-Weekblad voor VENRAY, HORST en Omstreken. Geluksdroom PAREL DER PEEL Over recht en... gerecht... FEUILLETON. Afrikaansche brieven. die vervelende kies.... AKKERTJES Zaterdag 8 Augustus 1938 Zeven en vijftigste Jaargang No 32 Onze Karnemelk en Karnemelkspap een heerlijk en voortref felijk voedsel voor ong en oud. Coöp. Zuivelfabriek „VENRAY" PEEL EN MAAS ADVERTENTIEPRIJS1 tot 8 regels 60 ct. per regel 7x/2 ct. Bij contract groote reductie. Uitgave FIRMA VAN DEN MUNCKHOF, VENRAY Telefoon 51 Giro 150652 ABONNEMENTSPRIJS p. kwartaal voor Venray 65 ct. Buiten Venray p. kwartaal 75 ct. Afz. nummers 5 cent. een frissche drank, een gevraagde lekkernij, een zeer voedzaam product, overal verkrijgbaar. O. L. Vrouw „Behoudenis der Kranken" Oostrum. Ik heb de noodige uittreksels gelezen over de dezer dagen verschenen crimineele statistiek over 1934. Als alle andere brave menschen heb ik daarbij mijn hoofd zitten schudden over de toenemende misdadigheid. Het aantal onherroepelijke ver oordeelingen nam toe van 28422 in 1933 tot 31072 in 1934. Het zoude om te rillen en te beven zijn, als men niet onmid dellijk daarop las: Evenals inde voorafgegane jaren werd de toe neming der aantallen voor een belangrijk gedeelte veroorzaakt door de vermeerdering van de veroordeelingen terzake van de rijwiel- en wegenbelastingwet." Ik vraag me af: worden in onzen tijd niet te veel kleine overtredingen vervolgd uit zucht om „streng" te regeeren In sommige gevallen is streng heid beslist geboden, maar over het algemeen zijn zij de beste politiemannen, die de beste op voedkundigen zijn. Er zijn duizenderlei excuses te aanvaarden tegenwoordig voor pogingen om uit- of zelfs afstel te bekomen van 'n kleine finan- cieele verplichting jegens den staat. Tal van verklaringen zijn ook denkbaar voor andere kleine overtredingen. Een goede agent of veldwach ter waarschuwt 'n keer en nog 'n keer, herinnert nog eens en pas als-ie bemerkt, dat er een loopje met hem genomen wordt, haalt hij zijn boekje voor den dag. door JAMES OLIVER CURWOOD. 't Is heel moeilijk om in onzen tijd 'n burger te blijven, die zich nauwgezet aan bepalingen en verordeningen houdt. Wie vergeet niet eens z'n hand uit te steken, als hij op de fiets van richting verandert Wiens rijwielbe! zit niet soms vast? Wie vergeet nimmer om een aangiftebiljet op tijd in te vullen Wie heeft zich nooit aan een ongebanderolleerde si gaar gewaagd Wie zette nog geen enkele maal een voet op verboden grond Wie vond het niet zonde om z'n peukie sigaar weg te doen, als hij zich alléén in een niet-rooken-omgeving be vond Wie... De kleine crimineelen zijn de kwaadsten niet. Als er meer strengheid benoo- digd is in onzen tijd, dan moest die worden toegepast tegen de aanzienlijke boosdoeners, die de ontevredenheid in de maatschap pij, vooral in de kringen der arme werkers, aanscherpen door hun ergernis gevende practijken. Schier dag aan dag worden we opgeschrikt worden we nog opgeschrikt door be richten, dat personen van stan ding en aanzien zich hebben vergrepen aan andermans goed, zoo merkte de „Volkskrant" on langs nog op. Notarissen, burgemeesters en directeuren van instellingen pas- seeren de steeds langer worden de revue. Het zijn niet meer alleen en vooral steuntrekkers, die geen aangifte hebben gedaan van een stuiver, die een kleinigheid heb ben weggenomen, welke de aan- dacht vragen. Het is het bedrog uit de „be tere" en hoogere kringen, sluw en listig overlegd bedrog veelal, dat aan de orde van den dag is. En men vraagt zich af hoeveel huizen van bewaring we zouden noodig hebben, indien op één oogenblik alle „onregelmatighe den" kwamen bloot te liggen, welke in ons land zijn of worden begaan. Een ziekte van dezen tijd mag wel de eindelooze reeks verduis teringen en bedriegerijen van al lerlei aard worden genoemd, die de kolommen van de kranten ontsieren. Gisteren