TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS De jongen van heden. FEUILLETON. Geluksdroom Afrikaansche brieven. Zaterdag 25 September 1936 Zeven en vijftigste Jaargang No 39 Het bekende maandblad „Dux" Tijdschrift voor allen, die me dewerken aan de vorming van de katholieke rijpende jeugd - heeft een geheel nummer gewijd aan de R. K. Middelbare Schooljeugd. Het bevat verschillende interes sante artikelen van bevoegde schrijvers. We mogen hier een en ander laten volgen van hetgeen Dr. V. L de Brouwer opmerkt over de leer lingen van onze middelbare scho len Hij constateert, dat het aan tal var wat wij ..vlugge leerlin gen" plegen te noemen, procents- gewijze aanzienlijk is afgenomen. In zoo aanzienlijke mate, dat aan een school, wier leerlingen-aantal intusschen verviervoudigd is, het aantal, vlugge leerlingen zelfs absoluut genomen, beneden dat van vroeger blijft. Hij boekt allereerst eemgen in vloed daarop in de zoogenaamde democratiseering van het middel baar onderwijs. De leeraren, die het kleine volk ter onderrichting ontvangen, zijn al gauw geneigd dit te wijten aan de gebrekkigheid van het onderwijs op de lagere school. Nu is het wel waar, dat de lagere school zich in den lateren tijd meer op het afleveren voor t le ven dan 'l voorbereiden voorver- der onderwijs heeft ingesteld. Voor het grootste getal van zijn leer lingen is waarschijnlijk wel het lager onderwijs eindonderwijs. Dat nu de lagere school zich I richt naar het grootste aantal, lijk volkomen redelijk. Maar voor het wéten, voor den overgang in middelbaar onderwijs levert dat; begrijpelijk nadeel op. Zijn echter de knapen wat lan geren tijd aan de middelbare scholen aanwezig, dan blijkt wel dat er nog een andere reden is, waarom de knapen zoo weinig weten. En de oorzaak daarvan za zeker ook al voor de lagere school gevolgen hebben, en dus ook op 't eind-resultaat van het lager onderwijs. Die oorzaak is: een opvallend gemis van concentratievermogen •t Minste gerucht in de buiten wereld leidt hun aandacht af. Het geronk van een vliegmachine, het geraas van een voorbij-snellen- den auto doet ze opkijken en neemt de oplettendheid weg. Om dan nog te zwijgen over hun po gen om mondeling of schriftelijk afspraken te maken over een voet balmatch, dien ze m den namid dag zullen houden. Heel veel energie moet de leraar verbrui ken, om althans eenige oogen- blikken de knapen allen bij de les te hebben. Het zelf moeite- doen om iets te begrijpen schijnt van hun weik-program te zijn ge- Dit'' gemis aan concentratie moet, dat blijkt, al in de lagere school aanwezig zijn gfweest.en ook daar voor het echte leeren noodlottig zijn. Leerzaam is het, eens na te gaan, hoe goed ze op de hoogte zijn met de handgre pen van den chauffeurs-stiel, hoe zéker ze onderkennen, of de auto een Fordje, of een Overland, of een Buick is; dat zien ze aan den vorm, dat hooren ze aan de claxon. Ze noemen u de namen van voetbal-elftallen en van filmster ren. Maar probeert men, hun eens uit te leggen, hoe een motor in elkaar zit, dan is de belangstel ling weg. Een opvallende nei ging tot oppervlakkigheid zal men bij voortduring ontmoeten. In den loop der verdere school jaren vermindert deze oppervlak kigheid, vooral bij de meer be gaafde leerlingen, wel eenigzins Tot het laatste toe blijft er iets van over. Voor de degelijkheid van hun intellectueele vorming is ze een rem geweest. Waar deze neiging tot opper vlakkigheid vandaan komt, moeilijk stipt te zeggen. Zeker is het, dat ze die op de middelbare school reeds meebrengen, hoogst vermoedelijk is ze al vóór de lagere school aanwezig. In dat geval stamt ze uit het gezin en uit de moderne toestanden. makkelijk waartoe dat alles dient en storen er zich heel weinig aan, wanneer ze niet worden gecon troleerd. door JAMES OLIVER CURWOOD. 