TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
mmmnm
Zeven en vijftigste Jaargang No 27
De puntjes op de i
FEUILLETON.
Geluksdroom
Krakelingen.
Van een boerke,
dat een advocaat
te slim was.
Die
nare Hoofdpijn
AKKERTJES
Zaterdag 4 Juli 1938
EEN DOM INZICHT.
MISLEIDENDE LEUZE.
Een van de domste N.S.B.-
beweringen is wel deze, dat de
godsdienst niets met de politiek
zou te maken hebben. Een be
wering, die een ontstellend ge
brek verraadt aan inzicht in de
beteekenis van den godsdienst,
in de practische waarde en toe
passing van de politiekeen
bewering, die in den grond, bij
goed toezien, zelfs godslasterlijk
moet worden genoemd. Alleen
zeer domme of zeer kwaadwillige
menschen kunnen zoo iets be
weren.
We kunnen de lawaai-makende
kopstukken der N.S.B.-ers zelfs
verslaan met 'n klein lesje uit
den „Catechismus van de kinde
ren van 7 jaar."
Daarin wordt gevraagd Waar
is God
God is overalin de kerk, in
huis, in school, op straat. We
kunnen daar nog bijvoegenop
het redactiebureau, in het stem
lokaal, in den Rijksdag, in de
kazerne, in de Tweede Kamer,
enz. enz. Met andere woorden
God is overal en moet dus ook
overal gediend worden. Met
andere woorden de dienst van
God, de Godsdienst laat geen
uitzondering of (af)scheiding toe,
ook niet in de politiek.
Er zijn natuurlijk kwesties, die
in de politiek voorkomen, welke
niet direct of misschien wel
heelemaal niets met den gods
dienst te maken hebben b.v,
welk type van oorlogsschepen
voor een bepaald land in deze
of die omstandigheden het beste
zal zijn, maar die kwesties
hebt ge overal. Maar er zullen
weinig dingen zijn, waar de gods
dienst juist zoo veel mee te
maken heeft als met de politiek.
Als men de politiek volgt, dan
ziet men hoeveel zaken daar be
handeld worden, waar juist de
waarde en de beteekenis van den
godsdienst mee gemoeid is.
Neem eens het onderwijs, neem
eens den Staat en huwelijk
neem eens de sociaal-economische
problemen; neem eens dejeugd-
opvoedingneem eens het recht
en de wetneem eens de vrij
heid (of losbandigheid) van druk
pers, vereenigingneem eens de
publieke (on-)zedelijkheidneem
eens de taak en de bevoegdheid
der Kerkneem eens het militaire
probleem en den (on)rechtvaar-
digen oorlogneem eens het
Kolonisatieprobleem enz. enz.
Ja, waarlijk, die beweren durft,
dat de godsdienst niets met
politiek te maken heeft, is ofwel
een aartsdommerik (en domme
rikken moet men nergens aan
zetten, want dan maken ze stuk
ken) ofwel, hij is de kwaadwillige
die handelt tegen beter weten in,
en die moet men nog minder
ergens aanzetten, want die maken
nog grooter stukken.
De beweringGodsdienst heeft
door
JAMES OLIVER CURWOOD.
8.
Zooals Alan Stampede Smith
hedenmorgen zag, zou niemand zich
hebben kunnen voorstellen, dat hij
eens de beste schutter tusschen
White Horse en Dawson was ge
weest. Hij was een tragische her
innering aan de dagen van weleer,
toen hij, geheel alleen Soapy Smith
en zijn bende onschadelijk had ge
maakt in die dagen, toen Stam
pede Smith leiding gaf aan iedereen,
die op zoek was naar nieuwe velden
en zijn naam in één adem genoemd
werd met dien van George Carmacck,
Aiex McDonald en Jerome Chute
en dat honderden mannen zooals
Curley Monroe en Joe Barret zijn
voetsporen volgden. Alan zag het
diep-tragische van zijn eenzaamheid,
zooals hij daar in het grauwe mor
genlicht stond. Ofschoon hij twintig
maal millionnair was geweest, wist
Alan heel goed, dat hij op het
oogenblik weer geheel aan lager wal
was.
