TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS De nood van den kleinen boer. FEUILLETON. Mesalliance Zoo rillerig? AKKERTJES Zaterdag 4 April 1936 Zeven en vijftigste Jaargang No 14 Klachten over toewijzing var biggenmerken. Schrijnende armoede komt aan 't licht. Nu de Varkenscommissie uit de Gewestelijke Landbouw Crisis Organisatie in Noord-Brabant (de L.C.O.N) reeds eenige weken achtereen in de verschillende plaatsen zitting houdt, ter behan deling van de ruim 1400 klachten welke in het gewest Noord-Bra bant over de toewijzing van de biggenmerken voor 1936 binnen kwamen, heeft de medewerker van de N.R.C. eens inlichtingen ingewonnen omtrent aard, oor zaak en resultaat van de klach ten. Aard en oorzaak der klachten zijn, zooals 'n hoofdbestuurslid van den Noord-Brabantschen Christelijken Boerenbond mede deelde, terug te brengen tot den noodtoestand van landbouw en en veeteelt en het verlangen om althans iets te verdienen. Mede door het verstoorde even wicht tusschen den prijs van biggen en dien van gemeste varkens tracht de boer op alle mogelijke manieren eenige big genmerken meer te veroveren. Op de groote biggenmarkt te Helmond op Zaterdag 14 Maart j.l. brachten biggen van 8 a 9 weken f 14 tot f 15 per stuk op, terwijl op dienzelfden dag voor een gemest varken van 110 K.G. niet meer dan f 36 kon worden bedongen. Om een big van 8 a 9 weken te mesten tot een varken van 110 K.G. heeft een boer, zooals op de proefmesterij te Boxtel weten schappelijk is vastgesteld gemid deld 440 Kg. meel noodig. Deze 440 K.G. meel kosten f 28.—, waarbij met het bijvoeren van taptemelk nog geen rekening is gehouden, zoodat met een big- genprijs van f 14 tot f 15 de varkensmesterij in geen enkel opzicht meer loonend is. De meeste boeren houden dan ook alleen nog varkens omdat men de ondermelk nu eenmaal niet in de sloot kan gooien en er toch ergens mee heen moet. Over het algemeen houdt men in Brabant minder varkens dan men oormerken ter beschikking heeft. De hooge biggenprijs brengt echter iets anders mede, n.l. dat de kleine boeren op zand- en ontginningsgronden in Oost-Bra bant en vooral in de Peelstreek geen big kunnen koopen om voor eigen gebruik als winterprovisie te mesten. Reeds thans is de toestand zoo naar het hoofdbestuurslid van de N.C.B. ons met nadruk ver zekerde dat kleine boeren de rogge en aardappelen welke voor eigen gebruik bestemd zijn, ter- wille van den kleinen bijslag eerst laten denatureeren om dan (Een ongelijk Huwelijk) Roman door Cor de Blij. 32 Door de revue van de te wachten moeilijkheden nog niet in zijn geheel overtuigd, dat aan hem de meeste schuld toekwam... dommelde hij in... Halfwakende toestand Pappie, o kijk eens, is dat nu sneeuw ja Och kassian, smelt op de ruit... o nee, die bhjven zitten... betoel ja... O, mooi die bevriesde glas... Zou bij Opa ook sneeuw... Ik ballen gooi., pop maak,.. Ja, vent.... je boft wel. Dan gaan we samen een groote sneeuw pop maken... dat deden we vroeger, toen jouw Pap klein was, voor de school. De Vader was een door de tropen gebruind man, een goede veertiger. Een groote zwarte snor, met punt baard, verhoogde het donkere teint. Onberispelijk in blauw costume, eenigszins opzichtige das het was alles gloednieuw, evenals het matro zenpakje van den jongen. In het bagagerek eenige valiezen met labels, waarvan de opschriften per S.S. „Johan van Oldenbarneveldt" deden vermoeden, dat de repatriee- rende juist was aangekomen Is het daar mooi bij Groot vader en Oma En hebben ze veel beesten Hebben die het nu niet deze, voor menschelijk gebruik ongeschikt gemaakte producten, zelf te consumeeren. De Varkenscommissie uit de L.C.O.N. ontmoet in dit opzicht bij haar onderzoekingen veel armoede. Vele kleine boeren blijken onmachtig te zijn, de voor de klacht vereischte f 5.