20. Niet voordat Alan vasten voet aan land had gezet en Cordova voor hem lag. als uit de bergen verrijzend, kwam er eenige ontspan- ning over hem. Nadat hij de landingsplaats ver laten had, stond hij alleen in de duisternis, de berglucht diep in ademend, terwijl hij zijn blikken liet ronddwalen. Het was pikdonker om hem heen. Het kwam hem voor, als of hij zich te midden van een inkt zwarte zee bevond, waarin hij ieder oogenblik verzwolgen zou kunnen worden. De storm was nog niet los gebroken, maar de atmosfeer was loom en drukkend. Het geluid van den donder was thans dichtbij hoor baar, doch het geleek gedempt door een machtige hand, die voorbereid selen scheen te maken de geheele aarde onverwacht te overvallen. Door de sombere, zwarte duisternis zocht Alan zijn weg hij was niet verdwaald. Drie jaar geleden was hij tallooze malen naar de hut van den ouden Olaf Ericksen gewandeld, die een halve mijl van de kust verwij derd lag en hij was ervan overtuigd dat Ericksen nog zou wonen op dezelfde plaats; waar bij zich twintig jaar geleden neergezet had en waar Alle leeraren kennen de ver schijnselen van heel eigenaardig soort, die zich voordoen, als de jongens de puberteitsjaren ingaan. Dat heeft voor en na bestaan Maar in vergelijking met vroe ger valt het op, dat de verschijn selen en dus de puberteit zich naar voren hebben verlegd. Ter wijl onze leerlingen in't algemeen op jeugdiger leeftijd aan 't mid delbaar onderwijs beginnen, is de lastige klas, die vroeger de derde was, nu de tweede klas gewor den, soms en hier en daar reeds de eerste. Men zou daaruit opmaken, dat de zinnelijke prikkels vroeger op hen werken, of dat dan gebeurt door de vrijere kinderlectuur of door de losser zeden op straat en in huis, of door beide. Bij tal van jongens mag moge lijk de bioscoop ook een deel van dit resultaat voor zich opeischen Dat de genoemde vrije omgangs vormen, dat lectuur en bioscoop en in mindere mate ook de radio niet vreemd zijn aan het bewer ken van een vroegtijdig geheim flirten van onze jongens, zal wel niet aan twijfel onderhevig zijn Terwijl ook het gauw zich-groo- ten-mensch-voelen door de klee ding en een vrij groote weelde righeid is in de hand gewerkt Op heel weinig uitzondering na zitten alle leerlingen van de mid delbare scholen ruim in hun zak geld. Ze kunnen het zich veroor- looven om goede klanten te zijn bij de ijsco-venters en in de snoep en sigarettenwinkels. Met dat groote-mensch-zijn hangt samen een vrijheid van doen, ook in andere opzichten Het kost de knapen moeite zich te onderwerpen aan voorschrifien, die genomen zijn om de orde te bevorderen. Ze begrijpen niet ge- hij zich voorgenomen had te blijven, totdat de zee zelf hem met hut en al op zou komen eischen. Een oogenblik later rees de don kere schaduw van de hut voor hem op en werd door een bliksemstraal de deur duidelijk zichtbaar, In een kort oogenblik van stilte kon hij het gekletter der regendrup pels op het dak hooren, toen hij zijn tasch neerzette en met zijn vuisten op d" deur sloeg om den ouden Zweed te wekken. Daarna opende hij deze en trad binnen, terwijl hij zijn bagage op den grond wierp onder het uitroepen van den welkomstgroet, dien