TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS mmmnm Zeven en vijftigste Jaargang No 27 De puntjes op de i FEUILLETON. Geluksdroom Krakelingen. Van een boerke, dat een advocaat te slim was. Die nare Hoofdpijn AKKERTJES Zaterdag 4 Juli 1938 EEN DOM INZICHT. MISLEIDENDE LEUZE. Een van de domste N.S.B.- beweringen is wel deze, dat de godsdienst niets met de politiek zou te maken hebben. Een be wering, die een ontstellend ge brek verraadt aan inzicht in de beteekenis van den godsdienst, in de practische waarde en toe passing van de politiekeen bewering, die in den grond, bij goed toezien, zelfs godslasterlijk moet worden genoemd. Alleen zeer domme of zeer kwaadwillige menschen kunnen zoo iets be weren. We kunnen de lawaai-makende kopstukken der N.S.B.-ers zelfs verslaan met 'n klein lesje uit den „Catechismus van de kinde ren van 7 jaar." Daarin wordt gevraagd Waar is God God is overalin de kerk, in huis, in school, op straat. We kunnen daar nog bijvoegenop het redactiebureau, in het stem lokaal, in den Rijksdag, in de kazerne, in de Tweede Kamer, enz. enz. Met andere woorden God is overal en moet dus ook overal gediend worden. Met andere woorden de dienst van God, de Godsdienst laat geen uitzondering of (af)scheiding toe, ook niet in de politiek. Er zijn natuurlijk kwesties, die in de politiek voorkomen, welke niet direct of misschien wel heelemaal niets met den gods dienst te maken hebben b.v, welk type van oorlogsschepen voor een bepaald land in deze of die omstandigheden het beste zal zijn, maar die kwesties hebt ge overal. Maar er zullen weinig dingen zijn, waar de gods dienst juist zoo veel mee te maken heeft als met de politiek. Als men de politiek volgt, dan ziet men hoeveel zaken daar be handeld worden, waar juist de waarde en de beteekenis van den godsdienst mee gemoeid is. Neem eens het onderwijs, neem eens den Staat en huwelijk neem eens de sociaal-economische problemen; neem eens dejeugd- opvoedingneem eens het recht en de wetneem eens de vrij heid (of losbandigheid) van druk pers, vereenigingneem eens de publieke (on-)zedelijkheidneem eens de taak en de bevoegdheid der Kerkneem eens het militaire probleem en den (on)rechtvaar- digen oorlogneem eens het Kolonisatieprobleem enz. enz. Ja, waarlijk, die beweren durft, dat de godsdienst niets met politiek te maken heeft, is ofwel een aartsdommerik (en domme rikken moet men nergens aan zetten, want dan maken ze stuk ken) ofwel, hij is de kwaadwillige die handelt tegen beter weten in, en die moet men nog minder ergens aanzetten, want die maken nog grooter stukken. De beweringGodsdienst heeft door JAMES OLIVER CURWOOD. 8. Zooals Alan Stampede Smith hedenmorgen zag, zou niemand zich hebben kunnen voorstellen, dat hij eens de beste schutter tusschen White Horse en Dawson was ge weest. Hij was een tragische her innering aan de dagen van weleer, toen hij, geheel alleen Soapy Smith en zijn bende onschadelijk had ge maakt in die dagen, toen Stam pede Smith leiding gaf aan iedereen, die op zoek was naar nieuwe velden en zijn naam in één adem genoemd werd met dien van George Carmacck, Aiex McDonald en Jerome Chute en dat honderden mannen zooals Curley Monroe en Joe Barret zijn voetsporen volgden. Alan zag het diep-tragische van zijn eenzaamheid, zooals hij daar in het grauwe mor genlicht stond. Ofschoon hij twintig maal millionnair was geweest, wist Alan heel goed, dat hij op het oogenblik weer geheel aan lager wal was. Goeden morgen, zei Alan, zoo onverdacht, dat de kleine man op schrok alsof hij door een zweepslag getroffen was, een beweging, die hem nog bij scheen te ziin gebleven uit de oude dagen. Waarom ben je zoo alleen. Stampede niets met politiek te maken