TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Openbare Vergadering van den
Raad der Gemeente Venray,
gehouden op 28 November 1935,
des namiddags vier uur.
Zaterdag 21 December 1935
Zes en vijftigste Jaargang No 51
Voorzitterde heer O. L. P. VAN DE LOO.
Secretarisde heer A. F. M. VAN HA AREN.
Tegenwoordig alle leden.
De VOORZITTER opent de vergadering met gebed, waarna aan de
orde is; notulen der vergadering van 22 October 1935.
De heer ODENHOVEN zegt, aan het door den heer Pubben gespro
kene nog te hebben toegevoegd, dat de splitsing van het subsidie aan
de gymnastiek-vereenigingen wellicht aanleiding zal zijn, dat de ver-
eenigingen weer bijeen komen, waarbij hij tevens de hoop uitsprak, dat
wg reeds het volgend jaar weer aan één vereeniging één subsidie kun
nen geven.
De notulen der vorige vergadering worden hierop, aldus aangevuld,
vastgesteld.
Bij de hierna gehouden trekking blijkt, dat no. 14 getrokken is, zoo
dat bij stemmingen in deze vergadering no. 14 der presentielijst, i.e. de
heer Janssen, het eerst zijn stem moet uitbrengen.
Op verzoek van den heer Odenhoven schorst de VOORZITTER hierna
de openbare vergadering en gaat de Raad in geheime zitting over.
Na heropening der vergadering wordt vervolgens besloten: a. een
bedrag van f 83.49 van vorige dienstjaren; b. een bedrag van f 87.83
(rioolbelasting); c. een bedrag van f 14.73 (trottoirbelasting); d. een
bedrag van f 26.(schoolgelden openbaar lager onderwijs) en e. een
bedrag van f 344.60 (schoolgelden bijzonder lager onderwijs), alle van
den dienst 1934, welke naar de meening van Burgemeester en Wet
houders oninbaar zijn, oninvorderbaar te verklaren.
Dan wordt aangeboden de gemeenterekening dienst 1934.
De VOORZITTER stelt voor de Commissie, die de rekening zal on
derzoeken en dan in de eerstvolgende vergadering verslag uitbrengen,
evenals tot dusverre te doen bestaan uit drie leden, waarmee de Raad
accoord gaat.
Spreker acht het voorts het meest logisch, hiertoe geen der heeren
oud-wethouders aan te wijzen. Dit laatste is echter geen voorschrift,
doch enkel een wensch, waarmede de betreffende heeren zeker zullen
instemmen.
Tot stemopnemers worden door den Voorzitter aangewezen de heeren
Millen en Poels.
Na de stemming blijkt, dat zijn uitgebracht: 9 stemmen op J. C. H.
Vermeulen, 5 op P. J. H. G. Poels, 7 op A. G. Millen, 6 op P. J. H.
van Dijck, 7 op J. H. van Boven, 2 op H. J. A. Janssen, 2 op G. H.
Reintjes, 2 op P. J. Steeghs, 4 op L. J. van Haren en 1 op H. B.
Odenhoven, zoodat de heer Vermeulen is benoemd.
Hierna heeft een 2de vrije stemming plaats tot het benoemen van nog
twee leden.
Na de vrije stemming blijkt, dat zijn uitgebracht5 stemmen op P. J.
H. G. Poels, 7 op A. G. Millen, 5 op P. J. H. van Dijck, 4 op J. H. van
Boven, 2 op H. J. A. Janssen, 2 op P. J. Steeghs, 2 op G. H. Reintjes
en 3 op L. J. van Haren.
Waar niemand der leden de volstrekte meerderheid heeft behaald,
heeft thans een herstemming plaats tusschen de heeren Poels, Millen
en van Dijck, die de meeste stemmen op zich vereenigd hebben.
Bg deze stemming werden uitgebracht: 8 stemmen op A, G. Millen,
11 op P. J. H. van Dgck en 11 op P. J. H. G. Poels, zoodat benoemd
zgn de heeren van Dgck en Poels, die de meeste stemmen verkregen.
