DERDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Wanneer leefde
St. Nicolaas
En dat En dat
Kan ik ook iets van
den vorstelijken
huwelijksstoet
zien?
Het gilde der
„ziekvierenden".
Buitenland.
Zaterdag 5 December 1936
Zeven en vijftigste Jaargang No 49
Zijn wonderen.
Vroeger en nu.
Het leven van den bisschop
St. Nicolaas berust geheel op
mondelinge overlevering. Histo
rische documenten uit dien tijd
zijn nergens te vinden en de
eerste geschreven legenden ver
schenen pas 5G0 jaren na zijn
dood.
De goede stokoude kinder
vriend, die zijn warme, opstan
dige vaderland voor eenige
weken verwisseld heeft met het
koude, evenwichtige Holland,
vuit duizenden schoorsteenen, al
naar gelang van de inkomsten
van den heer des huizes, op
gevaar af zijn wollige haard door
snijdende antenne-draden tot een
troosteloos sikje gereduceerd te
zien.
Hij is in het laatst van de
derde of in het begin van de
vierde eeuw geboren (wat be-
teekenen een paar duizend maan
den voor een dergelijk onsterfe
lijk leven?) te Patara in Achter-
Azië, een stad, die naar den
zoon van Apollo is genoemd.
Hij is de zoon van zeer wel
gestelde ouders en reeds In zijn
kinderjaren vertoont hij een sterke
neiging anderen van zijn materi-
eele gemakken mede te laten
profiteeren.
Wanneer hij als jonge man in
het bezit van zijn niet te versma
den erfdeel is gekomen, breekt
er voor de armere bevolking een
goede tijd aan.
Een der eerste verhalen, die
er over zijn weldadigheid in
omloop zijn gebracht, is het
volgende
Jonge meisjes zonder ^bruid
schat kwamen moeilijk aan een
echtgenoot. St. Nicolaas lost dit
volkomen eenvoudig op. Hij kent
o.m. drie mooie, lieve jonge
maagden, die in een voortduren
de angst leven, niet tijdig genoeg
voor haar schoonheid aan het
tanen gaat, een man te vinden.
En niet alleen te vinden of te
boeien, maar een wien zij tevens
een goedgevulde sok kunnen
toonen.
Op een avond, dat ze samen
thuis zijn en wat kibbelen -
leege kisten maken twisten
worden zij aangenaam verrast
door een kletterende regen van
goudstukken. De rest laat zich
gemakkelijk denken.
Daar de afstanden groot en de
vervoermiddelen langzaam waren,
hebben zij eerst een onrustigen
nacht moeten doorbrengen, al
vorens zij triomfantelijk haar
respectievelijke mannen in de
armen konden vallen.
Deze geschiedenis, die vele
hedendaagsche jonge dochters
moet doen watertanden, teekent
het geheele verdere leven van
den heilige.
Men neemt aan, dat hij bis
schop van Myra is geweest ge
durende de regeering vanDio-
cletiap, toen laatstgenoemde
wegens mishandeling voor eenige
jaren in de gevangenis geworpen
werd. Nog zeer vele wonderen
worden St. Nicolaas gedurende
zijn leven toegeschreven.
Nadat hij tot bisschop gewijd
is, verspreid er zich een groote
hongersnood over het land. Hij
plundert graan van de schepen,
die op hun weg naar Alexandrië
passeeren en deze hoeveelheid
blijkt voldoende om de bevol
king er twee jaren mee te
voeden.
Intusschen belooft hij de zee
lieden, dat alles zal komen zooals
het komen moet en zie, inderdaad
vinden zij bij hun aankomst in
de haven van bestemming hun
oorspronkelijke gewicht aan graan
terug. Zijn fort is tevens om hulp
te verleenen bij een onverdiende
dood en den overledene weer
tot een gelukkig mensch van
vleesch en bloed te maken.
6 December, de dag waarop
te IJmuiden elk jaar opnieuw de
boot met de kindervriend in alle
stilte vertrekt, is niet de datum
van zijn verjaardag maar van zijn
dood.
Welk een onrechtvaardigheid
na zijn overlijden krijgt die arme
Sint als dank de schuld, wan
neer stormen het land teisteren
en hij niet meer bij machte is
deze te bezweren. Zijn graf ech
ter wordt het doel van vele
bedevaartgangers.
