DERDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
De laatste ronde.
40 Jaren telefoon.
Ons weekpraatje.
Sociale Wetgeving.
10 jaren Bioscoop
in Venray.
Zaterdag 14 November 1936
Zeven en vijftigste Jaargang No 46
HET KABINET COLIJN HEEFT
'N MOOIE STAAT VAN DIENST,
Het was van groote defensieve
kracht. Zal het ook den aanval
kunnen leiden
Van de week is de laatste
ronde ingegaan van het groote
politieke tournooi, dat de re
geering met volksvertegenwoor
diging en publiek heeft gevoerd.
De algemeene beschouwingen,
voorafgaande aan de begrootings-
behandeling, hebben aan 't ka
binet Colijn de gelegenheid ge
boden om zijn politieke balans
op te maken en voor te leggen
aan het volk, opdat dit in den
komenden algemeenen electoralen
veldslag partij zal kunnen kiezen.
En de belagers van het kabinet
waren reeds en zijn er nóg op
uit, om in de overgelegde balans
de tekorten aan te wijzen.
We zijn een periode van af
rekenen, over en weer, ingegaan.
Zoo'n periode kennen we aan
het einde van elke bestuursperi
ode, maar ze is dezen keer toch
belangwekkender dan ooit, omdat
het regime-Colijn, zooals het in
de laatste jaren is gevoerd, een
van de opmerkelijkste is, welke
op de Nederlandsche politiek
zijn stempel heeft gedrukt, ge
voerd als het werd in een tijd
van zeldzaam-groote economische
beproevingen ernstige geestelijke
verwarring.
Op wat de regeering in de nu
verloopen bestuursperiode van
3Vs jaar wrochtte, heeft zij de
aandacht gevestigd in haar Me
morie van Antwoord op het voor-
loopig Verslag der Tweede Kamer
over de begrooting van 1937.
Ze herinnert aan den toestand
van Mei 1933, toen 't kabinet
zich gesteld zag, voor enkele
verschijnselen, die wezen op de
noodzakelijkheid van straffer ge-
zagshandhaving teneinde de ge
volgen van allerlei gezagsonder
mijnende invloeden te weren.
Ook was de financieeie toestand
des lands zeer ongunstig, terwijl
het bedrijfsleven sterk onder den
druk stond van de door het
buitenland genomen maatregelen
van verschillenden aard en dien
tengevolge de arbeidsgelegenheid
in steeds toenemende mate afnam.
Het waren vooral deze vier pun
ten die het eerst en het meest
de aandacht vorderden.
De regeering is bij zichzelve
ten rade gegaan over de vraag,
in hoeverre ze zich in de ge
noemde gevallen diligent heef»
betoond. Terecht merkt ze op,
dat wat de handhaving van het
gezag betreft, het regeeringsbeleid
geen verdediging behoeft.
We willen daaraan toevoegen
dat Colijn c.s. zich omwille
van haar gezagssterkte alléén
reeds het recht op den dank
en de waardeering van heel
ons volk, van welke gezindheid
overigens ook, heeft verworven.
Ware de regeering niet zoo
krachtig tegen de gezagsonder
mijnende invloeden opgetreden,
dan zou ons land thans reeds
een beeld hebben vertoond, van
een onderlingen volksstrijd
welke elders de geestelijke
welvaart en economische erde
tot slavernij of maatschappelijke
anarchie hebben omgezet.
De regeering heeft in de
verloopen periode misschien wel
eens méér macht voor zich op-
geëischt, dan staatsrechtelijk in
ons land gebruikelijk was, maar
ze deed dit niet uit zucht naar
die macht, doch om de vrijheid
sterk te stellen.
Vandaar dan ook, dat ze met
overtuiging in haar Memorie van
Antwoord kon schrijven, princi
pieel te zijn blijven staan op het
standpunt, dat een vrije meenings-
uiting een nationaal goed is, dat
niet mag worden prijsgegeven
om het in te ruilen voor kerkhof
stilte, ook al neemt ze nu en
dan een onsmakelijken of vul-
gairen vorm aan.