— te storten. Weliswaar kan men de stortingen van f 5.— vervangen door een bewijs van onvermogen, doch er zijn burgemeesters, die geen bewijs van onvermogen geven, zoolang men nog een eigen bedrijfje heeft, ook al is dit nog zoo zwaar belast. In een Oost-Brabantsche ge meente tusschen Tilburg en Eind hoven heeft de secretaris der districtscommissie een gezeten boer uit eigen zak voor ver scheidene kleine boertjes, die vereischte f 5 betaald, omdat zij zelf geen f5 rijk waren en omdat zonder dit bedrag of een bewijs van onvermogen de klacht niet behandeld mocht worden. Vee hebben de kleine boertjes op de Oost-Brabantsche zand- en ontginningsgronden vrijwel niet meer en daardoor ook geen na tuurlijke mest, terwijl geld om kunstmest te koopen ontbreekt, zoodat de grond ieder jaar meer en meer verarmt. Het gevolg hiervan is en men verzocht ons met klem dit te melden dat moeizaam ont gonnen grond, welke na arbeid van jaren bouwrijp is gemaakt, langzamerhand weer in heide verandert. Reeds thans verkeeren vele kleine ontginningsboeren op de Brabantsche zandgronden aan den rand van de Peel en ook ten Westen daarvan, in de on mogelijkheid pacht te betalen, terwijl in vele andere gevallen alleen betaald wordt wat men missen kan. In de meeste geval len gaat de pachtheer echlerniet tot pachtopzegging over, omdat hij dan ook vrijwel zeker weet geen pacht te zullen ontvangen. Ook anderen hebben het door den nood van den kleinen boer hard te verantwoorden. Vooral de kleine nijveren als smid, wa genmaker en mulder worden in dit opzicht zwaar getroffen en er zijn er op het Brabantsche land, die nog geen 25 pet. van hun jaarrekeningen over 1935 betaald hebben gekregen. Ook andere oorzaken werken mede aan de geheele verarming van den Oost-Brabantschen zand boer. Zoo konden b.v. verschei dene boertjes een bestaan vin den uit hun boerenbedrijfje ge- zamelijk met 't turfsteken O.a. was dit geval te Deurne, een ge meente met6000 H.A. eigen grond. Het recht om turf te steken op deze gronden werd aan de kleine boertjes verpacht en bracht voor de gemeente in de goede jaren f 80.000 tot f 90.000 op. Thans nu de turf onverkoopbaar is, heeft dezelfde gemeente Deurne op ruim 12000 inwoners 900 inge schreven werkloozen, onder wie tal van kleine boertjes. koud Is het een lieve tante V Pappie, kijk eens, een heeleboel kippen. O, kijk eens. Het kleine mannetje was opge sprongen, in kinderextase, stootte tegen de courant aan van den dom- meienden overbuur. O, pardon Mijnheer.ik heuscb per ongeluk, ja... verlegen keek de jongen naar Gijs Verhoeven, Het is niet zoo erg hoor, vent. zuurzoette deze. Ik ga met mijn Pa, naar Opa en Oma, en Tante Marie, is het niet Pap Zij weten niet, dat ik kom, ja. Wat zullen zij blij zijn. Ik heb ze nooit gezien... alleen op een portretje. Bent U ook wel eens op een groote boot geweest Zoo mooi.en ik heb een heeleboel voor mijn Oma meegebracht... zit in die koffer.mag ik zelf geven... Nou vent, val Mijnheer nu verder niet lastig, och tegen Ver hoeven hij is aan boord 'n beetje ziek geweest, en toen razend ver wend... nu denkt hij maar, dat hij alles doen mag. Maar... Uw gezicht.., Mijnheer... hm... een gelijkenis... trek ken van vroeger jaren Ook Gijs, eerst met verveeld, ge- amuseerden glimlach, had al enkele oogenblikken