TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS Voor onzen Middenstand. FEUILLETON. Geluksdroom Een winter op vilten pantoffels. Europeesche Zee- roovers in Indië. aan Winterhanden ^en Wintervoeten KL00STERBALSEN Vergadering R.K. Staatspartij. Zaterdag 23 Januari 1937 Acht en vijftigste Jaargang No 4 HET KIND ALS KLANT. De jeugd vertegenwoordigd een belangrijk percentage van onze bevolking. Ook is het per centage jeugdige klanten groot dat voor moeder of vader bood schappen doet. Zij zijn het waar mede iedere winkelier terdege rekening moet houden. Het komt zoo vaak voor dat kinderen de schakel vormen tusschen een nieuwen klant en den winkelier Een jeugdigen klant wordt ook in den tegenwoordigen tijd nog zoo dikwijls afgescheept met afgezaagde winkeltermen. Hier door word' dan meteen de moge lijkheid weggenomen, om juist door hen nieuwe klanten te winnen. Door enkele vriendelijke woorden, door het toonen van belangstelling in hen en door ook met hen mede te leven kan een belangrijke omzetvermeerde- ring verkregen worden. Het zit ook niet in het geven van snoepjes enz Men moet te weten komen waarin zij belang stellen. Weet bijvoorbeeld een winkelier van een van zijn jeug dige klanten dat deze graag knutselt of timmert, laat hij op dat gebied de jonge klant ver rassen. Een oude theekist van triplex doet wonderen. Zoo zijn er zoo veel dingen waaraan wij misschien nooit denken maar die van onschatbare waarde zijn. Een andere belangrijke factor is, dat de jeugd opgroeit, dus ook eigen behoefte krijgt Is er nu een degelijk fundament gelegd, welnu, dan heeft men er het volle profijt van. Wij weten zelf nog maar al te goed uit onze jeugd in welke zaken wij voor moeder of vader het liefst bood schappen deden. Dan is er nog iets waaruit wij voordeel kunnen trekken. Een lijstje met verjaardagen van onze kleine klanten. Hier is zoo mak kelijk achter te komen. Zij zijn er trots op te mogen vertellen wanneer ze jarig zijn en hoe oud ze worden. Heeft men eenmaal een der gelijk lijstje, dan zorgen dat er pl.m. twee weken, minstens één week, een aanbieding gezonden wordt van Uw zaak om de be- noodigde inkoopen te doen. Dan enkele dagen er voor een kleine attentie voor de jarige, met nog maals een aanbieding. Een kin derhand is zoo gauw gevuld en het zit niet in de waarde, maar in het feit op zichzelf. Iedere winkelier weet hoe of het op zoo'n verjaardag gaat. De jarige toont overgelukkig aan vriendjes of vriendinnetjes de cadeautjes, óók dat van de winkelier en hierdoor kan deze den bal aan het rollen brengen. De verjaardag van zoo'n kleine klant kenmerkt zich niet alleen door het bezoek van vriendjes en vriendinnetjes, ook de oudere komen op visite, ook zij moeten de geschenken bekijken waar door de reclame-waarde van het geschenk van den winkelier stijgt. door JAMES OLIVER CURWOOD. Het cadeau dat de winkelier geeft moet natuurlijk zorgvuldig uitgezocht worden. Een kind dat niet van bittere chocolade houdt moet men ook geen plak bittere chocola geven, juist een goede kennis van zijn of haar liefheb berijen bepaalt de keuze van het geschenk. Het beste is, indien men de ouders kent, deze eerst te polsen, eventueel een verlang lijstje te vragen. Het zijn meestal kleine uitgaven welke men te doen heeft, terwijl er tegenover staat„een verfijnde reclame van groote waarde." Hoort U als winkelier dat een van Uw kleine vrienden ziek is. toon dan ook belangstelling, niet allee.door het geven van lek kers maar ook door medeleven Juist in het kleine schuilt de mogelijkheid tot het bereiken van het groote. Er zijn schrikbarende voorspellin gen geweest over een nakenden strengen winter. Een winter, zoo streng, dat de steenen zouden splij ten van de vorst; een winter, zooals in onheugelijke tijden niet was geweest. Maar de