Over het financieeie beleid der
regeering kunnen we kort zijn,
omdat wel niemand zal ontkennen
de regeering evenmin dat
de opgelegde lasten zwaar zijn,
maar onontkoombaar waren.
Daardoor is echter verkregen,
dat de financieeie toestand van
het oogenbiik veel gezonder is
dan die van Mei 1933 en het
land is behoed voor een ont
wrichting van het staatsbudget,
welke de financieeie ruïne van
het particuliere vermogen des
volks zou hebben veroorzaakt.
Om alle genoemde redenen
mogen we, hoe we overigens
ook zijn geschakeerd, 't kabinet
dankbaar zijn. Er bestaat óók
vrijwel unanieme waardeering
voor de wijze, waarop Colijn c.s.
zich hebben verweerd tegen de
economische crisis en een groot
deel dezer kwade gevolgen heb
ben weten op te vangen.
Dit defensief was schitterend
maar met Colijn beginnen er
velen te verschillen, waar het 't
noodzakelijke offensief tegen de
crisis betreft.
Handhaving van 't gezag, ge-
zondmaken en houden van rijks
financiën het geschiedde alles
naar lijn en plan. Maar bij de
pogingen tot economischen her
bouw heeft, althans naar het in
zicht van zeer velen, de stelsel
matigheid ontbroken. Tenzij men
„lijn" wil zien in een consequent
aanpakken van datgene, wat de
hand toevallig te doen vindt.
Uit de bedoelde stelselloosheid
de behoefte in het volk ont
staan om te zoeken naar datgene
wat aan het regeeringsbeleid
lijkt te ontbreken. De sociaal
democratie en de moderne vak
beweging kwamen met een Plan
van den Arbeid; de katholieken
ontwierpen een Plan tot Opbouw.
We zien voor het land niet
zooveel heil in dergelijke partij
plannen. Een regeeringsplan van
economischen heropbouw komt
ons daarom wenschelijker voor,
omdat een regeering het oog
gericht houdt, moet houden, op
mogelijkheden en een partij
welke de waarde van propagan
da voor zich zelf niet uit 't oog
mag verliezen uit den aard
der zaak groote aandacht zal
wijden aan wenschelijkheden.
Practisch hebben we bovendien
slechts weinig of niets aan een
Plan van den Arbeid, W2ar alle
niet-socialistische partijen en dus
de meerderheid van de volksver
tegenwoordiging tegen is, terwij!
met een kleine variatie in de
bewoordingen hetzelfde kan wor
den gezegd van een katholiek
Plan tot Opbouw.
We hebben velerlei staatscom
missies gehad. Voor Grondwets
herziening, voor bezuiniging,
voor herstel van het finantieele
evenwicht enz. O.i. had de re
geering een staatscommissie die
nen te belasten met de samen
stelling van een Plan van Op
bouw.
Zulke commissie had kunnen
zoeken naar middelen van eco
nomische reconstructie, over wel
ke een mate van eenstemmigheid
tusschen de groote partijen kon
worden bereikt. We zouden dan
hebben gekregen een minimum
plan, maar toch een plan. Er zou
stelselmatigheid zijn verkregen in
den aanval op de crisis.
Aan de regeering Colijn is het
defensief tegen de crisis tenvolle
en met recht toevertrouwd ge
weest. We betwijfelen, of Colijn
c.s. zich zelve wel geschikt ge
voelen om het offensief te leiden.
Zij hebben blijkbaar geen ver
trouwen in de middelen, welke
hun daartoe ten dienste staan.
Tal van bekwame economen
Jiebben sinds jaar en dag aan
gedrongen op een beheerschte
devaluatie om met meer succes
den aanval te kunnen beginnen.
Men zou het kunnen noemen;
een terugtrekken op betere stel
lingen, die als uitgangspunt van
een offensief meer geschikt zijn.
Een dergelijke tactiek is in an
dere landen met succes bekroond.