was het een collec tanten-college voor den crisis nood, dat en bloc werd vastge legd: vandaag is het een notaris, die onregelmatigheden heeft ge pleegd: morgen een algemeen ge acht en door iedereen vertrouwd ambtenaar die zich aan verduis tering heeft schuldig gemaakt. Aan de droevige litanie komt geen eind. Een enkele maal moge onver geeflijke slordigheid de oor zaak van wanbeheer zijn, in den regel heeft het boven z'n stand leven of en de zucht om door speculeeren een gat te stop pen tot bedriegerijen geleid. Voor wie eenmaal op het ver keerde pad is, is het verder af glijden zoo gemakkelijk: men ziet geen anderen uitweg en men heeft geen rem meer om de vaart raar beneden te stuiten. Men leeft er maar op los, voor het oog der wereld geacht en gerespecteerd, maar voor zich zelf, door onrust gefolterd, in de pijnlijke vrees, de kwel lende angst dat vandaag of mor gen het bedrog aan het licht zal tomen. Wij zijn zooveel meer beschaafd dan vroeger, wij hebben ten aanzien van de cultuur reus achtige vorderingen gemaakt maar de oude degelijkheid, de ais het ware ingeschapen eerlijk heid zijn er bij ingeboet. Als „groote" fraudeurs terecht staan, dan wordt door de wijze van behandelen van hun zaak wel eens de indruk gewekt, dat de rechtbank met groote en té groote leidzaamheid onderzoekt en napluist, welke factoren ver klarend zijn, welke omstandig heden verschoonend, welke bij komstigheden ontlastend. En het vonnis maakt door zijn mildheid dikwijls weinig indruk. De kleine boosdoener, die zijn eigen schuld afmeet tegenover het officieele oordeel over den grooten boef, voelt zich een engel op aarde. Hij telt de kleine overtreding in het geheel niet meer. 13. Toen hij van tafel opstond, sloeg het meisje ternauwernood acht op hem. Het was, alsof ze hem gebruikt had, en hem nu kalm ter zijde schoof. Hij trachtte te lachen, terwijl hij naar Stampede Smith hep te zoeken. Een half uur later vond hij hem bezig een tammen beer op het benedendek te voeren Het was eigenaardig, dacht hij, dat een tamme beer naar het Noor den moest gaan. doch Stampede gaf hem 'n verklaring hiervan. Het dier scheen een soort huisdier te zijn van de Thlinket Indianen, W3arvan er zeven aan boord waren, die te Cor dova aan wal zouden gaan. Het viel hem op, hoe de twee meisjes hem aandachtig gadesloegen en samen fluisterden. Ze waren heel mooi, met groote, donkere oogen en rose wangen. Een van de mannen nam niet de minste notitie van hem, maar zat met gekruiste beenen en afgewend gelaat op het dek. Hij ging met Stampede naar de rookkamer en tot laat in den nacht spraken ze samen over Alan's bezit tingen aan den voet der Endicott- bergen en zijn plannen voor de toe komst. Een keer, vroeg in den avond. ging Alan naar zijn hut om kaarten en fotografieën te halen. Stampede's oogen glinsterden en hij was vol enthousiasme over al het nieuwe, dat hem daar wachtte. Het was 'n uitgestrekt land onbekende streek en Alan was een der pioniers daarvan. De opgewondenheid van Stampede was zoo aanstekelijk, dat hij Alan in die mate meesleepte, dat hij Mary Standish totaal vergat en ook ai het andere, en alleen maar dacht aan den afstand, die hem nog scheidde van de uitgestrekte steppe achter het Seward-schiereiland. Het was midder nacht. toen Alan naar zijn hut ging. Hij keek juist op zijn horloge, toen een geklop op zijn deur hem deed opschrikken. Het was kwart over twaalf, een ongewoon uur voor iemand om aan zijn deur te kloppen. Het tikken werd herhaald, nu een weinig aarzelend, kwam het hem voor. Het klonk opnieuw, vlug en beslist. Hij stak zijn horloge weer in den zak en opende de deur. Het was Mary Standish, die voor hem stond. Hij zag eerst niets anders dan haar wijdgeopende oogen, waarin een vreemde, angstige blik lag. Daarna viel hem eerst de bleekheid van haar gezicht op, toen ze langzaam bin nentrad. zonder te wachten tot