TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Autobusdienst VENRAY-STATION v.v.
GARAGE DERKSEN VENRAY Telef. 35
De werkloozen-
steun op het
platteland.
Treinen richting Nijmegen
(6.45
8.17
10.10
11.22
1.28
(4.15
7.19
10.25
Treinen richting Venlo
(7.34
9.36
10.42
(12.43 3.20
6.03
6.38 9.50
Ons weekpraatje.
Een bezoek
aan„kef goed
verlichte huis
HET GOED VERUMÉi^
Qemengde Berichten
Zaterdag lO^October 1936
Zeven en vijftigste Jaargang No 41
De armoe is er thans
„geordend En de men-
schen zijn daar dankbaar
voor. Laat men in Den
Haag aan ze denken, als
de goudwinst verdeeld
gaat worden.
We hebben thuis nog al eens
aanloop van menschen, die om
het een of ander raad behoeven.
Dat geven van raad is nu een
maal het onbezoldigde bijbaantje
van den man, die in de krant
schrijft. We plegen deze betrek
king met liefde en genoegen te
vervullen.
Vooral de eenvoudige buiten-;
man kan soms dagen en weken
of maanden met hevige kopzor
gen rondloopen over een aange
legenheid, welke met reglemen
ten, voorschritten en bepalingen
verband houdt en daardoor geheel
buiten het kader ligt van dat
gene, waarvan een boer of an
dere plattelander kennis heeft.
Als zoo'n mensch dan bij je
is gekomen met z'n zwarigheid
en je hebt hem met een enkele
eenvoudige inlichting zichtbaar
kunnen bevrijden van een druk-
kenden last, dan vindt je het
werkelijk een werkje, dit ad-
viseeren dat veel genoegdoe
ning schenkt.
Afgewisseld helaas door teleur
stellingen, wanneer je zaken
krijgt voorgelegd, waaraan niets
te doen of te veranderen valt.
Enfin, een dezer dagen komt
er een boertje uit een der om
liggende dorpen, bij me aanbel
len. Als hem wordt opengedaan,
schudt-ie meteen zijn klompen
al uit op de stoep en vertelt, dat
hij den meneer van de courant
welderis even wou spreken.
Als-ie heeft plaats genomen,
komt het oude baasje kort en
bondig met zijn verlangen voor
den daghij wilde graag een
beetje „steun" hebben.
We zeggen hem natuurlijk, dat
hij zich daartoe tot den burge
meester moet wenden. Maar ja,
het vorige jaar was ie al bij
den burgemeester geweest en die
was erg kort tegen 'm geweest.
Hij was 75 jaar en kwam dus
niet meer in aanmerking voor de
werkverschaffing of de werkloo-
zensteunregeling. En van Armen
zorg wilde de burgemeester hem
niet helpen.
Een jaar lang had ie weer
rondgetobd hij was rietdekker
van zijn vak en had 's zomers
nog wel eens enkele karweitjes
maar nou ging het heelemaal
niet meer.
Hij leed gebrek. Hij woonde
heelemaal alleen in een huisje
van 2 gulden, genoot geen cent
ouderdomsrente, omdat-ie altijd
„zelfstandig" was geweest, kort
om deze 75-jarige kon het niet
verder bolwerken in het leven.
En of ik nou geen middel wist
om hem aan „steun" van de
overheid te helpen.
Heb je kinderen vroeg ik.
Ja, de oude baas had kinderen
Hij stak z'n hand op en begon
zijn kinderen af te tellen op z'n
vingers. De een was weduwe
en had vijf kinderen; de andere
woonde daar en die d'r man
was in "de werkverschaffing, 'n
derde... Enfin, het was allemaal
arinoe troef...
Maar één dochter heb ik
het gezicht van den ouden man
kreeg nu iets stralends één
dochter heb ik met vijf kinderen
en een man, die niet mag werken
van den dokter. Maar die hebben
het goed Die hebben het goed
Ha 1 dacht ik. Vandaar, dat de
burgemeester niet wil helpen, 't
Is hier een kwestie van wettigen
onderhoudsplicht.
Wat doen die dan? vroeg
ik direct.
