DERDE BLAD VAN PEEL EN MAAS Wanneer leefde St. Nicolaas En dat En dat Kan ik ook iets van den vorstelijken huwelijksstoet zien? Het gilde der „ziekvierenden". Buitenland. Zaterdag 5 December 1936 Zeven en vijftigste Jaargang No 49 Zijn wonderen. Vroeger en nu. Het leven van den bisschop St. Nicolaas berust geheel op mondelinge overlevering. Histo rische documenten uit dien tijd zijn nergens te vinden en de eerste geschreven legenden ver schenen pas 5G0 jaren na zijn dood. De goede stokoude kinder vriend, die zijn warme, opstan dige vaderland voor eenige weken verwisseld heeft met het koude, evenwichtige Holland, vuit duizenden schoorsteenen, al naar gelang van de inkomsten van den heer des huizes, op gevaar af zijn wollige haard door snijdende antenne-draden tot een troosteloos sikje gereduceerd te zien. Hij is in het laatst van de derde of in het begin van de vierde eeuw geboren (wat be- teekenen een paar duizend maan den voor een dergelijk onsterfe lijk leven?) te Patara in Achter- Azië, een stad, die naar den zoon van Apollo is genoemd. Hij is de zoon van zeer wel gestelde ouders en reeds In zijn kinderjaren vertoont hij een sterke neiging anderen van zijn materi- eele gemakken mede te laten profiteeren. Wanneer hij als jonge man in het bezit van zijn niet te versma den erfdeel is gekomen, breekt er voor de armere bevolking een goede tijd aan. Een der eerste verhalen, die er over zijn weldadigheid in omloop zijn gebracht, is het volgende Jonge meisjes zonder ^bruid schat kwamen moeilijk aan een echtgenoot. St. Nicolaas lost dit volkomen eenvoudig op. Hij kent o.m. drie mooie, lieve jonge maagden, die in een voortduren de angst leven, niet tijdig genoeg voor haar schoonheid aan het tanen gaat, een man te vinden. En niet alleen te vinden of te boeien, maar een wien zij tevens een goedgevulde sok kunnen toonen. Op een avond, dat ze samen thuis zijn en wat kibbelen - leege kisten maken twisten worden zij aangenaam verrast door een kletterende regen van goudstukken. De rest laat zich gemakkelijk denken. Daar de afstanden groot en de vervoermiddelen langzaam waren, hebben zij eerst een onrustigen nacht moeten doorbrengen, al vorens zij triomfantelijk haar respectievelijke mannen in de armen konden vallen. Deze geschiedenis, die vele hedendaagsche jonge dochters moet doen watertanden, teekent het geheele verdere leven van den heilige. Men neemt aan, dat hij bis schop van Myra is geweest ge durende de regeering vanDio- cletiap, toen laatstgenoemde wegens mishandeling voor eenige jaren in de gevangenis geworpen werd. Nog zeer vele wonderen worden St. Nicolaas gedurende zijn leven toegeschreven. Nadat hij tot bisschop gewijd is, verspreid er zich een groote hongersnood over het land. Hij plundert graan van de schepen, die op hun weg naar Alexandrië passeeren en deze hoeveelheid blijkt voldoende om de bevol king er twee jaren mee te voeden. Intusschen belooft hij de zee lieden, dat alles zal komen zooals het komen moet en zie, inderdaad vinden zij bij hun aankomst in de haven van bestemming hun oorspronkelijke gewicht aan graan terug. Zijn fort is tevens om hulp te verleenen bij een onverdiende dood en den overledene weer tot een gelukkig mensch van vleesch en bloed te maken. 