hij iets tegen haar zou zeggen, of haar zou verzoeken om binnen te komen En het was Mary Standish zélf die de deur sloot, terwijl hij haar in stomme verbazing aanstaarde. Ze stond met haar rug naar de deur gekeerd, rechtop en slank, doch doodsbleek. Mag ik binnenkomen? vroeg zij. Nog eens over Afrika's dierenwereld. We zullen vandaag maar zonder inleiding beginnen met den koning der dieren, die de leeuw is, zegt men. Daar hebben we nog heel wat fijne exemplaren van in Centraal Afrika. Liever gezegd, stevig is ié en gespierd maar niet mooi, en zon der manen, in tegenstelling met z'n broertje van Azië. Maar gespierd In onze missie van Nzama kwamen de negers me 's morgens eens waar schuwen, dat een leeuw een koe had gestolen. Héhé een heele koe 't Was wel zoo'n mager Afrikaansch beest, maar een heele koe is toch geen peulschilletjeEn toch wa: waar en had meneer dat vrachtje 300 meter ver de struiken in ge. sleept. De resten van z'n maaltijd werden daar opgespoord, want 't heele zaakje in één nacht verwerken was 'm toch te machtig geweest. De eigenaar zelf lag natuur lijk op eenigen afstand te slapen. Met een flink gewapende troep zijn we opgetrokken, niet om den leeuw aan te vallen, maar om stricnine te steken in 't overblijven de koevleesch. Dat snelwerkend ver gif zou de rest doen, als de dosis tenminste juist voldoende was. Ge logen 't Was te veel, en 's ander daags vonden we geen koevleesch meer, maar wel plat gewenteld gras en onder aan de beek had ie netjes alles overgegeven. Ieder jaar komen er nog ongeluk ken voor in onze missie. Negers, vooral kinderen, die 's nachts alleen en zonder licht naar buiten gaan, en opgepikt worden en verscheurd. Maar toch moeten jullie niet denken dat we die leeuwen zoo maar overal tegen komen, en zeker niet overdag. Alle roofdieren zijn nachtdieren reizen dus hoofdzakelijk 's nachts en slapen overdag. In al die 8 jaren dat ik ginds was, heb ik maar eens een leeuw overdag gezien, en nog op tamelijken afstand achter struiken, opgemerkt door de scherpe kg kers van m'n negerjongen En zelfs bij zoo'n onverwachte ont moetingen valt de leeuw nog lang niet altgd aan. Als ge maar stok stijf birjft staan en hem recht in de oogen kijkt is hg de eerste die af zwaait. Zoo zeggen de negers en ik weet dat ook een onzer missionaris sen zoo eens van het lastige gezel schap afkwam. Alleen een oude leeuw, die te stijf is geworden om nog wild te bemach tigen, is gevaarlijk. Die komen ook overdag wel tot in de dorpen en stichten onheil. Maar bij zoo'n geval zijn de negers ongenadig. Zoo'n leeuw noemen ze menscheneter en dat ie terug zal komen, omdat hij eenmaal menschen- vleesch geproefd heeft. Dan trekt 't heele volk op met pijlen en speer en dagen lang zullen ze 't ondier speuren en nazetten om hem van kant te maken. 't Broertje van de voorgaande is de luipaard, een kleiner soort tijger. Zwart en wit gevlekt met lange staart, draagt hij waardig al de uiterlijke teekenen der kattenfamilie maar is ook even sluw, lenig en vooral valsch. Is de luipaard eenmaal aangeschoten en nog zoo licht ge wond, dan zal ie plat gaan neerlig gen of dat ie morsdood was. Maar oweede roekelooze die zich in de nabijheid waagt. Als een veer wipt de doodgewaande dan op, met een vervaarlijken sprong wel 8 meter overbruggend, scalpeert hij z'n vijand. Niet grijpen zal ie, of verscheuren, maar in z'n sprong zal hij huid en haar van 't heele hoofd gelijk een kapje afscheuren. Zoo'n ongelukkige neger hebben we eens verzorgd. Heel 't hoofd was van boven één wonde. Maar alles mocht niet baten. Hij stierf 3 dagen later aan bloedvergiftiging omdat de klauwen van de luipaard zeer giftig zijn. In Nzama-missie vonden we 's mor gens eens 6 kalveren dood, met uit gezogen hals namelijk en met 't zevende was de luipaard er van door over een 21/, meter hooge muur heen. Dus, in spierkracht schijnt