daarom de godsdienst terug naar de kerk en sacristie en daar alléén is een heel oud, muf en duf liberaal beginsel (heel wat erger dan demo-liberaal Mussertis in den grond een godslasterlijk beginsel, omdat ze de volledige souvereiniteit van het Goddelijk gezag miskent, belachelijk maaktomdat ze de goddelijke openbaring, in Christus en de Katholieke Kerk als het ware vleesch en bloed geworden miskent en belachelijk maakt; is in de grond een zeer noodlottige dwaling, die, gelijk alle andere dwalingen, juist het tegenover gestelde gaat doen wat ze zoo fel bestrijdt, in dit geval, van de politiek godsdienst gaat maken. Dat zien we in Duitschland, De heele Nationaal-Socialisti- sche Beweging in Duitschland heeft zich zóódanig met de politiek bezig gehouden, dat ze zelf een godsdienstige wereld beschouwing is geworden en alle zgn. politieke uitingen daaraan ondergeschikt heeft gemaakt. Huwelijk en voorbereiding daartoejeugdopvoeding pers radio onderwijs zelfs in Caritas, (naastenliefde-beoefening, de kern van het christendom, zich uitend in het werk van Vincentiusver- eeniging, ziekenhuizen, inrichtin gen voor zwakzinnigen, ouden van dagen, weezen enz.) dat alles moet in nationaal-socialistischen geest worden gedaan of bestuurd of aan het nationaai-socialisme worden dienstbaar gemaakt. De politiek is daar godsdienst en de godsdienst is daar politiek geworden. Het beste bewijs hebben hier in Nederland geleverd de katho lieke mannen, die omwille van de Nationaal-Socialistische Be weging, om wille van het gezag van Mussert het gezag der door den H. Geest aangestelde Bisschoppen, de leer der Katho lieke Kerk, hebben den rug toe gekeerd. Bij hen gaat Mussert boven de Bisschoppen, het Nationaal-Socialisme boven de Katholieke Kerk, juist als Duitschland Niet de bisschoppen, niet Chris tus, is daar de Führer, maar Hitier. Niet de Katholieke Kerk is daar de leidsvrouwe, maar de Nationaal-Socialistische Wereld beschouwing. Arme verblinden En omdat een dwaling altijd de waarheid moet vreezen, en omdat een dwaling zich nooit uit innerlijke gronden, uit inner- lijken waarheids- en zekerheids- grond op de been kan houden daarom moet ze dat doen met uiterlijke machtsmiddelen en van daar de Gepoe en de Gestapo. De uitspraak der bisschoppen zal velen de oogen hebben open gedaan. Wanneer het gezag zulk een disciplinairen maatregel meent te moeten nemen (weige ren der H. Sacramenten) dan behoeft men, als men ten minste nog aanspraak wil maken op den naam van Christen en Katholiek Stampede glimlachte bitter. Hij had geestige, blauwe oogen, die, evenals bij een Airedale-terrier verborgen waren onder wenkbrauwen, die zelfs nog borsteliger waren dan zijn bakke baarden. Ik zit er over na te denken, zei hij, wat een bedriegelijk iets geld toch eigenlijk is. Goeden morgen, Alan. Hij knikte, grinnikte en bleef door grinniken te midden van den op- trekkenden nevel, en Alan herinnerde zich uit vroegere dagen, hoe niet tegenstaande al zijn misère en tegen slag, er toch nog altijd een gevoel van humor bij hem over was ge bleven. Hij ging dichter bij hem staan, zoodat hun hoofden elkander beroerden, toen ze samen over de verschansing leunden. Alan, zei Stampede, hoewel ik niet dikwijls groote gedachten heb, schijnt me dat vannacht toch wél overkomen te zijn. Je bent Bonanza toch nog niet vergeten, is het wel Alan schudde ontkennend met het hoofd. Zoolang als Alaska nog bestaat, zullen wij nimmer Bonanza vergeten. Stampede. Ik heb er na Carmack's ont dekking een millioen uit gehaald, en daarna verloor ik alles weer, weet je nog wet Zwijgend knikte Alan. Maar dat was niet te wijten aan die Goudkreek, ging Stampede nadenkend voort. Je hebt ook niet den