Goeden morgen, zei Alan, zoo
onverdacht, dat de kleine man op
schrok alsof hij door een zweepslag
getroffen was, een beweging, die
hem nog bij scheen te ziin gebleven
uit de oude dagen.
Waarom ben je zoo alleen.
Stampede
niets met politiek te maken
daarom de godsdienst terug naar
de kerk en sacristie en daar
alléén is een heel oud, muf
en duf liberaal beginsel (heel
wat erger dan demo-liberaal
Mussertis in den grond
een godslasterlijk beginsel, omdat
ze de volledige souvereiniteit
van het Goddelijk gezag miskent,
belachelijk maaktomdat ze de
goddelijke openbaring, in Christus
en de Katholieke Kerk als het
ware vleesch en bloed geworden
miskent en belachelijk maakt; is
in de grond een zeer noodlottige
dwaling, die, gelijk alle andere
dwalingen, juist het tegenover
gestelde gaat doen wat ze zoo
fel bestrijdt, in dit geval, van de
politiek godsdienst gaat maken.
Dat zien we in Duitschland,
De heele Nationaal-Socialisti-
sche Beweging in Duitschland
heeft zich zóódanig met de
politiek bezig gehouden, dat ze
zelf een godsdienstige wereld
beschouwing is geworden en alle
zgn. politieke uitingen daaraan
ondergeschikt heeft gemaakt.
Huwelijk en voorbereiding
daartoejeugdopvoeding pers
radio onderwijs zelfs in Caritas,
(naastenliefde-beoefening, de kern
van het christendom, zich uitend
in het werk van Vincentiusver-
eeniging, ziekenhuizen, inrichtin
gen voor zwakzinnigen, ouden
van dagen, weezen enz.) dat alles
moet in nationaal-socialistischen
geest worden gedaan of bestuurd
of aan het nationaai-socialisme
worden dienstbaar gemaakt.
De politiek is daar godsdienst
en de godsdienst is daar politiek
geworden.
Het beste bewijs hebben hier
in Nederland geleverd de katho
lieke mannen, die omwille van
de Nationaal-Socialistische Be
weging, om wille van het gezag
van Mussert het gezag der
door den H. Geest aangestelde
Bisschoppen, de leer der Katho
lieke Kerk, hebben den rug toe
gekeerd. Bij hen gaat Mussert
boven de Bisschoppen, het
Nationaal-Socialisme boven de
Katholieke Kerk, juist als
Duitschland
Niet de bisschoppen, niet Chris
tus, is daar de Führer, maar
Hitier. Niet de Katholieke Kerk
is daar de leidsvrouwe, maar de
Nationaal-Socialistische Wereld
beschouwing.
Arme verblinden
En omdat een dwaling altijd
de waarheid moet vreezen, en
omdat een dwaling zich nooit
uit innerlijke gronden, uit inner-
lijken waarheids- en zekerheids-
grond op de been kan houden
daarom moet ze dat doen met
uiterlijke machtsmiddelen en van
daar de Gepoe en de Gestapo.
De uitspraak der bisschoppen
zal velen de oogen hebben open
gedaan. Wanneer het gezag zulk
een disciplinairen maatregel
meent te moeten nemen (weige
ren der H. Sacramenten) dan
behoeft men, als men ten minste
nog aanspraak wil maken op den
naam van Christen en Katholiek
Stampede glimlachte bitter. Hij had
geestige, blauwe oogen, die, evenals
bij een Airedale-terrier verborgen
waren onder wenkbrauwen, die zelfs
nog borsteliger waren dan zijn bakke
baarden. Ik zit er over na te denken,
zei hij, wat een bedriegelijk iets geld
toch eigenlijk is. Goeden morgen,
Alan.