hij ook nog niet aan den koning der dieren onder te doen. De „bordenwasscher" van leeuw en luipaard is de hyena, die steeds opknapt wat die twee van hun lugubere maaltijd overlaten. Die hyena is een misselijk dier, iets grooter dan de wolf, een stinkend beest met laaghangend achterste. Overal iigt ze te schuimen 's avonds met al maar door haar eentonig roepen van oeoewioeoewieIk heb nooit gehoord dat ze menschen aan valt, maar toch moet de neger ze niet hebben, evenmin als den grooten nachtuil. Beiden gaan immer door voor „doodsbode". Een log en plomp beest nog is het nijlpaard, dat ook niet aanvalt maar zoo graag met zijn malsch ruggetje van bijna een meter breed, de negerkano in de rivier oppakten omkantelt. Uit de centimeters dikke huid van dezen meneer wordt de fameuze „cikoti" gesnedend.w.z. een vreeselijke geeselroede, gelijkend op den gummistok der politie. De gevaarlijkste der heele familie wel de rhinoceros of neushoorn- dier. Een geweldige signeuT hoor! die de onhebbelijke gewoonte heeft om steeds op zijn eigen spoor terug te komen, om dit met veel woede weg te werken. Zoo'n beestje speuren doet dan ook niemand en hem jagen is zeer gevaarlijk. Hij slaat aanstonds op de vlucht, maar komt met een bocht weer, om dan eensklaps in den rug aan te vallen. Andere interessante dieren zijn de apen, niet enkel die kleine kermis- aapjes maar D a b o e n s, die zoo groot zijn als een kalf. Met heele benden van 100 en meer stroopen ze t land af. Owee de maïsvelden waar dat gespuis in terecht komt, want een oogwenk is een heele hoek geplunderd. En voorraad meenemen doen ze ook nog, in hun muil en een der voorpooten. 't Zijn dan ook de aartsvijanden van den neger, die niet kan begrijpen, dat een of andere blanke zoo'n beest aan een ketting kan hebben. Zoo'n dier voeden, dat onze maïs afvreet Schokschouderend gaat de neger dan voorbij, terwijl ie minachtend op den grond spuwt. En vragen zal ie, wanneer ze dien blanke toch zullen inrekenen om.... nou jaom hem naar St. Servatius te brengen. Zóó verbeten is de neger op dat gespuis. Hutjes bouwt hij op hooge boom stammetjes midden tusschen z'n maïs, om daar te zitten loeren, de speer in de hand. Maar ze zijn ook zoo buitengewoon slim, die leelijke apen. Voor een negerin (die ze on derschatten) gaan ze niet loopen, maar enkel voor een man. Heeft de neger z'n maïs naar het dorp gesjouwd, dan halen de apen hem daar weg, terwijl de neger z'n mandje vult in de velden. Heeft de aap jeuk op z'n rug en kan er niet bij, dan pakt ie eeD stokje om heel potsierlijk daarmee z'n rug te be werken. Ik ben wel eens op apenjacht ge- ran uit medelgden met de arme neger. Maar naar niemand anders keken ze dan naar mij en m'n ge weer. Tegen zon in zaten ze me heel brutaal aan te kijken met een poot boven de oogen, gelijk een mensch die tegen scherp licht in kijkt. Maar je hebt nog niet aangelegd, of poef! 't heele grapje ligt plat in 't gras. Eindelijk hadden we 't gevonden. De negers bekleedden me heelemaal met groene takjes. Nu kon ik voor zichtig naderen en een tuimelde ge wond op z'n rug. Maar krijgen deden we hem nog niet. Het bloedspoor volgend zagen we onder langs den rivieroever twee gezonde apen weg vluchten met den gewonde in hun midden. En de slangen dan Tientallen van soorten hebben we, kleine en Goede God, u is al binnen, stootte hij uit. U is al binnen. VII. Dat in het middernachtelijk uur Mary Standish opzettelijk naar zijn hut was gekomen en binnengetreden, de deur achter zich sluitende, zonder eenige aanmoediging zijnerzijds, kwam Alan als ie's ongelooflijks voor. Hij stond als met stomheid geslagen. Het meisje keek hem strak in de oogen en haar ademhaling ging zwaar. Ze was echter allerminst op gewonden, zelfs in zijn groote ver bazing kon hij dat bemerken. De uitdrukking, die hij voor een kort oogenblik voor angst had aangezien, was geheel