Dat zijn waardigheid in de
wereld even ver reikt als die der
Grieksche en Roomsch-katholieke
kerken, bewijst wel het feit, dat
hij vanaf het begin van de Mid
deleeuwen de beschermheilige
van vele landen als Griekenland
Rusland, Duitschland, Oostenrijk,
België, Frankrijk, het koninkrijk
Napels, Sicilië en Nederland is
geweest.
Voordat hij de speciale vriend
van de jeugd en der studenten
werd, wisten alle varensgezellen,
reizigers en zakenlieden zich
door hem beschut en zoo werd
zijn leer heinde en ver verspreid.
Was hij tijdens zijn leven in
staat een kind, dat behept met
de een of andere vreemdsoortige
ziekte door het teeken te genezen,
nu, ruim 1500 jaar later, kan hij
'nog kinderen weken lang uit
hun slaap houden, ze met een
woord en een gebaar van zijn
wit geschoeide hand doen tril
len, gehoorzamen en zingen. Nu
nog laat hij ze zelf dat eene
schoentje poetsen, hun bord vlug
leeg eten, huiswerk vlijtig maken
om, wanneer hij de haven uit-
stoomt hun kleine magen onderste
boven te keeren.
Verraste hij verdrietige ouders
wier lieveling door een kwaad-
aardigen bedelaar tijdens hun af
wezigheid gesmoord was, door
plotseling de kleine het jonge
leven terug te geven, thans nog
bemoeit hij zich maar al te
graag met den vader en de
moeder van het jeugdige kroost
En al heeft hij een niet te
verklaren voorkeur om naast de
centrale verwarming groote, mooi
verpakte cadeaux te laten vallen,
nimmer zal en nimmer mag hij
vergeten, al noopt de crisis hem
dan ook de hulp van comité's in
te roepen, dat het arme kind het
goede recht heeft bij zijn ont
waken op den ochtend van den
6den December het zoolang be
geerde speelgoed te vinden naast
de kachel, die maar al te vaak
niet wil branden.
Zij wonnen goed hun brood in
de stad, zij werden er rijk. Hun
winkel draaide dat het een lust
was.
De vrouw had twee winkel
dochters moeten bijnemen en
nog hadden die heel den dag
hun handen vol met de klanten
te gerieven, met pakskens te
maken, te wegen, te ontvangen...
Langs de groote zijdeur rolden
en sjouwden de gasten, met
vaten, kisten en balen in en uit.
De man had peerd en gerij
moeten koopen en leverde nu
zelf uit aan andere winkels.
„Die menschen moeten wel
gelukkig zijn'1, meenden de klan
ten en de buren... Want zij had
den maar één kind, hunnen Miel,
een struischen jongen, met kaken
die bloeiden als een rijpe appel...
's Morgens kon hij zoo smakelijk
door zijn boterhammen bijten
en ais de school uit was, stond
hij dikwijls in den winkel of bij
de gasten te zien, en zei dan
„Wacht maarAls ik groot ben
moeten vader en moeder niet
meer werken."
Elk jaar gingen zij op de ker
mis, bij Grootmoeder. Daar kwa
men ook al hun broers en zus
ters, met benden kinderen. Van
jaar tot jaar werd die hoop
grooter. Zij echter konden telkens
maar hun eenigen blozerd van
'nen Miel meebrengen.
Miel was dan altijd fijn afge
borsteld, met een stijf wit kol
ieken aan. Doch eer het maal
begon had Miel al geravotteerd
met zijn konijntjes, was zijn broek
vol plekken en stond zijn kolie
ken verfrommeld.
Na het maal, als de mannen
en vrouwen het warm hadden
van het bruisend bier, holden al
de kinderen weer naar buiten.
Grootmoeder (lachte van plezier.
Maar als zij Miel hoorde tieren,
betrok haar gezicht, en ze schud-
dekopte.
„Ge blijft ten achter staan bij
uw broers en zusters," zei ze;
„met uw één kind... Die hebben
er allemaal met hoopen. Bij u is
't een armoei..."
't Bier kirrelde in hunnen neus
en maakte hun tong los. „Wij
hebben niet meer verstand, Groot
moeder 1" lachte ze. „Dat krijgt
ge in de stad... Ons met een
nest kinderen overlasten We
zouden niet geerne... We hebben
ook te veel werk met onzen win
kel. En 't is beter er maar één
te hebben en goed groot te bren
gen
„En ons Heer daarboven Wat
zal die daarvan zeggen vroeg
Grootmoeder.