Colijn geloofde niet in de
waarde dezer tactiek en zag
grooter voordeel in een verdedi
ging der stelling, welke hij had
Niemand mag hem daarover las
tig vallen.
Maar tenslotte is Colijn door
omstandigheden builen zijn wil
gelegen, toch moeten teruggaan
op die achter gelegen stellingen.
Daar bevinden zich ook de
talrijken, die staan te popelen
om nu gebruik te maken van de
omstandigheden.
En tusschen hen in staat Co
lijn, zonder geloof aan de nieuwe
mogelijkheden. En zonder be
reidheid om zich door 't geloof
en vertrouwen der anderen te
laten bezielen.
Wat zegt de regeering in haar
Memorie van Antwoord over de
devaluatie
Ze verklaart zich van mee
ning, dat uit het prijsgeven
van den gouden standaard
voordeelen kunnen en nadeelen
zullen voortvloeien.
Het is puur defaitisme
Het gemis aan geloof in de
mogelijkheid van den aanval,
maakt Colijn die zich groote
verdiensten verwierf in den éérst
noodzakelijken afweer o.i.
ongeschikt om den nu noodigen
aanval te leiden.
We maken geen propaganda
voor de vorming van een ander
regeeringsbloc. In de partijen,
waarop de regeering thans steunt,
bevinden zich genoeg bekwame
mannen, die bereid en in staat
zijn om vanuit de gewijzigde
economische stelling van ons land
het offensief van een constructieve
weivaartspolitiek te openen.
En we gelooven inderdaad, dat
deze mannen naar voren zullen
komen, als Colijn c.s. over lut
tele maanden tijds hun laatste
defensieve ronde zullen hebben
gestreden en als dankbaar toege
juichte triomphators terzijde zul
len treden in de politieke arena.
Md.
Terwijl wij ons eiken dag weer ver
gasten en vergapen aan de wonderen
van de radio, vergeten wrj al weer
het eveneens dagelijksche wonder van
de telefoon, welke op zich zelf pas
zestig jaar oud verleden week haar
veertigjarig jubileum vierde in Am-
sterdamschen gemeentedienst.
Een jubileum, dat toch wel even
dankbaar mocht worden herdacht.
Het veertigjarig jubileum van
den Amsterdamschen gemeentelijken
telefoondienst beduidde ons dezer
dagen dat 't eigenlijk pas veertig ja
ren geleden is, dat de telephoon eerst
begon langzamerhand een algemeen
dagelijksch gebruiksartikel te wor
den.
Vóór dien tijd was de telephoon
nog maar een uitzonderlijke privé-
liefhebberij, een verrassend curiosum,
van enkele bevoorrechten.
En nu veertig jaar later zouden
wij ons gewone leven bijna niet meer
kunnen denken zonder de telephoon.
De radio als amusement gedacht zou
den wij desnoods nog kunnen mis
sen. De telephoon is ons een dage
lij ksche levensbehoefte geworden,
evenals het gas, de waterleiding en
de electriciteit. Onze hand grijpt al
even automatisch naar den haak van
de telephoon, als naar de kraan van
onze waschtafel en naar den knop
van het electrisch licht.
En wie zich de weelde van een
eigen telephoon aan huis nog niet
kan veroorlooven, is met het gebruik
er van al even vertrouwd geworden.
Twee stappen buiten zijn deur. en
hij vindt een publieke telefooncel,
waar hg op zijn wenken wordt be
diend, en waar hij gewoonlijk nog
onmatig gebruik maakt van zijn sim
pel dubbeltje.
De publieke telefooncel, de meest
vreedzame commmunistische cel. die
er ooit wordt gebouwd, en waar hij
ongestoord zijn geheimste gedachten
kan uitwisselen.
Ze behoort mede tot de moderne
outillage van den openbare weg en
straat, zooals de lantaarn, de rust
bank en dé Shellpomp.
Ook is 't een gebruikelijke geste
van burgerlijke hoffelijkheid gewor
den om zijn geburen welwillend het
gebruik van een eigen telefoon af te
staan.