uit haar oogen verdwe nen. Ze had er echter nooit zoo bleek en kinderlijk uitgezien, als toen ze daar, met haar rug tegen de ge sloten deur, voor hem stond. Door de bleekheid van haar ge zicht kwam het zwarte haar nog meer uit. Zelfs haar lippen zagen wit. Ze was echter allerminst verlegen in haar oogen lag nu een heldere en onbevreesde uitdrukking, en haar geheele optreden was zóó zeker en zelfbewust, dat hij er verbaasd over was. Een gevoel van woede, bijna grenzend aan afkeer, maakte zich van hem meester, toen hij wachtte, totdat zij zou beginnen te spreken. Dit was dus de dank voor de correctheid van zijn optreden tegenover haar. De manier, waarop ze hem behandeld had, was minderwaardig en grof be leedigend en er kwam een sterk ver moeden bij hem op, dat Rossland voor de deur stond te wachten. Hij stond op het punt langs haar heen te loopen en de deur te openen. groote, gevaarlijke en gewone. De M w a m d a die eerst z'n prooi blind spuwt en dan aanvalt. DeNzerera die na z'n beet geen 3 minuten laat om een behoorlijk akte van berouw te bidden, want onheilspellend snel treedt de dood in met totale ver stijving van 't lijk. De P i t o n nog, die 6 en 7 meter lang kan zijn met een dikte van 15 c.M. doorsnee. Deze heeft twee krammen aan z'n staart die hij in z'n prooi vastslaat om 't vervolgens te omwinden en dood en in elkaar te drukken. Dan wat wal gelijke slijm er over en 't glijdt van zelf en gadt heelemaal naar binnen. Slechts ééns heeft een slang me rechtstreeks aangevallen. Ik was op reis en G»ddank met 3 negerjongens. Met een plof gooiden ze de reis- zakKen op den grond toen de leider riep: „Njoka!" (een slang!) Aan stonds stonden ze om me heen. Met opgeheven kop schoot 't valsche serpent in steeds kleinere kringen om ons heen. Maar de jongens waren op hun hoede. „Meedraaien, riepen den heelen tijd, niet uit 't oog verliezen, want dan schiet ze toe." En steeds oog in oog bukten ze zich om maar een scherp steentje te zoeken en dat bliksemsnel zuiver tegen den opgeheven slangenkop te pletten. Ahdat steenengooienNog een negersport waar ze zóó bedreven in zgn en zuiver weten ze te mikken. Ik moet toch ook een paar woord jes zeggen van de witte mier, die pest van Afrika en die dat heel werelddeel als ondermijnt. Overal dringen die nare dieren door, zelfs door baksteenen muren tot bovenin 't dak. Eens had ik een paar nieuwe schoenen van Moeder gestuurd ge kregen. Ik had ze nog geen 3 weken gedragen, toen dat volkje 's nachts m'n kamer binnendrong. Ze waren niet op m'n bed geklommen, en 'k had er dus niets van gemerkt. Maar morgens pakte ik enkel 't bovenleer op, want juist boven de zolen hadden rondom 't heele bovenleer door gevreten. toen de groote rust in de uitdrukking van haar gezicht hem weerhield Haar trekken ontspanden zich. Haar lippen begonnen te beven en toen gebeurde er iets héél onverwachts In haar wijdgeopende, mooie oogen zag hij tranen opwellen. Zelfs toen sloeg ze haar oogen niet neer, noch verborg ze haar ge zicht in de handen, maar ze bleef hem moedig aanzien, terwijl de tranen als glinsterende dauwdruppels lang haar wangen liepen. Een gevoel van medelijden kwam langzamerhand bij hem boven. Ze had zijn gedachten gelezen en zijn achterdocht geraden en hij had haar verkeerd beoordeeld. Wilt u.... wilt u niet gaan zit ten, juffrouw Standish vroeg hij eenigszins onhandig, terwijl hij wees op den hutstoel. Neen, dank u mag ik liever blijven staan Ze haalde diep adem. Is het al laat, mijnheer Holt In elk geval laat voor een dergelijk bezoek, gaf hij haar te ken nen. Om het u precies te zeggen een half uur na middernacht. Het moet zeker iets heel belangrijks zijn, dat u er toe gebracht heeft een der gelijk risico aan boord van een schip te loopen, juffrouw Standish. Voor een oogenblik antwoord de ze niet en het was hem, alsof hij haar hart in haar keel zag kloppen. Zou