anderen
mensch, 'n vréémden mensch, die
ons door het verhaal van den schrij
ver zoo'n goede bekende, misschien
zoo'n oprechte vriend óf zulk een i
afschuwweKkend, maar leerzaam
vóórbeeld is geworden.
Van mooie reizen bewaar ik kleine
dingskes „ter herinnering." Soms
speel ik er mee in myn vingers en
onbewust komt me dan weer veel
moois voor den geest, dat ik heb
gezien en bewonderd.
Zoo is ook een gelezen boek 'n
reisherinnering, telkens en telkens
weer wekt het gedachten terug aan
vreemde plaatsen, die ik met den
sckröver bezocht aan interessante
menschen met wie ik verkeerde. En
ik wééthet kost me geen geld en
geen moeite om éventjes weer
dat contact te herstellen ten tijde en
ter plaatse, welke me te binnen
schieten.
Zou ik zoudt gy, lezer een
bibliotheek noodig hebben om zóó,
als ik hiervoren beschreef, van boeken
te genieten
Houdt gij van.... menschen En
als ge van menschen houdt, kunt ge
dan en dèèrom, slechts in een stad
leven Hoe grooter de stad is waar
ge woont, des te minder menschet
ge kent. Menschen leert ge slechts
kennen en waardeeren helaas
ook wel eens schuwen en minachten
in een kleine, besloten omgeving.
Ook boeken ze zyn papieren, maar
écht levende menschen verliezen
vaak aan hun individueele beteekenis
voor ons door hun veelheid. Menschen,
die er uitgebreide bibliotheken op na
houden, zonder dat de veelheid door
de wetenschap waarop ze zich toe
legden wordt vereischt, zijn meer
verzamelaars van boeken dan ken
ners en vrienden van deze.
Velen houden van de stad, maar
de menschen zyn hun onverschillig.
Zoo ook houden sommigen van de
bibliotheek, maar ze geven weinig
of niets om boeken.
En düs, waarde lezer en lezeres,
de Boekenweek is toch ook inder
daad iets voor U. Voor een paar
gulden kunt ge een mooie reis maken
door vreemde streken en door een
heerlyke natuur, geleid door een
bekwamen gids. Ge leert er menschen
kennen, die énders zyn dan gy. Ge
leert ze zóó goed kennen, dat ge ze
ook gaat begrijpen. Ge leert uit de
ervaring van anderen, waarom ge
sommige menschen of bepaalde
situaties schuwen moet, maar ge
leert eveneens, hoe ge u zelf beter
kunt maken of steun kunt vinden
in de vriendschap met anderen.
Het boek, dat ge behoudt, zal u
langere jaren een herinnering zyn
en U nooden om met uw gedachten
nog even terug te keeren naar een
daad, welke u heeft getroffen of in
een situatie, welke u heeft bekoord,
misschien iets heeft geleerd.
Het aantal van myn reisherinne
ringen en dus het aantal van myn
reizen zegt niets omtrent de mate,
waarin ik genoten heb. Een plankje
met enkele boeken kan voor den
bezitter méér beduiden en voor hem
van grooter waarde zyn dan de uit
gebreide bibliotheek van een ryken,
maar geestelyk-armen pocher.
Geef uw besten vriend een boek
in de boekenweek.
En vergeet u zeiven niet.
Maar koop een goed boek. Als
ge op reis gaat, zoekt ge toch ook
niet het gore, doch het schoone.
Dierenbescherming.
Er is tweeërlei soort dierenbescher
ming: de eene heeft tot inzet om...
het dier te beschermen, de andere
om zich zelf te beschermen.
Naby de monding van de Theems
spoelde eens "n levende valvischaaD,
't kan ook een tonijn zyn geweest.
Men heeft toen het dier opgetakeld
op een lange vrachtauto en trachtte
het te vervoeren naar... ik weet n:et
precies meer waarheen, maar 't zal
wel een of ander groot bassin in de
buurt van Londen zyn geweest Het
beest „trompetteerde" onderweg van
geweld zóó erg, dat vele toevallige
getuigen van het vervoer 's anderen
daags de Engelsche dagbladpers met
hun ingezonden stukken bestookten.
Naar aanleiding van dat „schan
daal" heb ik er toen op gewezen,
dat deze zelfde verontwaardigde
menschen in hun leven vaak onbe
wogen langs karren met spartelende
scholletjes, springende garna'en of
glibberig kronkelende paling gaan.
zónder aan protesteeren te denken.