De andere zeiden er niets op;
maar elkeen peinsde ër 't zijn
over.
's Zondags sliepen zij uit, en
gingen naar de laatste Mis, naar
die van twaalf ure.
Dien keer zouden ze wel uit
het sermoen gaan loopen zijn. De
vrouw was kwaad als een horzel.
De Onderpastoor had de zaken
bij hunnen naam genoemd: „Hier
zitten er," zei hij, en wees met
zijnen vinger de kerk rond, „die
uitcijferen, hoeveel kinderen zij
van Ons Heer zullen aannemen...
Hier zitten er die bloed van on-
noozele kinderen op hun handen
hebben... Maar past op, want
hier of later wordt gij daarvoor
gestraft. Bij het laatste oordeel
worden al uwe kinderen bij naam
opgeroepen en wee u, als er één
niet antwoordals er een niet
is!"
Als zij uit de Mis naar huis
gingen, sprak de man geen woord
maar grommelde de vrouw: „Laat
dien Onderpastoor nog eens om
geld komen voor zijn scholen of
zijn Eerste-Communiekanten 1 Hij
vliegt buiten..."
Hun Miel was nu getrouwd,
sinds lang. Zij hadden hem de
zaken overgelaten, waren op hun
renten gaan leven in de nieuwe
wijk, buiten de stad, en tegen
den tram, iedereen zei dat die
oudjes gelukkige menschen ge
weest waren.
Op éénzelfden dag stierven
zij. En toen zij daarboven aan
kwamen, sloeg de Engel een
groot boek open en zocht naar
hunnen naam „Ha, 'k heb het,
Getrouwd, ja En de engel
knikte vriendelijk en liet zijnen
vinger over de bladzijde gaan.
Emiel, uw oudste...
Ons kind, verbeterde de
vrouw.
Waar is die? Hoe stelt
het die vroeg de Engel.
Die is beneden, die heeft
onzen winkel overgenomen.
De vinger van den Engel gleed
omlaag over het blad:
En het volgende kind
Waar is dat
Man en vrouw bezagen elkan
der en stotterden:
Dat mocht niet komen.
De Engel keek streng:
En het volgende
En dat kind vroeg hij.
En dat
En dat
En dat
En opeens begon alles te
schemeren; dan werd het pik
donker; en dan was het hun,
aisof zij overgezwalpt werden
door lauw bloed...
TH. VAN TICHELEN.
Sinds den dag,dat de datum van
het huwelijk van onze Prinses met
Prins Bernhard is vastgesteld en de
route, die de huwelijksstoet zal vol
gen, is bekend gemaakt, hebben de
verhalen over de pry zen, die men
betalen moet, om iets van de feeste
lijke gebeurtenis te zien, een byna
schrikwekkenden vorm aangenomen.
Schrikwekkend want de bedragen,
die men veelal hoort noemen; zyn
van dien aard, dat de Nederlander,
die gaarne een bedragje wil uitgeven
om deze unieke gebeurtenis van
naby mede te maken, tot de conclusie
moet komen, dat het voor zijn porte-
monnaie die ondanks economische
opleving nog steeds niet te dik ge
spekt is gezonder zal zyn, indien
hij dien dag maar thui3 blyft.
Het is daarom goed, eens uiteen
te zetten, hoe de zaken werkelijk
staan en er voor alles op te wyzen,
dat er voor een ieder, die zien wil,
ook een plaatsje te vinden is, mits
men dan eventueel wat kou op den
koop toeneemt.
Allereerst zij gezegd, dat ons by
informatie gebleken is, dat de prij
zen, die men vraagt voor plaatsen
binnenshuis en op de tribunes
dat zijn dus ver warmde" plaatsen
variëeren tusschen vijf en vijftig
gulden. Slechts in de onmiddellijke
nabijheid van de Groote Kerk, waar
het huwelijk voltrokken wordt, vraagt
en betaalt men ook! meer dan
f 50 voor een plaats.
Van dergelijke „verwarmde" plaat
sen zullen er volgens een ruwe
schatting ongeveer een 100.000 aan
wezig zijn. Velen daarvan zijn reeds
verhuurd, maar het meerendeel is
nog verkrijgbaar.