Hij knikte, grinnikte en bleef door
grinniken te midden van den op-
trekkenden nevel, en Alan herinnerde
zich uit vroegere dagen, hoe niet
tegenstaande al zijn misère en tegen
slag, er toch nog altijd een gevoel
van humor bij hem over was ge
bleven. Hij ging dichter bij hem
staan, zoodat hun hoofden elkander
beroerden, toen ze samen over de
verschansing leunden.
Alan, zei Stampede, hoewel ik
niet dikwijls groote gedachten heb,
schijnt me dat vannacht toch wél
overkomen te zijn. Je bent Bonanza
toch nog niet vergeten, is het wel
Alan schudde ontkennend met het
hoofd.
Zoolang als Alaska nog bestaat,
zullen wij nimmer Bonanza vergeten.
Stampede.
Ik heb er na Carmack's ont
dekking een millioen uit gehaald, en
daarna verloor ik alles weer, weet
je nog wet
Zwijgend knikte Alan.
Maar dat was niet te wijten
aan die Goudkreek, ging Stampede
nadenkend voort. Je hebt ook niet
den ouden Aleck Mc. Donald, dien
Schot, vergeten, is het wel, Alan
Bij de groote vangst van '98 namen
we zeventig zakken mee om ons goed
in te kunnen bergen, en we hadden
er zelfs nog dertig te kort. Negen
honderd duizend dollar met één
dan behoeft men niet veel
boeken of kranten of tijdschrif
ten te lezen of naar het gedaas
van Mussert, Geelkerken of den
graaf te gaan luisteren - om te
weten, wat er te doen is.
Dan wordt dat allemaal een
armzalig politiek geknutsel, een
valsch-klinkend, gebarsten bel
letje tegenover het bronzen,
metalen klokgeluid van de stem
der bisschoppen.
Luister naar hen
ZAAIER.
DE BLANKE BESCHAVING
TRIOMFEERD.
De boksmatch in Amerika, waar
van we de vorige week in deze ru
briek gewaagden, is weer geleden.
De zwarte Joe Louis is geslagen door
den blanken broeder Schmeling, zoo
dat het dus tóch weer „onze bescha
ving" was, welke triomfeerde.
Tot leed van de arme negers uit
de Harlem-wijk van New-York, die
tesamen kapitalen hadden verwed op
de overwinning van den zwarten
bokser. „Honderden negervrouwen
zoo lezen we in het verslag die
het gevecht hadden aanschouwd, gin
gen luid weeklagend huiswaarts."
Joe Louis, zoo lezen we verder,
„moest bewusteloos uit den ring ge
dragen worden." Dat belette de me
nigte toeschouwers niet om „zonder
ophouden een kwartier lang te jui
chen, nadat de beslissende slag was
toegebracht."
Is het niet verheffend
„Na de knock out waren dertig
agenten noodig om te voorkomen, dat
men den ring bestormde."
Niet alleen de geslagen Joe Louis,
maar ook de overwinnaar heeft zwaar
te lijden gehad van het gevecht.
„Ik had hem al in de vierde ronde
kunnen hebben, zei hij aan de ver
slaggevers, maar ik had last van
mijn oog. Lous had zijn duim er in
gestoKen en ik moest nu geweldig
oppassen.
Enfin, honderdduizenden dollars
zijn, van bezitters veranderd en het
publiek heeft zalige oogenblikken
van hysterische opwinding doorleefd.
De kracht van het brute geweld
heeft zich gedemonstreerd en in het
Derde Rijk, vanwaar Schmeling stamt,
men daarmee zóó ingenomen,
dat men er den held een grootsche
en officiëele ontvangst zal bereiden.
Intusschen verheugen we er ons
toch over, dat de burgemeester van
Amsterdam niet voor den wederom
herhaalden aandrang is bezweken
om dergelijke wedstrijd vertooningen
in de hoofdstad toe te staan.
