TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS msi Een treurig lot van arme lieden. FEUILLETON. Mesalliance De rattenplaag. Uitkomst bij GRIEP De bijen en de distributie. Zaterdag 1 Februari 1936 Zeven en vijftigste Jaargang No 5 Het Zigeuner-vraagstuk. Vooral in het Zuiden lezen we herhaalde malen over de aan wezigheid van zigeuners nabij onze grens, gewoonlijk de Bel gische grens. Zoodra deze zwervers gesig naleerd worden, is de politie er op uit, hunne komst binnen ons land te voorkomen, al doet de politie van onze buren haar best om de ongewenschte gasten kwijt te raken. Vandaar ook, dat die zigeuners zich zoo dikwijls aan de grens ophouden. Zoo gaat het in onzen tijd, zoo ging het een halve eeuw geleden en misschien nog lange-. Het is niemand kwalijk te nemen, dat hij niet op zigeuners gesteld is. Men acht zijn have en goed nu eenmaal niet veilig in hun buurt. En met reden. Toch is het lot der zigeuners een zeer beklagenswaardig lot. Dat ze op een lagen trap van ontwikkeling en beschaving leven en zij het met allerlei wettelijke bepalingen zoo nauw niet nemen behoeft ons niet zoozeer te ver wonderen, wanneer wij ons zelf eens afvragen, welk leven wij in dergelijke maatschappelijke en economische omstandigheden wel zouden leiden. Wal het lot der zigeuners is: beschrijft kapitein H. O. van Everdingen, commandant van het depot der Koninklijke MarechauS' see te Apeldoorn, die jarenlang commandant der Marechaussee in her zuiden is geweest, in de N. R. Ct. Naar aanleiding van een mede- deeling uit Noord-Brabant over de aanwezigheid van zigeuners aan de grens schrijft hij o.m. De strijd, welke daar gestreden wordt tusschen bovengenoemde politiekorpsen, om elkander de zigeuners op het dak te schuiven, bestaat jaren. De buitenstaander beseft mogelijk niet wat de per sonen, die als een voetbal over een streep, i.e. de grens, worden geschopt, te lijden hebben. „Het zijn maar zigeuners". Een enkel staaltje mag misschien duidelijk maken, wat die menschen zonder vaderland, overal opgejaagd en behandeld als vee, soms hebben te verduren. In den strengen winter van 1928 op '29 werd ik opgebeld door den brigadecommandant te Valkenswaard, die mij meldde, dat een 12tal zigeuners was aangetroffen op Nederlandsch gebied aan de Belgische grens. Daar dezen bij uitzondering zonder wagens waren, was het de gendarmerie gelukt, dit par tijtje langs een der vele binnen wegen op Hollandsch gebied te brengen. De geheele bagage be stond één koffer. Hij deelde mij verder mede, dat enkele boeren uit de buurt hen per kar naar Borkel en Schaft zouden bren- (Een ongelijk Huwelijk) Roman door Cor de Blij. 23 }ae, dat kan ik me veurstellen maerre... ik. heb nu geen tijd meer, bonjour, Beukers. Alles goed en wel Burgemeester maor de toezegging? Bewaere me kaerel... ik geef nog geen toezegging. Begrepen. Alia, ik verzoek je te verdwijnen zeg. Ik... Burgemeester hêt haast... ikke nie. Ik had Burgemeester ook eens willen spreken over aankoop van die hoeve van den olden Verhoeve Die grenst zoo an mien erf en as de Burgemeestei d'r niet al te priezig mee is, zou ik 't wel kunnen ge- bruken... Goed Beukers Daer is over te praeten. Morgen... Nou, dan ga ik maar, 'k zal meteen bie den veldwachter anlope. Burgemeester., dat zijn pampieren stijgen 1 Da's altijd een prettig be richt 1 Is 't niet zoo Burgemeester Goeie morge. Mogge. Die lamme stoïcynsche kaerel Maer... hij moest op zijn hoede wezen Die vent werd impertinent. De Wethouder Beukers stond voor het