de oude Ericksen zeker niet vergeten zou hebben, niettegenstaande het reeds vijf en twintig jaar geleden was, dat hij en Alan's vader te zamen de bergen hadden doorkruist. Hij had de olielamp op tafel iets hooger opgedraaid, en op den drem pel van de binnendeur zag hij Erick sen zelf verschijnen met z'n indruk wekkend hoofd, zijn breede. forsche, gebogen schouders, zijn doordringende oogen en den grooten, grijzen baard, die zijn naakte borst bijna geheel bedekte. Enkele minuten staarde hij hem met groote verbaasde oogen aan, doch toen Alan met een plotse ling gebaar zijn hoed afwierp, liet de oude man een kreet van blijd schap hooren, en vloog op hem toe. Ze drukten elkaar stevig de hand. Boven het geluid van den storm, den regen en het gerinkel der ven sters, klonk de stem van den Zweed, Hij sprak over drie jaar geleden, terwijl hij den slaap uit zijn oogen wreet, doch er was iets in de uit drukking van Alan's gezicht, wat hem plotseling deed zwijgen, en hem 'n Algemeen gehoorde klacht is; de tuchteloosheid van de te genwoordige jeugd. Natuuurlijk hebben ook de leerlingen van onze middelbare scholen daarvan het hunne te pakken, 't Wil me echter voorkomen, dat de weer spannigheid zich niet méér open baart dan vroeger. Verzet-plegen gemeenschappelijk en wel over legd, zal wel tot de zeldzaam heden behooren, en een of ander leeraar eens „pesten", daar gaan ze niet zoo licht toe over. De tuchteloosheid vertoont zich veeleer in hun algemeeene ma nier van doen; ze zijn groote menschen, ze weten het zelf wel En anders verlangen ze, dat hun de redelijkheid van een maatregel, wordt duidelijk gemaakt. Voorai bij de grootere leerlingen zijn daarom de ouderwetsche straf- exercitiën gehaat, en deze be werken in den regel bij hen niet veel goeds. Zeer gevoelig zijn ze dat hangt hiermee samen voor een opmerking op 't juiste oogenblik, waaruit blijkt, dat men ze toch nog ais kleine kin deren beschouwt, die niet op eigen beenen kunnen staan. Behalve dan voor enkele indi viduen, voor wier verbetering de roede of |het „pak slaag" het eenige middel is (die zijn er, naar 't gevoelen van schier alle leeraren) zal de hardhandige be straffing meestal haar doel mis sen. De doorsnee grootere leer ling zou zoo iets beneden zich achten en er waarschijnlijk niet beter van worden. Tot de problematiek van der leerlingen streven hoort wel het feit, dat ze neiging hebben tot fascistische organisatie, tot dic tatuur, tot den sterken man, of hoe dat allemaal heeten mag. Wanneer ze samen iets onder nemen, 'n voetbal- of hockey wedstrijd, wanneer ze samen een ontwikkeiingsclub hebben, onder werpen ze zich als van zelf sprekend aan den benoemden voorzitter. Als ze lid zijn van een padvinders- en verkennerscorps, beoefenen ze gewillig de gehoor zaamheid maar als ze op school aan orde-voorschriften worden herinnerd, vatten ze dat weinig ernstig op. Soms voelt men uit hun houding, datze de zaak eigenlijk belachelijk vinden en een soort van medelijden hebben met die antieke schoolmeesters. Inderdaad onderzoek dat eens onder vier oogen, en laat ze eens rechtuit praten ze dragen de overtuiging in zich dat de voor zaten „er niets van gekend heb ben anders zou de boel er nu niet zoo „beroerd" uitzien." En uit allerhande boeken en uit de kranten hebben ze geleerd, dat het allemaal anders moet dan vroeger. En ze zien en hooren ook van velerlei ellendigheden. in de hoogere klassen denken deed begrijpen, dat Alan hem van zijn kant veel meer te vertellen had. Vijf