natuur laat zich nu een maal niet dwingen met koffiedik. Er waren ook andere teekenen, die naar den volksmond een harden winter deden verwachten. De buitenmenschen plegen te zeg gen, dat er een harde winter op komst is als de noteboomen veel vruchten dragen. En dat hebben ze in het afgeloopen jaar, naar men zegt, gedaan. Maar tot nu toe blgft er niets anders te concludeeren dan dat ofwel de noteboomen zich heb ben vergist, ofwel dat de correspon dentie tusschen de noteboomen en de vorst verbroken is. En misschien ook trekken we onze conclusies te vroeg. Zes-en-dertig ging uit in mist en regen; een enkele natte sneeuwbui deed ons een oogenblik denken aan de romantiek van een ouderwetschen winter. We zitten nu weer op de tweede helft van Januari zonder dat de vorst over zijn hard en klinkend spoor is komen voorbij rennen. Desniettemin eenige dagen vroor het. De lucht was blauw en er was een tinteling van kou als een door zichtig vlies over den hemel geko men. Het vroor met mondjesmaat een heel zacht deuntje. Er waren schaatsliefhebbei's, die reeds een zweem van optimisme aan den dag legden. Maar de schipper, die beneden op straat heel den dag op en neer wandelt, schudde het ongeschoren hoofd, „Het is niet echt, zei hij, deze vorst is boerenbedrog. De wind zit in het Zuiden, met een schtste slag zit hij in het Zuidwesten, in den regenhoek. Neen, zoolang de wind niet gaat ruimen over het Noorden heen, wordt het niets." Wij trachtten hem van zijn over tuiging af te brengen, maar hij schudde het hoofd, dat zwaar van ondervinding is: „Het zal niet lang duren, let op, wat ik zeg!" Maar intusschen vroor het dan toch maar. De hemel was blauw en de straten droog, het aspect der roode neuzen was bemoedigend en de smalle straatgoten waren bevro ren. Er stonden foto's in de courant dat er op ondergespoten tennisba nen reeds^werd geschaatst... Ik weet zeker, dat er al liefheb bers Daar den zolder zijn geslopen om te zien of de schaatsen nog op de oude plaats hingen. Zij zijn gaan kijken of de jjzers niet waren ge roest, ze hebben er langs gestreken om te voelen of ze nog scherp ge- 36. Nee, niet heelemaal. Ik denk, dat Rossland het haar vertelde, want 2e zag lijkbleek en haar handen Waren zoo koud als ijs. Ik zag het ook aan haar oogen. Bovendien heeft Rossland bezit genomen van ie hut, alsof het zijn eigendom is. Volgens mij beteekent het, dat er een groote macht achter hem staat, waarmede rekening gehouden moet worden. Hij vroeg mij, hoeveel menschen wij hadden. Ik heb hem het aantal genoemd, en er nog een beetje opgelegd. Hij grijnslachte en het was, alsof hij dien lach niet kon onderdrukken. Het leek, alsof er een duivel uit hem te voorschijn kwam. Plotseling greep hij Alan's arm en hield hem tegen. Hij stak zijn kin in de hoogte en het zweet gutste langs zijn gelaat, Bijna een minuut lang bleven ze elkaar aanstaren. Alan, wat zijn we kortzichtig. De duivel hale me, als we niet beter deden al de herders bij elkaar te halen en iederen man te wapenen. Denk je, dat het zoo n vaart drie of vier uur te rusten, zal loopen i nu acht uur. Den volgenden ochtend Het is mogelijk. Als Graham om ongeveer negen of tien uur zou achter Rossland aankomt met zijn mannetjes. We zijn twee uur van Tapfan verwijderd, zeide Alan op kouden, bedaarden toon. Hij heeft slechts zes man onder zich en vier ervan zullen noodig zijn om Tautuk en Amuk Toolik gauw te vinden. Er zijn acht tien man bij de zuidelijke kudde en twee en twintig bij het andere ge deelte. Dat wil zeggen: als ik de jongens meereken. Ga nu zelf eens na. Ze zijn allemaal gewapend. Mis schien is het dwaas, maar ik wil je wenk wel opvolgen. Het is meer dan een wenk, Alan, zei Stampede zachtjes. En om Godswil, z e je zoo lang mogelijk bedaard te houden Bij de laatste woorden