zitten staren, met ver wonderde oogen... Wie was dat Ik ben namelijk ruim twintig jaar in de Oost geweest..Ik moet U kennen.ik ben Verhoeven.,. Klaas Verhoeven. Klaas... kerelik ben Gijs 111 Een oogenblik zaten de twee broers de handen omklemd... Het wederzien was wel onverwacht Gecorrespon- peerd hadden ze zelden, de laatste jaren in het geheel niet. De oudste twas sporadisch bij zijn ouders ge- In zeer vele plaatsen ook werkt de boer zelf in de werkverschaf fing, terwijl de vrouw zoo goed en zoo kwaad als het gaat het bedrijfje gaande houdt. Een ander gevolg van de alge- meene verarming van den boer is de achteruitgang van de kwa liteit van den veestapel. Zeer sterk demonstreert zich dit bij de paardenfokkerij. Terwijl tot voor kort iedere boer er een eer in stelde zijn merries door een ge- primeerden hengst te doen dek ken, gaat men thans waar men het voordeeligst terecht kan, zelfs bij bijkans aftandsche hengsten, die door de hengstenassociaties zijn afgeschaft, omdat die heng sten gevaar opleveren in „eigen bloed" te komen. Voorheen kwamen de boeren met hun merries naar den stal van de hengstenassociatie en werd een flink dekgeld betaald, zelfs tot f 125 toe, terwijl thans de hengst van boerderij tot boer derij geleid wordt en een dek geld van f 10 veelal nog te hoog is. Particuliere hengstenhouders met aftandsche of ternauwernood goedgekeurde hengsten laten zelfs reeds dekken voor f 2 en f 3. Oogenschijnlijk heeft dit alles met de klachten over de toewij zing van de biggenmerken weinig te maken, doch in werkelijkheid is dit wél het geval. Vrijwel alle klachten immers zijn een gevolg van de algemeene verarming en daardoor van de noodzaak om iets te verdienen. Deze mogelijk heid ziet de boer op het oogen blik in het verstoorde evenwicht tusschen den prijs der biggen en dien van de gemeste varkens, zoodat hij, terwijl hij zijn varkens- oormerken slechts den deele ge bruikt alles doet wat in zijn ver mogen is om een paar biggen merken extra toegewezen te krijgen. Het gevolg van een en ander is, dat slechts weinig klachten werkelijk steunen op een ver keerde interpretatie van de be treffende regeeringsvoorschriften en dat derhalve slechts weinig klagers een gunstig resultaat zullen verwerven, temeer daar de beschikbare reserve zeer gering is. Ook de Varkenscommissie uit de L.C.O.N. heeft zich te houden aan de voorschriften en kan de kleine boeren, al is de nood nog zoo hoog gestegen, niet ter wille zijn. Met een paar biggenmerken meer of minder zijn deze boer tjes trouwens op den duur toch niet gebaat. Zw. Met botersniokkelaars naar de grens. NACHTELIJKE ONTMOETING MET KOMMIEZEN. Hieronder volgt het tweede verhaal van den Tel.-redacteur over zijn tocht met Eindhovensche smokke laars naar de grens. „Het spaarzame licht van de petroleumlamp glijdt over de ver weerde gezichten in de eenzame keet op de heide. Z\j zijn allen druk bezig weest, had dus niet de kiekjes gezien uit Indië. De beide mannen, voor het laatst bijeen aan de boot bij het afscheid nemen van den jongen koloniaal.... in 1911... waar was de tijd gebleven... twee broers... ver schillende richting gaand op den levensweg... beiden hoewel zeer ver schillend, opgeklommen op de maat schappelijke ladder... beiden... komen de uit hetzelfde eenvoudige Ouder nest. Nu beiden op weg naar de ge boorteplaats... maar... hoe... welk een onderscheid. Dit is mijn jongen. Bertie, geef je Oom eens een hand. Neen, nu niet verlegen, ja het is ook om ver legen te worden, hé vent. Maar heusch, deze groote mijnheer is