minuten later opende de oude man een buitendeur om te zien. of het mogelijk was den storm te trot- seeren, doch de regen kletterde hem in 't gezicht en noodzaakte hem deze weer te sluiten Samen moesten ze blijven wachten tot het aanbreken van den ochtend En bij het krieken van den ochtend stak Ólaf's lange, zwarte motorboot X. De wind was gaan liggen, doch de regen stroomde nog neer en van uit de bergen klonk het zachte ge rommel van den wegstervenden donder. De stad was onzichtbaar en tot op vijftig Meter afstand kon men niets anders onderscheiden dan dichten, grauwen nevel. Het water viel in stroomen van zijn olie- jas, en Olaf's baard dreef van het water. Het was echter een zoele regen en het hoofd van den ouden Zweed was ontbloot, terwijl hij zijn oliejas onder in de boot had gelegd. Zooals hij daar aan het stuur zat, deed hij denken aan een machtig beeld uit de oudheid, en door de bijna ondoor dringbare schemering liet hij de -Norden" met volle kracht loopen, zoodat zij de zee doorkliefde met de snelheid van een torpedo. Alan herinnerde zich de geruchten, die de ronde plachten te doen over de ongeoorloofde, buitensporige snel heid, waarmede Olaf durfde varen. Nu kwamen deze hem niet zoo onwaarschijnlijk voor, want de duivel achtige gang, waarmede Ericksen zijn ze er al eens aan wat ze worden willen, en bij alle jonge onbe zorgdheid benauwt hen toch in de diepte reeds hun lot in de toekomst. Met het allernieuwste op 't gebied van litteratuur, met de nieuwste streving op politiek ter rein verklaren ze zich gretig solidair, al begrijpen ze de zaken nog maar half. Zoo komt het, dat hun dweperijen ook zoo snel veranderen. Het oude is gauw duf, en wat niet nieuw is, is bij hen gauw verouderd, 't Is of een instinct matige afschuw van het verledene hen heeft aangegrepen 't ver ledene heeft immers het beroerde nu geleverd. Van redeneeren en wikken en wegen houden ze nietgoed- of afkeuren doen ze zonder aarzeling. En dat doen ze in de eenvormige termen van de oppervlakkigheid. Ze vinden iets „prachtig" en ze zijn „enthousiast voorstander of ze noemen het „onzin" en „lapwerk." Bijna al wat in 't voorgaande gezegd is, lijkt wel op een requisitor-nemen tegen onze jon gens. Intusschen is het zoo niet be doeld. En om daarom ook iets ge wichtigs en verblijdens te ver melden, ik zou haast zeggen décharge", meen ik ten slotte te moeten opmerken, dat onze jon gens in doorsnee anders staan dan vroeger ten opzichte van den godsdienst. Problemen over het geloof hebben ze minder. Twijfels gerezen uit het ver nemen van resultaten van weten schappelijk onderzoek komen er weinig bij hen op. Misschien, ja waarschijnlijk ligt dat ook wel hieraan, dat de belangrijkheid van de wetenschap hun niet groot meer lijkt. Een vaag gevoel, dat deze de boel niet heeft kunnen redden, is bij hen aanwezig. Daarentegen hebben de zede lijke moeilijkheden wél hun aan dacht. En in de omringende gevaren zijn ze wél overtuigd van den steun der genade en zoeken zij eerder de H.H. Sacra menten op. Ze zijn er buiten gemeen nieuwsgierig naar of iets mag of niet mag. En voor waar schuwingen tegen gevaren zijn ze niet ongevoelig. In het stuk van de godsdienst kennis boeien hen veel meer de bovennatuur en het genade-leven dan speculatieve beschouwingen. En de leer over Christus en de Lieve Vrouw trekken hen aan. Terwijl ze ook wel wat over hebben voor de uitbreiding van Gods Rijk, voor de missie. Iedereen die 't bovenstaande leest, zal wel begrijpen, dat er alleen