DERDE BLAD VAN PEEL EN MAAS De laatste ronde. 40 Jaren telefoon. Ons weekpraatje. Sociale Wetgeving. 10 jaren Bioscoop in Venray. Zaterdag 14 November 1936 Zeven en vijftigste Jaargang No 46 HET KABINET COLIJN HEEFT 'N MOOIE STAAT VAN DIENST, Het was van groote defensieve kracht. Zal het ook den aanval kunnen leiden Van de week is de laatste ronde ingegaan van het groote politieke tournooi, dat de re geering met volksvertegenwoor diging en publiek heeft gevoerd. De algemeene beschouwingen, voorafgaande aan de begrootings- behandeling, hebben aan 't ka binet Colijn de gelegenheid ge boden om zijn politieke balans op te maken en voor te leggen aan het volk, opdat dit in den komenden algemeenen electoralen veldslag partij zal kunnen kiezen. En de belagers van het kabinet waren reeds en zijn er nóg op uit, om in de overgelegde balans de tekorten aan te wijzen. We zijn een periode van af rekenen, over en weer, ingegaan. Zoo'n periode kennen we aan het einde van elke bestuursperi ode, maar ze is dezen keer toch belangwekkender dan ooit, omdat het regime-Colijn, zooals het in de laatste jaren is gevoerd, een van de opmerkelijkste is, welke op de Nederlandsche politiek zijn stempel heeft gedrukt, ge voerd als het werd in een tijd van zeldzaam-groote economische beproevingen ernstige geestelijke verwarring. Op wat de regeering in de nu verloopen bestuursperiode van 3Vs jaar wrochtte, heeft zij de aandacht gevestigd in haar Me morie van Antwoord op het voor- loopig Verslag der Tweede Kamer over de begrooting van 1937. Ze herinnert aan den toestand van Mei 1933, toen 't kabinet zich gesteld zag, voor enkele verschijnselen, die wezen op de noodzakelijkheid van straffer ge- zagshandhaving teneinde de ge volgen van allerlei gezagsonder mijnende invloeden te weren. Ook was de financieeie toestand des lands zeer ongunstig, terwijl het bedrijfsleven sterk onder den druk stond van de door het buitenland genomen maatregelen van verschillenden aard en dien tengevolge de arbeidsgelegenheid in steeds toenemende mate afnam. Het waren vooral deze vier pun ten die het eerst en het meest de aandacht vorderden. De regeering is bij zichzelve ten rade gegaan over de vraag, in hoeverre ze zich in de ge noemde gevallen diligent heef» betoond. Terecht merkt ze op, dat wat de handhaving van het gezag betreft, het regeeringsbeleid geen verdediging behoeft. We willen daaraan toevoegen dat Colijn c.s. zich omwille van haar gezagssterkte alléén reeds het recht op den dank en de waardeering van heel ons volk, van welke gezindheid overigens ook, heeft verworven. Ware de regeering niet zoo krachtig tegen de gezagsonder mijnende invloeden opgetreden, dan zou ons land thans reeds een beeld hebben vertoond, van een onderlingen volksstrijd welke elders de geestelijke welvaart en economische erde tot slavernij of maatschappelijke anarchie hebben omgezet. De regeering heeft in de verloopen periode misschien wel eens méér macht voor zich op- geëischt, dan staatsrechtelijk in ons land gebruikelijk was, maar ze deed dit niet uit zucht naar die macht, doch om de vrijheid sterk te stellen. Vandaar dan ook, dat ze met overtuiging in haar Memorie van Antwoord kon schrijven, princi pieel te zijn blijven staan op het standpunt, dat een vrije meenings- uiting een nationaal goed is, dat niet mag worden prijsgegeven om het in te ruilen voor kerkhof stilte, ook al neemt ze nu en dan een onsmakelijken of vul- gairen vorm aan. Over het financieeie beleid der regeering kunnen we kort zijn, omdat wel niemand zal ontkennen de regeering evenmin dat de opgelegde lasten zwaar zijn, maar onontkoombaar waren. Daardoor is echter verkregen, dat de financieeie toestand van het oogenbiik veel gezonder is dan die van Mei 1933 en het land is behoed voor een ont wrichting van het staatsbudget, welke de financieeie ruïne van het particuliere vermogen des volks zou