ouden Aleck Mc. Donald, dien Schot, vergeten, is het wel, Alan Bij de groote vangst van '98 namen we zeventig zakken mee om ons goed in te kunnen bergen, en we hadden er zelfs nog dertig te kort. Negen honderd duizend dollar met één dan behoeft men niet veel boeken of kranten of tijdschrif ten te lezen of naar het gedaas van Mussert, Geelkerken of den graaf te gaan luisteren - om te weten, wat er te doen is. Dan wordt dat allemaal een armzalig politiek geknutsel, een valsch-klinkend, gebarsten bel letje tegenover het bronzen, metalen klokgeluid van de stem der bisschoppen. Luister naar hen ZAAIER. DE BLANKE BESCHAVING TRIOMFEERD. De boksmatch in Amerika, waar van we de vorige week in deze ru briek gewaagden, is weer geleden. De zwarte Joe Louis is geslagen door den blanken broeder Schmeling, zoo dat het dus tóch weer „onze bescha ving" was, welke triomfeerde. Tot leed van de arme negers uit de Harlem-wijk van New-York, die tesamen kapitalen hadden verwed op de overwinning van den zwarten bokser. „Honderden negervrouwen zoo lezen we in het verslag die het gevecht hadden aanschouwd, gin gen luid weeklagend huiswaarts." Joe Louis, zoo lezen we verder, „moest bewusteloos uit den ring ge dragen worden." Dat belette de me nigte toeschouwers niet om „zonder ophouden een kwartier lang te jui chen, nadat de beslissende slag was toegebracht." Is het niet verheffend „Na de knock out waren dertig agenten noodig om te voorkomen, dat men den ring bestormde." Niet alleen de geslagen Joe Louis, maar ook de overwinnaar heeft zwaar te lijden gehad van het gevecht. „Ik had hem al in de vierde ronde kunnen hebben, zei hij aan de ver slaggevers, maar ik had last van mijn oog. Lous had zijn duim er in gestoKen en ik moest nu geweldig oppassen. Enfin, honderdduizenden dollars zijn, van bezitters veranderd en het publiek heeft zalige oogenblikken van hysterische opwinding doorleefd. De kracht van het brute geweld heeft zich gedemonstreerd en in het Derde Rijk, vanwaar Schmeling stamt, men daarmee zóó ingenomen, dat men er den held een grootsche en officiëele ontvangst zal bereiden. Intusschen verheugen we er ons toch over, dat de burgemeester van Amsterdam niet voor den wederom herhaalden aandrang is bezweken om dergelijke wedstrijd vertooningen in de hoofdstad toe te staan. Er zgn nog dingen, waarin een klein land geen grootheid behoeft na te streven. DE GERUCHTEN ROND COLIJN. Wie gemeend zou hebben, dat na de „verklaring" van Colijn over de rond zijn persoon loopende geruch ten, deze zaak zou hebben afgedaan, kent niet de hardnekkigheid, waar mee de menschen weten te wroeten het particuliere leven van ande ren en kent ook niet de mate, waar- het politieke leven in het alge meen en de politieke strijd in het bijzonder, zijn vergiftigd. De grijze staatsman, die op zrjn 67en verjaardag door zijn partijgan gers werd toegezongen, moge in deze blijken van trouw en aanhankelijk heid kracht en sterkte hebben ge vonden; hij zal deze laatsten in hooge mate behoeven om nieuwe aanvallen te doorstaan. Voor ons is het de vraag, of de heer Colijn wel taktisch heeft ge daan met het geven van zijn „ver klaring". Een man als de min.