getracht is te typeeren dat het getal van de nuances naar allen kant beperkt is. Zoo er iets van het abstracte, van het algemeene in de geestes houding van den modernen leer ling onzer middelbare scholen uit deze bladzijden den lezer mag boot door de onzichtbare gevaren der duisternis dreef, ging alle perken te buiten. Alan genoot hiervan het was, alsof zijn zenuwen hierdoor eenigszins tot rust kwamen en hem in staat stelden helderder te kunnen denken over de taak, die hem wachtte. Olaf had hem den voorgaanden nacht in zijn hut reeds van het dwaze van zijn verwachting om Mary Standish te vinden, trachten te over tuigen. De kust tusschen Eyak-rivier en Katalta was zóó vol rotsen, klip pen en inhammen, dat het een on mogelijkheid was om daar ooit een lijk terug te vinden. Met zijn onder vinding van twintig lange jaren had Ericksen nog nooit gezien, dat er daar een lijk aan land was gespoeld, en hij gaf als zijn vaste overtuiging te kennen, dat het lichaam van het meisje op den bodem der zee moest rusten. Maar Alan's behoefte om toch te zoeken werd er niet minder door. Hoe sneller de „Norden" voorwaarts schoot, des te sterker werd zijn ver langen daartoe. Zelfs het geratel van den donder en het kletteren van den regen schenen hem eveneens aan te sporen. Volgens hem lag er iets bespottelijks in de taak, die hij zich gesteld had. Het was wel het minste, en het eenige eerlijke wat hij doen kon, zei bij tot zichzelf Als het niet Mary Standish bad betroffen, maar zijn vader, een broer of zuster zou hij hetzelfde ondernomen hebben. En er was toch nog een kansje, dat hij haar vinden zou. In zijn geheele leven had „kansberekening" een groote rol bij hem gespeeld gewoon- 'ijk moest hij vechten tegen onvoor ziene dingen, die hij tenslotte toch overwonnen had en terwijl de boot tegemoet komen, dan acht de schrijver zijn doel bereikt en zijn moeite beloond. Hij weet zeer goed, dat klagen over achteruitgang in dit of dat geen nut oplevert.We zullen onze leerlingen moeten nemen zooals ze zijn, we zullen ze moe ten vormen terwijl we zelf goed weten hoe ze zijn. We zullen hun anders-zijn met welwillende af daling moeten tegemoet treden. Ik eindig met een vraagis het wel paedagogisch juist, bij 't snelle veranderingstempo bij de leerlingen, de leeraren zoo lang bij het onderwijs te houden Is het gevaar niet groot, dat het dynamische bij de leerlingen het statische van de leeraren een eind vooruit raakt Zijn er nog menscheneters Bahwat een misselijke vraag zult ge zeggen. En toch, beste lezers, zal deze vraag met een treurig moeten beantwoord worden. Veel goeds heb ik al van den neger ge zegd, vooral van de publieke ge meenschap als zoodanig. Maar.... ik heb steeds den neger in z'n particu lier leven gespaard en zooals ik reeds eerder schreef kan zijn verborgen leven oh! zoo donker zijn. Vandaag over den neger op zijn ergste en een bewgs tevens dat 't pad van ontucht hartstochten geen grenzen kent, dan wel deze eene onvermijdelijke.., dood en verdoemenis. Want zonder de verst gaande tuchteloosheid, ja tot beestachtigheid toe, is 't onbe grijpelrjk dat een mensch zich ver grijpt niet enkel aan 't leven maar aan vleesch en bloed van zijn even- mensch. En eigenlijk had ik mijn vraag anders moeten stellen, was ik niet bang geweest U aanstonds af te schrikken nog voor ge gelezen hebt. De eigenlijke vraag was deze „Pater is menschenvleesch eten zonde En weer zult ge zeggen Wat een vraag en wat een walgelijke wandaad. En toch werd mij deze