hebben veroorzaakt. Om alle genoemde redenen mogen we, hoe we overigens ook zijn geschakeerd, 't kabinet dankbaar zijn. Er bestaat óók vrijwel unanieme waardeering voor de wijze, waarop Colijn c.s. zich hebben verweerd tegen de economische crisis en een groot deel dezer kwade gevolgen heb ben weten op te vangen. Dit defensief was schitterend maar met Colijn beginnen er velen te verschillen, waar het 't noodzakelijke offensief tegen de crisis betreft. Handhaving van 't gezag, ge- zondmaken en houden van rijks financiën het geschiedde alles naar lijn en plan. Maar bij de pogingen tot economischen her bouw heeft, althans naar het in zicht van zeer velen, de stelsel matigheid ontbroken. Tenzij men „lijn" wil zien in een consequent aanpakken van datgene, wat de hand toevallig te doen vindt. Uit de bedoelde stelselloosheid de behoefte in het volk ont staan om te zoeken naar datgene wat aan het regeeringsbeleid lijkt te ontbreken. De sociaal democratie en de moderne vak beweging kwamen met een Plan van den Arbeid; de katholieken ontwierpen een Plan tot Opbouw. We zien voor het land niet zooveel heil in dergelijke partij plannen. Een regeeringsplan van economischen heropbouw komt ons daarom wenschelijker voor, omdat een regeering het oog gericht houdt, moet houden, op mogelijkheden en een partij welke de waarde van propagan da voor zich zelf niet uit 't oog mag verliezen uit den aard der zaak groote aandacht zal wijden aan wenschelijkheden. Practisch hebben we bovendien slechts weinig of niets aan een Plan van den Arbeid, W2ar alle niet-socialistische partijen en dus de meerderheid van de volksver tegenwoordiging tegen is, terwij! met een kleine variatie in de bewoordingen hetzelfde kan wor den gezegd van een katholiek Plan tot Opbouw. We hebben velerlei staatscom missies gehad. Voor Grondwets herziening, voor bezuiniging, voor herstel van het finantieele evenwicht enz. O.i. had de re geering een staatscommissie die nen te belasten met de samen stelling van een Plan van Op bouw. Zulke commissie had kunnen zoeken naar middelen van eco nomische reconstructie, over wel ke een mate van eenstemmigheid tusschen de groote partijen kon worden bereikt. We zouden dan hebben gekregen een minimum plan, maar toch een plan. Er zou stelselmatigheid zijn verkregen in den aanval op de crisis. Aan de regeering Colijn is het defensief tegen de crisis tenvolle en met recht toevertrouwd ge weest. We betwijfelen, of Colijn c.s. zich zelve wel geschikt ge voelen om het offensief te leiden. Zij hebben blijkbaar geen ver trouwen in de middelen, welke hun daartoe ten dienste staan. Tal van bekwame economen Jiebben sinds jaar en dag aan gedrongen op een beheerschte devaluatie om met meer succes den aanval te kunnen beginnen. Men zou het kunnen noemen; een terugtrekken op betere stel lingen, die als uitgangspunt van een offensief meer geschikt zijn. Een dergelijke tactiek is in an dere landen met succes bekroond. Colijn geloofde niet in de waarde dezer tactiek en zag grooter voordeel in een verdedi ging der stelling, welke hij had Niemand mag hem daarover las tig vallen. Maar tenslotte is Colijn door omstandigheden builen zijn wil gelegen, toch moeten teruggaan op die achter gelegen stellingen. Daar bevinden zich ook de talrijken, die staan te popelen om nu gebruik te maken van de omstandigheden. En tusschen hen in staat Co lijn, zonder geloof aan de nieuwe mogelijkheden. En zonder be reidheid om zich door 't geloof en vertrouwen der anderen te laten bezielen. Wat zegt de regeering in haar Memorie van Antwoord over de devaluatie Ze verklaart zich van mee ning, dat uit het prijsgeven van den gouden standaard voordeelen kunnen en nadeelen zullen voortvloeien. Het is puur defaitisme Het gemis aan geloof in de mogelijkheid van den aanval, maakt Colijn die zich groote verdiensten verwierf in den éérst noodzakelijken afweer