Vervolgens wordt overgegaan tot het benoemen van een Voorzitter.
Na de stemming blijkt dat zgn uitgebracht8 stemmen op P. J. H.
van Dgck en 7 stemmen op J. C. H. Vermeulen, zoodat de heer van
Dgck is benoemd,
De VOORZITTER dankt vervolgens de heeren stemopnemers voor
de door hen verrichte taak.
De heer PUBBEN stelt dan voor het reglement van orde te wgzigen
en het te doen luiden zooals het vroeger was, dus dat een dergelijke
commissie door den Voorzitter wordt aangewezen.
De VOORZITTER zou persoonlijk liever zien, dat deze macht niet
weer geheel aan hem kwam. Er is echter een tusschenweg, n.l. dat deze
benoeming als regel zal geschieden door den Voorzitter, tenzij de Raad in
bepaalde gevallen deze aan zich wil houden.
Nu de Raad daarmede blijkt in te stemmen zullen B. en W. in een
volgende vergadering komen met een voorstel om het reglement van
orde in dien geest te wgzigen. Wordt algemeen goedgevonden.
Vervolgens wordt aangeboden de gemeentebegrooting dienst 1936 en
de begrooting van het bedrijf der Gasfabriek voor 1936.
De VOORZITTER deelt mede, dat het ontwerp zooals voorgeschre
ven ter Secretarie gedurende 14 dagen voor eenieder ter lezing zal
worden neergelegd, terwgl 3 exemplaren bij de heeren Raadsleden zul
len circuleeren en op nader te bepalen dagen den Raadsleden gelegen
heid zal worden gegeven de begrooting in comité-generaal te bespreken.
Verder zal steeds een exemplaar der begrooting ter Secretarie aanwezig
zgn, waar de heeren Raadsleden dan te allen tijde deze kunnen inzien
en voorlichting kunnen krijgen van den Gemeente-secretaris, indien zij
dit wenschen. In deze vergadering mag de begrooting niet worden be
sproken of hierover beraadslaagd. Zooals de heeren verder wel zullen
zien, zijn dit jaar geen totaalposten ingevuld, doch is bijgevoegd een
afgetypte lijst van de eindbeeragen.
De heer ODENHOVEN vraagt of het duur zou komen als aan elk der
Raadsleden een exemplaar der begrooting werd thuis gezonden. Spreker
heeft hierover meerdere malen met collega's uit andere plaatsen ge
sproken, doch daar gebeurt dit veel, zelfs in kleinere plaatsen dan Ven
ray.
De VOORZITTER antwoordt, dat dit natuurlijk mogelijk is, doch dit
jaar gaat het in geen geval zonder groote vertraging. Volledige be
grootingen zgn bovendien vrij duur en daarom geeft men op sommige
plaatsen den Raadsleden enkel uittreksels, wat ook weer bezwaren heeft.
Spreker stelt voor deze zaak bg de bespreking der begrooting in comi
té-generaal eens nader onder de oogen te zien.
J Dan wordt behandeld het voorstel van B. en W. tot verkoop van circa
37H.A. ontginningsgrond, gelegen te Ysselsteyn. De VOORZITTER zegt,
dat dit betreft 3 perc., resp. groot 12.83 H.A., 12.43 H,A. en 11.59 H.A. Waar
hier nogal veel ilefhebberij voor bestaat, stellen B. en W. voor deze gronden
publiek te verkoopen.
De heer ODENHOVEN vraagt of de toewijzing dan nog eerst in den
Raad komt.
Neen, antwoordt de VOORZITTER, dat gebeurt nooit.
Dan hebben wij er dus niets aan te zeggen wie den grond koopt, zegt
de heer ODENHOVEN.
De VOORZITTER zegt, dat steeds de voorwaarde is gesteld, dat de
massa minstens 10 pCt. meer moet opbrengen dan de perceelen. Daar
naast zouden wij, maar wij drukken daardoor den prijs, kunnen bepalen,
dat b.v. binnen een bepaalden termgn moet worden gebouwd.
