DERDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Vraagt dit mooie theeschepje!
■I
Hemelvaart.
Stand en stands,
organisatie.
Krakelingen.
r-
ZOO ZET U EEN GOED KOP
wr\
mm\
mi
Ons weekpraatje.
Zaterdag 16 Mei 1936
Zeven en vijftigste Jaargang No 20
De Hemelvaart van Christus, Zijn
afscheid van deze aarde, vinden we
reeds honderden jaren tevoren uit
gebeeld in de geschiedenis van den
profeet Elias, die in een vlammende
wagen ten hemel werd opgenomen.
Van ouds heeft men die geschiede
nis beschouwd als een treffende
voorafbeelding van Christus- Hemel
vaart.
Het boek der Koningen verhaalt,
dat Elias en zijn leèrling Elizeus
tezamen uit Galgata vertrokken
naar de plaats, waar de Heer Elias
ten hemel zou opnemen.
Elias had er opaangedrongen.dat
Elizeus daar zou achterblijven:Blijf
hier, zeide hij, want de Heer heeft
mij naar Bethel gezonden. Maar
Elizeus weigerde hem te verlaten
„Zoo waar de Heer en mijn ziel
leven, ik zal u niet verlaten".
In Bethel kwamen de profeten
leerlingen naar buiten geloopen, naar
Elizeus, en vroegen hem„Weet ge
niet, dat de Heer vandaag uw mees
ter van u zal wegnemen „Ik weet
het, zei hij, zwijgt."
Elizeus was vastbesloten zijn Heer
te volgen tot het laatste oogenblik.
Maar Elias sprak„Blijf hier, want
de Heer zend mij naar Jericho." En
hij antwoordde weer„Zoowaar de
Heer en mijn ziel leven, ik zal u
niet verlaten".
In Jericho kwamen de daar ver
blijvende profetenleerlingen toege-
loopen en ook zij vroegen Elizeus
„Weet ge dan niet, dat de Heer van
daag uw meester van u zal wegne
men?" En hij zeide: „Ik weet het,
zwijgt", en als Elias hem zeide, dat
de Heer hem naar de Jordaan riep
en dat Elizeus hier zou blijven, her
haalde deze voor de derde maal zijn
belofte„Ik zal u niet verlaten."
Aan de Jordaan gekomen, nam
Elias zijn mantel, rolde hem op en
sloeg ermee op het water, dat zich
in tweeën splitste en beiden gingen
droogvoets door de bedding.
Toen zeide Elias tot Elizeus
„Vraag wat ge wilt en ik zal 't u
geven, voordat ik van u weggeno
men wordt." En Elizeus sprak nu
zijn eenige en innigste wensch uit
„Ik bid u, laat uw geest in mij ver
dubbeld worden".
Dit waren de twee gedachten, die
de leerling van Elias bij het vertrek
van zijn meester van deze aarde ge
heel vervuldeneen belofte en een
wensch de belof ie dat hij hem nooit
zou verlaten en de wensch, dat de
geest van zijn meester in hem ver
sterkt, verdubbeld mocht worden.
Toen de Apostelen met Christus
van de zaal van het laatste Avond
maal naar den berg der Hemelvaart
gingen, wisten zij evenals Elizeus
dat hun Meester vandaag van hen
zou weggaan. Op dit plechtig en ge
wichtig oogenblik van het afscheid
moet hun liefde en gehechtheid aan
den Meester in al zijn hevigheid
ontvlamd zijn. Nu zagen ze in één
omvattenden blik Zijn leven voor
zich, Zgn goddelijke kracht, Zijn
grootheid, Zijn liefde, al Zijn deugden;
dat zouden ze nooit meer vergeten,
Hij zou altijd hun ideaal en hun
eenige liefde blijven. Op dat oogen
blik hebben ook de apostelen evenals
Elizeus het vaste voornemen opgevat
en de belofte gedaanwij verlaten
Hem niet meer.