't Is wel een ongemeene speling
van het lot geweest, dat de man, die
de menschheid met deze wondere
uitvinding gelukkig maakte, den toe-
valligen naam droeg van Graham
Bell. Maar al is deze naam ook on
dankbaar meer op niemand's lippen,
zijn telephonische bel rinkelt einde
loos dag en nacht over heel de we
reld.
„Even opbellen" is ons een dage
lijks onuitgesproken gedachte gewor
den, onze hand grijpt als van nature
naar de telephoon.
Als er wordt „opgebeld", dan be
doelen wij allereerst de telephoon,
ons oor is er durend op gespitst ge-
geworden.
„Geef ons nog een 'n belletje", zeg
gen wij als ten afscheid tot onze
vrienden met de vriendelijke bedoe
ling om de aangename relatie niet
al te lang te verbreken.
Soms kan de drukke telefoonbel
wel eens irriteeren, soms kan zij ons
wel eens bekenden en onbekenden
aan den haak brengen, met wie wij
liefst geen gesprek voeren, maar de
ze ongemakken nemen wij op hare
vele zegeningen toe.
De telephoon bereidt ons groote
dienstbaarheid. Ze spaart ons de
moeite uit persoonlijk boodschappen
te gaan doen, wg behoeven er ook
de meid niet meer op uit te sturen
met de hachelijke kans, dat zg voor-
loopig niet meer komt opgedoken.
De telefoon regelt van binnen uit
heel het huishoudelijk bestier. Geen
loopjongens meer aan de deur met
de traditioneele vraag van vroeger,
of er nog wat te belasten is, de baas
zelf doet dit wel af aan de telefoon.
Zelfs het gemoedelijke praatje over
de onderdeur is vervangen geworden
door een gezellig babbeltje aan de
telefoon. De telefoon heeft ons ge
leerd vriendelijk en beleefd met el
kaar om te gaan. en elkaar toch van
zelf op een gepasten afstand te hou
den.
Soms kan de telefoon ook weieens
hinderlijk, ja zelfs boosaardig zijn,
als manlief bijvoorbeeld 's avonds
niet op gestelden tijd naar huis komt,
en zgn geheime gangen en wegen
per telefoon als door een zoeklicht
worden nagespeurd en gecontroleerd.
Maar de telefoon heeft in het le
ven toch nog een hoogere waarde
dan alleen, die van huiselijke dienst
baarheid en dagelijksch comfort.
De almachtige telefoon sloopt ver
ten en afstanden, ze kent geen gren
zen, telt geen zeeën en landen, met
hare verre stem reikt zg over de we
reld, maakt ze een reis in een tempo
van snelheid als een wakkere Phi-
leas Phogg zich nooit heeft kunnen
voorstellen noch begrijpen. Wij be
hoeven in geen coupé te stappen,
noch in een vliegmachine te klim
men, wij behoeven ons aan geen
hachelijke zeereizen te wagen, wij
kunnen rustig en veilig bg ons eigen
thuis blijven, onze stem alleen kun
nen wij er op uit sturen. Zonder be
roemd te zijn, gaat toch onze roep
over heel de wereld. In de radio krijgt
men de wereld in al haar rumoer als
bij zich in huis gegooid per telefoon
kan men persoonlijk en heel intiem
als een onder-onsje de wereld berei
ken.
De radio is een soort confectie, een
massaproduct, de telefoon is persoon
lijk en individueel.
Wie herinnert zich niet de ontroe
ring, toen hier te lande door de te
lefoon voor 't eerst de blijde en de
verrassende groet weerklonk „Hallo,
hier is Bandoengen men voor 't
eerst in de nauwste verbinding werd
gebracht met een lieve en dierbare
stem uit onze Indische gewesten.
De telefoon kent geen afstanden
meer, heft de verste eenzaamheid op.