je Oom. Een echte Oom! Even later Kerel ik wist niet dat je ge trouwd bent... je vrouw. Is dood. Gijs. Een jaar geleden gestorven. Een beste vrouw, o heel eenvoudig, een Javaansche, maar al was de kleur van buiten wat donker, van binnen kerel.een pracht ju weel. Daar was ze blanker dan menige Europeaansche. Ze is jaren met me mee getrokken.en leefde ze nog... wel, dan hadden wij elkaar nu hier misschien ontmoet. Weer trouwen, ja ja... mot je Indië kennen; vroeger haha, werd je als koloniaal, later sergeant tenslotte onder luitenant met den nek aangekeken. Zoo n soort uitgestootene. Iets fulgairs... Je mocht met je eigen mannen omgaan... Je mocht in je eigen cantine of soos komen. Voor enkele jaren nam ik mijn pensioen. Kreeg een reuzenbaan bij de spoorwegen. En of dat nog niet genoeg voor me was... kwam ik de margarine in te pakken en met den keetbaas af te rekenen. In Nederland kost een pond mar garine 5060 cent. In België is de margarine die aan de Hollandsche inferieur is te koop voor... dertien cent. De smokkelaars koopen doozen van twaalf pond a f 1.60. Zij ver- koopen die aan hun clandestiene af nemers in Eindhoven voor f 3.60. Hun winst is dan per doos van twaalf pond f 2.Een normale smokkelaar kan vier doozen op zign rug dragen. Als hij deze acht en veertig pond veilig in Eindhoven weet af te leveren heeft hij f 8.- verdiend. Dat is in één nacht drie kwart van den steun die de Staat der Nederlanden hem iedere week geeft De keetbaas ontvangt het Holland sche geld en telt het zorgvuldig na. Hij helpt de „pungels" op de ruggen te bevestigen. Dertien mannen treden naar buiten. Het is avond. Een donkere, zwarte avond, zonder ster ren. Ergens, op een paar honderd meter afstand ligt de grens. Daar begint het gevaar. Het eindigt pas twintig kilometer verder in Eind hoven, dat als een lichte vlek tegen het zwart van den hemel te zien is. Deze twintig kilometer moeten, met vijftig pond op den rug, afgelegd worden over ongebaande wegen, over moerassen, heidevelden met ver raderlijke kuilen, slooten, prikkel draad. Steeds door duisternis, die vol gevaren is. Koud is het. Uit het Oosten blaast de wind aan. De dertien mannen bg de keet staan doodstil, oogen en ooren gespannen. Heel uit de verte klink het klokgelui van het Trap pistenklooster. De wind waait de klanken aan. Geen licht is te zien geen geluid. De voorman bootst de stem van een vogel na. De dertien gaan. De pungels op den rug, sluipen zij onhoorbaar weg. Vage gedaanten, vlak achterelkaar. De gele zakken geven hun in het duister reliëf. Zij golven verder. Over een kleinen heuvelkam. Wij achter hen aan. Wij zijn erbarmelijke terreinloopers. De zwaar bepakte mannen voor ons gaan snel en geruischloos wij hebben, onbepakt, al'e moeite hen bij te houden. De heide is vol nuk ken. In het duister zien wij de ver raderlijke kuilen niet, noch de slootjes of de vennen. Soms stappen wy in het water of vallen voor over. Vooruit maar weer Achter de golvende gele streep, voor ons, die voortglijdt in het on peilbaar duister, wat is daar achter het duister. Liggen er kommiezen op de loer Of dekt het donker onze schreden volkomen Vooruit Vallen en opstaan. De koude zijn wij reeds lang vergeten. Wij sluipen om moerassen, die gele vlekken in het diepe zwart schijnen. PANISCHE SCHRIK Weer een vogelschreeuw. De colonne staat onbeweeglijk. Heeft de voor man een verdacht lichtschijnsel gezien De zaklantaarn van een kommies Wij gaan verder. Over heide en ven. De dertien. Wij volgen. Bosch- jes doemen voor ons op. Het lijken groote