Op den berg von de Hemelvaart,
op het oogenblik van scheiden, bleef
er ongetwijfeld ook voor de apostelen
slechts één wensch: „Ik bid u, laat
uw Geest in mij verdubbeld worden."
Bij het laatste Avondmaal had
Christus hen gezegd „het is goed
voor U, dat Ik heenga. Want als Ik
niet heenga, zal de Helper niet tot
U komen, maar zoo Ik heenga, zal
Ik Hem tot U zenden." De Helper
van wien Christus hier sprak, is de
Geest van Christus, die over enkele
dagen over de Apostelen zou neer
dalen, zooals Hij beloofd had. Daar
om kon er ook nu geen ander ver
langen in hunne harten opkomen,
dan de wensch van Elizeus: „Ikbid
U, laat Uw Geest in mij verdubbeld
worden."
Deze twee gedachten moeten ook de
onze zijn op het feest van Christus
Hemelvaart, Bij de gedachte aan Zijn
afscheid van ons hebben we slechts
één wensch; dat Zijn H. Geest in ons
versterkt moge worden. En we wil
len Hem met de Apostelen beloven:
wij zullen U niet verlaten. Er is een
nauw verband tusschen déze beide
gedachten, die immers in één stre
ven van ons hart hun oorsprong
hebben: wij willen de geest van Chris
tus in ons bewaren.
Daarom willen wij Hem trouw ba
loven, Hem zeggen, dat we Hem nooit
willen verlaten en ontrouw worden.
Daarom willen we in deze dagen vóór
het Pinksterfeest met de Apostelen
vragen: „Ik bid U, laat Uw Geest in
mij verdubbeld worden."
Met het feest van Christus' He
melvaart begint de noveen van voor
bereiding op het Pinksterfeest. Bid
den wij van dien dag af met bijzon
deren aandrang, dat op Pinksterdag
de H. Geest ook over ons zal neder
dalen en onze harten zullen herbo
ren worden tot het leven in Christus.
Het is niet geld en goed, wat
beslist over het behooren tot 'n
bepaalden stand.
Waardoor wordt die stands
begrenzing dan wel bepaald
Die wordt bepaald door wat
men noemt het uiterlijk en in
nerlijk levensmidden.
Wat is dat uiterlijk en inner
lijk levensmidden
Wanneer wij spreken van het
uiterlijk levensmidden, dan wordt
daarmee op de eerste plaats be
doeld datgene, wat men noemt
de maatschappelijke functie, de
dienst, die men bewijst in de
volksgemeenschap.
Wij zien b.v. in een volksge
meenschap een groep menschen,
die over grond beschikken, het
zij eigendom of gepacht, die dien
grond bewerken, die daar zor
gen voor de voortbrengst van
noodzakelijke stoffelijke levens
behoeften. Deze groep, waartoe
behooren heerboeren en heikeu-
ters vormt den boerenstand.
Naast meer andere groepen
vinden wij hier ook een groote
groep van menschen, die hun be
staan vinden in het zich beschik
baar stellen van anderen, die in
een zekere, in onzen tijd groote
mate van afhankelijkheid als on
dergeschikte arbeiden om de
volksgemeenschap te voorzien
van noodige en nuttige (soms
helaas ook onnoodige en onnut
tige) stoffelijke goederen, ofwel
werk verrichten, wat daarmede
in verband staat.
ledereen neemt duidelijk waar
dat deze menschen een andere
groep vormeu, een ander uiter-
terlijk levensmidden hebben dan
de zooeven genoemde boeren,
m.a.w. behooren tot een andere
stand.
Nu staat het zoo, dat niet
iedereen, die in een zekere mate
van afhankelijkheid diensten be
wijst aan de volksgemeenschap,
tot deze groep behoort alleen op
grond van dat feit. Een directeur
eener Naamlooze Vennootschap
b.v., die toch ook in zekere mate
afhankelijk is, zal wel niemand
bij deze groep indeelen.