gemeentehuis, stak doodbedaard zijn pijp op, wilde net doorwandelen zeer in z'n schik met het onder gen, daar de bevolking ze altijd liever kwijt dan rijk is. Ik begaf mij naar genoemde plaats en trof aldaar in een den- nenboschje de verkleumde stum pers aan. Zij hadden eerst van 3 uur des nachts tot 8 uur in de hei gezeten (het vroor een graad of 10), waren op open karren vervoerd en zaten nu weer iets meer beschut, te wachten wat er verder met hen zou ge beuren. Ik moest ze kwijt zien te raken, hoe ook. Vanzelfsprekend had de gendarmerie alle gaten in de buurt gestopt, dus maar ver weg brengen. Eersteen telefoon tje naar mijn collega in Den Bosch, met verzoek te mogen weten of de kunstweg Tilburg Poppel vrij was. Antwoord ja. Toen gevraagd of hij wat zigeuners daar over de grens wilde zetten, die per vrachtauto zouden komen; ant woord: stuur ze maar. Een ge sloten vrachtauto te Eindhoven besteld, welke na ongeveer een uur arriveerde. T> burgemeester van Borkel was zoo vriendelijk, wat brood en melk beschikbaar te stellen, daar deze zigeuners niets eetbaars bij zich hadden. Toen ik bij het gezelschap ging praten, zag ik een zuigeling met een bloedend linkerhandje. Bij informatie hoe dat kwam bleek, dat des nachts toen ze zoo goed en zoo kwaad als het ging getracht hadden te slapen, hieraan een beest, waarschijnlijk een rat, had geknaagd. Na aankomst van de vracht auto, die gelukkig vrij goed dicht was, werd ingeladen en via Eind hovenBest—Tilburg werd koers gezet naar de grens. Omstreeks 4 uur ontving ik bericht, dat het gelukt was en zij ons grondgebied hadden ver laten. Zij zaten nu een dikke 100 K.M. meer Westwaarts, wederom in de hei met dezelfde tempera tuur. Ik had gedaan wat ik doen moest, maar toen ik 's avonds met mijn voeten bij de kachel zat en aan de stumpers dacht, was ik verre van voldaan. Van zelfsprekend had mijn collega de grens achter hen dicht gezet. De gendarmerie heeft ze waar schijnlijk spoedig ontdekt en hetzelfde grapje uitgehaald, want enkele dagen later werden ze pl.m. 80 K.M. verder Westwaarts, ten W. van Zundert weer op Nederlandsch gebied gebracht. De winter was in strengheid toegenomen en toen de district- kommandant uit Breda terplaatse kwam, zei de oudste tegen hem: „We weten, dat we er weer over moeten, maar doet 't niet, want dan vriezen er enkelen dood.' Naar ik later hoorde, hebben deze menschen aldaar gedurende de felle vorstperiode verblijf ge houden in een ledigen varkens stal, natuurlijk steeds onder be waking en zijn na inval van den dooi wederom over de grens gezet. Verder heb ik dit groepje niet kunnen volgen. Ik zou meer voorbeelden uit houd. Daar was ie dien Van Beers 's even over de mat gekommen*.. zoo, zoo... zat 'm daar de kneep, was ie een beetje an 't gokken, wel ja, da kwam wel meer veur: menschen, die op 'n hooge berg staan en de heuveltjes niet zien... zoo zoo O, goeie morgen aannemer... naar Burgemeester Schiet de weg al op Ik ben blij, dat ik U even spreek, wethouder, D'r gebeuren hier dingen, die niet door den beugel kunnen. Beukers zette een vragend gezicht Wat zeg je Ja, mijnheer Beukers, Het is een doorloopende misère met dien weg. Als het zoo door moet gaan, dan kost me dat een kapitaal. Steeds afkeuringen, altijd chicanes... is 't niet met den opzichter, dan met den Burgemeester. Daar zit wat achter. Ik ga nu vanmorgen voor de vierde maal om der. termijn, die voor vier weken al vervallen was. Maar dan moet je toch zeker bie den ontvanger wezen Volgens recht wel 1 Maar