Daar het voor onze lezers, waar
van er velen ongetwijfeld naar een
warm plaatsje reflecteeren, niet
altijd even gemakkelijk zal zijn zelf
naar de residentie te trekken, om
voor 't huren van plaatsen te
zorgen, heeft ons blad, meenende
zijn abonnée's hiermede een dienst
te kunnen bewijzen, zyn Haagsche
correspondent verzocht, lijsten aan
te leggen van de plaatsen, die nog
verkrijgbaar zijn. Indien de lezer
ons opgeeft, hoeveel plaatsen
en tegen welke prijzen hij
wenscht, zijn wij gaarne bereid
hiervoor op de best mogelijke wijze
zorg te dragen.
Maar nu zij, wier budget het huren
van een plaats niet toelaat Zooals
al gezegd, ook voor hen bestaat er
alle gelegenheid den huwelijksstoet
te zien. Al eenige malen zijn wij
den weg langs geweest, dien de stoet
op 7 Januari a.s. zal volgen. Wy
hebben de huizen bekeken en geteld
zoo kwamen wij tot het aantal
van omstreeks 100.000 „verwarmde
plaatsen" de lengten en de breed
ten der verschillende straten, lanen
en pleinen gemeten, de terreinen
aanschouwd, waarop de tribunes
zullen verrijzen, kortom, wij hebben
ons een beeld gevormd, over het
aantal menschen, dat in de gelegen
heid gesteld zal zijn, den stoet voorby
te zien trekken. Wij zijn daarbij
uitgegaan van het feit, dat er op
een vierkante meter grond ongeveer
zes menschen betrekkelijk ruim kun
nen staan. Zulks als grondslag van
onze berekening nemend, komen wy
tot een totaal van vijf tot zes hon
derd duizend menschen, die den stoet
voorby kunnen zien trekken.
Mogen wij onze lezers, die van
plan zijn op 7 Januari naar de
residentie te gaan, een goeden raad
geven Tracht u dan geen plaats te
veroveren in het centrum van de
stad, d.w.z. in de nabijheid van de
Groote Kerk. Men kan er van op aan,
dat deze plaatsen wellicht al op den
avond van 6 Januari zullen worden
ingenomen door de meest fanatieke
Hagenaars, wier liefde voor ons
Koninklijk Huis zoo groot is, dat zij
er ongetwijfeld een nacht van kou
lijden voor over hebben, om onze
Prinses met Haar Gemaal statig de
kerk te zien binnentreden. Komt men
van buiten Den Haag, zoekt u dan
een plaatsje op het ruime Carnegie-
plein, of op de breede Laan Copes
van Cattenburg en de Nassaulaan.
En wy meenen u te kunnen ver
zekeren, dat u er dan een zult vinden
ook
Het behoeft wel geen betoog, dat
er nu voor de Hagenaars een gouden
tijd aanbreekt. De inwoners van de
residentie, die by dergelijke gelegen
heden nu eenmaal altijd een streepje
voor hebben, zyn heel blrj met deze
gebeurtenis. Dubbel blij zelfs, want
„bly nummer twee" om de guldekens,
die in een breeden stroom na%ar de
stad gaan rollen.
Reeds nu worden vele luchtkasteelen
gebouwd, want de meeste bewoners
van huizen, waarlangs de stoet trekt,
droomen schier onafgebroken over
geld, veel geld, hoopen geld.
De menschen worden met den dag
nerveuzer en doen elkaar reuze ver
halen van „hooren zeggen." Daar
vandaan de vele o/erdrij ving, waar
voor wij in het begin van ons artikel
reeds waarschuwden. Intusschen zijn
ook wij het er mee eens, dat de
breede stroom van menschen, die op
7 Januari naar den Haag trekt, daar
een goede twee millioen gulden zal
achterlaten. Mag men de Hagenaars
daarom benijden Neen, want op
hen rust de taak, dien dag als gast
heer van geheel Nederland op te
treden. En dat zij zich naar behooren
van die taak zullen kwijten, staat
buiten twijfel. De residentie zal in
het begin van Januari door ver
sieringen van allerlei aard en illumi
naties in een ware sprookjesstad
veranderd worden. Ieder Hagenaar
stelt er prijs op, zyn huis te versieren.
Reeds thans is het moeilijk een
timmerman of een electricien voor
een of ander werkje te krijgen.