6 December, de dag waarop te IJmuiden elk jaar opnieuw de boot met de kindervriend in alle stilte vertrekt, is niet de datum van zijn verjaardag maar van zijn dood. Welk een onrechtvaardigheid na zijn overlijden krijgt die arme Sint als dank de schuld, wan neer stormen het land teisteren en hij niet meer bij machte is deze te bezweren. Zijn graf ech ter wordt het doel van vele bedevaartgangers. Dat zijn waardigheid in de wereld even ver reikt als die der Grieksche en Roomsch-katholieke kerken, bewijst wel het feit, dat hij vanaf het begin van de Mid deleeuwen de beschermheilige van vele landen als Griekenland Rusland, Duitschland, Oostenrijk, België, Frankrijk, het koninkrijk Napels, Sicilië en Nederland is geweest. Voordat hij de speciale vriend van de jeugd en der studenten werd, wisten alle varensgezellen, reizigers en zakenlieden zich door hem beschut en zoo werd zijn leer heinde en ver verspreid. Was hij tijdens zijn leven in staat een kind, dat behept met de een of andere vreemdsoortige ziekte door het teeken te genezen, nu, ruim 1500 jaar later, kan hij 'nog kinderen weken lang uit hun slaap houden, ze met een woord en een gebaar van zijn wit geschoeide hand doen tril len, gehoorzamen en zingen. Nu nog laat hij ze zelf dat eene schoentje poetsen, hun bord vlug leeg eten, huiswerk vlijtig maken om, wanneer hij de haven uit- stoomt hun kleine magen onderste boven te keeren. Verraste hij verdrietige ouders wier lieveling door een kwaad- aardigen bedelaar tijdens hun af wezigheid gesmoord was, door plotseling de kleine het jonge leven terug te geven, thans nog bemoeit hij zich maar al te graag met den vader en de moeder van het jeugdige kroost En al heeft hij een niet te verklaren voorkeur om naast de centrale verwarming groote, mooi verpakte cadeaux te laten vallen, nimmer zal en nimmer mag hij vergeten, al noopt de crisis hem dan ook de hulp van comité's in te roepen, dat het arme kind het goede recht heeft bij zijn ont waken op den ochtend van den 6den December het zoolang be geerde speelgoed te vinden naast de kachel, die maar al te vaak niet wil branden. Zij wonnen goed hun brood in de stad, zij werden er rijk. Hun winkel draaide dat het een lust was. De vrouw had twee winkel dochters moeten bijnemen en nog hadden die heel den dag hun handen vol met de klanten te gerieven, met pakskens te maken, te wegen, te ontvangen... Langs de groote zijdeur rolden en sjouwden de gasten, met vaten, kisten en balen in en uit. De man had peerd en gerij moeten koopen en leverde nu zelf uit aan andere winkels. „Die menschen moeten wel gelukkig zijn'1, meenden de klan ten en de buren... Want zij had den maar één kind, hunnen Miel, een struischen jongen, met kaken die bloeiden als een rijpe appel... 's Morgens kon hij zoo smakelijk door zijn boterhammen bijten en ais de school uit was, stond hij dikwijls in den winkel of bij de gasten te zien, en zei dan „Wacht maarAls ik groot ben moeten vader en moeder niet meer werken." Elk jaar gingen zij op de ker mis, bij Grootmoeder. Daar kwa men ook al hun broers en zus ters, met benden kinderen. Van jaar tot jaar werd die hoop grooter. Zij echter konden telkens maar hun eenigen blozerd van 'nen Miel meebrengen. Miel was dan altijd fijn afge borsteld, met een stijf wit kol ieken aan. Doch eer het maal begon had Miel al geravotteerd met zijn konijntjes, was zijn broek vol plekken en stond zijn kolie ken verfrommeld. Na het maal, als de mannen en vrouwen het warm hadden van het bruisend bier, holden al de kinderen weer naar buiten. Grootmoeder (lachte van plezier. Maar als zij Miel hoorde tieren, betrok haar gezicht, en ze schud- dekopte. „Ge blijft ten achter staan bij uw broers en zusters," zei ze; „met uw één kind... Die hebben er allemaal met hoopen. Bij u is 't een armoei..." 't Bier kirrelde in hunnen neus en maakte hun tong los. „Wij hebben niet meer verstand, Groot moeder 1" lachte ze. „Dat krijgt ge in de stad... Ons met een nest kinderen overlasten We zouden niet geerne... We hebben ook te veel werk met onzen win kel. En 't is beter er maar één te hebben en goed groot te bren gen „En ons Heer daarboven Wat zal die daarvan zeggen vroeg Grootmoeder. De andere zeiden er niets op; maar elkeen peinsde ër 't zijn over. 