o.i. ongeschikt om den nu noodigen aanval te leiden. We maken geen propaganda voor de vorming van een ander regeeringsbloc. In de partijen, waarop de regeering thans steunt, bevinden zich genoeg bekwame mannen, die bereid en in staat zijn om vanuit de gewijzigde economische stelling van ons land het offensief van een constructieve weivaartspolitiek te openen. En we gelooven inderdaad, dat deze mannen naar voren zullen komen, als Colijn c.s. over lut tele maanden tijds hun laatste defensieve ronde zullen hebben gestreden en als dankbaar toege juichte triomphators terzijde zul len treden in de politieke arena. Md. Terwijl wij ons eiken dag weer ver gasten en vergapen aan de wonderen van de radio, vergeten wrj al weer het eveneens dagelijksche wonder van de telefoon, welke op zich zelf pas zestig jaar oud verleden week haar veertigjarig jubileum vierde in Am- sterdamschen gemeentedienst. Een jubileum, dat toch wel even dankbaar mocht worden herdacht. Het veertigjarig jubileum van den Amsterdamschen gemeentelijken telefoondienst beduidde ons dezer dagen dat 't eigenlijk pas veertig ja ren geleden is, dat de telephoon eerst begon langzamerhand een algemeen dagelijksch gebruiksartikel te wor den. Vóór dien tijd was de telephoon nog maar een uitzonderlijke privé- liefhebberij, een verrassend curiosum, van enkele bevoorrechten. En nu veertig jaar later zouden wij ons gewone leven bijna niet meer kunnen denken zonder de telephoon. De radio als amusement gedacht zou den wij desnoods nog kunnen mis sen. De telephoon is ons een dage lij ksche levensbehoefte geworden, evenals het gas, de waterleiding en de electriciteit. Onze hand grijpt al even automatisch naar den haak van de telephoon, als naar de kraan van onze waschtafel en naar den knop van het electrisch licht. En wie zich de weelde van een eigen telephoon aan huis nog niet kan veroorlooven, is met het gebruik er van al even vertrouwd geworden. Twee stappen buiten zijn deur. en hij vindt een publieke telefooncel, waar hg op zijn wenken wordt be diend, en waar hij gewoonlijk nog onmatig gebruik maakt van zijn sim pel dubbeltje. De publieke telefooncel, de meest vreedzame commmunistische cel. die er ooit wordt gebouwd, en waar hij ongestoord zijn geheimste gedachten kan uitwisselen. Ze behoort mede tot de moderne outillage van den openbare weg en straat, zooals de lantaarn, de rust bank en dé Shellpomp. Ook is 't een gebruikelijke geste van burgerlijke hoffelijkheid gewor den om zijn geburen welwillend het gebruik van een eigen telefoon af te staan. 't Is wel een ongemeene speling van het lot geweest, dat de man, die de menschheid met deze wondere uitvinding gelukkig maakte, den toe- valligen naam droeg van Graham Bell. Maar al is deze naam ook on dankbaar meer op niemand's lippen, zijn telephonische bel rinkelt einde loos dag en nacht over heel de we reld. „Even opbellen" is ons een dage lijks onuitgesproken gedachte gewor den, onze hand grijpt als van nature naar de telephoon. Als er wordt „opgebeld", dan be doelen wij allereerst de telephoon, ons oor is er durend op gespitst ge- geworden. „Geef ons nog een 'n belletje", zeg gen wij als ten afscheid tot onze vrienden met de vriendelijke bedoe ling om de aangename relatie niet al te lang te verbreken. Soms kan de drukke telefoonbel wel eens irriteeren, soms kan zij ons wel eens bekenden en onbekenden aan den haak brengen, met wie wij liefst geen gesprek voeren, maar de ze ongemakken nemen wij op hare vele zegeningen toe. De telephoon bereidt ons groote dienstbaarheid. Ze spaart ons de moeite uit persoonlijk boodschappen te gaan doen, wg behoeven er ook de meid niet meer op uit te sturen met de hachelijke kans, dat zg voor- loopig niet meer komt opgedoken. De telefoon regelt van binnen uit heel het huishoudelijk bestier. Geen loopjongens meer aan de deur met de traditioneele vraag van vroeger, of er nog