Er zgn nog dingen, waarin een
klein land geen grootheid behoeft
na te streven.
DE GERUCHTEN ROND COLIJN.
Wie gemeend zou hebben, dat na
de „verklaring" van Colijn over de
rond zijn persoon loopende geruch
ten, deze zaak zou hebben afgedaan,
kent niet de hardnekkigheid, waar
mee de menschen weten te wroeten
het particuliere leven van ande
ren en kent ook niet de mate, waar-
het politieke leven in het alge
meen en de politieke strijd in het
bijzonder, zijn vergiftigd.
De grijze staatsman, die op zrjn
67en verjaardag door zijn partijgan
gers werd toegezongen, moge in deze
blijken van trouw en aanhankelijk
heid kracht en sterkte hebben ge
vonden; hij zal deze laatsten in
hooge mate behoeven om nieuwe
aanvallen te doorstaan.
Voor ons is het de vraag, of de
heer Colijn wel taktisch heeft ge
daan met het geven van zijn „ver
klaring". Een man als de min.-pre
sident had zich ter zake van de be
schuldigingen aan zijn adres in een
enkelen slag, en dat was nog maar
het begin. En toen verloor ik het
weer en oude Aleck raakte later ook
alles kwijt Maar hij hield tenminste
nog een mooie vrouw over.... een
meisje uit Seattle. Ik moest van
voren af aan beginnen.
Voor een oogenblik zweeg hij,
terwijl hij over zijn bakkebaarden
streek. Hij keek naar de kust, die
door de langzaam opkomende zon
met rossigen gloed werd overdekt.
Vijfmaal daarna sloeg ik weer
een slag en verloor daarna wéér
alles, zei hij een weinig trotsch. En
op het oogenblik is het weer precies
zoo met me gesteld.
- Dat weet ik, zei Alan deel
nemend.
Daar in Seattle en San Francisco
hebben ze iederen cent van me af
getroggeld, grinnikte hij, terwijl hij
opgewekt zijn handen wreef. En toen
hebben ze een biljet voor me gekocht
naar Nome. Dat was buitengewoon
netjes van ze, vind je ook niet Ze
hadden zich niet behoorlijker kunnen
gedragen. Ik wist heel goed, dat die
Kopf een goed hart had. Dat was
dan ook de reden, dat ik hem mijn
geld toevertrouwde. Het was niet
zijn schuld, dat het allemaal verloren
ging.
Natuurlijk niet, bevestigde Alan
En ik heb er een beetje spijt van,
dat ik hem kapot heb gemaakt.
Waarachtig waar.
Heb je hem doodgeschoten
Nou, niet heelemaal. Hij is
alleen maar één van zijn ooren kwijt,
als een herinneriug aan Chink Hol-
leran. Toch heb ik er spijt van, want
toen drong het nog niet tot me door,
hoe netjes het Tan hem was om me
een plaatsbewijs voor Nome te
hooghartig zwijgen kunnen hullen;
nu hy heeft gesproken, valt de
onvolledigheid van zijn „verklaring"
op.
Het zijn o.m. de bekende anti-
semietische Vereenigde Persbureaux
te 's-Gravenhagen, welke van deze
onvolledigheid gebruik maken om de
publieke opinie middels een „Binnen-
landsch Overzicht" te attendee ren
op eenige „pikante" bijzonderheden,
samenhangende met de door dr.
Colijn toegegeven feiten.
f.oo wordt daarin de naam ge
noemd van de dame, die door den
min.-president is voortgeholpen,
waarby dan tevens wordt onthuld,
dat ze een Joodsche vluchtelinge is
en dat de waarschuwing, welke Dr.
Colijn gewerd door een hoogen amb
tenaar, „haar levenswandel" betrof
„in verband met Mannheimer". Te
vens wordt dan nog de wijze en de
mate genoemd, waarop Dr. Colijn de
bedoelde dame in laatste instantie
Dog eens 'n keer heeft willen helpen,
n.l. een borgstelling ten bedrage van
f 15000. Van Mannheimer wordt dan
terloops nog gezegd, dat hij naar het
schijnt het Nederlandsche volk on
noemelijk veel schade heeft berok
kend met zyn speculaties.