Dat komt: die scholletjes en garnalen
en palingen trompetteren niet en
beroeren aldus niet met een klagelyk
geluid het menschelyk gemoed. Het
is dikwyls meer het eigen gemoed,
dat we willen beschermen, dan het
dier.
Ik wilde daaraan herinneren, nu
het Nederlandsche gerecht op klach
ten van dierenbeschermers zich bezig
houdt met het bestraffen van men
schen, die ooren of staart van hon
den hebben gecoupeerd. We moeten
in dat opzicht toch niet te ver gaan.
Om misverstand te vermyden: ik ben
tegen het coupeeren van honden. En
daarom zal ik geen hond koopen,
dien ik pas „mooi" kan vinden, nadat
hy gecoupeerd is. We moeten echter
rekening houden met feitelijke om
standigheden. Er worden nu eenmaal
bouviers gefokt, en doggen, en „dob
bermannen" en andere soorten, die
„men" niet „mooi" vindt, als zeniet
zyn gecoupeerd.
Krygen de „dierenbeschermers"
hun zin, dan blyft een dobberman
dus met een langen staart loopea
en met omgeslagen ooren. Hem is
leed bespaard. Maar welk ander leed
wordt hem aangedaan. Een „leelyke"
hond is een geweldige boffer, wan
neer hy toevallig by een goeden, maar
idioten... pardon by een béas terecht
komt, die even toevallig ook met een
leelyke vrouw is getrouwd en daarom
geleerd heeft om meer te letten op
de innerlyke kwaliteiten dan op uiter-
lyk schoon. Regel zal zyn, dat een
hond, dien „men" leelyk vindt, de
verschoppeling wordt in een huis
houding waar men nou jé., een
hond moet hebben, omdat er toch
moet wezen, waarop de baas en de
vrouw hun kwade luimen kunnen
doen uitwerken.
Als een zeer jonge hond, voor wie
de „mode", dus toevallige smaak der
menschen bepaalt, dat-ie gecoupeerde
ooren of (en) staart moet hebbel,
op deskundige wyze aan zoo'n
operatie wordt onderworpen, «fan J
ik geloof dat althans wordt hem
veel meer en erger leed voor later
bespaard. We beoordeelen de gevoe
lens van zoo'n beest dikwyls te
„menschelyk" en in ander opzicht
weer te weinig menschelyk. Ik heb
een paar maal zoo'n operatie gezieD,
de kleine pups gaven geen enkel
blyk, dat ze de betrokken lede
maten waren vooraf verdoofd be
paald „pyn" ondervonden van de han
deling, en een oogenblik er na waren
ze met elkander aan het ravotte, als
was er niets gebeurd. Tegen beun
hazery moet worden opgetreden, d.i.
tegen het hakken en snijden door
menschen, die geen begrip hebben
van de anatomie van den hond, noch
van eenvoudige dierenchirurgie.
Maar overigens... hoeveel pynlyks,
werkelyk pynlyks, doen menschen
zich zelf of hun kinderen dikwrils
niet ondergaan om zich of den hun
nen het leed te besparen van als
leelyk" of mismaakt door hun mede-
menschen te worden beoordeeld.
Over hondenleed prakkezeeren we,
omdat de hond nu eenmaal een warm
plaatsje in ons hart heeft, maar we
eten met smaak ossevleesch. Denkt
men er wel eens aan, wat het stiertje
heeft moeten meemaken, vóórdat het
een osje was Hoeveel katers wor
den niet gecastreerd, omdat we geen
last van ze willen hebben. Hoe goed
laat men zich niet dikwyls een kapoen
smaken, zonder dat men er aandacht
aan geeft, dat de jonge kip een
zware operatie heeft moeten onder
gaan, waartoe het kapoeneermes
haar in de buik werd gestoken tot
aan den rugwervel toe
Er is te veel dierenleed dan dat
we het alles tesamen zouden ver-
eenzelvigen met alleen datgene, wat
soms het minst ergerlyke wat
sterk op onze eigen verbeelding werkt
en daarom óns menschen kwetst.