Er worden brieven geschreven, die
ons misschien nooit bereiken, het
telegram, hoe vlug en welkom vaak
ook, is nog een dood en stom docu
ment, dat ook zijn doel kan missen
of verkeerd kan worden verstaan, de
telefoon kan zich nooit vergissen.
De telefoon haalt over zeeën, ber
gen, en landen de levende stem naar
ons toe, de telefoon geeft v|i voce
getuigenis.
Wg spraken vroeger van een ge
sprek onder vier oogen, binnen vier
muren. Nu staren wij met eerbiedi
ge bewondering, met stille ontroe
ring bijna, naar dat kleine, zwarte
instrument, niet meer dan een hoorn,
op onze schrijftafel; één greep, en
kele cijfers draaien, en de telefoon
speurt voor ons heel een wereld af
om binnen een kwartier, nog geen
half uur de stem van den gezochte
binnen onze eigen werkkamer te
brengen, van een, die duizenden mij-
len van ons gescheiden leeft, en dien
wij vaak in geen jaren van aanschijn
tot aanschijn hebben gezien.
Op het oude commode-kastje van
onze grootmoeder bewonderden wij
als kinderen de pronkschelp, waarin
we, naar ze ons zeide, de zee kon
den hooren ruischen. Nu op onze
eigen schrijftafel staat de kleine
zwarte pretentielooze telefoon, en
als een ongeweten toovenaar kun
nen wij heel een wereld naar ons
toeroepen.
Veertig, zestig jaar telefoon, wg
mogen 't wel dankbaar waardeer en
als een van God's vele en goede ga
ven, die ons met weldaden blijven
overstroomen. Msb.
POLITIEBELEID.
Beter tien schuldigen in vrijheid,
dan één onschuldige in 't gevang.
Er hebben zich den laatsten tijd
eenige gebeurtenissen afgespeeld,
welke het publiek van zorg vervul
len over de vraag, of het algemeene
politieblad in ons land nog wel die
voorzichtigheid en bedachtzaamheid
tot grondslag heeft, welke voor de
verzekerdheid van de persoonlijke
vrijheid en het ontzag van den naam
van den eerlgken burger worden
vereischt.
Naar moderne beschavingsopvat
ting is het apparaat van politie en
justitie minder gericht op de wraak-
behoefte laten we zeggenbehoefte
om te straffen ten aanzien van
den misdadiger, dan wel op de be
scherming van hen, die ordelievende
en wetsgetrouwe ingezetenen zgn.
Wanneer de achtervolging en be
straffing van boosdoeners zóó fana
tiek zou plaats hebben, dat de politie
in haar ijver een aantal eerlijke
reputaties neerhaalt, vóór de justitie
aan het betrachten van gerechtigheid
is toegekomen, dan wordt het gestelde
doel verre voorbijgeschoten en is het
middel erger dan de kwaal.
Er zit zeer zeker géén overdrijving
in het gezegde, dat het beter is, tien
schuldigen in vrgheid te laten dan
één onschuldige in 't gevang te
brengen.
Vergissen is menschelijk, en wie
werkt, maakt fouten. Dat geldt mede
voor politie en justitie. Dwalingen
zijn dus niet altijd te voorkomen,
maar wél mag worden geëischt, dat
politie en justitie zich bij haar op
treden jegens verdachten door zoo
veel voorzichtigheid en terughoudend
heid laten leiden als de delicate
positie van 's menschen eerlgken
naam dat vereischt.
We beleven het, dat in landen,
welke zich een autoritair regime
verwierven, de waarborgen, van welke
de gerechtigheid dient te zgn om
geven, meer en meer komen te ver
vallen en dat in de plaats daarvan
willekeur en geweldmethoden worden
gesteld. Wij ondergaan ook ten onzent
den invloed van de geestesverande-
ring, welke zich op de gezegde wijze
in het buitenland openbaart. Het
bezit van zekere bevoegdheden, welke
„macht" beteekenen, doet in het
wezen van den mensch een natuur
lijke drang ontstaan om die macht
nog uit te breiden en te sterken. Die
zucht moet worden beteugeld door
de regelen van maatschappelijke
ordening en den stok achter de
deur zooals die in de geciviliseerde
samenleving nog gelden.