Het zijn allemaal feitelijkheden,
welke eerder reeds waren vermeld
in een schotschrift van een Neder-
landsch-Belgische fascistische groep,
het „Verdinaso", dat de zaak de vo
rige week Donderdag in kleuren en
geuren aan de Nederlandsche pers
had kenbaar gemaakt en daarmee
de „verklaring" 's anderen daags van
Dr. Colijn heeft uitgelokt.
We zeiden reeds: het gemodder en
gestook blijkt na deze verklaring
geenszins uit te zijn. Van verschil
lenden kant blijft men nadruk leg
gen op de relaties tusschen de door
den heer Colijn geholpen dame en
den bankier Mannheimer. Over dit
verband rept de „verklaring" niet en
toch is het in 't bijzonder de tus-
chenvoeglng van den bekenden Jood-
schen bankier welke de affaire van
politiek belang doel zijn. Of en met
welke bedragen Dr. Colijn tenslotte
een Joodsche vluchteling wil helpen,
daarmee heeft het volk en heeft
ook de pers niets te maken.
Als de „Vereenigde Persbureaux'
in de copie voor de aangesloten bla
den dan ook schrijft dat van Dr.
Colijn de instelling van een stafver
volging (bedoeld zal zijn: een klacht,
leidende tot... enz.) wordt verwacht,
met de toevoeging: „Wordt dit niet
gedaan, dan wordt de schijn gewekt,
dat de geruchten wel een schijn van
waarheid hebben." dan is dat niet
anders dan een zich bloot geven van
de Ver. Persb., hetwelk... den schijn
wekt, dat zij net als de Verdinaso
poseerende als beschermers van
Colijn in werkelijkheid de publieke
opinie tegen hem willen opzetten. De
sugesties, welke tegen den persoon
van den min.-president zijn gewekt,
leenen zichalleimiast voor een straf-
behandeling.
Wel i3 ter zake het verschaffen
van de meest volkomen klaarheid
gewenscht, nu achteraf is gebleken,
dat er twee kabinets zittingen aan
de affaire zijn gewild en deze aan
leiding schy nt te hebben gegeven tot
politieke intriges.
Het licht in de zaak worde niet
alleen door den min.-president ver
schaft, maar b.v. ook door de R.-K.
Staatspartij, aan welks leider, zoowel
in het schotschrift van het Verdinaso
als in sommige persorganen, een
weinig verheffende rol in de agitatie
tegen Dr. Colijn wordt toegekend.
(Limburgsche vertelling),
't Is een vertelling van toen ik
nog kind was. Het moet gebeurd
geven. Ik heb me door mijn drift
laten meesleepen, Per slot van reke
ning heeft hij me toch een dienst
bewezen, Alan. Je kunt je niet voor
stellen, hoe vrij men zich voelt, en
hoe gemakkelijk en mooi alles is,
voor dat je geen cent meer over
hebt.
Glimlachend, terwijl zijn gezicht er
bijna jongensachtig uitzag onder den
breeden haarbos, viel hem de ernstige
uitdrukking in Alan's oogen op. Hij
greep zijn arm en schudde dien.
Alan, ik meen het, verklaarde
hij. Daarom zei ik je zooeven, dat
ik geld zoo iets bedriegelijks vind.