Doen
Ja. Ik bedoel: waar hebben
die het zoo goed van
Nou ja, die worden onder
houden' doo: de gemeente. Zie
je, in de stad Die wonen in
X. (De man noemde de provin
ciale hoofdstad). Ja, die hebben
het goed 1
Wat we verder met onzen be
zoeker hebben besproken, doet
hier niet ter zake. We gaven 't
bovenstaande schetsje, dat van
a tot z waar is, om te laten
zien, hoe „men" op het platte
land denkt over de werkloozen
zorg in de stad.
Zelf zijn we ons heel goed
bewust, dat een stad geen werk-
loozen-paradijs is, maar wél
krijgen we soms den indruk, dat
men in de stad en niet 't minst
„in Den Haag", wat héél ge
makkelijk oordeelt over de wijze,
waarop in de behoeften van
plattelandsbewoners is te voor
zien.
Zeker, er is in economischen
zin reeds heel wat verbeterd op
het platteland. De armoe is thans
min of meer georganiseerd. De
menschen zijn daar dankbaar
voor. Als men sommige kranten
leest, krijgt men den indruk, dat
„de" arbeiders in de steunrege
ling niets anders zien dan een
stelsel van bepalingen, dat de
grenzen van den honger regelt.
Op het platteland zijn de steun-
uitkeeringen het kleinste, maar de
menschen zijn er over het alge
meen het meest tevreden.
Velen zijn er zelfs dankbaar
voor de werkverschaffings- en
steunregelingen.
Wel vermelden tegenwoordig
stelselmatig bijgehouden stati
stieken, hoeveel volledig en ge
deeltelijk werkloozen er zijn,
maar de statistieken herinneren
er niet meer aan, hoe ook vroe
ger de werkloosheid op het land
min of meer regel kon zijn.
De seizoen-werkloosheid is er
altijd de geesel geweest. In den
winter teerden de huisgezinnen
op de spaarpot van den zomer,
op de inmaakpotten en op den
pof van den kruidenier.
In sommige streken konden de
werkloozen in den winter de
bosschen van een of ander land
goed schoonen tegen een ver
dienste van 4 of 5 gulden per
week.
Van de werkloozenzorg der
overheid profiteeren mede de
tienduizenden seizoen- en z.g,
losse arbeiders, die thans recht
op steun of plaatsing in de
werkverschaffing hebben, terwijl
weleer van deze menschen slechts
werd verlangd, dat ze in den
winter met hun honger niet al te
veel te koop zouden loopen.
We zeiden reeds, dat men op
het platteland dankbaar is voor
deze verandering.
Heel vaak hebben we het de
menschen hooren zeggen, hoe ze
bij den toestand van heden veel
gelukkiger zijn dan vroeger; er
is veel meer verzekerheid.
Op het platteland zijn de be
hoeften nog eenvoudig, zóó een
voudig, dat menige familie trots
gaat op de „positie" van den
verwant, die in de stad als een
werkiooze zijn vaste uitkeering
geniet.
In de stad laat men zich door
de bescheidenheid en dankbaar
heid van het platteland wei eens
misleiden.
Men heeft er den indruk, dat
de plattelander zich zelf wel redt
en uit zijn stukje tuin ongeveer
alles kan trekken, wat-ie noodig
heeft. Men heeft er geen begrip
van, hoe weinig groot en vaak:
hoe weinigl vruchtbaar de grond
wel is, waar de landarbeider en
kleine boer ten deele van moeten
leven
De arbeider in de stad eet
soms zijn gekochte groenten
goedkooper dan de landarbeider
zijn zelf geteelde producten. Op
het platteland is men tevreden,
omdat de armoe er vroeger zoo
heel, héél erg grauw was.
De lucht in de steden davert
op het oogenblik weer van de
„eischen" der arbeiders. Nu de
gulden is gedevalueerd wordt er
gulzig gekeken naar den goed-
gevulden goudpot van de Neder-
landsche Bank.
Huurtoeslag, aanpassing der
loonen aan het prijspeil, verhoog
de uitkeeringen, het zijn ,.de
eischen" welke men stelt.
In de stad. En voor de stad
Het platteland uit zich zóó
niet dat is niet naar den aard
van den plattelander.