-pre sident had zich ter zake van de be schuldigingen aan zijn adres in een enkelen slag, en dat was nog maar het begin. En toen verloor ik het weer en oude Aleck raakte later ook alles kwijt Maar hij hield tenminste nog een mooie vrouw over.... een meisje uit Seattle. Ik moest van voren af aan beginnen. Voor een oogenblik zweeg hij, terwijl hij over zijn bakkebaarden streek. Hij keek naar de kust, die door de langzaam opkomende zon met rossigen gloed werd overdekt. Vijfmaal daarna sloeg ik weer een slag en verloor daarna wéér alles, zei hij een weinig trotsch. En op het oogenblik is het weer precies zoo met me gesteld. - Dat weet ik, zei Alan deel nemend. Daar in Seattle en San Francisco hebben ze iederen cent van me af getroggeld, grinnikte hij, terwijl hij opgewekt zijn handen wreef. En toen hebben ze een biljet voor me gekocht naar Nome. Dat was buitengewoon netjes van ze, vind je ook niet Ze hadden zich niet behoorlijker kunnen gedragen. Ik wist heel goed, dat die Kopf een goed hart had. Dat was dan ook de reden, dat ik hem mijn geld toevertrouwde. Het was niet zijn schuld, dat het allemaal verloren ging. Natuurlijk niet, bevestigde Alan En ik heb er een beetje spijt van, dat ik hem kapot heb gemaakt. Waarachtig waar. Heb je hem doodgeschoten Nou, niet heelemaal. Hij is alleen maar één van zijn ooren kwijt, als een herinneriug aan Chink Hol- leran. Toch heb ik er spijt van, want toen drong het nog niet tot me door, hoe netjes het Tan hem was om me een plaatsbewijs voor Nome te hooghartig zwijgen kunnen hullen; nu hy heeft gesproken, valt de onvolledigheid van zijn „verklaring" op. Het zijn o.m. de bekende anti- semietische Vereenigde Persbureaux te 's-Gravenhagen, welke van deze onvolledigheid gebruik maken om de publieke opinie middels een „Binnen- landsch Overzicht" te attendee ren op eenige „pikante" bijzonderheden, samenhangende met de door dr. Colijn toegegeven feiten. f.oo wordt daarin de naam ge noemd van de dame, die door den min.-president is voortgeholpen, waarby dan tevens wordt onthuld, dat ze een Joodsche vluchtelinge is en dat de waarschuwing, welke Dr. Colijn gewerd door een hoogen amb tenaar, „haar levenswandel" betrof „in verband met Mannheimer". Te vens wordt dan nog de wijze en de mate genoemd, waarop Dr. Colijn de bedoelde dame in laatste instantie Dog eens 'n keer heeft willen helpen, n.l. een borgstelling ten bedrage van f 15000. Van Mannheimer wordt dan terloops nog gezegd, dat hij naar het schijnt het Nederlandsche volk on noemelijk veel schade heeft berok kend met zyn speculaties. Het zijn allemaal feitelijkheden, welke eerder reeds waren vermeld in een schotschrift van een Neder- landsch-Belgische fascistische groep, het „Verdinaso", dat de zaak de vo rige week Donderdag in kleuren en geuren aan de Nederlandsche pers had kenbaar gemaakt en daarmee de „verklaring" 's anderen daags van Dr. Colijn heeft uitgelokt. We zeiden reeds: het gemodder en gestook blijkt na deze verklaring geenszins uit te zijn. Van verschil lenden kant blijft men nadruk leg gen op de relaties tusschen de door den heer Colijn geholpen dame en den bankier Mannheimer. Over dit verband rept de „verklaring" niet en toch is het in 't bijzonder de tus- chenvoeglng van den bekenden Jood- schen bankier welke de affaire van politiek belang doel zijn. Of en met welke bedragen Dr. Colijn tenslotte een Joodsche vluchteling wil helpen, daarmee heeft het volk en heeft ook de pers niets te maken. Als de „Vereenigde Persbureaux' in de copie voor de aangesloten bla den dan ook schrijft dat van Dr. Colijn de instelling van een stafver volging (bedoeld zal zijn: een klacht, leidende tot... enz.) wordt verwacht, met de toevoeging: „Wordt dit niet gedaan, dan wordt de schijn gewekt, dat de geruchten wel een schijn van waarheid hebben." dan is dat niet anders dan een zich bloot geven van de Ver. Persb., hetwelk... den schijn wekt, dat zij net als de Verdinaso poseerende als beschermers van Colijn in werkelijkheid de publieke opinie tegen hem willen opzetten. De sugesties, welke tegen den persoon van den min.