Mogen wij thans hopen, dat er
niets meer is, dat onze lezers afschrikt
en van een reis naar Den Haag zal
kunnen weerhouden, om daar onze
geliefde PriDses in het gelukkigste
moment van haar leven te zien.
MISBRUIK VAN DOKTERS- EN
APOTHEKERSHULP.
„Een zee van geneesmiddelen
wordt door het volk volkomen
doelloes en indicatieloos
verzwolgen.'*
„Een zee van geneesmiddelen
wordt door het volk volkomen
doelloos en indicatieloos ver
zwolgen."
De bekende geneesheer-directeur
van het St. Jozef-Hospitaal te Kerk-
rade, dr. A. Willemse, heeft by de
uitgeverij Waltman Te Delft een
werkje bestemd voor den huisarts,
meer in het bijzonder voor den jon
gen huisarts het licht doen zyn, on
der den titel: „De inwendige genees
kunde" (Prijs f 2,—).
Het thans verschenen deel I, hoofd
zakelijk gewijd aan hart- en nier
ziekten, bevat waardevolle raadge
vingen voor de therapie dezer ziek
ten, maar in zijn eerste gedeelte:
„Inleiding tot de algemeene prak
tijk", niet minder nuttige op- en aan
merkingen. Veel daarvan is niet al
leen van interesse voor den midicus,
maar zal ook door het krantenlezend
publiek in het algemeen met belang
stelling ter kennis worden genomen.
Het gaat hier namelijk o.a. over
misbruiken, waaraan op de eerste
plaats de patiënten, maar toch ook
in niet geringe mate de artsen zelf
schuldig zijn, gelijk de schrijver doet
uitkomen.
Het moet, volgens schr., den jon
gen arts, die voor het eerst een
spreekuur meemaakt in een groote
stad of voor het eerst zyn patiën
ten aan huis bezoekt, direct opval
len, hoe talrijk de patiënten zijn,
terwijl er slechts vage, atypische
klachten vernomen worden, zonder
dat objectieve afwijkingen vallen
vast te stellen. Naast de weinige
diagnosen frappeeren de vele brief
jes, welke verlangd en ook geschre
ven worden.
Opvallend is het groote gemak en
de groote lichtzinnigheid, waarmede
al deze briefjes gegeven en onder
teekend worden, om dan later bij
allerlei bureaux als onaantastbare
bewijsstukken dienst te doen.
Toen schr., die een ruim 26-jarige
praktijk achter den rug heeft, aan
het begin van zyn loopbaan stond,
kwamen er maar weinig patiënten
op de spreekuren der artsen. Maar
de menschen die kwamen hadden
geen vage klachten: de diagnosen
konden meestal goed geëtiketteerd
worden. Ze betaalden per verrichting
en het onderzoek kon voldoende
grondig zijn.
Bij de toepassing van het zieken
fonds wezen en de sociale wetgeving
intusschen werd te weinig rekening
gehouden met de menschelijke na
tuur, met de enorme aantrekkings
kracht van geld te verdienen, zon
der ervoor te werken.
Daardoor is het groote giide der
.ziekvierenden" ontstaan, die er bij
den schrijver met een allesbehalve
malsche behandeling afkomen.
Moge de jonge en „onervaren"
medicus in den beginnen al weige
ren te teekenen wat hem gevraagd
wordt, moge zijn geweten al in op
stand komen, al spoedig wordt het
onoverkomelijke ervan ingezien, en
al spoedig wordt het demoralisee-
rende nauwelijks of niet meer ge
voeld, constateert schr.
En als een felle aanklacht tegen
het diepingevreten kwaad klinkt zyn
uitspraak: „Een huisarts, welke al
leen nog zou onderteekenen datgene,
wat hij meent werkelijk waar te zijn,
zou binnen een jaar armoede lijden..."
,Laat ons toch de moed hebben in
te zien hoe werkelijk de zaak der
sociale verzekeringen geworden is.
Ik voor mij zie hierin een der groote
verschijnselen van de decadentie van
onzen tijd. De spreekuren worden
overstroomd met ongeval- en ziek-
vierders."
Met alle geneeskundige controle,
zoo vernemen wij verder, is niets te
verhelpen aan het feit, dat de „ge
nezing" van een fractuur, d.w.z. de
tijd, totdat het werk weer gedeelte
lijk wordt hervat, bij verzekerden
minstens het dubbele is, vergeleken
bij die van niet-verzekerden.