Daarom dringen we er langs
dezen weg op aan, dat de over
heid, als ze straks onder den
druk van allerlei eischen aan het
verdeelen raakt van de goud
winst, dat ze dan óók zal
denken aan die tevreden arme
zwoegers van den rauwen grond,
die, als er geen arbeid meer is,
zes, zeven gulden steun krijgen
voor zich en hun gezin.
Vertrek autobus aan de Paterskerk
6.20
7.52
9.45
10.57
1.03
3.50
6.54
10.00
Vertrek autobus aan de Paterskerk
7.09
9.11
10.17
12.18 2.55
5.38
6.13 9.25
De met gemerkte treinen loopen niet op Zon- en Feestdagen.
Voor alle extra-treinen loopen extra-autobussen, vertrek a.d. Paterskerk 25 minuten vóór het vertrek van den trein.
En dan God en de menschen
tevreden danken, omdat het zóó
toch maar heel wat beter is dan
vroeger. Md.
MIJN WANDELSTOK.
EEN VERWAARLOOSDE
VRIENDSCHAP.
WAAROM WANDELEN WE
NIET MEER
Ik heb een stok, een dikken,
stevigen en toch lichten stok. Een
stok met 'n ijzeren kogel onderaan,
een wandelstok. Ik heb 'm vele jaren.
Met dien stok heb ik de wegen af-
geloopen van den omtrek der plaats
mijner inwoning. Omdat die plaats
nog al eens 'n Andere werd in den
loop der jaren, wisselde ook het
wandelterrein van mij en m'n stok.
Ik heb er vreemde landen mee door-
zworven. M'n stok is jarenlang mijn
beste kameraad geweest, 'n Wandel
stok geeft je „houding", als je handen
overigens leeg zouden moeten zijn.
Hij geeft je steun als je moe bent.
Mijn wandelstok hielp me, om
gemoedsstemmingen te uiten. Als
het den eersten van de maand was
en ik liep door de Kalverstraat in
Amsterdam, géld in m'n zak, en na
ergens lekker gegeten te hebben,
dan schrééd ik met mijn stok in een
gevoel van zelfbewustzijn, zelfvol
daanheid en zelfverzekerdheid voor
de toekomst, waardig over het trot
toir, récht-op, met forschen regel-
matigen stap, zwierig mijn stok naar
voren zwaaiende, neerzettende, ach
terwaarts terugtrekkende, op-neer
terug, afgepast als de slingerbeweging
van een klok.
De laatste dagen van de maand
manoeuvreerde ik onbewust
heel anders. Dan hing mijn stok aan
m'n arm, terwijl ik me onrustig tus-
schen de menschen doordrong om
hier en daar voor een etalage halt
te houden, kijkende naar de dingen,
die ik niet koopen kon. Nu en dan
nam ik den stok in de hand, zonder
hem te laten neerkomen op den
grond. Ik gaf er een tik mee tegen
een muur of een stoep en manoeu
vreerde soms zoo dwaas met het
ding, dat een of andere mijnheer,
wiens humeur op dien tijd van de
maand óók in mineur was afgestemd,
de punt haast tegen zijn broek kreeg.
Dan draaide zoo'n mijnheer zich met
een nijdig gezicht om, en sloeg met
de vlakke hand demonstratief een
denkbeeldige vlek van zijn pantalon.
O, die stok! In plasregens heb ik
uren loopen dwalen over verlaten
wegen en toch voelde ik me nóch
eenzaam, nóch verveeld. Ik zette me
op de hand, waarmee ik den knop
van m\jn stok omvat hield, als ik
hier of daar getroffen werd door een
schoon of merkwaardig uitzicht. Ik
zwaaide en draaide mijn stok, als ik
zomers buiten was en alles in de
natuur zong en van levensdrift trilde.
Ik omkneep mijn stok in zijn midden,
als ik liep te overdenken, op welke
wijze ik in het volgend nummer van
de krant mjjn gedachten opponent
het deugdelijkst te woord zou kunnen
staan. Ik sloeg naar de bladeren van
de boomen en de koppen van de
bloemen, als het onrustig bij me was,
van binnen. Ik ben thuis gekomen
met mjjn stok, gelegd op mijn schou
der, en bovenaan op den knop mijn
hoed.