-president zijn gewekt, leenen zichalleimiast voor een straf- behandeling. Wel i3 ter zake het verschaffen van de meest volkomen klaarheid gewenscht, nu achteraf is gebleken, dat er twee kabinets zittingen aan de affaire zijn gewild en deze aan leiding schy nt te hebben gegeven tot politieke intriges. Het licht in de zaak worde niet alleen door den min.-president ver schaft, maar b.v. ook door de R.-K. Staatspartij, aan welks leider, zoowel in het schotschrift van het Verdinaso als in sommige persorganen, een weinig verheffende rol in de agitatie tegen Dr. Colijn wordt toegekend. (Limburgsche vertelling), 't Is een vertelling van toen ik nog kind was. Het moet gebeurd geven. Ik heb me door mijn drift laten meesleepen, Per slot van reke ning heeft hij me toch een dienst bewezen, Alan. Je kunt je niet voor stellen, hoe vrij men zich voelt, en hoe gemakkelijk en mooi alles is, voor dat je geen cent meer over hebt. Glimlachend, terwijl zijn gezicht er bijna jongensachtig uitzag onder den breeden haarbos, viel hem de ernstige uitdrukking in Alan's oogen op. Hij greep zijn arm en schudde dien. Alan, ik meen het, verklaarde hij. Daarom zei ik je zooeven, dat ik geld zoo iets bedriegelijks vind. Het is niet het uitgeven daarvan, dat me gelukkig maakt, maar het is het vinden ervan het goud in de bergen dat is het, wat mijn bloed sneller doet stroomen Nadat ik het eenmaal gevonden heb. heeft het geen bepaald nut meer voor mij, en dan is het een ware opluchting om het weer kwijt te raken. Als ik er niet zoo over dacht, zou ik vadsig en lui worden, zou de een of andere nieuwerwetsche dokter mij willen opereeren en dan liep ik de kans om dood te gaan. Het lijkt wel, alsof ze ia San Francisco niets anders doen dan opereeren. Eens, toen ik pijn had, wilden ze van binnen wat uit me wegnemen. Nu kun je eens na- jaan, wat iemand al niet kan over tomen, als hij geld heeft. Meen je dat allemaal, Stampede? Zoo waar als ik leef, kerel. Ik kan niet buiten de vrije lucht en de bergen, en dat glinsterende goedje, dat tot aan mijn dood toe mijn speel makker zal blijven» Alan. Ik zal in Nome wel ergens een onderdak vinden, ze zullen me daar niet van honger laten omkomen. zyn in een oud Limburgsch stadje, dat van zijn middeleeuwsche glorie niet veel meer overhoudt, dan een stuk puin van de oude vesting en een kantongerecht, waar om de acht dagen wordt gezeteld en ge vonnist. Ik zeg stadje, het werd echter niet waardig gekeurd, en niet be langrijk genoeg bevonden, om onder de steden te worden gerangschikt. Toch houden de goede inwoners er nog immer aan, het eerbieding met den middeleeuwschen naam van stad te betitelen, en ze gaan er fier op, in de omheining van den gesloopten gordelmuur notabelen te huisvesten, waar een eenvoudig boerendorp geen aansspraak kan op maken. De zindelyke burgerhuizen, die het marktplein omringen, worden be woond door den notaris en den dokter, den rechter en den advokaat, zonder te gewagen van de mindere waardigheidsbekleders, noch van de godvruchtige oude deftig-doende renteniers, noch van de godvruchtige oude juffrouwen in de schaduw van den ouden kerktoren. Het huis van den advocaat beslaat den hoekde voorkant met een weidsche eiken poort, tusschen twee paar fraai omlijste vensters, netjes in de verf gehouden, versiert het marktplein de zijgevel ziet uit op den breeden weg, die naar de nabije stad voert. Dien dag was de lucht als door wezen met voorjaarszon en lente- weelde. Haar mildheid doorwasemde de malsche natuur en de straten van het stadje. In de huizen stonden de vensters wagewijd open, de wel doende warmte stroomde binnen en verdreef de duffe wintergeuren. De advokaat stond met de armen vóór 't venster, door het open raam, de smakelijke lucht in te ademen en de voorbijgangers na te kijken. "t Was markt geweest in de stad, en 't ging naar den middag. Boerin- nekens