mannen, die op de loer staan, de eenzame denneboomen. Verder gaan wij, loopend, strompelend, val lend. Ineens een panische schrik. De colonne keert terug. Holt terug. Wij hooren het neersmijten van de zware margarinepakken. Een schreeuw. Gedaanten stuiven ons voorbij. Uit het duister komt een lichtschijnsel. Een paar knallen schoten ge kraak van takken aan alle kanten. Danstilte. Wij zijn alleen. Er is geen colonne meer. Overvallen. Zij zijn „afgeslagen" en hebben de margarine verspeeld. Die ligt her en derwaats. Wij zijn alleen. Twee lange uren dolen wij op de heide rond, voor wij een pad vonden dat ons brengt naar het klooster van de Trappisten. De schrik zit nog in onze beenen. Ineens bij de belastingen. Carrière. Helaas, dan stierf plotseling Miera... Daar kwamen ze aan „ik was toch zoo'n braaf mensch ge wees'... om die In- landsche te trouwen..." een leger weduwen, gescheiden vrouwtjes... man, een lust om te zien. Allemaal trouwlustig. Maar Klaas dacht „trima kassie." Ik most ze niet. Als je eens in je leven getrouwd bent geweest met een vrouw met een ziel als een opengeslagen boek, dan... heb je geen ander exemplaar meer noodig. Vroeger spuwden ze op me nu wil ik ze graag de mesalliance met den gewezen koloniaal besparen. Nog altijd dezelfde... maar je hebt toch nu een positie... geld - Overbrugt nooit je afkomst, Gijs. Maar vertel eens van je zelf, van de oudelui, van Jan, Frans, Marie... Kerel ik ben zoo benieuwd- ia, Bertie, we zijn er nu al gauw, hoor. Zijn Frans en Marie al ge trouwd Jan, weet ik natuurlijk. Zijn Lena ken ik van de foto. Ik ben altijd razend lui geweest met schrij ven. De oudjes weten niet eens van.., mijn huwelijk. Je weet hoe die brave menschen over een „bruine" denken. Neen, dat ging niet, natuurlijk, achteraf stom, maar... enfin, we zullen wel zienvooral Moeder. Komaan, vertel eens wat, ik ben maar an 't woord.., Heel veel ken ik je niet ver tellen. beste kerel. Mijn reis naar Veldhoven ditmaal is niet bepaald 'n aangename. Als ik me jouw prin cipes zoo indenk, zul je me wel wat veroordeelen. En ik geef volmondig toe'k heb 't verkeerd aangepakt. Kijk eens... Gijs vertelde. Hoe langer hoe meer voelde hij diep in zich zelf, dat zijn staan wg weer stil, verstijfd bijna van angst. Wat is dat Een licht nadert, dat een bijna zwevende, witte gestalte beschijnt. Het is of een spook over de heide gaat. Een golvend, wit licht Eens klaps weten wij het... het is een in een witte pij gehulde monnik, die van het landwerk weerkeert en een stallantaarn draagt. Als hg ons voorbij gaat groet hij ons met diepen hoofdknik... ZWARTE KOMMIEZEN. Het is weer dag. Wij zwerven over het verlaten land om de Achelsche kluis. Wij gaan onder het kruisbeeld door, bij de klokkende beek en staren naar het klooster. De plaats van vrede en gebed, waar paters en broeders volgens strenge regelen leven. Om twee uur 's nachts staan zij op en lezen de metten in de kerk. Daarbuiten woelt de mensch in onvrede de smokkelende mensch, vol aardschen angst en vreeze. Daar van vertellen ons de drie smokke laars „Dat was een nacht", zegt de dikke. „Ik heb een kwartier lang tot aan mijn middel in een ven gestaan." „Al onze margarine is weg." Den geheelen nacht hebben zij rondgedoold. Vannacht willen zij het weer probeeren. Langs een anderen weg. Wij zullen nog eenmaal van de partij zijn. „U moet toch oppassen", zegt een der smokkelaars. „Waarom „Smokkelaars, die u niet kennen, konden u wel eens voor zwarte kommiezen houden!" „Zwarte kommiezen „Dat zijn mannen, die als er een bepakte