Triomfantelijk als ééns de Joodsche
mannen, die het land van Kanaan
hadden ontdekt en naar hun verdrukte
volksgenooten weerkeerden, beladen
met vruchten, die ze hadden geplukt
en die het overtuigend bewijs moesten
vormen, hoezeer dat nieuw ontdekte
land van melk en honing overvloeide.
Ha, mijn stok, mijn wandelstok!
Avonturen heb ik er mee beleefd
samen zijn we getuigen geweest van
drama'ssamen hebben we ook de
onderscheidene vreugden des levens
gedeeld.
En toch, tóch was ik dezen vriend
ontrouw geworden. Als ik weer eens
verhuisde in de laatste jaren,
zeker, dan moest mijn stok mee.
In de nieuwe woning kwam-ie weer
aan den kapstok te hangen. Mijn
wandelstok aan den kapstok. Ja,
letterlijk en figuurlijk. Jaren heeft-ie
daar nu gehangen, in onbewogenheid.
Opgeborgen, zooals een afgeleefd
kereltje in 'n ouwenmannenhuis.
M'n stok ging niet meer uit,
hij was geen wandelstok meer, omdat
zijn baas, zijn kameraad, geen wande
laar meer was. Totdat.... onlangs
een wilde, fietsende knaap, een bot
sing met mijn fietsende persoonlijk
heid veroorzaakte. Wat me een paar
verrekte beenpezen bezorgde
Die b!.... aap had me zes, zeven
jaar éérder van mijn fiets moeten
gooien. Dan zou ik ook eerder mijn
wandelstok in vriendschap hebben
hervonden. Eerst toen ik mank ging,
heb ik er weer aan gedacht om mijn
ouden kameraad van vroeger in de
hand te nemen. En hij bleek nog óp
ende top de ouwe te zijn. Hij herwerd
me een steun, een hulpe, een met
gezel. Een, met wien ik zonder woor
den kon praten. Een, die me houding
gaf op den weg van loopen en
wandelen, die altijd lang is. Een,
die me gezelschap was en me uiting
hielp geven aan m'n gedachten. Een,
die in alle opzichten het gezonde
wandelen tot een aangename ont
spanning hielp maken.
Ik las een dezer dagen een stukje
in de krant over de zeventig duizend
voorwerpen, welke per jaar door de
Spoorwegen als achtergelaten en
daarna „gevonden" voorwerpen wor
den verzameld. Vermeld stond, dat
het aantal achtergelaten en gevonden
wandelstokken in aantal opvallend
vermindert, sedert de mode den wan
delstok minder gunstig gezind is
geworden.
Is er hier inderdaad van een mode
wijziging sprake Neen, de goed-
koope fiets, de goedkoope motor en
de voor beter-gesitueerden ook nog
betrekkelijk goedkoope auto, hebben
ons te beroerd gemaakt om te wan
delen. We hebben het gezonde
wandelen verleerd. Speciaal de fiets
is het gemaks-verlengstuk van onze
voeten geworden.
We „pakken" ze, als we op de
helft van de straat 'n brief op de
bus moeten gaan doen. We nemen
voor alles en nóg wat „even" de
fiets, al hebben we een zee van tijd.
Wij zijn door een overvloed van
gerief te gemakzuchtig geworden.
Werkloozen en dat zijn dan toch
menschen, die niets te doen hebben,
komen per fiets naar het stempel
lokaal. En „karren" dan weer terug
naar huis. De een wordt vet van te
weinig beweging, de ander lui en
traag, de derde sjachrijnig.
Sommigen mopperen, omdat ze
zich voelen demoraliseeren onder het
niets-doen, maar grijpen voor het
geringste boodschapje.... de fiets.
Niemand behoeft zich door deze
woorden gekrenkt te achten, want
ik ben zelf nét zoo. Het is geen
bewust kwaad, dat we jegens ons
zelf begaan, maar kwaad blijft het.
Ouze Lieve Heer heeft ons beenen
gegeven om te loopen en gezond te
blijven, maar we gebruiken ze om
te fietsen.