's Zondags sliepen zij uit, en gingen naar de laatste Mis, naar die van twaalf ure. Dien keer zouden ze wel uit het sermoen gaan loopen zijn. De vrouw was kwaad als een horzel. De Onderpastoor had de zaken bij hunnen naam genoemd: „Hier zitten er," zei hij, en wees met zijnen vinger de kerk rond, „die uitcijferen, hoeveel kinderen zij van Ons Heer zullen aannemen... Hier zitten er die bloed van on- noozele kinderen op hun handen hebben... Maar past op, want hier of later wordt gij daarvoor gestraft. Bij het laatste oordeel worden al uwe kinderen bij naam opgeroepen en wee u, als er één niet antwoordals er een niet is!" Als zij uit de Mis naar huis gingen, sprak de man geen woord maar grommelde de vrouw: „Laat dien Onderpastoor nog eens om geld komen voor zijn scholen of zijn Eerste-Communiekanten 1 Hij vliegt buiten..." Hun Miel was nu getrouwd, sinds lang. Zij hadden hem de zaken overgelaten, waren op hun renten gaan leven in de nieuwe wijk, buiten de stad, en tegen den tram, iedereen zei dat die oudjes gelukkige menschen ge weest waren. Op éénzelfden dag stierven zij. En toen zij daarboven aan kwamen, sloeg de Engel een groot boek open en zocht naar hunnen naam „Ha, 'k heb het, Getrouwd, ja En de engel knikte vriendelijk en liet zijnen vinger over de bladzijde gaan. Emiel, uw oudste... Ons kind, verbeterde de vrouw. Waar is die? Hoe stelt het die vroeg de Engel. Die is beneden, die heeft onzen winkel overgenomen. De vinger van den Engel gleed omlaag over het blad: En het volgende kind Waar is dat Man en vrouw bezagen elkan der en stotterden: Dat mocht niet komen. De Engel keek streng: En het volgende En dat kind vroeg hij. En dat En dat En dat En opeens begon alles te schemeren; dan werd het pik donker; en dan was het hun, aisof zij overgezwalpt werden door lauw bloed... TH. VAN TICHELEN. Sinds den dag,dat de datum van het huwelijk van onze Prinses met Prins Bernhard is vastgesteld en de route, die de huwelijksstoet zal vol gen, is bekend gemaakt, hebben de verhalen over de pry zen, die men betalen moet, om iets van de feeste lijke gebeurtenis te zien, een byna schrikwekkenden vorm aangenomen. Schrikwekkend want de bedragen, die men veelal hoort noemen; zyn van dien aard, dat de Nederlander, die gaarne een bedragje wil uitgeven om deze unieke gebeurtenis van naby mede te maken, tot de conclusie moet komen, dat het voor zijn porte- monnaie die ondanks economische opleving nog steeds niet te dik ge spekt is gezonder zal zyn, indien hij dien dag maar thui3 blyft. Het is daarom goed, eens uiteen te zetten, hoe de zaken werkelijk staan en er voor alles op te wyzen, dat er voor een ieder, die zien wil, ook een plaatsje te vinden is, mits men dan eventueel wat kou op den koop toeneemt. Allereerst zij gezegd, dat ons by informatie gebleken is, dat de prij zen, die men vraagt voor plaatsen binnenshuis en op de tribunes dat zijn dus ver warmde" plaatsen variëeren tusschen vijf en vijftig gulden. Slechts in de onmiddellijke nabijheid van de Groote Kerk, waar het huwelijk voltrokken wordt, vraagt en betaalt men ook! meer dan f 50 voor een plaats. Van dergelijke „verwarmde" plaat sen zullen er volgens een ruwe schatting ongeveer een 100.000 aan wezig zijn. Velen daarvan zijn reeds verhuurd, maar het meerendeel is nog verkrijgbaar. Daar het voor onze lezers, waar van er velen ongetwijfeld naar een warm plaatsje reflecteeren, niet altijd even