Naar onze meening staat het
precies evenzoo met een groot
deel van wat men tegenwoordig
noemt de werknemende midden
stand.
Wij zullen de laatsten zijn om
te ontkennen, dat een gedeelte
daarvan zich zeer goed thuisvoelt
bij den arbeidersstand, b.v. ook
meeleeft en meewerkt in het
vereenigingsleven der arbeiders,
maar anderzijds kan toch ook niet
worden ontkend, dat heel veel
onderwijzers, ambtenaren, hooger
kantoorpersoneel enz., zich daar
niet thuis voelen.
Zij zijn in de tneemng en o.i.
niet ten onrechte, dat zij tot een
andere groep, tot een anderen
stand behooren dan de arbeiders.
Trouwens deze menschen be
palen zich vrijwel geheel tot
geestesarbeid of leiding geven
aan den arbeid van anderen.
Hier is toch ook wel eenig ver
schil in maatschappelijke functie
aanwezig.
Tot de verschijnselen van het
uiterlijke levensmidden behoort
verder: eenzelfde of vrijwel een
zelfde levenspeil.
Hier zal natuurlijk altijd eenige
soms wellicht vrij groote scha
keering blijven.
Het levenspeil van een heer-
boer en van een heikeuter is
niet hetzelfde; evenmin dat van
een spoorman in Nijmegen en
van een landarbeider in Noord-
Limburg. Men treft dat verschil
aan in alle standen.
Wat dit betreft zal men zich
dan ook niet zoozeer moeten
baseeren op het werkelijk be
reikte levenspeil, dan wel naar
dat, wat in iederen stand bereikt
behoort te worden.
Als wij het terrein van de be
langen en behoeften, die wij
hebben, betreden, dan zien wij
ook daar direct een verschil
tusschende verschillende standen.
Het is echter voornamelijk het
innerlijk levensmidden, dat het
kenmerk is van den bepaalden
stand, dat iemand tot een be
paalden stand doet behooren.
Hier vooral kan men het ver
schil tusschen de verschillende
typen van menschen zoo bijzon
der goed waarnemen.
Tot het innerlijk levensmidden
behoort vooral de [zielkundige
toestand der menschen.
Deze typeert de verschillende
standen bijzonder. Gedachten-
leven, gevoelsleven, opvattingen,
belangstellingen wisselen, naar
gelang de mensch tot een be
paalden stand of tot een anderen
behoort.
Een arbeider zal de dingen
van den dag anders zien dan 'n
boer of middenstander. Zijn ge
dachte gaan een heel andere
richting uit, zijn opvattingen zijn
totaal verschillend van die der
laatstgenoemden. Zijn belangstel
ling zal zich op andere punten
samentrekken, zal zich op andere
wijze uiten.
Die bhpaalde zielkundige toe
stand, beïnvloed door geboorte,
door opvoeding -en dagelijksche
omgeving, blijft nog lang na
werken, zelfs al is men ook
practisch aan den stand, waar
toe men door geboorte en op
voeding behoorde, ontgroeid.
Let b.v. maar eens op 't feit,
dat zeer vele zoons van grootere
en kleinere landbouwers, die in
vaders bedrijf geen voldoende
emplooi kunnen vinden en arbeid
in de industrie, in de stad gaan
zoeken, toch boer blijven.
Zij gaan naar de fabriek, naar
de bouwwerken enz., maar be
schouwen dit toch niet als hun
beroep, meer als bijverdienste;
zij gaan eiken avond terug naar
hun dorp, naar hunne boerderij
en komen er niet toe zich als
verbonden te beschouwen met
de arbeiders.
Over het algemeen genomen
zijn deze menschen bijna niette
krijgen voor de vakorganisatie.
Zij beschouwen zich niet als
arbeiders, hun ideaal is en blijft
het zelfstandig boerenbedrijf.