Burgemeester hier in Veldhoven doet op z'n eigen houtje dingen... Zoo, zoo. daar wist ik zoo niks niet van. Loop es even met mien op- Van Beers zag achter de blauwe hor van zijn raam de twee mannen wegwandelen. Ook dat nog I Dan met een wanhoopsbeweging stond hij op- naar Den Haag zijn familie.de eenige uitweg... HOOFDSTUK XVII de practijk kunnen aanhalen, welke zouden duidelijk maken, hoe hoog noodig het is, dat het zigeunervraagstuk tot oplossing wordt gebracht. Dat er velen zoo over denken blijkt uit het feit, dat er plannen hebben bestaan, het zigeuner- vraagstuk bij den Volkenbond aanhangig te maken. Dat de zi geuner een rare klant is, geen idee van mijn en dijn heeft, een overlast is voor de bevolking, waar hij zich toevallig ophoudt, maakt de oplossing van de zaak niet minder urgent. Nu nog iets over dien strijd. Beseft men wel, hoeveel uren werk er gaan zitten enkel en alleen in het surveilleeren langs de grens, het afsluiten van wegen enz. Hiervoor zijn noodig de tacheeringen langs de grens met de daaraan verbonden kosten. Ik heb enkele maanden 'n groot detachement politietroepen inm'n district gehad, omdat ik de af zetting onmogelijk met mijn menschen af kon. Het geld hier voor en de tijd, hieraan besteed konden beter worden besteed. Meestal is die strijd een stille strijd, voornamelijk een wedstrijd in het uitdenken van listigheid- jes. Toch heb ik het persoonlijk meegemaakt, dat bij een geval aan de grens, waarbij een wagen half op Belgisch en half op Nederlandsch gebied stond, er aan weerszijden onaangename woorden vielen en er zelfs aan beide zijden aan de pistooltasch werd gepeuterd. Teneinde ellende te voorko men te voorkomen heb ik toen de achterwielen ook maar op Nederlandsch gebied gehaald. Vaak moeten onze menschen samenwerken met de Belgische gendarmerie en het is niet in het belang van de zaak, dat de goede samenwerking door dergelijke dingen verstoord wordt. Dat het zigeunervraagstuk ein delijk tot een oplossing moge komen. Op de eerste plaats is dat een eisch van naastenliefde. Het gaat om menschen 1 Het zijn arme zwervers, wier cultureel peil laag is. Maar dit kan alleen hooger worden, wanneer zij de beschaving aannemen van hen, te midden zij leven. Maar dan moeten zij ook met dezen in contact kunnen treden en niet als voorwepen van afschuw ver meden worden. Op het oogenblik zijn de zigeuners uitgestootenen. Die verbetering van hun toe stand is geen zaak van korten tijd en zal veler opoffering vragen. Maar de Europeaan gaat tot naar Vuurland en de Eskimo's toe in het belang dezer volkeren. Hij moge zich evens wenden tot hen, die in ons midden als verstoote- lingen leven. Gp de eerste plaats denken we hier natuuilijk aan den godsdienst, overigens den voornaamsten beschavingsfactor tevens. Lena zat met haar man in de keuken. De stemming was droef. Fel voelde de veldwachter den smaad der schorsing... hij was naar Zwolle geweest... wilde op audiëntie bij den Commissaris van de Konin gin... Daar wilde hij recht zoeken... Maar in de autobus was hij gaan nadenken... Hoe kon hij de zaak bepleiten. Zelfs in het geval, dat hij ontvangen zou worden. Hij was door den Burgemeester geschorst wegens ernstige insubor dinatie. En... hoe beroerd ook... zelfbeschuldiging is een deugd van werkelijk grooten hij moest toe geven, dat hij in zijn onrecht was. Hij had de bevelen van z'n superieur; niet opgevolgd- Dat was het nuchtere feit... de Maatschappij houdt daarmee alleen rekening. Daarbij zou hij, om iets te zijner