gemakkelijk zal zijn zelf naar de residentie te trekken, om voor 't huren van plaatsen te zorgen, heeft ons blad, meenende zijn abonnée's hiermede een dienst te kunnen bewijzen, zyn Haagsche correspondent verzocht, lijsten aan te leggen van de plaatsen, die nog verkrijgbaar zijn. Indien de lezer ons opgeeft, hoeveel plaatsen en tegen welke prijzen hij wenscht, zijn wij gaarne bereid hiervoor op de best mogelijke wijze zorg te dragen. Maar nu zij, wier budget het huren van een plaats niet toelaat Zooals al gezegd, ook voor hen bestaat er alle gelegenheid den huwelijksstoet te zien. Al eenige malen zijn wij den weg langs geweest, dien de stoet op 7 Januari a.s. zal volgen. Wy hebben de huizen bekeken en geteld zoo kwamen wij tot het aantal van omstreeks 100.000 „verwarmde plaatsen" de lengten en de breed ten der verschillende straten, lanen en pleinen gemeten, de terreinen aanschouwd, waarop de tribunes zullen verrijzen, kortom, wij hebben ons een beeld gevormd, over het aantal menschen, dat in de gelegen heid gesteld zal zijn, den stoet voorby te zien trekken. Wij zijn daarbij uitgegaan van het feit, dat er op een vierkante meter grond ongeveer zes menschen betrekkelijk ruim kun nen staan. Zulks als grondslag van onze berekening nemend, komen wy tot een totaal van vijf tot zes hon derd duizend menschen, die den stoet voorby kunnen zien trekken. Mogen wij onze lezers, die van plan zijn op 7 Januari naar de residentie te gaan, een goeden raad geven Tracht u dan geen plaats te veroveren in het centrum van de stad, d.w.z. in de nabijheid van de Groote Kerk. Men kan er van op aan, dat deze plaatsen wellicht al op den avond van 6 Januari zullen worden ingenomen door de meest fanatieke Hagenaars, wier liefde voor ons Koninklijk Huis zoo groot is, dat zij er ongetwijfeld een nacht van kou lijden voor over hebben, om onze Prinses met Haar Gemaal statig de kerk te zien binnentreden. Komt men van buiten Den Haag, zoekt u dan een plaatsje op het ruime Carnegie- plein, of op de breede Laan Copes van Cattenburg en de Nassaulaan. En wy meenen u te kunnen ver zekeren, dat u er dan een zult vinden ook Het behoeft wel geen betoog, dat er nu voor de Hagenaars een gouden tijd aanbreekt. De inwoners van de residentie, die by dergelijke gelegen heden nu eenmaal altijd een streepje voor hebben, zyn heel blrj met deze gebeurtenis. Dubbel blij zelfs, want „bly nummer twee" om de guldekens, die in een breeden stroom na%ar de stad gaan rollen. Reeds nu worden vele luchtkasteelen gebouwd, want de meeste bewoners van huizen, waarlangs de stoet trekt, droomen schier onafgebroken over geld, veel geld, hoopen geld. De menschen worden met den dag nerveuzer en doen elkaar reuze ver halen van „hooren zeggen." Daar vandaan de vele o/erdrij ving, waar voor wij in het begin van ons artikel reeds waarschuwden. Intusschen zijn ook wij het er mee eens, dat de breede stroom van menschen, die op 7 Januari naar den Haag trekt, daar een goede twee millioen gulden zal achterlaten. Mag men de Hagenaars daarom benijden Neen, want op hen rust de taak, dien dag als gast heer van geheel Nederland op te treden. En dat zij zich naar behooren van die taak zullen kwijten, staat buiten twijfel. De residentie zal in het begin van Januari door ver sieringen van allerlei aard en illumi naties in een ware sprookjesstad veranderd worden. Ieder Hagenaar stelt er prijs op, zyn huis te versieren. Reeds thans is het moeilijk een timmerman of een electricien voor een of ander werkje te krijgen. Mogen wij thans hopen, dat er niets meer is, dat onze lezers afschrikt en van een reis naar Den Haag zal kunnen weerhouden, om daar onze geliefde PriDses in het gelukkigste moment van haar leven te zien. MISBRUIK VAN DOKTERS- EN APOTHEKERSHULP. „Een zee van geneesmiddelen wordt door het volk volkomen doelloes en indicatieloos verzwolgen.'