Hun geheele zielkundige toestand
is ingesteld op het boer zijn.
Zeer typeerend is dit in Mid
den-Limburg, in de streek tus
schen Roermond en Sittard en
ook verder naar het Zuiden in
de Maasdorpen.
Hier immers vindt men vele
kleine boeren, die in den loop
van den tijd mijnwerker zijn ge
worden. Daaronder treft men er
vele, die tien, misschien twintig
jaren arbeider zijn, maar toch nog
meer boer zijn dan arbeider,
wier gedachtenleven en opvat
tingen toch altijd door hun boer-
zijn worden beïnvloed.
In verschillende plaatsen on
dervindt men dat bij de propa
ganda voor den R.K. Mijnwer-
kersbond. Hetzelfde kan men
waarnemen bij de actie voor ons
arbeidersdagblad de Volkskrant.
Daar krijgen onze propagan
disten ook dikwijls ten antwoord
van menschen, die jaar in, jaar
uit naar de mijn zijn getrokken:
wat hebben wij aan die courant
ik heb nog meer aan „Land en
Vee", het blad van den Boeren
bond
De zoon van deze menschen,
die ook mijnwerker zijn gewor
den, benaderen meer de arbei
ders-mentaliteit, komen meer tot
de geestes-gesteltenis van den
arbeider. Maar de vader zal veel
al, uitzonderingen daargelaten, in
zijn hart boer blijven; hij kan
zich niet aanpassen aan den ziel-
kundigen toestand van den mo
dernen industrie-arbeider.
Wat wij hierboven hebben
gezegd over boerenzoons en
kleine boeren, die arbeider wor
den, geldt ook omgekeerd zeer
dikwijls voor arbeiders, die zich
door zuinigheid en vlijt tot
kleinen boer hebben opgewerkt.
Wij zijn meermalen persoon
lijk in de gelegenheid geweest
om te kunnen waarnemen, dat
dergelijke menschen bij hun boer
worden hun arbeidersmentaliteit
niet kunnen verloochenen, dat
zij in hun hart arbeiders blijven,
dat zij de arbeidersorganisatie
met belangstelling blijven volgen,
zich daartoe aangetrokken ge
voelen en dikwijls slechts noode
uit de arbeidersorganisatie treden,
omdat zij krachtens hun ender
neming tot den Landbouwbond
hooren.
Dikwijls hebben wij van deze
menschen kunnen hooren Wij
bleven toch liever bij de Werk-
liedenvereeniging.
EEN STUDENTEIS) -IMPRESSIE.
Vanuit het Alg. Groningsche Stu
dentenweekblad „DerClerke Cronike'
is een bijdrage van „Viglius"het
welk een pseudoniem van „Vlegel'
schijnt te zijn in de Nederlandsche
dagbladpers verzeild geraakt een
bijdrage, waaraan menigeen zich da
nig heeft geërgerd. Om daartoe ook
onze lezers in de gelegenheid te stel
len, drukken we hier het stukje, ge-
titeld „Marktdag-impressie" af:
Traag slentert de kudde door de
stad.
Glotst, gluurt, met groote domme
oogen, traag jopnemend het wonder
lijk stadsgebeuren..
Loopt, schuift, plonst, waggelt,
hier, daar, drommend, massief.
Boeren uit Beerta, boeren uit Mee-
den, boeren uit Leens....
Boeren, boeren, boeren....
Een handig, onmisbaar hulpmiddel voor het zetten van lekkere thee! Vraagt dit
practische en fraai-uitgevoerde theemaatschepje! Verkrijgbaar bij het Theebureau,
Koloniaal Inst., Afd. i, Amsterdam, tegen inzending van 10 cent aan postzegels
of door overschrijving van 10 ct. op postgiro No. 262910. BESTELT HET NU!
i
i
i
i
i
i
i
i
i
i
i
nr7p COUPON NOG HEDEN.