colonne aankomt, in den nacht, te voorschijn springen en ,halt" roepen. Smokkelaars smijten dan, net als vannacht, hun margarine weg en gaan loopen. De mannen pakken dan de margarine op en brengen haar verder. U voelt wel, op die dieven zijn wg bijzonder ge beten. Als kommiezen ons aanhouden, goed, dat is hun plicht. Maar Zwarte Kommiezen...." De wind waait over de heide, die zoo eindeloos verlaten ligt. De avond sluipt weer aan over dit droefgees tige land, dat vol geheimzinnige ge ruchten is. Weer doemen gestalten op, die margarine komen halen. Tusschen vijf en zeven uur is het druk op de landwegen. Zij zijn vol menschen. Allen smokkelaars. Want de smokkel bloeit inierdaad welig. Wie zooals wij twee dagen om de Achelsche Kluis, op dat eene kleine punt van de grens, ronddool den, zal dat beamen. In de keeten worden groote zaken gedaan. De margarine vliegt weg.... Holland binnen. Zoo talrijk zijn de smokke laars, dat het voor de kommiezen onmogelijk werk is ook maar een gering percentage te „vatten". De winst is te groot om het aan tal smokkelaars klein te houden. Ook al zouden de kommiezen, iede- ren avond een vangst doen, dan konden zij toch het leger smokke laars, dat de grens overschrijdt niet tegenhouden. En de kommiezen doen goede vangsten, omdat zij over vak manschap, terreinkennis en durf be schikken. Aan hen ligt het waarlijk niet dat dag in dag uit groote hoe veelheden margarine, sigaretten papier, suiker en jam Nederland binnen marcheeren. Over de grens rijzen aardige roode huisjes als paddestoelen uit den grond. De verkoopers maken hier goed: zaken. Nergens ter wereld is zoo'n vraag naar margarine als hier. Nergens is zij zoo goedkoop. Tus schen de lage margarineprijzen in België en de werkloosheid in Brabant ligt verband: beide zgn de corzaak van deo grooten smokkelhandel. leven, uitsluitend gericht op het materieeie, dor was geweest. Ja dor, kon bij spreken over een huwelijks leven... met „een open boek" als fundament? Had hij niet bij elke verdere, hoogere schrede op de maat schappelijke ladder, de vorige sport weggetrapt... denkend afgedaan te hebben met het afgelegde einde, maar daardoor vernietigend, de mooie herinneringen, die een ander mensch juist zijn tot steun... vaak troost. Zeer zeker, 't leven isvooruit- turen, zorgen., blikken in de toekomst Maar die toekomst is niet van ons. Die is een gesloten boek. Het verleden is ons eigendom. Moet zijn een rij ingebonden deelen waarin men kan terugbladeren... zoekend naar troostnaar steun. Omdat daar zoo heel veel moois in voorkomt... Niet alleen de band, de omslag fraaismetteloos.inderdaad een groote factor, doch, wanneer men zelf er in herleest, in den inhoud momenten vindt, die een zegen voor ons verder leven zijn. Dan is het .Levensboek" voor onszelf een luxe uitgave. ■rijs Verhoeven had zijn boek immer aanschouwd als een Kasboek. Zuiver zakelijk. Elke maand afslui tend... de begrooting vergenoegd beziend. Vooruitgang. En dan met een liniaal een keurige streep er onder. Afgedaan. Coirect... maar dor... We zijn in Deventer, Bertie nu met de auto naar Veldhoven De gerechtszitting was ten einde, de publieke tribune stroomde leeg. Enkele habitue's, nu buiten in de koude, natte straat... spogen ver- Gij hebt kou gevat en voélt de koorts opkomen. Ga naar bed en neem "AKKERTJES", die als kabouters in den nacht Uw opkomende verkoud heid, Uw Griep zullen verdrijven. Morgen staat Ge op zonder koorts en voelt Ge U weer prettig en gezond. Rederiandsch Ongeëvenaard bij Griep, Product gevatte kou, rheumatische