Stokken, waarmee sommige pa
tiënten blijven loopen, noemt schr.,
„rentestokken". Niets kan helpen als
de patiënt niet wil. Voor hem is de
toestand eigenlijk nog het ergste,
want zijn heele leven staat in 't
teeken van den rentestrijd, die al
heel wat families ongelukkig gemaakt
heeft.
Hoe is de praktijk van de sociale
verzekering geworden vraagt schr.
En hij antwoordt: „Geheel anders
dan iemand, welke hiermede niet da
gelijks in aanraking komt, maar zou
kunnen of durven denken. Meer dan
de helft van het geld wordt gegeven
aan menschen, die absoluut zeker in
staat zijn te werken. Van energie
uitingen zien we bijna niets meer,
alles slap, futloos, decadent en on
tevreden! Want niets werkt slechts
op den gemoedstoestand, op een even
wichtige tevredenheid, dan ten on
rechte geld krijgen zonder er voor
te werken.
Schr. stelt de vraag, of de medici
hier vrijuit gaaD. „Neen, want zonder
eenigen twijfel is een deel der schuil
aan ons, wellicht zelfs een groot
deel!" Hij constateert, hoe door de
vele sociale voorzieningen de dokter
rechterlijke macht gekregen heeft,
die beslist over het overhevelen van
millioenen guldens uit de zakken
van de verzekeringslichamen, open
bare kassen en particuliere liefda
digheidsinstellingen naar bepaalde
personen.
„De „rechter" moet alles onder
teekenen wat de eene partij hem ge
lieft voor te leggen, want... des rech
ters broodje hangt er van af"De
praktijk leert het ook, de dokter
teekent alles, een parodie op zijn
rechterschap
Blijkens jaarverslagen van groote
ziekenfondsen worden ongeveer 50
pCt. der ziekvierenden bij eerste
controle als gezond geschreven. Bij
slechts 15 pCt. der observatiepa
tiënten, die schr. in een jaar voor
verschillende fondsen onderzocht in
het ziekenhuis, waren lichte afwij
kingen te vinden. By de rest werd
absoluut niets gevonden. Enkele hem
bekende fondsartsen uit een indus
triestreek en uit een stad deelden
als hun ervaringen mede, dat 50 tot
70 pCt. der ziekvierenden niets man
keert.
„Van dit alles zyn ook de medici
veel de schuld. Ze voelen zich zoo
afhankelijk van hun patiënten, dat
ze, de weinige goede niet te na ge
sproken, hen steeds stijven in hun
denkbeelden."
Uit de fondsenpraktijk krijgt men
verder krasse staaltjes van misbrui
ken te lezen. De fondsarts Wordt in
zeer vele gevallen voor allerlei denk-
beeldige ziekten of eenvoudige, on-
[beduidende kwaaltjes lastig geval
len, alleen omdat het toch niets kost.
De dokter schrijft dan als direct
gevolg hiervan een of andere medi
cijn voor, „waardoor een zee van ge
neesmiddelen door het volk volkomen
doelloos en indicatieloos wordt ver
zwolgen".
Voor alle mogelijke wissewasjes
worden windsels watten, verband,
poeders, smeersels, dranken verlangd.
En met de voorgeschreven levertraan
worden de schoenen ingevet.
De vele onnoodige kosten vormen
volgens schr. een ballast voor het
volksbudget en de groote gezinnen,
geld, dat heel wat beter ware te ge
bruiken. Zoodra het fonds verder
gaat en buikbanden en dergelijke
geeft, treden er „epideminieën" op,
als in een buurt een vrouw zoo ge
lukkig is geweest er een te krijgen.
Meestal bestaat er een schoonheids
indicatie, geen medische en zoo gaat
het ook met de veel te uitgebreide
tandheelkundige hulp. Overal de
zelfde excessen, omdat het niets kost
en de schoonheidszin der vrouw het
gebruiken kan.
Terecht meent dr. W., dat dit alles
een slechten invloed heeft op het
gezag en het prestige van den medi
cus. Hy wordt een soort commis-
voyageur patenté, die thuis besteld
wordt voor allerlei wissewasjes, om
dat hy komen moet.