De heer ODENHOVEN zou zelfs zeggen, dat deze laatste clausule er
in MOET komen.
Ja, antwoordt de VOORZITTER, maar als wg dan den termgn al te
kort stellen, zullen er allicht minder liefhebbers komen en kan dit van
Invloed zgn op den prijs; daarom stelt hij er prgs op, dat de Raad zich
hierover uitspreekt.
Die termgn behoeft ook niet te kort te zijn, zegt de heer ODEN
HOVEN. Deze kan z.i. desnoods 5 jaar of langer zijn, als er maar te
eeniger tijd gebouwd wordt.
De heer VERMEULEN merkt op, dat de weg ter plaatse slecht is,
en zou dezen eerst in orde willen maken.
Deze weg komt in aanmerking voor verbetering in werkverschaffing,
zegt de VOORZITTER en hiervoor is reeds geruimen tijd geleden sub
sidie aangevraagd. De toezegging is tot heden nog niet afgekomen en
zoodoende is dat werk wat vertraagd. Naar B. en W. zich voorstellen,
komt deze weg echter in den loop van het volgend jaar gereed.
De heer VAN DIJCK zou den weg met behulp van de omwonenden
in eens in den kiezel leggen, at kan thans goedkoop.
De VOORZITTER zou ook dit punt liever bg de begrooting willen be
spreken.
De heer MILI.EN zegt, het geheel eens te zgn met den heer Van Dijck,
dan krijgen wg in eens een afdoende verbetering. Voorts zou Spreker
de perceelen niet in massa brengen, want daar zit z.i. speculatie in.
De heer PUBBEN geeft ook in overweging den weg te verharden, te
meer, waar hij overtuigd is, dat belanghebbenden willen bijdragen.
De VOORZITTER verzoekt dit punt uit te stellen tot bg de bespre
king der begrooting in comité-generaal. Wat verder het voorstel van
den heer Odenhoven betreft, vraagt hij of de Raad ervoor is om den
termgn, waarbinnen gebouwd moet worden, vast te stellen op b.v. 2 jaren.
De heer GOUMANS zegt, wel te voelen voor het verplichte bouwen,
doch vindt het beter den termijn te verlengen tot b.v. 5 of nog liever
tot 10 jaar, zulks vooral voor de landbouwers met aankomende kinderen.
De VOORZITTER meent, dat 2 jaren toch voldoende is. In verband
met de onzekere tijdsomstandigheden moet de termijn zeker niet te lang
genomen worden, te meer omdat dit juist stukken zijn, bg uitstek gunstig
gelegen voor de stichting eener boerderij. Zulks brengt ook weer werk-1
gelegenheid.
De heer ODENHOVEN is het hiermede eens en zegt, dat, als de
gronden bg publieken verkoop niet zouden verkocht worden, wij ze i
binnen 2 jaar ook uit de hand kwijtraken.
Wordt algemeen goedgevonden de gronden publiek te verkoopen en
de verplichting op te leggen, dat op deze gronden een boerderij wordt
gesticht, met den bouw waarvan een aanvang moet worden gemaakt
voor 1 Juli 1938, zulks op verbeurte eener onmiddellijk opeischbare boete
van f 1000.
Dan is aan de ordevoorstel van B. en W. tot belegging van f 3000.-
afkomstig uit den verkoop van gronden.
De heer ODENHOVEN vraagt, hoe B. en W. zich deze belegging
voorstellen.
In Staatspapieren, antwoordt de VOORZITTER.
De heer ODENHOVEN zegt, daar beslist op tegen te zijn. zoolang
er inwoners zijn die geld noodig hebben en waarvan vaststaat, dat zij
zoo zuiver staan als goud. Die zijn er voldoende en daarom is Spreker
er voor het geld te geven aan Venraysche menschen onder hypothecair
verband.
De VOORZITTER zegt, afwisselende belegging het beste te vinden
wij moeten niet alles op één kaart zetten; het is bovendien wenschelijk
dat het geld niet te lang renteloos blijft liggen.