wendde hij zich snel om, en terwijl Alan zijn leoig, jongensachtige figuur in de richting van de bergen zag ver dwijnen, wendde hij het gelaat naar het Zuiden, zoodat binnen een half uur reeds een groote afstand tusschen hen lag. Nooit had Alan zich zoo vlug verplaatst als op den zesden dag na zijn vertrek van huis. Hij was vrijwel niet vermoeid, want zijn tocht naar Taptan's kamp had hem weinig in spanning gekost, en daar hij beter met de streek bekend was dan Stampede, kwam hij sneller vooruit. Hij meende den afstand in tien uur te kunnen afleggen, doch hij zou verplicht zijn gedurende den nacht Het was poeg waren. Er werden al te opti mistische berekeningen gemaakt. Inplaats van het hoofdartikel of de fotopagina werd allereerst in de courant gezocht naar het weerbe richt en naar de verschillende be richten, waar „ze" reeds schaatsen hebben gereden en wee als 't weer bericht hun niet genoeg naar den zin was. Dan groeide er een wrevel tegen de redacties, die den moed niet had den desnoods tegen De Bilt in, een weerbericht te plaatsen, dat verkon digde, dat het zou gaan vriezen, dat het kraakte. En de oude menschen beginnen weer met hun verhalen van vroegere winters. En dan komt weer het verhaal van den winter van 1880, 1891, 1895 en 1917. Winters van ongelooflijke kou, toen de rivieren „één bonk ijs" waren, toen ze op den lsten Maart met kar en paard reden over den Bommelerwaard verhalen dat het zoo koud was, dat het water, dat op de kachel stond te koken, als je maar even het raam open durfde te zetten, onmiddellijk bevroor Winters, waarbij de kou op Nova Zembla, waar Bacends en de Rijp overwinterden, kinderspel bij waren. En als de jongeren ongeloovig het hoofd schudden, nemen ze een oude kroniek en lezen het volgende Anno 1709. Is het van den 5 tot den 25 Januari zonder ophouden bij uitnemendheid koud geweest, en heeft het zonder voorbeeld fel ge vroren, zoodanig dat niemand in de koudste dagen iets van belang konde uitvoeren. In Februari begon het opnieuw te vriezen en in het begin van Maart vroor het nog zoo sterk, dat oude lieden zich diergelijks niet herinnerden. De Waal wierd even als een landweg bereden, en lag nog in het laatst van Februari zoo vast als een dijk. Bij het losgaan kruidde het ijs hooger, dan ooit, op eikan deren. Doordien niet alleen het veld gewas, maar ook vele boomen waren doodgevroren ontstond er groot ge brek aan levensmiddelen en de granen steigerden tot eene zeer hooge prijs. Anno 1740. Op den 4den Januari begon de vorst met zooveel felheid, dat niemand van zoodanige strenge winter heugenisse had. Op den lOden en den llden was de koude op het hevigst, en feller, zoo men meende dan in 1709. Het vroor omtrent drie duimen dik in een etmaal... „En daar zitten we met onzen winter op sloffen" klagen de schaat senrijders. EEN GRUWELIJK DRAMA, DRIE EEUWEN GELEDEN OP DE HOUTMANSEILAN- DEN. Dezer dagen werd in Indië gemeld, dat twee Europeanen zich op de kust van Bali gewapenderhand meester hadden gemaakt van een Inlandsche prauw. De daders werden aangehouden door den kruiser Java in verzekerde bewaring gesteld. Zeeroof in de Indische waterendoor Europeanen en dat in dezen tijd, het klinkt haast onwaarschijnlijK. Intusschen wekt deze geheurtenis herinneringen aan een zeeroovers- drama, dat zich ruim drie eeuwen geleden ln Indië afspeelde en dat zijns gelijke niet kent in de toch zoo rgke geschiedenis van den zee roof in onzen Archipel, zegt de N. R. Crt. INHEEMSCHE ZEEROOVERIJ HAAR OORZAAK EN HAAR EINDE. De Inlandsche zeerooverij is een kwaad, dat eeuwenlang de bevolking van den Indischen Archipel geteis terd heefthet was een oud zeer, dat echter ontzettend toenam na de komst der Europeanen in het Verre Oosten. De geweldenarijen en afpersingen, hij tegenover Rossland kunnen