vraag ge steld in Afrika door een meisje... een kind van 8 of 9 jaar. Ik zal u alles vertellen, zooals 't zich voor deed. Ik was op missiereis en had over nacht in een der negerhutten om 's morgens de heilige diensten te verrichten. Zoo juist had ik al de christenen van 't dorp gebiecht in 't kleine leeme kerkje, gezeten op een stuk boomstam. Ja, ze waren er allemaal weer eens geweest, dat wist ik zeker daar ik ze allemaal kende. En toch kwam nog een kind binnen juist toen ik m'n harde zit plaats wilde verlaten om de H. Mis te beginnen, want ieder komt op z'n beurt biechten omdat de ruimte te klein is en gaat dan buiten zitten bidden. Schuchter kwam de kleine binnen l ik erkende haar aanstonds als een der catechumenen en zei dan ook: „Kind, ge kunt toch nog niet biechten want ge bent nog niet ge doopt." Maar ze antwoordde aan stonds dat ze dat goed wist en ook niet biechten kwam maar iets moest vragen. Ze knielde bij me neer, maar werd dan aanstonds heel verlegen en keek maar steeds om naar de deuropening als was ze bang dat 't iemand horen zou. Dat kind had groot harte- leed of droeg een geheim't drong aanstonds tot me dcor. Ik nam haar zich in de grijze schemering voort spoedde, werd de overtuiging ster ker in hem, dat bij ook ditmaal zou winnen dat hij Mary Standish ergens in zee zou vinden of langs de kust tusschen de Eyakrivier en de eilanden. En als hij haar vond. Zoover waren zijn gedachten nog niet gekomen. Maar nu rees die vraag in hem op en deze overwel digde hem zelfs bij oogenblikken in zulke momenten zag hij haar voor zich, zooals hij haar liever niet wenschte te zien. Door haar dood was haar beeld nog vaster in zijn geheugen gegrift. In gedachten zag hij een smal stuk strand voor zich, en daar vond hij, als op hem wachtend, het slanke lichaam van het meisje, wier bleek gelaat bestraald werd door het licht der morgenzon. Het was een visioen, dat hem benauwde en waartegen hij uit alle macht streed. Als hij haar op deze manier vond, dan wist hij tenminste, wat hem te doen stond Dan zou het laatste, wat er over gebleven was van dien Alan Holt, wiens verkeerde inzichten en over dreven blindheid Mary Standish in den dood gedreven hadden, ver dwenen zijn. De waarheid scheen hem in het gezicht uit te lachen, leek hem zelfs te willen straffen voor zijn laatste optreden tegenover Mary Standish, een houding, waarop hij, in zijn verregaand egoïsme, zóó trotsch was geweest. Ze was bij hém gekomen, in een uur van nood, terwijl er vijfhonderd andere men schen aan boord van de „Nome" waren. Ze had in hém geloofd, hém haar vriendschap en vertrouwen ge schonken en had ten laatste zelfs haar leven in zijn handen gesteld. Dat slijm motl van Uw Borst verwijderd worden. Zeker is het dat Gij vannacht minder benauwd zult zijn, indien Gij vandaag Akker's Abdijsiroop neemt. Uw ademhalings organen worden dan bevrijd van de slijm die daar vastzit. Zonder moeite, zonder pijn wordt Gij dan Uw be nauwdheid of beklemming de baas. In ongelooflijk korten tijd werkt Ab dijsiroop zuiverend, verzachtend en genezend. Morgen kunt Gij U reeds een ander mensch gevoelen. Door haar bijzondere samenstelling hèt geneesmiddel bij aandoeningen alst Hoest-Gricp-Bronchitis -Asthma i(Virtióóg3iwiSmq 75centl |Werla3gdejWjjj^l^^S Door een NIEUWE toevoeging werkt NU Abdijsiroop 2x zoo snel als voorheen! vertrouwelijk bij de hand en sprak haar moed en vertrouwen in. Weer keek ze angstig naar de deur en zei dan ineens heel vlug en zenuw achtig: „Bambo (Vader), is men schenvleesch eten zonde Nu was 't mijn beurt om te schrik ken. Ik wist wel reeds dat deze wandaad beoefenaars had, vooral tusschen de oudere heidenen, maar toch.... zoo'n kindzou 't mogelijk zjjn Ik zei haar in enkele woorden dat dit een der laagste misdaden was. Maar, als moest haar een pak van hart, stiet ze het ineens uit „Ndadya, Bambo" (Ik'heb ervan ge geten, Vader), 't Werd me koud om 't hart bij deze bekentenis, en ik weet niet hoe ik er toe kwam te vragen„Wie hebben jullie opge geten Ik schrok van m'n eigen vraag, maar nog meer van 't onver wachte antwoord„Ons kleinste zusje Ik zat besluiteloos en wist niet meer waarmee te beginnen, over denkend 't ontzaggelijke van dezen misdaAd. „Kind, zei ik eindelijk, weet je wel dat je nooit kunt gedoopt worden als dit van je bekend wordt Ze barstte in bittere tranen uit „Bambo, ze hebben me gedwongen, en ge moet me mee nemen naar de missieschool, want ik wil dit nooit meer doenMusanditaye(Werp mij niet weg). En zonder dat ik erom vroeg kwam de heele vuile geschiedenis eruit; tusschen tranen en snikken door. „Op een zekeren dag zjjn de ouderlingen der heidenen naar onze hut gekomen en zeiden tegen moeder dat de geesten om een menschen- offer vroegen en dat dit ons kleinste zusje moes1: zijn. Moeder heefteerst totaal geweigerd en heel den dag erom geschreid. Maar 's avonds zijn die ouden weer terug gekomen en eindelijk heeft moeder toegestemd. Toen werd ons zusje dien zelfden nacht plotseling erg ziek. Moeder is nog naar den catechist geloopen die niet kon begrijpen dat ons zusje zoo maar stervens ziek kon zyn, maar 't toch gedoopt heeft. 's Morgens was zusje al dood en ze hebben 't heel plechtig begraven zooals we bij iedere begrafenis doen, met heel veel weeklagen. Vooral de ouderlingen hebben heel hard ge schreid en de hoofdman zei bij 't graf dat een „mfiti" (Menscheneter) 't kind gedood had maar dat ze die zeker zouden opsporen. (Adderge- broedselGepleisterde graven dacht ik.) Zij ging door :_'s avonds hebben de ouderen 't lijkje weer opgegraven en zijn er mee naar onze hut geko men. Ze hebben 't verdeeld en ge kookt en we hebben gegeten. Met den dood hebben ze ons gedwongen En toen zij zich in hem teleur gesteld had gezien, had ze zich tot geen ander gericht Ze had woord gehouden, hem het bewijs gevende, dat ze geen leugenaarster of bedrieg ster was en nu eerst begreep hij de volle beteekenis van het woord ,vrouwenmoed" en de waarheid van haar woorden: „Morgen zult u het wel begrijpen." Uiterlijk was er niets te bemerken van den hevigen strijd, dien hij in zijn binnenste voerde zelfs Olaf ontdekte hiervan niets. Dezelfde strakke, koude uitdrukking lag nog over zijn gezicht. Olaf zinspeelde niet meer op zijn dwaasheid, maar stuurde de boot, indien mogelijk, met nóg grooter snelheid in de richting van het Hinchinbrook-eiland. Geleidelijk was de regen minder geworden, eerst overgaande in mot regen en na verloop van korten tijd geheel ophoudend. Alan trok zijn jas uit en wreef het water uit zijn oog en haar. Witte nevels begonnen op te stijgen, waar door men vaag rose strepen in de lucht kon ontdekken. Olaf liet een goedkeurend gebrom hooren, lerwijl hij het water uit zijn baard wrong. De zon begon over de bergtoppen door te breken en door den optrek- kenden mist kwam de helderblauwe lucht zichtbaar. De geheele natuur scheen in den tijd van een half uur ander kleed te hebben aange trokken. Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1936 | | pagina 5