Door dat alles geeft de fondsprak
tijk den dokter meer werk en bijge
volg is er gebrek aan tijd voor vol
doende onderzoek. Na korten tijd,
vooral als het wat drukker loopt,
verzoent zich de fondsarts met zyn
rol als briefjes- en recepten-schrijver.
„Een hoestdrank voor de vrouw, een
keelpijndrank voor de dochter, worm
koekjes voor een kind en... och ja,
ik had bijna vergeten... strooipoeder
voor de kleine". „Astublieft. De vol
gende
De Kerkradensche geneesheer-
directeur geeft zijn jongeren collega's
den raad de fondspatiënten op te
voeden. Bezoek op het spreekuur
moet zeker niet per se een recept
beteekenaan onredelijke eischen of
dwang der patiënten dient niet te
worden toegegevengeen specialité's
als hefboom om praktijk te maken
niet overdrijven met staalwijn, lever
traan, enz. "Een uur in de zon is
meer waard dan een lepel levertraan."
We zouden met citeeren kunnen
doorgaan, maar het weergegevene
moge volstaan om de ernstige mis
standen in de fondspraktijk te be
lichten.
De redding Zy kan en moet alleen
van de doctoren komen. Want de
alsmaar rookende, kaartende, luieren
de, jaar in jaar uit naar den dokter
loopende ziekvierenden over de
vrouwelijke patiënten zullen we maar
zwijgen zrjn niet van hun inbeel
ding en van hun opvatting„we
betalen aan het fonds, dus willen
we er zooveel mogelijk van profiteeren
te genezen, tenzij alle doctoren een
zelfde strenge opvoedkundige houding
tegenover hun patiënten aannemen,
als dr. W. aanraadt.
Daar bijna elke medicus zijn hoofd
verdiensten put uit de fondspraktijk,
kan alleen een eendrachtig optreden
in bedoelden zin tegenover de patiën
ten hen voor schade beveiligen.
De „receptenhonger" van vele
fondspatiënten, die, in plaats van bij
een drankje meer baat zouden vin
den bij frissche lucht en gezonde
lichaamsbeweging, maar voor de
eerste te bang, voor de laatste te
lui zijn, ware dan meteen voorgoed
onderdrukt. Evenals het „bijgeloof"
van tal van patiënten„hoe meer
notitie van mijn klachten en hoe
meer recepten des te beter de
dokter."
DE VOLGENDE GROOTE OORLOG.
ZIJN MILITAIRE VOOR
BEREIDING.
Als men de huidige belangrijke
buitenlandsche berichten naar hun
feitelijke beteekenis wil rangschikken,
dan komt men tot de conclusie, dat
ze alle betrekking hebben op de
voorbereiding van den volgenden
grooten oorlog in offensieven of
defensieven zin en zich slechts
laten onderscheiden door hun militair-
of diplomatiek karakter.
Wat de militaire voorbereiding
betreft, werd in de laatste dagen
het volgende medegedeeld:
RUSLAND'S MARINE is volgens
Orloff, chef van dezeestrijdkrachten
der Sovjet Unie, sedert 1933 enorm
uitgebreid.
Indien het aantal schepen van de
Russische vloot op 1 Januari 1933
wordt gesteld op 100, dan is het
aantal duikbooten eind 1936 met 715
procent toegenomen.
Het getal kleinere oorlogsschepen,
welke in samenwerking met de
duikbooten de kustverdediging ver
zorgen, is in denzelfden tyd met 75
procent gestegen.
De luchtafweer en de vlootbasis
zijn volgens het aantal stukken ge
schut in sterkte verdubbeld.
De luchtvloot der marine is, ver
geleken met 1933, met 510 procent
gestegen.
ENGELAND'S LUCHTMACHT zal
volgens een interview, dat door oud
minister Flandin by zyn terugkesr
uit Londen te Parijs aan een pers
vertegenwoordiger werd verleend,
over 18 maanden de sterkste van de
geheele wereld zijn.
DE JAPANSCHE LEGERLEIDING
heeft in een nota aan de regeering
te kennen gegeven, dat met het oog
op de militaire expansie van de
Sovjet-Unie en China dringend nood
zakelijk is, ten koste van alles, het
leger beter uit te rusten.
DE FRANSCHE MILITAIRE
MACHT heeft naar Daladïer, min.
van oorlog, in de Kamercommissie
van financiën verklaarde, eveneens
sterke uitbreiding noodig, maat-