Begint het respect voor die regelen
ten onzent niet 'n weinig te ver
slappen
De zaak—Ries heeft ten deze on
rust gewekt. Niemand is in staat
om te beoordeelen, of Mr. Ries, de
zeer hooge regeeringsambtenaar,
schuldig vas of niet aan het misdrijf,
waarvan hij werd verdacht.
Ook wij kunnen op dat punt
natuurlijk geen licht brengen. Maar
de justitie is daarin evenmin ge
slaagd. Het eenige licht, waarover
zij ten deze beschikte, was het
nachtpitje, door een schaamteloozen
jongen, omhoog gehouden en aan
gedragen door een fantast en psycho-
paath, die in de enkele jaren, dat
hij de mannenbroek droeg, nog niet
anders had gedaan dan zgn ouders,
zijn leeraren, de politie en al zgn
kennissen, beliegen en bedriegen en
bestelen. Op de aanwijzingen van
dezen jongeling alléén, van wien nog
nooit het spreken van één waarheid
vastgesteld was kunnen worden,
werd de thesaurier-generaal, de
hoogste ambtenaar van het depar
tement van.... justitie, in arrest
gesteld en diens naam door het slijk
gehaald.
Na een paar dagen gelastte de
rechtbank zgn invrijheidstelling, maar
het duurde nog maanden, eer de
beslissing van den Officier afkwam,
dat de verdachte van rechtsvervol
ging werd ontslagen, omdat er vol
strekt geen voldoende aanwijzingen
waren voor zijn schuld. In dien tijd
was de naam van Mr. Ries bij het
groote publiek berucht geworden als
verbonden aan een immoreel sujet
de man was uit zgn ambt geschorst
en hg heeft het thans noodig om
een deel van zijn vermogen te be
steden aan de rehabilitatie van zgn
persoon.
Nog een ander geval. De lezer
kent het verhaal van de Schiedam-
sche juffrouw, die enkele jaren ten
onrechte steun had aangenomen van
de gemeente, totdat een inval en
onderzoek in haar woning een bezit
van f 18000 aan het licht brachten.
De politie hield van dit geld f 4000
genoten steun af en gaf de rest
terug. Een paar dagen later komt
er een oplichter die met wat be-
driegelgk gesmoes ruim f 13.000 in
handen krijgt en er mee verdwijnt.
Spoedig werd in Zwolle een „ver
dachte" aangehouden, een jongmensch
uit een keurig gezin. In den vroegen
ochtend werd de straat door de
politie afgezet, de jongeman werd
uit zgn woning gehaald en onder
sterk geleide naar het politiebureau
overgebracht. Het huis werd door
zocht. De gearresteerde b e w ij s t,
dat hij ten tijde van den diefstal als
kleermaker costuums was wezen
passen bij twee gerenomeerde inge
zetenen van Zwolle. Het alibi werd
na onderzoek juist bevonden. Toch
moest het „recht" zijn verderen loop
hebben
De verdachte werd onder geleide
van een veldwachter naar Schiedam
op transnort gesteld en daar met de
bestolen juffrouw geconfronteerd.
Het mensch bleek den man nog nooit
te hebben gezienResultaatde
verdachte herkreeg nu zgn vrgheid,
hem werden excuses aangeboden en
hg ontving.... reisgeld naar huis terug.
Daarmee was voor de politie de zaak
uit. Niet voor den onschuldig ver
dachte, wiens naam in Zwolle en
elders geweldig in opspraak is ge
weest, zoodat een advocaat en andere
menschen in het geweer zijn moeten
treden om de reputatie van den
jongeman te helpen herstellen en
aan een diep-geschokte familie haar
gemoedsrust terug te geven.
We mogen toch eischen, dat de
aanhouding van een verdachte, die
z'n naam nog geeü oneer heeft aan
gedaan, ten minste zoo discreet
mogelijk en volstrekt zonder uiterlijk
misbaar zal geschieden.