staan, terwijl op ongeveer hetzelfde uur Taptan's snelle boodschappers Tau tuk en Amuk Toolik bereikt zouden kunnen hebben. Hij wist met welk een groote snelheid zijn herders zich over de bergen en steppen zouden voortbewegen. Twee jaar geleden hadden Amuk Toolik en een twaalftal van zijn Eskimo's honderd negen en negentig mijlen afgelegd in twee en vijftig uur, zonder uit te rusten, of voedsel te jebruiken. Dat was iets, wat hij niet con, maar zijn menschen zouden het wel doen, terwille van hem en de gedachte daaraan vervulde hem met trots. In zijn verbeelding zag hij de ver wijderde troepjes zich langzamerhand bij elkaar voegen bij den eersten oproephij zag hen uit de heuvel ringen te voorschijn komen, en zich naar de open vlakten spoeden om zich naar huis te haasten en naar het gevecht, voorbereid op den strijd, die hen wellicht wachtte. Langzaam streek de schemering neer, alles rondom in lichten nevel hullend. Uren en uren liep hij door. en dan een stukje gedroogd vlecsch etend, wanneer hij honger kreeg en zijn dorst lesschende aan de beekjes, waarvan het water koud en helder was. Niet voordat de eerste teekenen van vermoeidheid zich bij hem be gonnen te openbaren, hield hij op om de noodige rust te nemen. Het was toen een uur. Met inbegrip van zijn tocht naar Taptan's kamp, was waaraan de Spanjaarden en Portu- geezen zich schuldig maakten en evenzeer en willekeurige handels contracten welke onze Oost-Indische Compagnie den Inlandschen vorsten en hoofden afdwong, hebben het zeerooversbedrijf krachtig in de hand gewerkt. Waar de natuurlijke hulpbronnen van bestaan aan de be volking werden ontnomen ten bate van de compagnie, waar zij de vruchten van haar arbeid zag over gaan in vreemde handen en eigen welvaart te gronde werd gericht, trachtten de vorsten zich schadeloos te stellen door roof en slavenhandel, welke gaandeweg als een eerlijk be roep weiden beschouwd. De brutaliteit de roovers was grenzeloos uit hunne tallooze schuil hoeken ondernamen zij tochten, die soms maanden duurden, zjj bezoch ten zelfs de kusten van Java. Geen schip was veilig, ook de gouverne mentsvaartuigen niet. Het goed ge regelde bedrijf was geheel in handen der vorsten en hoofden, in wier dienst de roovers stonden. Omstreeks het midden der vorige eeuw begonnen in Nederland stem men- op te gaan voor een deugde lijke bestrijding van de rampzalige zeerooverij in onzen Archipelin de Staten-Generaal werden de regeeriDg bittere verwijten gedaan om hare onverschilligheid en laksheid. Terecht wees men er op, dat het eenige doeltreffende bestrijdingsmiddel kon zijn radicale uitroeiing der roof centra. Het gevolg van deze actie was, dat expedities werden uitgerust ter opsporing en vernietiging der roo versvloten, doch de resultaten bleven beneden de verwachtiDgeD, totdat in 1876 de voornaamste rooversnesten in en om de Molukken werden uit gegroeid. Hiermede was de zeeroof echter nog lang niet ten eindeeerst door intensievere bestuursvestiging, nau were aanraking met de Inlandsche potentaten, het scheppen van betere economische voorwaarden en soort gelijke middelen werd de zeeroof steeds meer beperkt. Toen kwamen nog in 1920 ernstige klachten over zeerooverij op de Sangir- Talaud-eilanden en op eenige eilan den bewesten Sumatra. Ook hieraan werd grootendeels een einde gemaakt, doch geheel verdwenen is het kwaad tot op heden nog niet. Tot zoover zeer in het kort iets over den inlandschen zeeroof ia den Indischen Archipel. Een van de gelukkig ZELDZAME GEVALLEN VAN ZEEROOF DOOR HOLLANDERS vonden wij vermeld in een in 1686 verschenen dagboek van den Duit- scher Johan Sigmund Wurffbain, die in 1632 in 's Compagnie's dienst naar Indië was gevaren, aldus gaat dan het hierboven genoemde Rot- terdamsche blad verder. De Compagnie's bodem Batavia, die