Het is niet het uitgeven daarvan,
dat me gelukkig maakt, maar het is
het vinden ervan het goud in de
bergen dat is het, wat mijn bloed
sneller doet stroomen Nadat ik het
eenmaal gevonden heb. heeft het
geen bepaald nut meer voor mij, en
dan is het een ware opluchting om
het weer kwijt te raken. Als ik er
niet zoo over dacht, zou ik vadsig
en lui worden, zou de een of andere
nieuwerwetsche dokter mij willen
opereeren en dan liep ik de kans om
dood te gaan. Het lijkt wel, alsof ze
ia San Francisco niets anders doen
dan opereeren. Eens, toen ik pijn
had, wilden ze van binnen wat uit
me wegnemen. Nu kun je eens na-
jaan, wat iemand al niet kan over
tomen, als hij geld heeft.
Meen je dat allemaal, Stampede?
Zoo waar als ik leef, kerel. Ik
kan niet buiten de vrije lucht en de
bergen, en dat glinsterende goedje,
dat tot aan mijn dood toe mijn speel
makker zal blijven» Alan. Ik zal in
Nome wel ergens een onderdak
vinden, ze zullen me daar niet van
honger laten omkomen.
zyn in een oud Limburgsch stadje,
dat van zijn middeleeuwsche glorie
niet veel meer overhoudt, dan een
stuk puin van de oude vesting en
een kantongerecht, waar om de
acht dagen wordt gezeteld en ge
vonnist.
Ik zeg stadje, het werd echter
niet waardig gekeurd, en niet be
langrijk genoeg bevonden, om onder
de steden te worden gerangschikt.
Toch houden de goede inwoners er
nog immer aan, het eerbieding met
den middeleeuwschen naam van stad
te betitelen, en ze gaan er fier op,
in de omheining van den gesloopten
gordelmuur notabelen te huisvesten,
waar een eenvoudig boerendorp geen
aansspraak kan op maken.
De zindelyke burgerhuizen, die het
marktplein omringen, worden be
woond door den notaris en den
dokter, den rechter en den advokaat,
zonder te gewagen van de mindere
waardigheidsbekleders, noch van de
godvruchtige oude deftig-doende
renteniers, noch van de godvruchtige
oude juffrouwen in de schaduw van
den ouden kerktoren. Het huis van
den advocaat beslaat den hoekde
voorkant met een weidsche eiken
poort, tusschen twee paar fraai
omlijste vensters, netjes in de verf
gehouden, versiert het marktplein
de zijgevel ziet uit op den breeden
weg, die naar de nabije stad voert.
Dien dag was de lucht als door
wezen met voorjaarszon en lente-
weelde. Haar mildheid doorwasemde
de malsche natuur en de straten
van het stadje. In de huizen stonden
de vensters wagewijd open, de wel
doende warmte stroomde binnen en
verdreef de duffe wintergeuren. De
advokaat stond met de armen vóór
't venster, door het open raam, de
smakelijke lucht in te ademen en de
voorbijgangers na te kijken.
"t Was markt geweest in de stad,
en 't ging naar den middag. Boerin-
nekens met den marktkorf aan den
arm spoedden zich huiswaartseen
koopman stapte voorbij en keek zuur,
vast een kwade luim na een schade
lijken slagen een leuk boerke, in
den voorvaderlijken kiel gehuld, trok
de straat door, nam zijn zijden pet
van 't boofd en groette„Dag,
mynheer de advokaat."
Zoopachter, ook naar de stad
geweest
Baja, was 't antwoord.
En is de markt goed geweest,
pachter
Dat weet ik niet, sprak 't boerke,
ik heb ze niet geproefd.
Maar, zei de advokaat, ik be
doel of de markt nogal groot was
Dat weet ik niet, zei schalks
ons boerke, ik heb ze niet gemeten.
Ja, maar ik wil zeggen of er
veel volk op de markt was
Dat weet ik niet, ik heb ze
niet geteld, sneed het boerke.
De advocaat lachte dat hy schud
de. Wat aardig, oolijk boerke zyt
gijriep hij uit. In zulke mannen
heb ik zin. Doe mij het genoegen
en blijf bij mij middagmalen.
Te veel eer, waarlijk te veel
voor mij, meende 't boerke. Gij zult
toch 'ne mensch niet foppen
Wel neen, ik noodig u uit in
allen ernst. Ik wil vandaag iemand
te gast hebben en liefst zoo'n guitig
boerke gelijk gij.