De heer MILLEN stelt voor dit punt aan te houden tot de volgende
vergadering, dan kan in den tusschentrjd wellicht een soliede belegging
gevonden worden in den geest als door den heer Odenhoven bedoeld. De
heer Odenhoven weet blgkbaar een geschikte belegging en kan dit den
Voorzitter dan mededeelen.
De VOORZITTER wijst er op, dat het een gemeentebelang is, dat de
gelden zoo spoedig mogelijk productief gemaakt worden; tegen aanhou.
ding tot de volgende vergadering heeft hij echter geen bezwaar.
De heer ODENHOVEN zegt, dat er anders nog veel renteloos geld
ligt, waarop de Voorzitter antwoordtbg ons niet.
Wordt algemeen goedgevonden dit punt aan te houden tot de volgende
vergadering.
Dan komt aan de orde punt 7 der agendaAanvrage van de Ver
eeniging „Ons Belang" te Castenray, om de noodige gelden beschikbaar
te stellen voor de stichting eener bijzondere lagere neutrale school te
Castenray.
De VOORZITTER leest het request van het bestuur, waarvan Voor
zitter is de heer P. M. Classens en secretaris de heer J. H. Geurts, voor
en voegt daaraan toe, dat daarbij alle door de wet vereischte stukken
zijn overgelegd, welke stukken mede voor de Raadsleden hebben ter
inzage gelegen. Spreker voegt hieraan toe, dat, zooals ook uit de stukken
blgkt, de te stichten school ruimte zal moeten bieden voor 72 leerlingen
en in iedere klas hoogstens 50 leerlingen zullen worden toegelaten.
Overeenkomstig het bepaalde bij art. 72 der Lager Onderwijswet heeft
het voorgeschreven overleg plaats gehad van Burgemeester en Wethou
ders met het Schoolbestuur en daarbij is gebleken, dat noch bg dit
bestuur, noch bg de ouders, die nu verklaren voor hun kinderen neutraal
bijzonder onderwijs te verlangen, eenig bezwaar bestaat tegen het R.K.
Bijzonder Onderwijs aan de bijzondere scholen te Oirlo en te Castenray,
doch dat het bezwaar uitsluitend hiertegen gaat, dat de kinderen van
Klein-Oirlo, voorzoover niet behoorende tot de parochie Castenray, in
het vervolg ook niet meer tot de Castenraysche School worden toege
laten, doch naar Oirlo moeten. Verder heeft het Schoolbestuur bij
bedoeld onderhoud te kennen gegeven, dat het in de bedoeling ligt aan
de te stichten neutrale school Katholiek personeel te benoemen en
dezelfde boeken en andere leermiddelen te doen gebruiken als in de R.K-
scholen en dus het onderwijs geheel op Katholieken leest zal worden
geschoeid. Uit de lgst van onderteekenaren voor de neutrale school
blijkt, dat daarop verschillende ouders staan, die in 1928 hebben verklaard
voor hun kinderen Katholiek onderwijs te verlangen en toen aldus heb
ben meegewerkt tot de omzetting van de openbare school in eene Katho
liek-bijzondere. Het kan nu toch nooit een beginsel-kwestie zijn, datde-
zelfde personen in 1928 Katholiek onderwgs wenschen en thans, terwgl zij
toch praktiseerend Katholiek zijn gebleven, geen Katholiek onderwgs
meer willen, doch neutraal. Deze handteekeningen behooren dus feitelijk
buiten beschouwing te worden gelaten en dan blijft er nog slechts voor
40 kinderen de verklaring der ouders over, dat ze naar de neutrale
school zullen worden gezonden. Onder al deze feiten en omstandigheden
is het eenige wat de Raad naar het oordeel van B. en W. kan doen,
afwijzend op de aanvrage te beschikken, omdat niet gebleken is, dat
een voldoend aantal kinderen de neutrale school ook werkelijk zal gaan
bezoeken en in elk geval door de stichting van deze school te Castenray
de normale eischen, aan het geven en ontvangen van lager onderwijs te
stellen, zouden worden overschreden.