met den marktkorf aan den arm spoedden zich huiswaartseen koopman stapte voorbij en keek zuur, vast een kwade luim na een schade lijken slagen een leuk boerke, in den voorvaderlijken kiel gehuld, trok de straat door, nam zijn zijden pet van 't boofd en groette„Dag, mynheer de advokaat." Zoopachter, ook naar de stad geweest Baja, was 't antwoord. En is de markt goed geweest, pachter Dat weet ik niet, sprak 't boerke, ik heb ze niet geproefd. Maar, zei de advokaat, ik be doel of de markt nogal groot was Dat weet ik niet, zei schalks ons boerke, ik heb ze niet gemeten. Ja, maar ik wil zeggen of er veel volk op de markt was Dat weet ik niet, ik heb ze niet geteld, sneed het boerke. De advocaat lachte dat hy schud de. Wat aardig, oolijk boerke zyt gijriep hij uit. In zulke mannen heb ik zin. Doe mij het genoegen en blijf bij mij middagmalen. Te veel eer, waarlijk te veel voor mij, meende 't boerke. Gij zult toch 'ne mensch niet foppen Wel neen, ik noodig u uit in allen ernst. Ik wil vandaag iemand te gast hebben en liefst zoo'n guitig boerke gelijk gij. Als 't zoo is, neem ik aan. Een diner bij een grooten heer zal allicht smakelijker zijn, dan thuis myn boerenkost. Met uw verlof, ik kom binnen! Een oogenblik later, deed de knecht de poort open, liet den boer binnen en leidde hem in de eetzaal. De pachter nam den eersten stoel den beste, en zat vandaar uit zijn oogen te verzadigen aan de witheid van 't tafellaken, dat met gestreken plooien over de tafel lag en weer spiegeld stond in het blinkend ge bloemde porcelein. Juist zat hy te verzinnen, wat daar zoo al lekkers kon opkomen, toen de advokaat binnentrad en gemoedelijk zei Zet u bij pachter en schuif aan. Niet noodig, mijnheer de advo- Dat hoeven anderen niet te doen, zei Alan plotseling. Tenminste niet, zoo lang ik er nog ben. Stam pede. Ik wil hebben, dat je met mij meegaat naar de Endicottbergen, want ik kan je daar gebruiken. Ik heb daar tien duizend rendieren. Het „Niemands Land" daar en wij kunnen er precies doen, wat we ver kiezen. Ik zoek geen goud, ik jaag iets anders na. Maar ik heb een idee, dat de Endicottbergen vol zitten van dat glinsterende goedje, dat jij je speelmakker noemt. Het is een nieuw land, dat je nog nooit gezien hebt. God alleen weet, wat je daar vinden zult. Ga je met me mee De half spottende uitdrukking in Stampede's gezicht was verdwenen en hij keek Alan recht in de oogen - Of ik met je mee wil gaan Zal een welp zijn moeder verzorgen? Probeer het maarVraag het me... Zeg het nóg eens. De twee mannen schudden elkaar krachtig de hand- Glimlachend wend de Alan zijn blikken naar het Oosten. De mist was zoo goed als opge trokken. De rotsachtige kusten van Alaska teekenden zich scherp af tegen- den blauwen wolkeloozen hemel en de morgenzon goot haar rozenroode stralen over de besneeuw de toppen. Stampede knikte eveneens zwijgend, daar spreken hier over bodig was. In dien enkelen stillen handdruk gaven beiden elkaar te kennen, wat er bij het weerzien van hun geliefd land in hen omging, V. Toen Alan in de eetzaal verscheen, was het ontbijt al half afgeloopen. Aan zijn tafel waren er nog slechts behoeft Uw dag niet te vergallen- Neem een "AKKERTJE" en ge zijl er van af. Géén last mei Uw maagl Prettig innemen en onschadelijk A^KKER-CACHETS verdrijven spoe dig Hoofdpijn, Kiespijn, Zenuwpijn, Vrouwenpijn, rheumatische pijnen, gevatte koude, Influenza, Griep, enz. NederlandseSmaakloos ouwel-omhulsel. Product Ge proeft daardoor niets. Ze glijden zoo naar binnen. 12 st. 52 cl. Zakdoosje 20 cl. Volgens recept van Apotheker Dumont Op elk "AKKERTJE" komt de naam AKKER voor in "ruit"-vorm. Let hierop en weiger elke namaak f caat, zei de gast en meteen neemt hij met zijn twee stevige boeren handen de tafel van onder vast en trekt ze tot vóór zyn zitplaats. - De tafel kan zoo goed bijschui ven, als ik kan bijzitten, verzekerde hij. 