Als 't zoo is, neem ik aan. Een
diner bij een grooten heer zal allicht
smakelijker zijn, dan thuis myn
boerenkost. Met uw verlof, ik kom
binnen!
Een oogenblik later, deed de
knecht de poort open, liet den boer
binnen en leidde hem in de eetzaal.
De pachter nam den eersten stoel
den beste, en zat vandaar uit zijn
oogen te verzadigen aan de witheid
van 't tafellaken, dat met gestreken
plooien over de tafel lag en weer
spiegeld stond in het blinkend ge
bloemde porcelein. Juist zat hy te
verzinnen, wat daar zoo al lekkers
kon opkomen, toen de advokaat
binnentrad en gemoedelijk zei
Zet u bij pachter en schuif aan.
Niet noodig, mijnheer de advo-
Dat hoeven anderen niet te
doen, zei Alan plotseling. Tenminste
niet, zoo lang ik er nog ben. Stam
pede. Ik wil hebben, dat je met mij
meegaat naar de Endicottbergen,
want ik kan je daar gebruiken. Ik
heb daar tien duizend rendieren. Het
„Niemands Land" daar en wij
kunnen er precies doen, wat we ver
kiezen. Ik zoek geen goud, ik jaag
iets anders na. Maar ik heb een
idee, dat de Endicottbergen vol zitten
van dat glinsterende goedje, dat jij
je speelmakker noemt. Het is een
nieuw land, dat je nog nooit gezien
hebt. God alleen weet, wat je daar
vinden zult. Ga je met me mee
De half spottende uitdrukking in
Stampede's gezicht was verdwenen
en hij keek Alan recht in de oogen
- Of ik met je mee wil gaan
Zal een welp zijn moeder verzorgen?
Probeer het maarVraag het me...
Zeg het nóg eens.
De twee mannen schudden elkaar
krachtig de hand- Glimlachend wend
de Alan zijn blikken naar het Oosten.
De mist was zoo goed als opge
trokken. De rotsachtige kusten van
Alaska teekenden zich scherp af
tegen- den blauwen wolkeloozen
hemel en de morgenzon goot haar
rozenroode stralen over de besneeuw
de toppen. Stampede knikte eveneens
zwijgend, daar spreken hier over
bodig was. In dien enkelen stillen
handdruk gaven beiden elkaar te
kennen, wat er bij het weerzien van
hun geliefd land in hen omging,
V.
Toen Alan in de eetzaal verscheen,
was het ontbijt al half afgeloopen.
Aan zijn tafel waren er nog slechts
behoeft Uw dag niet te vergallen-
Neem een "AKKERTJE" en ge zijl
er van af. Géén last mei Uw maagl
Prettig innemen en onschadelijk
A^KKER-CACHETS verdrijven spoe
dig Hoofdpijn, Kiespijn, Zenuwpijn,
Vrouwenpijn, rheumatische pijnen,
gevatte koude, Influenza, Griep, enz.
NederlandseSmaakloos ouwel-omhulsel.
Product Ge proeft daardoor niets.
Ze glijden zoo naar binnen.
12 st. 52 cl. Zakdoosje 20 cl.
Volgens recept van Apotheker Dumont
Op elk "AKKERTJE" komt de naam
AKKER voor in "ruit"-vorm. Let
hierop en weiger elke namaak f
caat, zei de gast en meteen neemt
hij met zijn twee stevige boeren
handen de tafel van onder vast en
trekt ze tot vóór zyn zitplaats.
- De tafel kan zoo goed bijschui
ven, als ik kan bijzitten, verzekerde
hij. 't Rammelen van porceleinen
borden, 't rinkelen van glazen en 't
gekletter van lepels en vorken be
geleidden deze woorden.