* „Een zee van geneesmiddelen wordt door het volk volkomen doelloos en indicatieloos ver zwolgen." De bekende geneesheer-directeur van het St. Jozef-Hospitaal te Kerk- rade, dr. A. Willemse, heeft by de uitgeverij Waltman Te Delft een werkje bestemd voor den huisarts, meer in het bijzonder voor den jon gen huisarts het licht doen zyn, on der den titel: „De inwendige genees kunde" (Prijs f 2,—). Het thans verschenen deel I, hoofd zakelijk gewijd aan hart- en nier ziekten, bevat waardevolle raadge vingen voor de therapie dezer ziek ten, maar in zijn eerste gedeelte: „Inleiding tot de algemeene prak tijk", niet minder nuttige op- en aan merkingen. Veel daarvan is niet al leen van interesse voor den midicus, maar zal ook door het krantenlezend publiek in het algemeen met belang stelling ter kennis worden genomen. Het gaat hier namelijk o.a. over misbruiken, waaraan op de eerste plaats de patiënten, maar toch ook in niet geringe mate de artsen zelf schuldig zijn, gelijk de schrijver doet uitkomen. Het moet, volgens schr., den jon gen arts, die voor het eerst een spreekuur meemaakt in een groote stad of voor het eerst zyn patiën ten aan huis bezoekt, direct opval len, hoe talrijk de patiënten zijn, terwijl er slechts vage, atypische klachten vernomen worden, zonder dat objectieve afwijkingen vallen vast te stellen. Naast de weinige diagnosen frappeeren de vele brief jes, welke verlangd en ook geschre ven worden. Opvallend is het groote gemak en de groote lichtzinnigheid, waarmede al deze briefjes gegeven en onder teekend worden, om dan later bij allerlei bureaux als onaantastbare bewijsstukken dienst te doen. Toen schr., die een ruim 26-jarige praktijk achter den rug heeft, aan het begin van zyn loopbaan stond, kwamen er maar weinig patiënten op de spreekuren der artsen. Maar de menschen die kwamen hadden geen vage klachten: de diagnosen konden meestal goed geëtiketteerd worden. Ze betaalden per verrichting en het onderzoek kon voldoende grondig zijn. Bij de toepassing van het zieken fonds wezen en de sociale wetgeving intusschen werd te weinig rekening gehouden met de menschelijke na tuur, met de enorme aantrekkings kracht van geld te verdienen, zon der ervoor te werken. Daardoor is het groote giide der .ziekvierenden" ontstaan, die er bij den schrijver met een allesbehalve malsche behandeling afkomen. Moge de jonge en „onervaren" medicus in den beginnen al weige ren te teekenen wat hem gevraagd wordt, moge zijn geweten al in op stand komen, al spoedig wordt het onoverkomelijke ervan ingezien, en al spoedig wordt het demoralisee- rende nauwelijks of niet meer ge voeld, constateert schr. En als een felle aanklacht tegen het diepingevreten kwaad klinkt zyn uitspraak: „Een huisarts, welke al leen nog zou onderteekenen datgene, wat hij meent werkelijk waar te zijn, zou binnen een jaar armoede lijden..." ,Laat ons toch de moed hebben in te zien hoe werkelijk de zaak der sociale verzekeringen geworden is. Ik voor mij zie hierin een der groote verschijnselen van de decadentie van onzen tijd. De spreekuren worden overstroomd met ongeval- en ziek- vierders." Met alle geneeskundige controle, zoo vernemen wij verder, is niets te verhelpen aan het feit, dat de „ge nezing" van een fractuur, d.w.z. de tijd, totdat het werk weer gedeelte lijk wordt hervat, bij verzekerden minstens het dubbele is, vergeleken bij die van niet-verzekerden. Stokken, waarmee sommige