den 28en October 1628 naar Indië was vertrokken, raakte in den In dischen Oceaan den koers kwjjt en strandde in den nacht van 4 Juli 1629 op een der klippen van de Houtmans-eilanden op ongeveer 9 mijlen van het Australische vaste land. De positie van het schip was hopeloos, zoodat al dadelijk 180 op varenden zich met een aantal vaten brood en water en eenige kisten geld en kostbaarheden van boord begaven. Den volgenden dag gingen 40 schepelingen naar een andere klip, terwijl 70 man voorloopig op het wrak bleven. Daar er op de rotsachtige eiland jes geen drinkwater was te vinden, vertrokken de den tweeden dag na de schipbreuk de opperkoopman, de schipper en 50 anderen in de groote boot naar naburige eilanden om water te zoeken, en toen zij daarin niet slaagden, waagden zij het in de open boot naar Batavia te zeilen, waar zij na een tocht van 29 dagen behouden aankwamen. Tien dagen later werd te Batavia een schip uitgerust om de schip breukelingen te halen, doch door hij ononderbroken zeventien uur op de been geweest. Niet voordat hij zich had uitge strekt op een grasvlakte dicht bij een beekje, voelde hij, hoe moe bij eigenlijk was. Eerst deed hi; zijn best om niet in slaap te vallen. Het eenige, waaraan hij behoefte had, was een weinig rust. Hij durfde zijn oogen niet te sluiten. Toen hij ont waakte, ston de zon reeds hoog aan den hemel, terwijl de vogels zongen. Met één sprong was hij overeind. Op zijn horloge kijkend, bemerkt hij, dat hij zes uur lang asn een stuk door geslapen had. terwijl hij zich stellig had voorgenomen slechts drie of vier uur met open oogen wat uit te rusten. Enkele oogenblikken later, toen hij zich weer op weg had begeven, had hij hiervan toch echter geen spijt, want hij voelde zich zoo sterk als een reus. Hij haalde diep adem, gebruikte al wandelende een stuk gedroogd vleesch en verhaastte zijn schreden, ten einde den verloren tijd in te halen. Van kwart voor twaalf tot twaalf uur holde hij bijna. In dat kwartier bereikte hij een bergtop, van waar uit hij het gezicht op zijn huis kreeg. Voor zoover hij kon oordeelen was er niets bijzonders gebeurd. Hij slaakte een zucht van verlichting en lachte vol vreugde. Op dat oogenblik voelde hij heel sterk, hoe groot zijn angst was geweest. Toen hij na een half uur Sok wenna s hut bereikt had. trachtte hij de deur te openen, die hij echter allerlei tegenspoed bereikte men pas na ruim twee maanden de plaats van bestemming. Hier hadden zich inmiddels ont zettende gebeurtenissen afgespeeld. Om te beginnen was tien dagen na de schipbreuk het wrak uit elkaar geslagen en hadden de aan boord achtergeblevenen zich begeven naar het eilandje, waarop het grootste deel der opvarenden reeds bijeen was. EEN GRUWELIJK MOORD PLAN, DAT UITGEVOERD WERD. Onder de nieuw aangekomenen bevond zich een gewezen apotheker uit Haarlem, een geboren misdadi ger, die de leiding op zich nam. Bevreesd voor spoedig gebrek aan voedsel en water, vormde hij met een aantal andere schurken het plan om alle lotgenooten op een veertig tal na, te vermoorden. Dit gruwelijke voornemen werd bij de eerste gun stige gelegenheid, welke zich voor deed, ten uitvoer gebrachtslechts 43 personen van de 180, onder wie 7 jonge vrouwen, werden in het leven gelaten. Onder de vermoorde vrouwen be vond zich de echtgenoote van den scheepspredikant Gijsbert Sebastiaan. Zgn dochter Judith werd opgeëischt door een der voormannen van het complot, terwijl de andere vrouwen werden overgeleverd aan de man schappen. De dominee werd gespaard om dienst te doen als bemiddelaar tusschen de roovers en de zich op de andere eilanden bevindende schip breukelingen, die hij moest overhalen zich bij de hoofdbende aan te sluiten. In euvelen overmoed doopten de moordenaars het eiland, dat het tooneel van den