En als het loopen, het wandelen,
iets naars en vervelends was, dan
i onze moderne gemakzucht
eenigszins verklaarbaar wezen. Er
is echter geen beweging die ons
lichaam zoo gezond maakt houdt en
zooveel schoons voor den geest ont
sluit, als juist dat mooie, ouderwet-
sche wandelen.
Ik hoop, dat ik weer eens 'n
poosje waardeering behoud voor mijn
ouden kameraad, voor mijn wandel
stok. En dat er op het juiste moment,
n.l. als ik die waardeering dreig te
verliezen, weer 'n kwajongen zal
opdagen, die me van mijn fiets gooit.
Brj voorkeur zonder al te veel brok
ken te maken van mijn ouder
wordende botten.
tijdens de
Liditlentoonslel-
ling te Venray
in liet Patronaat.
10,11, 12, 13, 14 Oct.
Deze keurig ingerichte woning, die
door de plaatselijke installateurs in
samenwerking met Philips hier te
Venray in het Patronaat is opge
bouwd, is een bezoek zeker waard.
Wij zien verschillende interieurs, com
pleet ingerichte kamers, waarbij het
lichtelement een voorname plaats in
neemt en het is de bedoeling om
hiermede te demonstreeren, wat met
een goede verlichting bereikt kan
worden.
Wij zullen ons bezoek beginnen met
het interieur, waarmede wij bij het
binnenkomen van een werkelgke wo
ning ook het eerst kennismaken: de
hall. De hall bevat geen overbodige
meubelen, die alleen maar dienen om
in den weg te staan. Een eenvoudig
armatuur aan het plafond met 'nmelk-
glazen ballon in druppelvorm zorgt
voor de hoofdverlichting. Deze lamp
geeft een helder licht tot in alle hoe
ken en is daarom voor het doel veel
beter geschikt dan een lamp met kap,
die het licht naar opzij teveel tegen
houdt. Een tweede kleiner armatuur
bevindt zich bij de trap.
Als we de deur van de diepe kast
onder de trap openen, vinden we nog
een lampje. „Dat is goed bekeken"
hoorden we zeggen, en dit ééne zin
netje, dat we terloops opvingen, be
wijst wel, dat ook zulke eenvoudige
dingen als een lampje in een muur
kast gemakken zijn, waaraan veel
menschen nog nooit gedacht hebben.
En dat is ook tenslotte de waarde
van een dergelijke expositie; de be
zoekers doen eens nieuwe en orgi-
neele ideeën op die zij met min of
meer variatie in hun eigen woning
kunnen toepassen. En met een beetje
fantasie kan injéén verlichtingsthema
heel wat variatie gebracht worden.
De beide woonvertrekken, die „en
suite" gelegen zijn, bezitten een een
voudig meubilair; comfortabel, maar
niet overdreven luxueus of modern.
En toch maken deze kamers een fees-
telijken, intiem gezelligen of huise-
lijken indruk, al naarmate we de eene
of de andere verlichting kiezen.
11 i -T if:::;
i» -
Adverteert in dit blad.
DRIE BOERDERIJEN IN DE
ASCH GELEGD.
Zondagavond omstreeks kwart voor
elf is door tot nu toe onbekende oor
zaak brand ontstaan in de boerderij
van de familie A. van den Bogertin
de Korenstraat te Hedel.
De bewoners die zich ter ruste
hadden begeven moesten in nachtge
waad het brandende huis verlaten.
Het vuur greep met groote snelheid
om zich heen en sloeg weldra over
naar de twee aangrenzende boerde
rijen van P. van Hemert en C van
den Bogert Dzn.
De plaatselijke brandspuit kon niets
de vuurzee uitrichten. Na geruimen
tijd verscheen ook de motorspuit van
Ammerzoden, doch deze behoefde
geen dienst meer te doen aangezien
er, dank zij de windrichting, geen ge
vaar meer bestond voor uitbreiding.
Het grootste gedeelte van de inboe
dels der drie woningen is verloren
gegaan, evenals groote hoeveelheden
hooi en stroo.
De groote hooischuur van den land
bouwer C. van den Bogert, bleef ge
spaard evenals een auto.