Toen de juistheid van verdachtes
alibi in Zwolle vaststond, had het
bovendien veel meer juist geweest,
dat men de bestolen juffrouw voor
de nog gewenscht geoordeelde con
frontatie naar Zwolle had laten
komen dan dat men dezen onschul
dige gevankelijk naar Schiedam ver
voerde.
We hopen door deze publicatie er
toe te hebben bijgedragen, dat
wAè.r ook de politie haar beleid
van de vereischte voorzorgen en
voorzichtigheid omgeven houdt. En
dat de burgerij zich zal schrap zetten
tegen een doorsijpelen van methoden
van willekeur en onredelijke machts
usurpatie, van welken kant die
ook mogen komen.
hiertoe overgaan wanneer blijvende
invaliditeit dreigt of o.a. de volgen
de voorwaarden
a. dat op grond van een medisch
onderzoek kan worden verwacht, dat
er een redelijke kans op herstel be
staat, binnen een niet te lang tgds-
verloop gevaar voor sterven komt
dan niet in aanmerking
b. dat de verzekerde zich bereid
verklaart de noodige medewerking
te verleenen, en zoo niet of moeilijk
uit te voeren voorwaarden stelt;
c. dat de verzekering goed is
onderhouden, d.w.z. dat er regel
matig geplakt is. De wet is toch
een verzekeringswet, en voor elke
verzekering, wil men rechten be
houden, moet ook premie betaald
worden. Bijplakken, als de nood aan
den man komt, gaat niet, dat zou
gelijk staan met iemand, die zijn
huis ging verzekeren, als dit reeds
aan het branden is. De rentekaart,
goed en regelmatig beplakt, zal voor
velen echter in geval van dreigende
invaliditeit, een kostbaar bezit
blijken te zijn. Naast ouderdoms
pensioen, invaliditeitsrente en wedu
wen- en wezenrente, zal toch voor
vele patiënten hulp van den Raad
van Arbeid mogelijk zijn. We raden
dan ook eiken arbeider nogmaals
dringend aan, steeds zorg te dragen
voor zijn rentekaart, te zorgen, dat
hem geen zegels worden te kort
gedaan (elk niet-geplakt zegel ver
laagt straks zijn rente). We roepen
allen, wier dienstverband geëindigd
is of straks zal eindigen, b.v. dienst
boden, die gaan huwen, dan ook toe
Plak zelf door, dan blijft ge van
alle voordeelen der wet genieten
de rentekaart is ook voor u een
kostbaar bezit.
Zuidw. Schoffelen.
VRAAG. Wanneer heeft een zieke
verzekerde, voor wien geplakt werd,
recht op behandeling van den Raad
van Arbeid
ANTWOORD. Recht op hulp van
den Raad van Arbeid heeft een ver
zekerde nimmer. Art. 99 der Invali
diteitswet geeft wel de bevoegdheid
aan den Raad van Arbeid, wanneer
deze dat noodig oordeelt, speciaal
in belang van het Invaliditeitsfonds,
aan de Rijksverzekeringsbank voor
te stellen een verzekerde specialis
tisch te doen behandelen of te doen
opnemen in een sanatorium of
ziekenhuis. Het is immers voor het
fonds voordeeliger eenige guldens
aan iemands genezing te besteden,
dan hem bij invaliditeit jarenlang of
levenslang een rente te moeten uit-
keeren. Wanneer derhalve de Raad
van Arbeid een dergelijk voorstel
uit een financieel oogpunt aan de
Rijksverzekeringsbank doet, en dit
voorstel wordt aangenomen, is in
middels de verzekerde er toch maar
mede gebaat.
Wanneer zal nu van den Raad van
Arbeid een dergelijk voorstel te
verwachten zijn De R. v. A. zal
LUXOR THEATER.