massamoord was geweest, „Batavia's Kerkhof". De hoofdman had zich den titel van kapitein-generaal aangematigd omringde zich met een lijfwacht, die hij uitdoste met de uit het schip gestolen kostbare stoffen. Onder zijn leiding werd een formeel zeeroovers bedrijf georganiseerdin de eerste plaats werden de aan boord aanwe zige kostbaarheden buit verklaard en verder hield de troep geregeld strooptochten naar de naburige eilanden, waar de schipbreukelingen van hun laatste hebben en houden werden beroofd. Ook Inlandsche vaartuigen werden overmeesterd en de opvarenden vermoord. Op een van die tochten werd de aanvoerder gevangen genomen, doch de roovers lieten zich hierdoor niet uit het veld slaan en kozen zich een nieuwen chef. Gemakkelijk gaven de aangevallenen zich over, herhaal delijk sloegen zij de aanvallen af en wisten zelfs den dominee uit de handen van de bende te bevrijden. De predikant was nu veilig, doch tevens voor goed gescheiden van zijn dochter van wie nooit meer iets vernomen is. Een later ingesteld onderzoek bracht aan het licht, wat de eigen lijke bedoeling der zeeschuimers geweest was, Reeds lang vóór de schipbreuk hadden zij het plan beraamd om het grootste deel der opvarenden van de Batavia te vermoorden, daarna als roofschip over de Indische wateren te zwerven, om ten slotte schip met lading en buit te Malacca aan de Portugeezen te verkoopen. De ziel van het complot was de schipper zelf, die na de schipbreuk naar Batavia was gevaren. Zijn hand langers twijfelden niet of het schip dat zou worden uitgezonden om de schipbreukelingen af te halen onder bevel zou staan van hun ouden schipper en bendehoofd. In dit geval zou men zich van dat schip meester maken en het oorspronkelijke plan alsnog ten uit voer leggen. HET EINDE EN DE STRAF Hun berekening faalde echter; de schipper werd te Batavia aange houden en het reddende schip gesteld onder commando van den opper koopman van Batavia. Niet opgewassen tegen de over macht, moesten de roovers zich ELKEN WINTER LEED HIJ Dank zij den KLOOSTER BALSEM i komt hij daar «oor goed van af. „Door mijn beroep moest ik den ge- geheelen dag op straat loopen en daur- 1 door gingen de plekken altijd openen begonnen te zweren. Van alles pro beerde ik, maar baat vond ik niet, tot dat ik met Kloosterbalsem begon. El- ken ochtend en avond deed ik die op de plekken. Ze genazen binnen een week prachtig en voor goed. Nu smeer ik als 't koud wordt van te voren mijn handen en voeten eiken ochtend met Kloosterbalsem in en heb sedert dien geen last meer van winterhanden en -voeten gehad." w.<0r- AKKER'S ^7' °*ioineel ter |nza°c |fc- „Geen goud zoo goed" J Onovertroffen by brand-en sny wonden. Ook ongeëvenaard als wrHfmiddel bii Rheumatiek, spit en pijnlijke spieren Schroefdoos 35 ct. Potten: 621/2 ct. en f 1.04 BON voor Inzenden in open couvert, GRATIS als drukwerk {V/2 ct.) aan MONSTE R Handelmij. L. I. Akker, R'dam overgeven; acht kunner werden de handen afgehouwen, waarna zij wer den opgehangen. De overige misda digers werden naar Batavia gevoerd om daar gevonnist te worden. gesloten vond. Op zijn geklop ant woordde men. terwijl hij terugriep, dat hij het was. De knip werd er afgeschoven, de deur werd geopend en Alan stapte binnen. Nawadlook stond in de deur van haar slaapkamer, met een geweer. Keok bevond zich tegenover hem, een mes krampachtig in de hand ge klemd, en tusschen hen in, doods bleek hem aanstarend, was Mary Standish. Ze kwam hem tegemoet, en hij hoorde Nawadlook fluisteren, terwijl hij zag, hoe Keok haar vlug naar de andere kamer volgde. Mary Standish strekte de handen ar hem uit, en de trilling in haar stem en de blik in haar oogen ver rieden den strijd, dien zij voerde om niet aan haar zwakheid toe te geven en van blijdschap te schreien, dat hij terug