verdediging aan te voeren, het geheim van Marie moeten prijs geven... En dat nooit. Het zag er naar uit, dat Van Beers door zou zetten. Eerst de „interpellatie" van Beukers, daarna de brief aan Vader— toen dat deur- waardersexploit, waarbij hij de pacht opzegde de laagheid om zijn ouders het verblijf op de hoeve onmogelijk te maken, door die metselaars te zenden— dat alles was als wilde de Burgemeester de algeheele ondergang van de Verhoevens. Maar waarom! Welke motieven had hij. Alleen omdat hij op zijn zoon gescholden had Toen die verslagen door Arie Swievers terneer lag Maar dat was toch een fieltZelf zou hij Jan van Beers ter verantwoording roepen, zoodra die hersteld was. Hij zou hem tot een bekentenis dwingen. terwille van zijn zuster, die stakker. EEN RATTENLEGER OP HET TERREIN DER WERELDTENTOONSTEL LING. DE ENORME SCHADE WELKE ZE TOEBREN GEN. Bij het afbreken van de Brussel- sche Wereldtentoonstelling is geble ken welk een enorm rattenleger de terreinen bevolkte. Thans moeten deze knaagdieren nieuw voedsel zoeken en worden de bewoners van Brussel het slachtoffer. Welk een vreeseljjke ramp de rattenpest i: moge blijken uit onderstaande brj- drage die de ellende van deze plaag op pakkende wijze beschrijft. „Zoo je het klaarspeelt een pro baat middel tegen de rattenplaag te vinden", zei me eens de Directeur van een onzer grootste Stoomvaart maatschappijen, „dan wordt je de rgkste man van de wereld!" Jarenlang streden we met even weinig succes tegen de viervoetige pest, ais tegen de stormen van den Atlantischen Oceaan. Trouwens ieder die ooit een tocht gemaakt heeft op een graanschip kan daarvan mee spreken. Het woord ratten had voor ons dezelfde klank als Rosario de Santa Fe. Dat is de grootste graanhaven ter wereld. De groote Oceaansteamer kunnen de Parana-rivier tot Rosaria stroomopwaarts varen. Gedurende den oogsttgd liggen in deze graan haven honderden schepen om stapels mais en koren in hun vratige buiken te bergen. De moderne schepen leg gen aan bij de Elevators. Reusachtige slurven steken hun breede monden in de open magazgnen en spuwen het vloeiende graan in het schip. De oude schepen worden nog steeds door losse arbeiders geladen. Einde- looze menschengroepen klimmen over de kade tegen het want van het schip omhoog, zwaargeladen met torenhooge vrachten. MILLIOENEN RATTEN ZWEM MEN IN DE PARANA-RIVIER. In de magazgnen wemelt het van ratten. Ze bedekken den vloer, de maisbergen en de opgestapelde leege zakken. Ze hangen aan de volle zak ken, bijten zich met hun sterke tanden vast in de strakgespannen jutezakken en laten zich tegelijker tijd met de volle zakken door de arbeiders in de schepen dragen. Met geen mogelijkheid kan men deze beesten van zich afschudden. Soms grijpt een werkman met zijn vrije linkerhand zoo'n vraatzuchtig die: bij den hals en werpt hem in het troebele water. Maar dan heeft hg met een jonge rat te doen, want een oud beest blgft met z'n sterk gebit aan zgn hand vasthangen. Het havenbestuur van Rosario taxeert de verliezen toegebracht door de vier voetige pest op 5000 ton graan per jaar. Dat zijn dus niet minder dan 600 spoorwagons. Deze zgn voor altijd en eeuwig verloren. Hier helpt geen gas, geen gif, geen bloedhonden. Wanneer de Parana- vloed gestegen is komen ze met millioenen aanzwerven. Hier is het groote hoofdkwartier, van hieruit reizen de ratten over heel de wereld, van hieruit bevolken ze China en Australië, Europa en de Zuidzee landen. Op zekeren dag verlaten we Rosario met onze diepliggende