Belinda Mulrooney deze daad als een risico beschouwd heb ben, mijnheer Holt U is heelemaal niet gevaarlijku zult me geen kwaad doen. Als het een zaak van leven of dood betreft, gelooft u dan niet, dat zij ook na middernacht naar uw hut zou zijn gekomen zelfs al was het aan boord van een schip En zoo is het geval met mij het geldt hier een quaestie van leven of dood. Nog geen uur geleden ben ik tot die conclusie gekomen. Ik kan niet wachten tot morgen. Ik moet u vanavond nog spreken. En waarom juist mij vroeg hij. Waarom niet Rossland, of kapi tein Rifle, of een ander Is het omdat Hij voltooide den zin niet. Hij zag hoe er een floers voor haar oogen kwam, alsof ze zich vernederd voelde of eensklaps pijn had, maar dit trok weer even gauw voorbij als het ge komen was. En heel rustig, bijna zonder eenige aandoening te ver raden. antwoordde zij Ik weet, hoe u het beschouwt Ik heb getracht mij in uw omstandig heden in te denken. Het is ook allemaal heel ongewoon, zooals u zegt. maar ik heb me nergens over te schamen. Ik ben tot u gekomen op dezelfde manier, waarop ik wen- schen zou, dat een ander onder ge lijke omstandigheden, naar mij toe zou komen als ik een man was. Als u vindt, dat ik door u gade te slaan, door aan u te denken, door een oordeel over u te vormen, van u profiteer dan ben ik oneerlijk geweest, mijnheer Holt. Maar ik heb er geen spijt van. want ik stel ver trouwen in u. Ik weet dat u een gentlemen is, en steeds goed over mij zult denken, tenzij u hebt ontdekt, dat ik slecht ben. Ik ben bij u ge komen om u te vragen mij te helpen. Zoudt u weigeren een ander men- schelijk wezen behulpzaam te zijn, wanneer u wist, dat door uw ingrij pen een groote tragedie vermeden zou kunnen worden Hij voelde, hoe hij langzamerhand een anderen kijk op de situatie be- Kiespijn overvalt U meestal op een tijdstip dat U géén gelegenheid heeft naar den landarts te gaan. Neem dan een "AKKERTJE" dat helpt U tenminste dadelijk van de pijn af. AKKER-C A CHETS zijn bijzondere pij] Z< zijn ijzondere pijnstillers bij Kiespijn, Hoofdpijn, Zenuwpijn, Spierpijn. Nederiandsch Smaakloos ouwel-omhulsel. Product Ge proeft daardoor niets. Ze glijden zoo naar binnen. Per 12 stuks slechts 52 cent. Volgers recept van Apotheker Dumont gjg Op elk "AKKERTJE" AKKER AKKER.. CACHETS komt de naam voor in "ruit" - vorm. Let hierop en weiger elke namaak! gon te krijgen. Als hij een en ander kalm en rustig in de rookkamer, dus in een geheel andere omgeving, zou hebben kunnen ontleden, zon hij eiken man een d^aas genoemd hebben, die geaar zeld had de deur van zijn hut te openen en zijn bezoekster tot heen gaan uit te noodigen. Maar een dergelijke gedachte kwam nu niet bij hem op. Hij zag plotseling voor zich het zakdoekje, dat hij den vorigen nacht gevonden had. Dit was dus al de tweede keer, dat ze op een laat uur naar zijn hut was gekomen. Ik zou werkelijk geneigd zijn, zooiets te doen, zei hij, haar vraag beantwoordende. Een tragedie is een vreeselijk iets. Ze voelde de ironie in zijn stem. Als ooit iets haar tot kalmte had kunnen brengen, dan was het die intonatie. Ze zou hem niet lastig vallen met geween en gesmeek, noch met vrouwelijk comediespel van hulpeloosheid en schoonheid. Er kwam een vastberaden uitdrukking om haar mond en haar bekoorlijk kinnetje verhief zich trotsch. Natuurlijk kan ik h niet met geld betalen, zeide zij. U behoort tot die mannen, die voor den dienst, dien ik u zou willen verzoeken, zou weigeren zoo iets te accepteeren. Ik bedoel dit heelemaal niet als een compliment, Als ik niet zoo over u dacht, zou ik nu niet hier zijn. Ik moet echter hulp hebben. En, als ik die Diet krijg en ook niet heel gauw, even rilde zij en trachtte te glim lachen, dan zal er iets heel onaan genaams gebeuren, mijnheer Holt, eindigde zij. Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1936 | | pagina 1