't Rammelen van porceleinen borden, 't rinkelen van glazen en 't gekletter van lepels en vorken be geleidden deze woorden. Maar gelukkig, er waren geen ongelukken en alles stond daar gaaf en heel voor 't boerke. De advokaat, een oogenblik van versshieten, kon niet beter doen, dan zich tegen over den guitigen genoode plaatsen. De knecht trad binnen met de dampende soepkom. Het traditio- neele „smakelijk" was gansch over bodig. Dan lonkte de boer achter dochtig naar den advocaat. Deze sloeg een kruis en bad. 't Was dan toch een christenmensch dacht hij hij, van zyn kant, dankte den Heer voor den advocatenmiddag, waarop hij zoo onvoorziens was uitgenoo- digd. De warme soep was fijn gereed gemaakt. De boer at veel, praatte weinig en antwoordde den advocaat dat muizende katten niet miauwen. Dan bracht de knecht op een zil veren schotel twee visschen, een grooten en een kleinen. Het boerke, wat tegenstribbelen uit welge manierdheid, zou zich het eerst be dienen. Hy nam den kleinen visch op den lepel en luisterde met zyn oor. - En wat zegt hij vroeg de advokaat. - Dat hy te jong is voor mij, be vestigde de gast, ik ga den anderen consulteeren. Ja, deze is hetIk hoor het, hij zegt het En met een draai van den lepel, lei de groote bruinge bakken visch zijn heel bord vol. - Nu, bemerkte de advokaat, dan kunnen die stomme visschen zeggen wat ze willen, ik voor mij vind het onbeleefd het grootste te nemen en een ander het kleine over te laten. - Excuseer, mijnheer de advocaat, als gy u het eerst bediend had, welk van de twee visschen hadt gij op uw bord gelegd - Natuurlijk den kleinen! viel de advokaat in. Den kleinen welnu den klei nen visch hebt gij toch! stelde de boer vast, den grooten had ik graag. Dus hebben we beiden onze gading. Laat het ons maar smaken. Ware het niet beneden zijn waar digheid geweest, de rechtsgeleerde had den boer hier, tusschen vier oogen, een klinkend antwoord om zijn ooren kunnen geven. Maar wacht Terwijl de grappige gulzigaard nog immer bezig was zijn visch in de botersaus te dompelen, en smakelijk binnen te spelen, was het de gepaste tijd om bevelen te geven. De advocaat verliet de tafel, ontmoette in de gang den knecht en beval na het middag maal den vraatzuchtigen boer het huis rond te leidenkwansuis om het te zien, hem in den kelder te brengen en daar... als hij dè.ar dien vreemden gast een ferme ranseling gaf, kreeg hy drinkgeld als een f eest twee ledige - stoelen over. De eene was de zijne; de andere die van Mary Standish. Het was eenigszins opvallend dat juist die beide stoelen onbezet waren. Hij boog, toen hij plaats nam, en er lag iets van een glimlach in zijn oogen, toen hij de uitdrukking op het gezicht van den jongen ingenier zag. Er was afgunst en beschuldigind in zijn blik, en toch was Alan ervan overtuigd, dat het allerminst de bedoeling was van den ongen man om iets van zijn gevoe- 'ens te verraden. Het was, alsof door dit feit zijn ontbijt hem nog beter smaakte. Hij herinnerde zich, dat de naam van den jongen man Tucker was. Hij had een frisch aantrekke lijk jongensgezicht. Het was duidelijk dat de jonge ingenieur méér dan gewone belangstelling voor Mary Standish koesterde hij was tot over zijn ooren op haar verliefd men be hoefde waarlijk niet zoo snugger te zijn, om dat te bemerken, dacht Alan bij zichzelf. Hij besloot dan ook de eerste de beste gelegenheid te benut ten, om de beide jonge menschen met elkaar in aanraking te brengen. Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1936 | | pagina 5