zwaar beladen schepen. Tijdens onzen tocht door de rivier hebben we genoeg met het scheepswerk zelf te doen. Eerst op volle zee komen we er toe om het ratten-vraagstuk eens nader te be zien. Drommels de beesten zgn zelfs in onze cabine doorgedrongen, drinken uit onze waschbekken met water en knagen naar hartelust aan onze schoenen. Met honderden tegelijk loopen ze door de gangen. Overal ritselt en kraakt het. In de kasten, nog steeds in de inrichting... onbe wust van wat haar wachtte. terwille van Arie... Die in voorarrest zat... die ook zou zwijgen bij den rechter commissaris... waar hij morgen heen moest Hij, de geschorste veldwach ter van Veldhoven... Ja, Jan van Beers zou buigen, bekennen aan zijn vader.den Burgemeester... dan zou veel nog goed komen... al zou het levensgeluk van zijn zuster vertrapt zijn... Onherroepelijk... Wanneer van Beers de toedracht wist... dan... zou hij zijn hemeltergend onrecht her stellen. Dan dacht hij aan zijn Moeder... het kordate vrouwtje... altijd bezig geweest... misschien, naar buiten, kort... ongevoelig... hard... maar die dat geworden was door de kennis van 't leven... Niet een ieder was als Vader, die steeds een gouden rand om de wolk wist te vinden... Moeder... nu hulpeloos... scheef hangend in de kussens.mond ver trokken... niet meer kunoende spreken, toonbeeld van ellende- Die Vader,., nóg zoekend naar motieven... om te kunnen veront schuldigen... troost vindend „in 't groote voorbeeld." In Christus ver gevend aan het kruis nog den goeden moordenaar. Ja, zooals Vader waren er maar enkelen. Jan, Jan toch. Zit niet zoo te prakizeeren. Kom man, ik zal een lekker bakje koffie zetten, 't Water kookt al. En weet je wel, dat 'k geen hout meer heb voor de kachel? De blokken, die je gister an de bok gezaagd hebt, liggen d'r nog net zoo. De spanzaag ligt in den regen. Je hebt een standje verdiend, jongen. Kom, niet zoo triest. Je Vaders onder de bedden, in onze koffers. Zelfs over het dek spelen ze krijgertje. DE BLOEDHONDEN MOETEN HET AFLEGGEN. De kapitein geeft de kok bevel een paar maiskoeken te bakken vermengd met arsenicum. We ver- deelen de maiskoek over het heele schip, de meeste stukken leggen we in de scheepsrUimte. Maar de arseni- cum-koek schijnt voor hen een lek kernij te zijnde walgelgke knaag dieren worden er zelfs dik en vet van. Inplaats daarvan stierf onze waakhond, die zich ondanks streng toezicht, tegoed gedaan had aan de verboden spijs. Toen probeerden we wat anders. We ledigden een paar doozen melk in een trog, deden er wat arsenicum bij en verdunde het melkpapje met zeewater. Binnen een half uur was de melkton leeg. De ratten krijschten en krasten alsof ze op een bruiloftsfeest waren ge- noodigd. Den volgenden morgen zagen we er nog meer als voorheen. Er liepen zelfs moeders met jonge ratten rond Nog drie weken op zee hadden we voor de boeg. Drie weken van ont zetting. We konden 's nachts nauwe lijks den slaap vinden. Eerst beten de ratten ons in gezicht en handen als we het licht gedoofd hadden. Later overrompelden ze ons zelfs als het volop licht was. We moesten ons tenslotte heelemaal gekleed in onze leeren pakken en met zware laarzen in onze kooien te slapen leggen. In Pernambuco namen we kolen in. De kapitein bestelde een ratten vanger, die zich verplichtte tegen betaling van 10 Engelsche Ponden het schip van ratten te bevrijden. Hij bracht acht honden mee, wilde bijters die voor de rattenvangst ge dresseerd waren. Het waren de beste rattenvangers van Pernambuco. Aan