pijnen, Zenuwpijnen, enz. 12 st. 52 ct. Zakdoosje 20 ct. Volgens recept van Apotheker Dumont AKKER.CACHETS Op elk "AKKERTJE" komt de naam AiCKER voor in "ruit"-vorm. Let hierop en weiger elke namaak Hoe leven de geld mannen. IETS OVER AMERIKAANSCHE MILLIARD AIRS. EEN BEETJE INTELLEGENTIE, WAT LIST EN BRUTALITEIT EN JE BENT „BINNEN". Pas als men niet meer weet, hoe veel geld men heeft, heeft men geld... Wij brengen onderstaande bijzon derheden uit het leven van vooraan staande geldmagnaten, die door in telligentie, list en brutaliteit er in geslaagd zijn, uit het niet iets te worden. Het sprookje van kleine krantenjongen of loopjongen, die in weinige jaren mannen van beteeke- nis werden is werkelijkheid gewor den in onze wereld. Het groote geluk is niet allen be schoren maar cf deze geldkoningen der wereld tot de gelukkigste men schen behooren, is nog de vraag. In ieder geval is het interessant, de levenslijnen van deze menschen eens op den voet te volgen. PIERPONT MORGAN. De chef van de kapitaalkrachtigste bank der wereld, Morgan, is een per soonlijkheid, die in de wereldpolitiek een groote rol speelt. De oudste zoon van een handelaar in garen en band en was met zijn kapitaal geïnteres seerd in een Bank in de Wallstreet. Door leveranties ten behoeve van le gers uit alle landen gelukte het hem, zijn kapitaal in korten tijd te ver veel vuldi gen, en zoo breidde de on derneming zich uit. De Bank J. P. Morgan had meni- gen strijd met de concurrentie te voeren en bleef tenslotte overwin naar, zoo was de bank geïnteresseerd bij de spoorwegen, die veel geld in brachten. De trustgedachte kwam eigenlijk door Morgan tot volle ont wikkeling en drie voorname punten moesten bereikt worden om in de wereld een heerschende positie te kunnen innemen. Zoo participeerde de bank zich hoofdzakelijk in pro ducten, die voor de heele wereld van belang zijn, zooals ijzer, staal en kolen. Daarmee had men den sleutel voor de wereld in de hand. Waar nu vreed zame middelen te kort schoten, moest de concurrentiestrijd intreden. Zijn grootste financieel succes haalde Morgan met de vorming van de veeld... Wat 'n rare knul... die gooser is t'r anders goed afgekommen. Weet je die zaok van verleje maond Die vent had ook gestoke. Kreeg vijf jaor. Je vergeet, asdat die „opzet tot roof' had. Jao, hoe ze dat ook al weer precies zegge. Daor houdt de ofsier rekening mee. O zoo. Een eindje verder liepen eenige dorpelingen. Hei je op Arie gelet, toen ie weggeleit wier Och mensch, ik had zoo met 'm te doen. Zoo mager. Maar ze schijnen 't wel haarfijn uit geplozen te hebbe. Wat kon die eene rechter mooi smoezen voor dat bankie... Och mensch, dat was geen rechter, dat was zooveel as de ver dediger van Arie. O, nou ja, hij had toch ook zoo'n beffle voor. Maar waarom het nou precies gegaan is, ben ik nog niet achter. Veldwachter Verhoeven wandelde met Beukers naar de bus. Nou, Jan. Dat hebben we weer gehad. De eisch anderhalf jaar, zal nog wel wat afgaan. Ja, dat zal wel. Hei je gezien, hoe Arie naar je keek, 't ging me door me ziel. Net een schuwen hond. En Burgemeester? 'k Had d'r schik van, zooas die met z'n praatjes d'r tusschen genomen wier, door die advocaat. Jan Verhoeven zei niet veel. Het proces had een geheel andere wen ding genomen, dan hij verwacht had. Als een berg had hij er tegen op gezien. steeds argumenteerend met zich zelf... „zwijgen'terwille van Marie, of„spreken", om Arie Swie- vers. Dat alles was nu niet noodig geweest» Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1936 | | pagina 5