Maar gelukkig, er waren geen
ongelukken en alles stond daar gaaf
en heel voor 't boerke. De advokaat,
een oogenblik van versshieten,
kon niet beter doen, dan zich tegen
over den guitigen genoode plaatsen.
De knecht trad binnen met de
dampende soepkom. Het traditio-
neele „smakelijk" was gansch over
bodig. Dan lonkte de boer achter
dochtig naar den advocaat. Deze
sloeg een kruis en bad. 't Was dan
toch een christenmensch dacht hij
hij, van zyn kant, dankte den Heer
voor den advocatenmiddag, waarop
hij zoo onvoorziens was uitgenoo-
digd.
De warme soep was fijn gereed
gemaakt. De boer at veel, praatte
weinig en antwoordde den advocaat
dat muizende katten niet miauwen.
Dan bracht de knecht op een zil
veren schotel twee visschen, een
grooten en een kleinen. Het boerke,
wat tegenstribbelen uit welge
manierdheid, zou zich het eerst be
dienen. Hy nam den kleinen visch
op den lepel en luisterde met zyn
oor.
- En wat zegt hij vroeg de
advokaat.
- Dat hy te jong is voor mij, be
vestigde de gast, ik ga den anderen
consulteeren.
Ja, deze is hetIk hoor het,
hij zegt het En met een draai van
den lepel, lei de groote bruinge
bakken visch zijn heel bord vol.
- Nu, bemerkte de advokaat, dan
kunnen die stomme visschen zeggen
wat ze willen, ik voor mij vind het
onbeleefd het grootste te nemen en
een ander het kleine over te laten.
- Excuseer, mijnheer de advocaat,
als gy u het eerst bediend had,
welk van de twee visschen hadt gij
op uw bord gelegd
- Natuurlijk den kleinen! viel de
advokaat in.
Den kleinen welnu den klei
nen visch hebt gij toch! stelde de
boer vast, den grooten had ik graag.
Dus hebben we beiden onze gading.
Laat het ons maar smaken.
Ware het niet beneden zijn waar
digheid geweest, de rechtsgeleerde
had den boer hier, tusschen vier
oogen, een klinkend antwoord om
zijn ooren kunnen geven. Maar wacht
Terwijl de grappige gulzigaard nog
immer bezig was zijn visch in de
botersaus te dompelen, en smakelijk
binnen te spelen, was het de gepaste
tijd om bevelen te geven. De advocaat
verliet de tafel, ontmoette in de gang
den knecht en beval na het middag
maal den vraatzuchtigen boer het
huis rond te leidenkwansuis om
het te zien, hem in den kelder te
brengen en daar... als hij dè.ar dien
vreemden gast een ferme ranseling
gaf, kreeg hy drinkgeld als een f eest
twee ledige - stoelen over. De eene
was de zijne; de andere die van
Mary Standish. Het was eenigszins
opvallend dat juist die beide stoelen
onbezet waren. Hij boog, toen hij
plaats nam, en er lag iets van een
glimlach in zijn oogen, toen hij de
uitdrukking op het gezicht van den
jongen ingenier zag. Er was afgunst
en beschuldigind in zijn blik, en toch
was Alan ervan overtuigd, dat het
allerminst de bedoeling was van den
ongen man om iets van zijn gevoe-
'ens te verraden. Het was, alsof door
dit feit zijn ontbijt hem nog beter
smaakte. Hij herinnerde zich, dat de
naam van den jongen man Tucker
was. Hij had een frisch aantrekke
lijk jongensgezicht. Het was duidelijk
dat de jonge ingenieur méér dan
gewone belangstelling voor Mary
Standish koesterde hij was tot over
zijn ooren op haar verliefd men be
hoefde waarlijk niet zoo snugger te
zijn, om dat te bemerken, dacht Alan
bij zichzelf. Hij besloot dan ook de
eerste de beste gelegenheid te benut
ten, om de beide jonge menschen
met elkaar in aanraking te brengen.
Wordt vervolgd.