een touw lieten we de dieren in de scheepsruimte neer. Eerst hoorden we een woedend geblaf daarna een akelig gekreun en gejammer. Daar op werd het stil. Overbodig er nog aan toe te voegen dat wij nooit meer een van de acht honden terug zagen. EEN RATTENSLAAPJE AAN HET DEK. Ten tweede male liet de kapitein zich naar land roeien en nam een matroos mee. Op het vasteland kocht hij veertig katten, die de matroos in een groote zak aan boord bracht. We hadden alle hoop laten varen, dat we in het vooronder deze dieren plaag ooit zouden meester worden. De katten werden daar over de cabines verdeeld, opdat wij tijdens de nacht tenminste eenige rust zouden kunnen genieten. Den vol genden morgen vonden wij overal in de gang verstrooid alleen nog slechts de tanden van de kat. Al het andere, huid en haar, zelfs de beentjes en de ruggegraat hadden de ratten opgevreten. Zoo het na dagen regen en storm weer rustig en zonnig weer gewor den was kwamen de ratten naar het dek gekropen en droogden hun natte vel in de zon. WIEN DE RATTEN NIET LUSTEN. Wanneer de stokers kolen in de vuurovens wierpen sprongen de rat ten uit de kolenhopen hen recht in het gezicht. In de machinekamers waar het gewoonlgk ongenadig warm was, huisden de ondieren met hon derden tegelijk. In den beginne tracht ten de stokers de ratten met schof fels en ijzers dood te slaan. Doch zij hielden er spoedig mee op, het was vergeefsche moeite. Voor ieder dood dier kwamen honderden anderen in de plaats. Geen kleinigheid in de gloeiende hitte van den evenaar. Wanneer wij moe van de wacht op de brug terug in onze cabine kwamen begon de kwelling opnieuw. We moesten in onze zware polderlaarzen slapen, want de ondieren lieten onze teenen voorbeeld voor oogen. Ja, Vader-., die Ja, zeker. Die. De oude man gaat ook niet bij de pakken neer zitten. Kijk, daar is iemand an de deur. Zóó, Beukers... U weet zeker, dat de koffie bruin is. Geraie vrouw Verhoeven, 'k Had er juist trek in. 'k Kreeg een dreuge keel bij den Burgemeester. Die had me zóóveel te vertellen. Ja, Jan Daar kiek je van op hé Nou schenk maar es in vrouwtje. Koffie beleuven en niks geven.da gaal nie 1 Je bent in een goeie bui, Beu kers. 'k Wou dak 't ook kon wezen De veldwachter zuchtte. Mien beste man. Dan mot je maar gauw 'n andere hoed opzetten, 'n Slecht humeur is niet goed voor de lever, zegt onze dokter. Maar 'k zal je maar uut den droom helpen Morrege is de schorsing opgeheven Ken je weer „jacht gaan maeken op dieven en meurdenaars De wet houder immiceerde zeer oneerbiedig de stem van Burgemeester. Tot hila riteit van Lena. Dol gelukkig vleide zij haar hoofd tegen Jan's wang Zie je nou wel...? Hoe dat zoo op eens Beukers? Ik weet nog van niks Dat most d'r nog bie kommen. Ben ik wethouder of jij, Verhoeven? Maar alle gekheid ter zij... Ik zegje, als je vriend Beukers dus niet als officieel persoon... jao... ik ken die termen ook., daar ben ik twintig jaor veur in den raad Ik zeg je morrege ben jij weer veldwachter, of ik bin niet Willum BeukersNou menschen, bedankt voor je lekkere bakkie, 'k Mot naar de stad, met de bus. Adjuusjes. Wacht niet tot de koorts oploopt, als Gij hoest, transpireert, U rillerig en als geslagen voelt: dit is het moment, om Abdijsiroop te gebruiken, omdat Abdijsiroop snel en grondig werkt. Vanaf den eersten lepel zult Gij de taaie slijm kwiit raken, die bezwan gerd is met millioenen ziektekiemen. Gij ondervindt een buitengewone verlichting. Uw hoest verdwi|nt. Gij kunt dan de koorts meester