De heer STEEGHS wil hierop, als afgevaardigde van Castenray ant
woorden, doch al aanstonds doet de Voorzitter hem opmerken, dat de
heer Steeghs hier niet zit als vertegenwoordiger van Castenray, doch
als vertegenwoordiger van de geheele gemeente.
Waarop de heer STEEGHS repliceert, dat het hier dan toch Castenray
betreft en hij dus wil zeggen, dat hij met de zaken daar meer speciaal
op de hoogte is. Spreker zet dan nader uitvoerig uiteen, hoe de school
actie daar is tot stand gekomen. De school te Castenray is in 1921
geopend als openbare lagere school en in 1928 omgezet in een bijzondere
Roomsch-Katholieke. De bewoners van Klein-Oirlo hebben daaraan mede
gewerkt in die veronderstelling, dat, zooals altijd, ook in 1921 al, was
toegezegd en zooals ook steeds het geval is geweest, de kinderen van
Klein-Oirlo zouden kunnen gaan en kunnen blijven gaan voorzoover ze
dat wilden naar die school, dus naar de school te Castenray. Maar het
is anders uitgekomen. Toen in 1921 Klein-Oirlo de keuze kreeg tusschen
Oirlo en Castenray, kwamen alle kinderen naar Castenray en dit lag
trouwens ook voor de hand, al was het alleen maar, omdat de afstand
naar de Castenraysche school gemiddeld 10 minuten korter is dan die
naar de Oirlosche. Bg de opening der bijzondere school te Castenray in
1928 werd de hoop uitgesproken, dat alles zoo zou kunnen blijven en
zooals gezegd, ook alleen in die veronderstelling heeft Klein-Oirlo mede
gewerkt. Sindsdien is er echter van alles bijgekomen. Hier vooral te
noemen de bouw der Meisjesschool te Oirlo, welke er z.i. nooit had
moeten komen en waarop nu ook wel geen kans meer zou bestaan als
ze er nog niet was. Toen al direct vreesden wg, dat onze school daar
door wel in het gedrang zou komen. Sprekers Castenraysche voorganger
in den Raad heeft die vrees dan ook al eens in dit College uitgesproken.
De VOORZITTER interrumpeert even om te zeggen, dat de Raad als
zoodanig geheel buiten de omzetting der school te Castenray en den
bouw der Meisjesschool te Oirlo heeft gestaanzijn medewerking was
een zuiver lijdelijke overeenkomstig de wet.
De heer STEEGHS meende van niet, doch het doet feitelijk ook niet
ter zake. Feit blijft evenwel, dat men toen zei, de kinderen van Klein-
Oirlo niet noodig te hebben voor de scholen van Oirlo. Bg de indeeling
der parochies is echter, om te hooren wat de menschen het liefst hadden,
een stemming gehouden, bij welke parochie ze wilden behooren.
De VOORZITTER verzoekt den heer Steeghs zich te bekorten en er
geen zaken bij te halen, die geheel buiten deze kwestie staan en die bij
de respectieve Kerkbesturen thuis behooren. Met het stichten van
parochies heeft de Raad toch zeker niets te maken.
De heer STEEGS gaat verder en zegt, dat bij die stemming den men
schen is toegezegd, dat hun kinderen, hoe ook de stemming ten aanzien
van de parochie-indeeling zou uitvallen, toch altijd naar Castenray ter
school zouden kunnen blijven gaan. En bij de opening der nieuwe school
werd die belofte nogmaals herhaald. Wat zien we echter nu gebeuren?