pa tiënten blijven loopen, noemt schr., „rentestokken". Niets kan helpen als de patiënt niet wil. Voor hem is de toestand eigenlijk nog het ergste, want zijn heele leven staat in 't teeken van den rentestrijd, die al heel wat families ongelukkig gemaakt heeft. Hoe is de praktijk van de sociale verzekering geworden vraagt schr. En hij antwoordt: „Geheel anders dan iemand, welke hiermede niet da gelijks in aanraking komt, maar zou kunnen of durven denken. Meer dan de helft van het geld wordt gegeven aan menschen, die absoluut zeker in staat zijn te werken. Van energie uitingen zien we bijna niets meer, alles slap, futloos, decadent en on tevreden! Want niets werkt slechts op den gemoedstoestand, op een even wichtige tevredenheid, dan ten on rechte geld krijgen zonder er voor te werken. Schr. stelt de vraag, of de medici hier vrijuit gaaD. „Neen, want zonder eenigen twijfel is een deel der schuil aan ons, wellicht zelfs een groot deel!" Hij constateert, hoe door de vele sociale voorzieningen de dokter rechterlijke macht gekregen heeft, die beslist over het overhevelen van millioenen guldens uit de zakken van de verzekeringslichamen, open bare kassen en particuliere liefda digheidsinstellingen naar bepaalde personen. „De „rechter" moet alles onder teekenen wat de eene partij hem ge lieft voor te leggen, want... des rech ters broodje hangt er van af"De praktijk leert het ook, de dokter teekent alles, een parodie op zijn rechterschap Blijkens jaarverslagen van groote ziekenfondsen worden ongeveer 50 pCt. der ziekvierenden bij eerste controle als gezond geschreven. Bij slechts 15 pCt. der observatiepa tiënten, die schr. in een jaar voor verschillende fondsen onderzocht in het ziekenhuis, waren lichte afwij kingen te vinden. By de rest werd absoluut niets gevonden. Enkele hem bekende fondsartsen uit een indus triestreek en uit een stad deelden als hun ervaringen mede, dat 50 tot 70 pCt. der ziekvierenden niets man keert. „Van dit alles zyn ook de medici veel de schuld. Ze voelen zich zoo afhankelijk van hun patiënten, dat ze, de weinige goede niet te na ge sproken, hen steeds stijven in hun denkbeelden." Uit de fondsenpraktijk krijgt men verder krasse staaltjes van misbrui ken te lezen. De fondsarts Wordt in zeer vele gevallen voor allerlei denk- beeldige ziekten of eenvoudige, on- [beduidende kwaaltjes lastig geval len, alleen omdat het toch niets kost. De dokter schrijft dan als direct gevolg hiervan een of andere medi cijn voor, „waardoor een zee van ge neesmiddelen door het volk volkomen doelloos en indicatieloos wordt ver zwolgen". Voor alle mogelijke wissewasjes worden windsels watten, verband, poeders, smeersels, dranken verlangd. En met de voorgeschreven levertraan worden de schoenen ingevet. De vele onnoodige kosten vormen volgens schr. een ballast voor het volksbudget en de groote gezinnen, geld, dat heel wat beter ware te ge bruiken. Zoodra het fonds verder gaat en buikbanden en dergelijke geeft, treden er „epideminieën" op, als in een buurt een vrouw zoo ge lukkig is geweest er een te krijgen. Meestal bestaat er een schoonheids indicatie, geen medische en zoo gaat het ook met de veel te uitgebreide tandheelkundige hulp. Overal de zelfde excessen, omdat het niets kost en de schoonheidszin der vrouw het gebruiken kan. Terecht meent dr. W., dat dit alles een slechten invloed heeft op het gezag en het prestige van den medi cus. Hy wordt een soort commis- voyageur patenté, die thuis besteld wordt voor allerlei wissewasjes, om dat hy komen moet. Door dat alles geeft de fondsprak tijk den dokter meer werk en bijge volg is er gebrek aan tijd voor vol