Dc gevaren van het nieuw
heidendom*
Een oproep van Limburgsche
organisaties*
Publicatie wordt ons verzocht van
den volgenden oproep
De diocesane commissie van samen
werking in het bisdom Roermond,
waarby zyn aangesloten de volgende
organisatiesLimb. Land- en Tuin-
bouwbond, Limb. R.K. Werklieden-
bond, Limb. R.K. Werkgeversvereeni-
ging, R.K. Middenstand, R.K. Werk-
nemende Middenstand en „St. Adel
bertusvereeniging", kennis genomen
hebbende van de gevaren, welke in
steeds toenemende mate in meerdere
landen het katholieke geloof be
dreigen door het opdringen van het
nieuw heidendom, voelt zich gedron
gen opnieuw luide uiting te geven
aan de trouw van het Limburgsche
katholieke volk waar het geldt de
door den bisschop van Roermond en
door heel het doorluchtig Episcopaat
van Nederland ons voorgehouden
gedragslyn tegenover het nationaal-
socialisme.
De diocesane commissie meent het
Katholieke Limburgsche volk ernstig
in overweging te moeten geven by
het beoordeelen van de situatie de
soms zoo hemelsbreed verschillende
omstandigheden in ons land en elders
niet uit het oog te verliezen. De
berichten in de pers mogen nooit of
nimmer onder ons Katholieken de
meening doen post vatten, dat het
door Z. H. den Paus in de encycliek
„Mit brennender Sorge" veroordeelde
nieuw-heiddndom ooit, waar dan ook,
vereenigbaar zou kunnen zijn met
het Katholicisme.
De Dioc. Cie. van samenwerking,
H. A. POELS, voorzitter.
Krombroodjesregen
te Sittard.
Het groote festyn der „Krom-
breudjes" dat zich telbenjare op
den Zondag „Laetare" te Sittard
herhaalt, vond ook dit jaar weer
plaats onder buitengewoon groote
belangstelling, vooral van de zyde
der jeugd, die, de traditie getrouw,
in geweldige drommen naar den
Kollenberg trok waar de „engelen^
het halfvastengebak in gullen over
vloed laten „regenen".
De oorsprong van dit oude volks
gebruik ligt, naar men meent, in
het Evangelie van „Laetare", dat
de wonderbare spyziging verhaalt
van de vyfduizend Galileeërs, terwyl
de vorm van het krombrood, twee
even groote doch duidelyk te onder
schelden helften, wellicht de sug
gestie wil geven van halfvasten.
Nadat het gebruik sinds men-
schenheugenis bestaan had, vermin
derde een vyftal jaren geleden de
belangstelling ervoor op zoodanige
wyze, dat nog slechts enkelen met
hun kinderen op Halfvasten naar
den Kollenberg togen en daar de
meegebrachte krombroodjes tus
schen het struikgewas verstopten,
waar dan hun kinderen deze ,uit
den hemel geregende gaven" tot
hun vreugde vonden.
Dat de krombroodjesregen weer
een echt volksfeest is geworden,
dat ieder jaar by eenigszins be-
hoorlyk weer zeer veel belangstel
ling trekt, is te danken aan wylen
den heer Jos. Cals, die helaas eeDl-
ge weken geleden plotseling ln den
leeftyd van 45 jaar overleed. Deze
nam de propaganda voor dit oude
gebruik ter hand en wist den mid
denstand voor zyn plannen te win
nen. Toen de eerste door hem ge-
Sproeten komen vroeg in
het voorjaar, koop tijdig een pot
Spmtol. gij alle Drogisten.
organiseerde „regen" een groot
succes bleek, was het oude gebruik
weer in eere hersteld.
In alle opzichten biedt het ge
bruik een fleurigen en niet zelden
kostelyk amusanten aanblik. Boven
op den berg staan de „engelen" die
de „krombreudjes" naar beneden
werpen langs de helling, waarop
honderden kinderen trachten ze te
bemachtigen.
Vermakelijke scènes kan men
hierby in overvloed waarnemen en
wy brengen hulde aan den 3-jarigen
dreumes, dien wy belangstellend
volgden op zyn moeizamen tocht
naar de hoogvlakten van den Kol
lenberg, tusschen de honderden ru
moerende kinderen door en die dan
ook, boven gearriveerd, van een
grooten forschen wachtmeester een
krombrood als belooning ontving,
waarmede hy welgemoed, het met
beide armen krampachtig omvat
tend, den tocht naar lager sferen
aanvaardde.