wat te belasten is, de baas zelf doet dit wel af aan de telefoon. Zelfs het gemoedelijke praatje over de onderdeur is vervangen geworden door een gezellig babbeltje aan de telefoon. De telefoon heeft ons ge leerd vriendelijk en beleefd met el kaar om te gaan. en elkaar toch van zelf op een gepasten afstand te hou den. Soms kan de telefoon ook weieens hinderlijk, ja zelfs boosaardig zijn, als manlief bijvoorbeeld 's avonds niet op gestelden tijd naar huis komt, en zgn geheime gangen en wegen per telefoon als door een zoeklicht worden nagespeurd en gecontroleerd. Maar de telefoon heeft in het le ven toch nog een hoogere waarde dan alleen, die van huiselijke dienst baarheid en dagelijksch comfort. De almachtige telefoon sloopt ver ten en afstanden, ze kent geen gren zen, telt geen zeeën en landen, met hare verre stem reikt zg over de we reld, maakt ze een reis in een tempo van snelheid als een wakkere Phi- leas Phogg zich nooit heeft kunnen voorstellen noch begrijpen. Wij be hoeven in geen coupé te stappen, noch in een vliegmachine te klim men, wij behoeven ons aan geen hachelijke zeereizen te wagen, wij kunnen rustig en veilig bg ons eigen thuis blijven, onze stem alleen kun nen wij er op uit sturen. Zonder be roemd te zijn, gaat toch onze roep over heel de wereld. In de radio krijgt men de wereld in al haar rumoer als bij zich in huis gegooid per telefoon kan men persoonlijk en heel intiem als een onder-onsje de wereld berei ken. De radio is een soort confectie, een massaproduct, de telefoon is persoon lijk en individueel. Wie herinnert zich niet de ontroe ring, toen hier te lande door de te lefoon voor 't eerst de blijde en de verrassende groet weerklonk „Hallo, hier is Bandoengen men voor 't eerst in de nauwste verbinding werd gebracht met een lieve en dierbare stem uit onze Indische gewesten. De telefoon kent geen afstanden meer, heft de verste eenzaamheid op. Er worden brieven geschreven, die ons misschien nooit bereiken, het telegram, hoe vlug en welkom vaak ook, is nog een dood en stom docu ment, dat ook zijn doel kan missen of verkeerd kan worden verstaan, de telefoon kan zich nooit vergissen. De telefoon haalt over zeeën, ber gen, en landen de levende stem naar ons toe, de telefoon geeft v|i voce getuigenis. Wg spraken vroeger van een ge sprek onder vier oogen, binnen vier muren. Nu staren wij met eerbiedi ge bewondering, met stille ontroe ring bijna, naar dat kleine, zwarte instrument, niet meer dan een hoorn, op onze schrijftafel; één greep, en kele cijfers draaien, en de telefoon speurt voor ons heel een wereld af om binnen een kwartier, nog geen half uur de stem van den gezochte binnen onze eigen werkkamer te brengen, van een, die duizenden mij- len van ons gescheiden leeft, en dien wij vaak in geen jaren van aanschijn tot aanschijn hebben gezien. Op het oude commode-kastje van onze grootmoeder bewonderden wij als kinderen de pronkschelp, waarin we, naar ze ons zeide, de zee kon den hooren ruischen. Nu op onze eigen schrijftafel staat de kleine zwarte pretentielooze telefoon, en als een ongeweten toovenaar kun nen wij heel een wereld naar ons toeroepen. Veertig, zestig jaar telefoon, wg mogen 't wel dankbaar waardeer en als een van God's vele en goede ga ven, die ons met weldaden blijven overstroomen. Msb. POLITIEBELEID. Beter tien schuldigen in vrijheid, dan één onschuldige in 't gevang. Er hebben zich den laatsten tijd eenige gebeurtenissen afgespeeld, welke het publiek van zorg vervul len over de vraag, of het algemeene politieblad in ons land nog wel die voorzichtigheid en bedachtzaamheid tot grondslag heeft, welke voor de verzekerdheid van de persoonlijke vrijheid en het ontzag van den naam van den eerlgken burger worden vereischt. Naar moderne beschavingsopvat ting is het apparaat van politie en justitie minder gericht op de wraak- behoefte laten we zeggenbehoefte om te