VERZENDT DEZE Guur
Amsterdam.
Ondtrg't"kl"de j/olt biavm
tbeemaatichtpl'O) a 10
postzegels in.
i
i
i
i
i
k.
fill
B
1
H
B|
^ÜHÜ
Doe per persoon 1 maatschep-
je thee in den trekpot.
Versch kokend water opgieten.
3 tot 5 minuten laten trekken.
Voor het inschenken even om
roeren.
Dikke kerels met petten, gele klom
pen en wandelknuppels.
Venten met ondefinieerbare, ruige
jassen, die openhangen.
Viezerikken zonder boord en met
broeken met omgeslagen pijpen.
Moekes met vormelooze hoeden en
dito gezichten.
Kwabbige Schommels met weer
zinwekkende beenen. uitloopende in
knobbelige, vierkante schoenen.
Met karabiezen, paraplu's, rieten
manden en pakjes van C. A.
Boerekinkels.
Boeremeiden.
Roode gezichten, dikke gebarsten
handen, kamfergeur, mestreuk
Doffe knauw-knauw geluiden ont
snappen aan hun kauwende kaken.
Harde keelklanken met miauwen
de uithalen stooten langs hangende
sigaren peukjes, stinksigaretten en
pepermuntjes.
In de café's zitten ze, met wild
gespreide beenen, knuisten op tafel,
verwarde, piekende haren, starende
met nietszeggende oogen in glim
mende koppen achter fladderak of
anisette.
Boeren
Traag opnemend, zoo schrijft
deze jonge Vlegel oftewel Viglius,
het wonderlijk stadsgebeuren....
Het stusgeteuren, dat \o;>r den
grooten jongen, die „studeert" en op
de soos achter een groote pot bier
zetelt, natuurlijk geen geheimen meer
heeft. Naar hij méént tenminste. En
die zich daarom aanmatigt om laat
dunkend neer te zien op de menschen
van buiten, die de geheimen van de
stad nog niet dóór hebben of en
dat lijkt ons méér waarschijnlijk
daarvoor minder belangstelling be-
toonen dan het studentje.
Het studentje, dat na zijn studies
van de stad, toch óók nog eens aan
dacht moest wgden aan het platte
land. waar hij heel wat meer te ont
dekken krijgt dan de boer in de stad.
Als hij eenmaal geleerd zal hebben
om te peilen, wat er achter de ge
sloten physionomie van den boer aan
verstand en nuchter oordeel schuilt,
dan zal hij zich schamen over den
onbekookten uitval in zijn jeugd, ge
grond op uiterlijkheden.
Het Groningsche studentje, dat
zich Vlegel of Viglius noemt, zal zich,
als hij eenmaal het platteland heeft
ontdekt, daar best thuis gevoelen.
Want er zijn daar veel.... koeien, die
evenals hg, de gewoonte hebben aan
genomen om haar onverstand luid
ruchtig uit te balken.
LET OP DE „SAECK"!
Enkele weken geleden waarschuw
den we tegen den inhoud, van adver-
tentiën, waarin gegadigden worden
opgeroepen voor de functie van ver
zekeringsinspecteur, op vast salaris,
prov., spoorabonnement, verg. van
kosten en andere emolumenten, een
en ander te verwerven na drie maan
den proeftijd, welke maanden als re
gel juist voldoende blijken om het
verzekeringsgras door de gegadigden
te laten afgrazen op den akker van
familie, vrienden en kennissen. Waar
na „tot ons leedwezen" enz. de aspi-
raut-inspecteur weer op de keien
wordt geplaatst, terwijl aan familie,
vrienden en kennissen levens lang of
voor een groot aantal jaren de kwi
tanties voor premiebetaling blijven
gepresenteerd.