Zaterdag, Zondag en Maandag
gedenkt het Luxor Theater het
heuglijke feit, dat het 10 jaar geleden
zijn deuren opende voor het Venray -
sche publiek, een gepaste en aan
gename ontspanning te brengen,
waarin de directie volkomen is ge
slaagd. De grootste filmwerken zijn
hier vertoond geworden. Venray en
Luxor zijn één geworden, zonder de
bioscoop zouden wij ons Venray niet
meer kunnen indenken. Zooals uit
de achterstaande advertentie blijkt,
geeft de directie ter gelegenheid van
dit 10-jarig bestaan een buiten
gewoon jubileum-programma met
de prachtige hoofdfilm „Vergeet mij
niet." Een der groote verdiensten van
de film en van de geluidstechniek
ervan is, dat beroemdheden van
wereldnaam onder het bezoek der
groote massa worden gebrachtelke
bioscoop kan thans genieten van
de muzikale en vocale prestaties
van kunstenaars, die vroeger slechts
door een beperkt aantal menschen
tegen dure concert-entrée's konden
worden beluisterd.
Zoo hebben we thans ook een
Gigli-film gekregen, waarin de be
roemde Italiaansche tenor Benjamino
Gigli te bewonderen valt in zijn
vocale vertolking van een aantal
opera-aria's. Gigli wordt in de reclame
voor deze film een tweede Caruso
genoemd. Het is best mogelijk, dat
Gigli zijn reeds lang overleden land
genoot in de zangkunst evenaart.
We kunnen constateeren, dat Gigli
in deze film van buitengewone zang
capaciteiten blijkt geeftin al haar
breedte, diepte en glans is deze
heerlijke stem in de film „Vergeet
mij niet" te bewonderen.
Aiu mag men volmondig en gaarne
erkennen, dat aan de uiterlijke ver
zorging van deze film alles i3 gegeven,
wat gedaan kan wordenvoor een
passende ensceneering en décors
toepassing is schitterend zorg ge
dragen. De regiseur van deze Duitsche
film is de Italiaan A. Genina, die
een knap vakman blijkt te zijn. Hij
slaagde er ten minste in om een
vlotte, treffende en soms erg gevoelige
film te maken, waarnaar men met
genoegen zal kijken.
In de film „Vergeet mg niet" speelt
Gigli voor den weduwnaar met één
kind, die liefde opvat voor een jong
meisje, dat kort te voren door een
m:sverstand een teleurstelling van
de zijde van haar verloofde heeft
meenen te ondervinden. Dit meisje
(Magda Schneider) neemt, onder den
deprimeerenden invloed van haar
teleurstelling, en uit genegenheid
voor het zoontje van den zanger
(den 5-jarigen Peter Bosse) het
huwelijksaanzoek van den beroemden,
maar veel ouderen zanger aan. Zij
is echter niet werkelijk gelukkig,
hetgeen uit min of meer sentimenteel-
gevoelige zang-voordrachten van
beide zijden blijkt.
Later duikelt de eigenlijke liefde
van de zanger-echtgenoote weer in
haar leven op, doch het zingen van
een liefdeslied door haar man doet
Liselotte op 't laatste oogenbiik aan
de bekoring weerstaan om haar
echtgenoot te verlaten en het film-
slot vereenigt de zanger met zgn
vrouw en zoontje tot een gelukkig
drietal.
Magda Schneider is en blijft een
heel knappe actrice en zjj is ook
voor deze film een sieraad en ver
sterking.
Bovendien vindt ge in Schilrenberg
een voortreffelgken, beheerschten me
de-speler, terwijl ook de rol verdee
ling van den jongen Peter Bosse om
zgn frisch en natuurlijk kinderspel
de belangstelling voor het spel-ge-
deelte der film vergroot.
Maar met dat al blijft Gigli's zang,
met zijn schitterende timbre, met
zijn perfecte techniek, zijn prachti-
gen gloed en kleur, een groote aan
trekkelijkheid: men hoort hem opera
fragmenten zingen van Rigoletto,
van Martha en andere. Dit meester-