straffen ten aanzien van den misdadiger, dan wel op de be scherming van hen, die ordelievende en wetsgetrouwe ingezetenen zgn. Wanneer de achtervolging en be straffing van boosdoeners zóó fana tiek zou plaats hebben, dat de politie in haar ijver een aantal eerlijke reputaties neerhaalt, vóór de justitie aan het betrachten van gerechtigheid is toegekomen, dan wordt het gestelde doel verre voorbijgeschoten en is het middel erger dan de kwaal. Er zit zeer zeker géén overdrijving in het gezegde, dat het beter is, tien schuldigen in vrgheid te laten dan één onschuldige in 't gevang te brengen. Vergissen is menschelijk, en wie werkt, maakt fouten. Dat geldt mede voor politie en justitie. Dwalingen zijn dus niet altijd te voorkomen, maar wél mag worden geëischt, dat politie en justitie zich bij haar op treden jegens verdachten door zoo veel voorzichtigheid en terughoudend heid laten leiden als de delicate positie van 's menschen eerlgken naam dat vereischt. We beleven het, dat in landen, welke zich een autoritair regime verwierven, de waarborgen, van welke de gerechtigheid dient te zgn om geven, meer en meer komen te ver vallen en dat in de plaats daarvan willekeur en geweldmethoden worden gesteld. Wij ondergaan ook ten onzent den invloed van de geestesverande- ring, welke zich op de gezegde wijze in het buitenland openbaart. Het bezit van zekere bevoegdheden, welke „macht" beteekenen, doet in het wezen van den mensch een natuur lijke drang ontstaan om die macht nog uit te breiden en te sterken. Die zucht moet worden beteugeld door de regelen van maatschappelijke ordening en den stok achter de deur zooals die in de geciviliseerde samenleving nog gelden. Begint het respect voor die regelen ten onzent niet 'n weinig te ver slappen De zaak—Ries heeft ten deze on rust gewekt. Niemand is in staat om te beoordeelen, of Mr. Ries, de zeer hooge regeeringsambtenaar, schuldig vas of niet aan het misdrijf, waarvan hij werd verdacht. Ook wij kunnen op dat punt natuurlijk geen licht brengen. Maar de justitie is daarin evenmin ge slaagd. Het eenige licht, waarover zij ten deze beschikte, was het nachtpitje, door een schaamteloozen jongen, omhoog gehouden en aan gedragen door een fantast en psycho- paath, die in de enkele jaren, dat hij de mannenbroek droeg, nog niet anders had gedaan dan zgn ouders, zijn leeraren, de politie en al zgn kennissen, beliegen en bedriegen en bestelen. Op de aanwijzingen van dezen jongeling alléén, van wien nog nooit het spreken van één waarheid vastgesteld was kunnen worden, werd de thesaurier-generaal, de hoogste ambtenaar van het depar tement van.... justitie, in arrest gesteld en diens naam door het slijk gehaald. Na een paar dagen gelastte de rechtbank zgn invrijheidstelling, maar het duurde nog maanden, eer de beslissing van den Officier afkwam, dat de verdachte van rechtsvervol ging werd ontslagen, omdat er vol strekt geen voldoende aanwijzingen waren voor zijn schuld. In dien tijd was de naam van Mr. Ries bij het groote publiek berucht geworden als verbonden aan een immoreel sujet de man was uit zgn ambt geschorst en hg heeft het thans noodig om een deel van zijn vermogen te be steden aan de rehabilitatie van zgn persoon. Nog een ander geval. De lezer kent het verhaal van de Schiedam- sche juffrouw, die enkele jaren ten onrechte steun had aangenomen van de gemeente, totdat een inval en onderzoek in haar woning een bezit van f 18000 aan het licht brachten. De politie hield van dit geld f 4000 genoten steun af en gaf de rest terug. Een paar dagen later komt er een oplichter die met wat be- driegelgk gesmoes ruim f 13.000 in handen krijgt en er mee verdwijnt. Spoedig werd in Zwolle een „ver dachte" aangehouden, een jongmensch uit een keurig gezin. In den vroegen ochtend werd de straat door de politie afgezet, de jongeman werd uit zgn woning gehaald en onder sterk geleide naar het