Vooral de zitkamer heeft verras
send aardige hoekjes, terwijl de huis
kamer meer ingesteld is op de da-
gelijksche bezigheden. Hier is een
hanglamp met halfindirecte verlich
ting, waarbij een compromis gemaakt
tusschen twee tegenstrijdige
eischen. Want in een huiskamer moet
in de eerste plaats voldoende direct
licht op tafel, terwijl de kamer zelf
om een diffuus, indirect licht vraagt.
"Origineel is het verlichte bloemen
tafeltje. Het is een laag tafeltje of
kastje met een gloeilamp, waarvan
het iicht door het matglazen boven
blad schijnt het is een prachtige
uitvinding om 's avonds een bouquet
bloemen in onze kamer goed tot zijn
recht te laten komen.
Een goed voorbeeld van een lamp
voor indirecte verlichting treffen we
in de kelkvormige staande lamp. De
gloeilamp bevindt zich in de kelk,
die het licht naar boven toe weer
kaatst. De vorm van het geheel is
uiterst eenvoudig gehouden. Boven
de kelk steekt een smalle witte rand
uit, die het licht weerkaatst en
waardoor we weten, waar het licht
vandaan komt. Bij veel armaturen
voor indirecte verlichting schuilt
juist een groote fout in de omstan
digheid, dat we niet kunnen zien,
dat het een lichtbron is en dat het
indirecte licht in de kamer hier zijn
oorsprong vindt.
In de slaapkamers van „Het Goed
Verlichte Huis" speelt de Philinea-
lamp van melkglas een voorname
rol. Zeker, als we in bed liggen, heb
ben we niet veel licht noodig, maar
we kunnen des te meer licht gebrui
ken als we hier 's morgens of
's avonds ons toilet maken. Daarvan
kunnen de mannen meepraten, als
zq zich moeten scheren in een half
duistere kamerTer weerzijden van
den spiegel bij de waschtafel be-
hooren dan ook twee lampen te
zitten, die het gelaat aan beide
zijden verlichten en vooral de lang
werpige Philinea, die een veel grooter
bestralingsveld heeft dan een gewone
gloeilamp, voldoet hier uitstekend.
Zoo'n langwerpige lichtbron uit
melkglas past ook beter bij de vaste
waschtafel dan een wandarmpje.
Om dezelfde redenen als bij den
spiegel van de waschtafel behoort
ook ter weerszijden van de kaptafel
zoo'n practische en decoratieve
Philinea te zitten. Op zoo'n keurig
geheel, als we in het ideaal verlichte
huis kunnen bewonderen, zullen heel
wat bezoeksters verliefd worden.
Voor de algemeene verlichting
hangt in het midden van de beide
slaapkamers een lamp met indirect
licht, die hier natuurlijk te verkiezen
is boven een lamp met een kap of
pendel. Door de indirecte verlichting
wordt de geheele kamer in een ge
lijkmatig, zacht schijnsel gezet, ter
wijl een lamp met kap alleen een
plek in het midden van de kamer
hel verlicht; bij een slaapkamer is
dit niet alleen overbodig, maar ook
storend, omdat het contrast met de
omgeving te groot wordt en we van
uit ons bed dan pardoes in het licht
kqken.
Een lampje naast het bed is altjjd
gemakkelijk, omdat het onmiddellijk
onder het bereik is en ook de lees
lampjes aan het hoofdeinde mogen
we niet vergeten te noemen.
Het licht in de diepe muurkasten
is geen overbodige maatregelook
voor onze linnenkast de trots van
de huisvrouw lijkt ens dit idee
geslaagd. Het moet toch wel een
prettigen indruk maken, als we onze
stapels helder wit gewasschen en
netjes gevouwen goed in een flink
licht kunnen zetten.
In de badkamer bevindt zich een
eenvoudige plafonnier, die het helder
witte licht van de gloeilamp onge.
hinderd doorlaat en het geheele ver
trek ruim voldoende verlicht zq
is bovendien practisch en zindelijk.
Ook in de keuken dient een derge
lijke plafonnier voor de hoofd
verlichting, maar boven den gootsteen
en het fornuis is een z.g. „potten
kijker" gemonteerd. Deze nieuws
gierige lamp is toch wel een goede
hulp in de keuken.
Hiermede is dan onze rondwande
ling door „Het Goed Verlichte Huis"