Naar aanleiding van een bijzonder
voorval willen we thans ook waar
schuwen tegen een andere manier
van flesschentrekkers om de spaar
duitjes van goedgeloovige burgers,
die naar werk en een bestaantje
snakken, in handen te krijgen. Het
gaat hier om de ervaringen van een
Limburgsche juffrouw, die in Am
sterdam een brooddepot kocht voor
f 500. maar na een paar dagen tot
de ontdekking kwam, dit ie haar
geld kwijt is en zelfs het dak boven
haar hoofd.
Er zal wel eens een serieuse aan
bieding voorkomen onder de adver
tenties in de groote bladen die er
speciale rubrieken voor hebben,
waarin meestal voor enkele hon
derden of hoogstens een paar duizend
gulden zaken ter overname wor
den aangeboden, waarin een behoor
lijk bestaan zou zitten. Meestal zijn
dergelijke aanbiedingen zwendel.
De middenstand heeft het hard te
verduren in nezen tijd en zelfs de
zaken van oude en bekende firma's,
voeren een moeilijken strijd om het
bestaan. Wie een winkel heeft, welke
een broodwinning verzekert, zal niet
de minste neiging gevoelen om de
zen weg te doen. En als dat alnoo-
dig mocht zijn, wegens hoogen leef
tijd b.v. en gemis aan opvolger dan
zijn er in eigen kring van familie
of kennissen wel zóóveel gegadigden,
dat geen advertentie in de krant
noodig is om een liefhebber op te
snorren. Bovendien een zaak, waar
in een bestaan zit, is in dezen tijd
nit voor enkele honderden guldens
te koop.
Als „ergens in de provincie" een
mijnheer of een juffrouw moet wor
den gezocht om een zaakje in Am
sterdam of een andere groote stad
over te nemen of daarin de spaar
centjes als „borgstelling" te storten,
begin dan met aan te nemen, dat
het zwendel is en ga er niet op in.
Zelfs de weg van het nemen van
informaties blijkt dikwijls nog een
gevaarlijke.
NU ZE VOOR DE EXAMENS
STAAN...
HEIL DE GESLAAGDEN
LEVE DE GESJEESDE 1
Ter gelegenheid van het feit, dat
de kranten de vorige week de data
vermeldden, waai op van 't jaar de
eindexamens gymnasium en lyceum
gehouden zullen worden, heeft Jo
Spier nagegaan, wat er van zijn
klassegenooten geworden is, met wie
hij 16 jaar geleden tegelijk eind
examen gymnasium had gedaan. Zes
waren er geslaagd, één was er af
gewezen. Spier heeft de typen ge-
teekend, zooals ze 16 jaar geleden
waren «n zoDals ze nu zgn. Ven hem
zelf blrjkt, dat-;e zijn haren, maar
niet zijn streken heeft verloren.
Appie Storm Weversberge blijkt
het „keurige" type van een student
te zijn geweest, zgn haar, zgn
kleeren, zgn physionomie, alles zat
even netjes in de plooi. Even keurig
in de plooi zit thans ook weer zijn
toga, in dewelke gehuld, Mr. Storm
Weversberge resideert als Ambt. van
het O.M. op het Kantongerecht te
Goes (salaris f 1800).
Gerrit de Bruin Kok was vroeger
iemand, wien het studeeren een
levenslust was, die lust is nóg
zgn deel, want thans, na 16 jaar;
„studeert" hij in biervroolijkheid
„rechten" te Leiden.
Henk Kramer was een jongen met
open mond en moede oogen, een die
studeeren „moest" voor thuis en het
ook plichtsgetrouw deed, ten koste
van zijn toch al wankele gezondheid,
een treurwilg welft op het oogen
blik over zrjn graf.
Frieda Katz was in haar studenten
tijd reeds onmiskenbaar het prototype
van de huisvrouw in spé, die er naar
haakt om het vooral goed te hebben
in het leven, zij is het, óndanks
haar studies in de oude talen, ge-