politiebureau overgebracht. Het huis werd door zocht. De gearresteerde b e w ij s t, dat hij ten tijde van den diefstal als kleermaker costuums was wezen passen bij twee gerenomeerde inge zetenen van Zwolle. Het alibi werd na onderzoek juist bevonden. Toch moest het „recht" zijn verderen loop hebben De verdachte werd onder geleide van een veldwachter naar Schiedam op transnort gesteld en daar met de bestolen juffrouw geconfronteerd. Het mensch bleek den man nog nooit te hebben gezienResultaatde verdachte herkreeg nu zgn vrgheid, hem werden excuses aangeboden en hg ontving.... reisgeld naar huis terug. Daarmee was voor de politie de zaak uit. Niet voor den onschuldig ver dachte, wiens naam in Zwolle en elders geweldig in opspraak is ge weest, zoodat een advocaat en andere menschen in het geweer zijn moeten treden om de reputatie van den jongeman te helpen herstellen en aan een diep-geschokte familie haar gemoedsrust terug te geven. We mogen toch eischen, dat de aanhouding van een verdachte, die z'n naam nog geeü oneer heeft aan gedaan, ten minste zoo discreet mogelijk en volstrekt zonder uiterlijk misbaar zal geschieden. Toen de juistheid van verdachtes alibi in Zwolle vaststond, had het bovendien veel meer juist geweest, dat men de bestolen juffrouw voor de nog gewenscht geoordeelde con frontatie naar Zwolle had laten komen dan dat men dezen onschul dige gevankelijk naar Schiedam ver voerde. We hopen door deze publicatie er toe te hebben bijgedragen, dat wAè.r ook de politie haar beleid van de vereischte voorzorgen en voorzichtigheid omgeven houdt. En dat de burgerij zich zal schrap zetten tegen een doorsijpelen van methoden van willekeur en onredelijke machts usurpatie, van welken kant die ook mogen komen. hiertoe overgaan wanneer blijvende invaliditeit dreigt of o.a. de volgen de voorwaarden a. dat op grond van een medisch onderzoek kan worden verwacht, dat er een redelijke kans op herstel be staat, binnen een niet te lang tgds- verloop gevaar voor sterven komt dan niet in aanmerking b. dat de verzekerde zich bereid verklaart de noodige medewerking te verleenen, en zoo niet of moeilijk uit te voeren voorwaarden stelt; c. dat de verzekering goed is onderhouden, d.w.z. dat er regel matig geplakt is. De wet is toch een verzekeringswet, en voor elke verzekering, wil men rechten be houden, moet ook premie betaald worden. Bijplakken, als de nood aan den man komt, gaat niet, dat zou gelijk staan met iemand, die zijn huis ging verzekeren, als dit reeds aan het branden is. De rentekaart, goed en regelmatig beplakt, zal voor velen echter in geval van dreigende invaliditeit, een kostbaar bezit blijken te zijn. Naast ouderdoms pensioen, invaliditeitsrente en wedu wen- en wezenrente, zal toch voor vele patiënten hulp van den Raad van Arbeid mogelijk zijn. We raden dan ook eiken arbeider nogmaals dringend aan, steeds zorg te dragen voor zijn rentekaart, te zorgen, dat hem geen zegels worden te kort gedaan (elk niet-geplakt zegel ver laagt straks zijn rente). We roepen allen, wier dienstverband geëindigd is of straks zal eindigen, b.v. dienst boden, die gaan huwen, dan ook toe Plak zelf door, dan blijft ge van alle voordeelen der wet genieten de rentekaart is ook voor u een kostbaar bezit. Zuidw. Schoffelen. VRAAG. Wanneer heeft een zieke verzekerde, voor wien geplakt werd, recht op behandeling van den Raad van Arbeid ANTWOORD. Recht op hulp van den Raad van Arbeid heeft een ver zekerde nimmer. Art. 99 der Invali diteitswet geeft wel de bevoegdheid aan den Raad van Arbeid, wanneer deze dat noodig oordeelt, speciaal in belang van het Invaliditeitsfonds, aan de Rijksverzekeringsbank voor te stellen een verzekerde specialis tisch te doen behandelen of te doen opnemen in een sanatorium of ziekenhuis. Het is immers voor het fonds voordeeliger eenige guldens aan iemands genezing te besteden, dan hem bij