Aldus herhaalt het „krombreudjes
rapen" zich van jaar tot jaar. De
jeugd amuseert er zich kostelyk mee
en de ouderen stellen er in grooten
getale belang in en deelen in de
vreugde van hun kinderen.
Msb.
BVetwormpjes
huidonzuiverheden en puistjes
Gebruikt bij gelaatsverzorging witte PuroL
Doos 30en 60ct Bi) Apothekers en
528—8
VENRAY, 2 April 1938
Snoeien, afkappen en opscheren
van hagen en struikgewassen.
Burgemeester en Wethouders van
Venray brengen ter openbare ken
nis, dat in het jaar 1938 volgens
art. 47 van het Provinciaal Wegen-
reglement van Limburg wederom
moet plaats hebben de vierjaar-
lyksche inkorting van heggen en
struikgewassen laDgs de kunstwe
gen.
Volgens dat artikel moeten te
beginnen met 1894 en telkens het
vierde jaar daaropvolgende (laatste-
iyk in 1934) vóór 1 Juli, de niet
jaarlyks geschoren wordende hagen
en struikgewassen staande binnen
den afstand van 2 M. van de grens
van de provinciale wegen, de Ryks-
wegen in beheer en onderhoud by
de provincie en andere kunstwegen,
afgekapt worden ter maximum
hoogte van 1.50 M. boven den grond
waarop ze geplant zyn, met dien
verstande, dat op voormeld tydstip
geene loten van meer dan een half
jaar oud boven die hoogte mogen
uitsteken.
Ten aanzien van de jaarlyks ge
schoren wordende hagen en struik
gewassen, benevens hagen en struik
gewassen, dienende tot afsluiting
van begraafplaatsen, wordt de
maximum-hoogte bepaald op 2 M.
boven den grond, waarop ze geplant
zyn. N
Op hagen sedert minder dan 3
jaren geplant en struikgewassen tot
een bosch behoorende, zyn de bepa
lingen van voorgaande alinea's niet
van toepassing.
Al de binnen den afstand van 1
M. van de grens der wegen en voet
paden in 't algemeen staande hagen
moeten telken jare, aan de weg-
zyde, ter hoogte van minstens 1.50
M. boven den grond waarop ze ge
plant zyn, opgeschoren worden, in
dier voege, dat op 1 Juli aan die
zyde slechts hoogstens 0.30 M. hout
buiten den stam mag aanwezig zyn.
Vóór datzelfde tydstip moeten
jaarlyks insgelyks weggeruimd wor
den de over de wegen, voetpaden,
slooten en greppels hangende hoo
rnen, struiken, hagen of takken.
Met het oog op het thans voor
het inkorten en opscheren der heg
gen en struikgewassen geschikte
seizoen, raden wy belanghebbenden
aan thans reeds aan hunne ver
plichtingen te dien opzichte te vol
doen.
Venray, 28 Maart 1938.
Burgemeester en Wethouders van
Venray,
A. H. M. JANSSEN,
De Secretaris,
VAN HAAREN
Waakzaamheid ter voorkoming
van bosch- en heidebranden.
Burgemeester en Wethouders van
Venray achten het noodzakelyk nog
eens aan te sporen tot de meest
mogelyke waakzaamheid met betrek
king tot het voorkomen en blusschen
van bosch- en heidebranden.
De aandacht zy daarom andermaal
gevestigd op het navolgende
le. Het is bekend, dat by een
verblijf in de bosschen en de heide,
by droog weder en speciaal in het
warme jaargetyde de minste onacht
zaamheid de grootste nadeelige ge
volgen kan hebben. Het wegwerpen
vaü een nog brandende lucifer of
van een eindje sigaar of het weg
vliegen van vonken van sigaar of
pijp, schynbaar van geen beteekenis,
kan brand doen ontstaan en aldus
een strafbaar feit opleveren volgens
artikel 429 van het Wetboek van
Strafrecht, waar o.m. een straf van
14 dagen hechtenis of f 100.— boete
wordt bedreigd tegen dengene, die
door gebrek aan de noodige omzich
tigheid of voorzorg gevaar voor
bosch-, heide-, helm-, gras- en veen
brand doet ontstaan. Het strafbaar
feit is ook reeds aanwezig door on
voorzichtigheid met vuur, ook zonder
dat nog brand ontstaat. Het rooken
in de bosschen en licht brandbare
heide is dus in het algemeen AB
SOLUUT VERBODEN, terwyl ook