was. Die blik vervulde zijn hart met vreugde, terwijl hij heel goed haar smart en wanhoop bemerkte. Hij nam haar handen in de zijne en hij keek haar zoo glim lachend in de oogen. dat ze hem op dat oogenblik bijna niet begreep en toen haalde ze plotseling heel diep adem, terwijl haar vingers zich vas ter om de zijne sloten. Het was. als of al haar verloren hoop op dit moment weer terugkwam Hij was niet opgewonden, noch verontrust, omdat hij wist, dat ze veilig was. Maar in zijn oogen lag duidelijk zijn liefde voor haar. Ze bemerkte die uitdrukking en ze voelde de kracht, die achter de kalmte school, waar mede hij tegen haar glimlachte. Ze Afdeeling Venray. Zondag 17 Jan. De Voorzitter Dr. L. Sala opende de vergadering met den Christelijken groet, verklaarde met genoegen een drukker bezoek der leden ter ver gadering te mogen constateeren dan voorheen het geval was. Dit ver blijdend verschijnsel juicht hg van harte toe, daar hij hierin wil zien een hartelijk meeleven met onzen veelbewogen tijd, waarin wij Katho lieken ook alle hens aan dek zullen moeten roepen om den invloed te behouden en te vermeerderen, welke eene partij als de R.K. Staatspartij waardig is en waardoor zij in staat gesteld wordt hare principes te be leven tot heil van Kerk en Maat schappij. Spreker merkt op, dat het bestuur in tegenstelling der leden, niet zoo voltallig aanwezig is en verklaart dan ook de rede van deze absentie voor zoover dit hem bekend was, doch geleidelijk werden ook hier de gelederen gevuld. Deze vergadering is in hoofdzaak belegd om in verband met de aan staande verkiezing voor de leden der Tweede Kamer candidaten voor de Groslijst te stellen. Op zich zelf is dit reeds een belangrijke aange legenheid, zoodat hij mag verwach ten, dat in deze de noodige ernst betracht zal worden. Dat er in 1936 geen vergadering der Kiesvereeniging gehouden is, moet worden toegeschreven aan het bedroevend getal bezoekers der in 1935 gehouden vergadering, waarbij zelfs een Spreker, als oud-Minister Bongaerts, tegenwoordig was, om een intressante lezing te houden. De kosten van zulk een vergadering zijn op geen stukken na evenredig aan het bezoek en zijn dan ook achterwege gelaten, daar ook de Kiesvereeniging de eindjes aan elkander moet houden. Waar de contributie f 0.30 per lid bedraagt en aan het Hoofdbestuur f 0.25 per lid moet worden afgedragen, kan een ieder begrijpen, dat elke luxe vermeden moet worden, daar we ook snikte zoo zacht, dat het haast op een zucht geleek. Bijna onmiddellijk kreeg zij echter een onuitsprekelijk gevoel van vertrouwen in dezen man, die haar zoo bemoedigend toelachte, niettegenstaande den vreeseliiken toe stand, waarin zij zich bevond. Rossland is in je hut, fluisterde ze. En John Graham is al op weg hierheen. Rossland zegt, dat als ik niet uit mijn eigen vrijen wil naar hem toega.... Hij bemerkte, hoe er een rilling van afgrijzen door haar heenging. De rest begrijp ik, zei hij. Zwijgend stonden ze voor een kort oogenblik tegenover elkander. De grijze lijster zat op het dak te zingen. Toen Dam hij haar gezichtje tusschen zijn handen, precies, alsof ze een kind <uas en hij boog haar hoofd e n weinig naar achteren, zoo dat hij diep in haar oogen kon kijken, terwijl ze zoo dicht bij hem was, dat hij haar warmen adem op zijn gezicht voelde. Je vergiste je toch niet op dien dag, toen ik wegging vroeg hij- Je.... houdt van me? Ja. Weer keek hij haar in de oogen. toen ging bij een eindje van haar verwijderd staan. Zelfs Keok en Nawadlook konden hem booren lachen Het was allemaal heel vreemd, vonden ze.. Keok met haar mes en Nawadlood met haar geweer, dat gezang van den vogel, en het gelach van Alan Holt. terwijl Mary Stan dish heel stil was Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1937 | | pagina 5