worden en slapen zonder uitputtende hoest- aanvallen. Gebruik daarom altijd bij: Hoest-Criep-BronchitisAsthma i[Verlioog3ewifi^Q TSttn+l |1 Verlaagde prijzen Door een NIEUWE toevoeging werkt NU Abdijsiroop 2 x zoo snel als voorheen I niet met rust. Het schip was een groot slagveld voor de ratten ge worden. Terwijl de stuurman onbe- weeglgk aan het roer stond, beten zij hem in de beenen. Slechts een matroos -werd door deze kwelgeesten met rust gelaten. Of hij 's nachts in zijn kooi lag of overdag op het dek een dutje deed, hij werd nooit ge stoord. Nooit kwam een rat in zijn nabijheid. Drie dagen voor we op de plaats van bestemming aan land gingen, stierf hij tengevolge vaneen plotselinge infectie ziekte. In de haven werd onze steamer onder gas gezet. Toen het schip door de havenpolitie werd vrijge geven, vonden we meer dan 2000 doode ratten. De helft was niet ouder dan 2 weken. Daarop gingen we weer In zee. En reeds den eersten nacht hoorden we weer het eeuwig geknaag aan onze houten kooien. We waren onderweg naar Rosario om 'n nieuwe lading graan in te nemen. De laatste rat is eerst het vcrig jaar omge komen... toen ons schip een prooi der vlammen werd. K. W. P. Hannes was een rare kerel. 's Zondags ging hij naar de Vroeg mis, na afloop pakte hij drie borrels bij Bet en dan bij thuiskomst de klompen aan en met een stapel boeken den tuin in tot bij zijn bijen stal. Als de dorslui deftig naar de kerk gingen en den ouden apostel zagen zitten', stieten ze mekaar aan en lachten „Zuug ens et biejenmenneke met der Beibel." Het biejenmenneke was zijn naam, die jongelui van het dorp wisten niet eens of hij Hannes of Tienus heette en zijn achternaam kende wel niemand. De meest moderne boeken over bijeenteelt lagen op de boekenplank naast vergeelde en half van de mot verteerde 17de eeuwsche werken. Allemaal over de apis mellifica, de honingbij. Eenige kippen en een paar varkens, om moeder de vrouw wat werk te geven, een paar perceelen bouwland om brood-rogge te verbouwen en voor de rest niks dan bijen. Brood van den bakker vond hij niet Beukers liep met vrooiijk gezicht door 't dorp Ziezoo, die menschen binnen ook weer uut de misere. Nou naar Deventer Naar het kadaster... eens een kijkje nemen, hoe 't met de zaakjes van Burgemeester staat. Hoe veel de hoeve van Verhoeven ver- hypotykeerd is... en es verder „uutpluuzen Dan kon hij morgen zijn mannetje staan. Die geschiedenis met den aannemer was ook een duuster geval. Wie zou dat alles van dien braven van Beers gedacht hebben. Ja. ja, die Gijs in Amsterdam had wel groot gelijk, dat ie zijn afkomst bedekte... Die kon groots gaan op de nieuwe familie... Daor is de bus. 'n Retoertje Deventer sjefeur En voorzichtig rije... de wegen bin glad Jao da bin ze Beukers zat met breeden glimlach in de auto... wreker vanhetbooze daartegenover ook gaarne zegen ver spreidend bescherming verleenend. 'n Eenvoudige boer... met verheven karakter... Ruwe bolster., schoone vryicht Van Beers was met de auto naar den Haag. Hij moest, hoe hij ook tegen een onderhoud opzag, praten met zijn zwager. Van Segwaert tot Segwaert. Tegen [dinertijd zwenkte de Buick, de Willem de Zwijgerlaan op, even later diende de huisknecht hem aan. Gunst Alex, dat is onverwacht. Emilie niet bij je Neen, kaerel, die is op „Duivc- cate"... ik had vanmiddag een be spreking op het departement, die geweldig traineerde'k reed nog even langs „de Witte", maer je was al weg. Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1936 | | pagina 5