invaliditeit jarenlang of levenslang een rente te moeten uit- keeren. Wanneer derhalve de Raad van Arbeid een dergelijk voorstel uit een financieel oogpunt aan de Rijksverzekeringsbank doet, en dit voorstel wordt aangenomen, is in middels de verzekerde er toch maar mede gebaat. Wanneer zal nu van den Raad van Arbeid een dergelijk voorstel te verwachten zijn De R. v. A. zal LUXOR THEATER. Zaterdag, Zondag en Maandag gedenkt het Luxor Theater het heuglijke feit, dat het 10 jaar geleden zijn deuren opende voor het Venray - sche publiek, een gepaste en aan gename ontspanning te brengen, waarin de directie volkomen is ge slaagd. De grootste filmwerken zijn hier vertoond geworden. Venray en Luxor zijn één geworden, zonder de bioscoop zouden wij ons Venray niet meer kunnen indenken. Zooals uit de achterstaande advertentie blijkt, geeft de directie ter gelegenheid van dit 10-jarig bestaan een buiten gewoon jubileum-programma met de prachtige hoofdfilm „Vergeet mij niet." Een der groote verdiensten van de film en van de geluidstechniek ervan is, dat beroemdheden van wereldnaam onder het bezoek der groote massa worden gebrachtelke bioscoop kan thans genieten van de muzikale en vocale prestaties van kunstenaars, die vroeger slechts door een beperkt aantal menschen tegen dure concert-entrée's konden worden beluisterd. Zoo hebben we thans ook een Gigli-film gekregen, waarin de be roemde Italiaansche tenor Benjamino Gigli te bewonderen valt in zijn vocale vertolking van een aantal opera-aria's. Gigli wordt in de reclame voor deze film een tweede Caruso genoemd. Het is best mogelijk, dat Gigli zijn reeds lang overleden land genoot in de zangkunst evenaart. We kunnen constateeren, dat Gigli in deze film van buitengewone zang capaciteiten blijkt geeftin al haar breedte, diepte en glans is deze heerlijke stem in de film „Vergeet mij niet" te bewonderen. Aiu mag men volmondig en gaarne erkennen, dat aan de uiterlijke ver zorging van deze film alles i3 gegeven, wat gedaan kan wordenvoor een passende ensceneering en décors toepassing is schitterend zorg ge dragen. De regiseur van deze Duitsche film is de Italiaan A. Genina, die een knap vakman blijkt te zijn. Hij slaagde er ten minste in om een vlotte, treffende en soms erg gevoelige film te maken, waarnaar men met genoegen zal kijken. In de film „Vergeet mg niet" speelt Gigli voor den weduwnaar met één kind, die liefde opvat voor een jong meisje, dat kort te voren door een m:sverstand een teleurstelling van de zijde van haar verloofde heeft meenen te ondervinden. Dit meisje (Magda Schneider) neemt, onder den deprimeerenden invloed van haar teleurstelling, en uit genegenheid voor het zoontje van den zanger (den 5-jarigen Peter Bosse) het huwelijksaanzoek van den beroemden, maar veel ouderen zanger aan. Zij is echter niet werkelijk gelukkig, hetgeen uit min of meer sentimenteel- gevoelige zang-voordrachten van beide zijden blijkt. Later duikelt de eigenlijke liefde van de zanger-echtgenoote weer in haar leven op, doch het zingen van een liefdeslied door haar man doet Liselotte op 't laatste oogenbiik aan de bekoring weerstaan om haar echtgenoot te verlaten en het film- slot vereenigt de zanger met zgn vrouw en zoontje tot een gelukkig drietal. Magda Schneider is en blijft een heel knappe actrice en zjj is ook voor deze film een sieraad en ver sterking. Bovendien vindt ge in Schilrenberg een voortreffelgken, beheerschten me de-speler, terwijl ook de rol verdee ling van den jongen Peter Bosse om zgn frisch en natuurlijk kinderspel de belangstelling voor het spel-ge- deelte der film vergroot. Maar met dat al blijft Gigli's zang, met zijn schitterende timbre, met zijn perfecte techniek, zijn prachti- gen gloed en kleur, een groote aan trekkelijkheid: men hoort hem opera fragmenten zingen van Rigoletto, van Martha en andere. Dit meester-

Peel en Maas | 1936 | | pagina 9