doende onderzoek. Na korten tijd, vooral als het wat drukker loopt, verzoent zich de fondsarts met zyn rol als briefjes- en recepten-schrijver. „Een hoestdrank voor de vrouw, een keelpijndrank voor de dochter, worm koekjes voor een kind en... och ja, ik had bijna vergeten... strooipoeder voor de kleine". „Astublieft. De vol gende De Kerkradensche geneesheer- directeur geeft zijn jongeren collega's den raad de fondspatiënten op te voeden. Bezoek op het spreekuur moet zeker niet per se een recept beteekenaan onredelijke eischen of dwang der patiënten dient niet te worden toegegevengeen specialité's als hefboom om praktijk te maken niet overdrijven met staalwijn, lever traan, enz. "Een uur in de zon is meer waard dan een lepel levertraan." We zouden met citeeren kunnen doorgaan, maar het weergegevene moge volstaan om de ernstige mis standen in de fondspraktijk te be lichten. De redding Zy kan en moet alleen van de doctoren komen. Want de alsmaar rookende, kaartende, luieren de, jaar in jaar uit naar den dokter loopende ziekvierenden over de vrouwelijke patiënten zullen we maar zwijgen zrjn niet van hun inbeel ding en van hun opvatting„we betalen aan het fonds, dus willen we er zooveel mogelijk van profiteeren te genezen, tenzij alle doctoren een zelfde strenge opvoedkundige houding tegenover hun patiënten aannemen, als dr. W. aanraadt. Daar bijna elke medicus zijn hoofd verdiensten put uit de fondspraktijk, kan alleen een eendrachtig optreden in bedoelden zin tegenover de patiën ten hen voor schade beveiligen. De „receptenhonger" van vele fondspatiënten, die, in plaats van bij een drankje meer baat zouden vin den bij frissche lucht en gezonde lichaamsbeweging, maar voor de eerste te bang, voor de laatste te lui zijn, ware dan meteen voorgoed onderdrukt. Evenals het „bijgeloof" van tal van patiënten„hoe meer notitie van mijn klachten en hoe meer recepten des te beter de dokter." DE VOLGENDE GROOTE OORLOG. ZIJN MILITAIRE VOOR BEREIDING. Als men de huidige belangrijke buitenlandsche berichten naar hun feitelijke beteekenis wil rangschikken, dan komt men tot de conclusie, dat ze alle betrekking hebben op de voorbereiding van den volgenden grooten oorlog in offensieven of defensieven zin en zich slechts laten onderscheiden door hun militair- of diplomatiek karakter. Wat de militaire voorbereiding betreft, werd in de laatste dagen het volgende medegedeeld: RUSLAND'S MARINE is volgens Orloff, chef van dezeestrijdkrachten der Sovjet Unie, sedert 1933 enorm uitgebreid. Indien het aantal schepen van de Russische vloot op 1 Januari 1933 wordt gesteld op 100, dan is het aantal duikbooten eind 1936 met 715 procent toegenomen. Het getal kleinere oorlogsschepen, welke in samenwerking met de duikbooten de kustverdediging ver zorgen, is in denzelfden tyd met 75 procent gestegen. De luchtafweer en de vlootbasis zijn volgens het aantal stukken ge schut in sterkte verdubbeld. De luchtvloot der marine is, ver geleken met 1933, met 510 procent gestegen. ENGELAND'S LUCHTMACHT zal volgens een interview, dat door oud minister Flandin by zyn terugkesr uit Londen te Parijs aan een pers vertegenwoordiger werd verleend, over 18 maanden de sterkste van de geheele wereld zijn. DE JAPANSCHE LEGERLEIDING heeft in een nota aan de regeering te kennen gegeven, dat met het oog op de militaire expansie van de Sovjet-Unie en China dringend nood zakelijk is, ten koste van alles, het leger beter uit te rusten. DE FRANSCHE MILITAIRE MACHT heeft naar Daladïer, min. van oorlog, in de Kamercommissie van financiën verklaarde, eveneens sterke uitbreiding noodig, maat-

Peel en Maas | 1936 | | pagina 9