De kleine kinderen van Klein-Oirlo, dus die voor het eerst naar school
moeten, worden te Castenray eenvoudig geweigerd en moeten nu dus
alléén naar Oirlo gaan. En het onvermijdelijk gevolg hiervan zal zijn,
dat binnen 2 a 3 jaren de school te Castenray zoodanig ontvolkt is,
dat het een tweeklassige moet worden. Is dat nu in den haak
Hadden de bewoners van Klein-Oirlo in 1928 geweten, dat het zoo zou
gaan, beslist waren ze er dan toen op tegen geweest de openbare school
te Castenray om te zetten in een bijzondere. Men maakt schromelijk
misbruik van onze goedmoedigheid of goedwilligheid of hoe men het
dan ook noemen wil. In Zuid-Limburg kwam men met zoo iets niet zoo
gemakkelijk klaar en zou men het trouwens ook niet aandurven.
De VOORZITTER zegt den heer Steeghs, dat hij niet mag spreken
van misbruik maken. En wat betreft, dat de kleintjes nu alléén naar
Oirlo moeten gaan, dat is niet juistde ouders zgn volkomen vrij om
ook nu direct al de grootere kinderen te doen overgaan naar
Oirlo.
De heer STEEGHS gaat weer verder en zegt, dat het motief tot het
verzoek enkel en alleen de vrees is, dat de school van Castenray in het
gedrang zal komen. Niet, dat er iets zou zijn af te keuren op het
onderwijs, dat gegeven wordt, noch op dat van Oirlo, noch op dat van
'Castenray. Men is te Castenray enkel maar bang en met
recht naar Sprekers meening dat de school aldaar een tweeklassige
zal worden, misschien op den duur wel geheel zal moeten vervallen.
Wie weet, zegt de VOORZITTER, wat ons bij de voortdurend verder
gaande bezuiniging der Regeering, vooral ook op onderwijsgebied, nog
boven het hoofd hangt. Maar dat alles heeft hier niets mee te maken,
dat zal toch wel komen of niet komen, onverschillig hoe de Raad daar
hier over denkt of hoe men het in Oirlo of Castenray graag wenscht.
Hier gaat het nu enkel om de stichting eener bgzondere neutrale school
en uit de heele redeneering van den heer Steeghs blijkt steeds meer
datgene, waarvan Spreker trouwens reeds langer overtuigd was, dat
het nieuwe schoolbestuur en de onderteekenaars eigenlijk niet weten,
wat ze aangaan met die neutrale school en dat ze ook eigenlijk praktisch
niet wenschen wat ze theoretisch vragen. Maar ze moeten toch wel be
grijpen, dat als ze zouden krijgen wat ze vragen, n.l. eene neutrale
school, het ook absoluut eene neutrale school zal moeten worden. En nu
wil Spreker hier niet uitweiden over de consequenties daarvanhij heeft
dat elders reeds zeer uitvoerig en afdoende gedaan en mag aannemflb,
dat althans het Schoolbestuur die consequenties volkomen kent. Toch
wil Spreker en hier zeer terloops nog eens op wijzen, dat verplicht is
in een neutrale school het onderwgs neutraal te houden en dus onmoge
lijk en ontoelaatbaar daar principieel Katholiek onderwgs te geven. Hg
wgst verder ook nog op de benoeming van het personeel, waarin men
in verband met de vele wachtgelders niet vrij is, zoodat er zeer veel
kans is, dat geen Katholieke onderwijzers zullen kunnen worden benoemd.
Dit alles kan echter als voldoende bekend beschouwd worden en wij
kunnen ons dus verder wel bepalen tot de behandeling van de formeele
aanvrage om medewerking tot de stichting der school. En Burgemeester
en Wethouders zijn na alles van alle kanten bekeken en rijpelijk over
wogen te hebben, tot de conclusie gekomen, dat de medewerking dient
te worden geweigerd op de reeds aangegeven gronden en doen dan ook
een dienovereenkomstig voorstel.
De heer STEEGHS zegt, dat hij het betreuren zou als de Raad het
voorstel van B. en W. zou aannemen, doch dat hij overtuigd is, dat in
Castenray en Klein-Oirlo, wanneer de gegeven beloften niet worden
nagekomen, de menschen hun voornemens en plannen toch doorzetten,
zoolang ze kunnen.
De VOORZITTER herhaalt, dat de heer Steeghs met alles wat hij
hier beweert omtrent toezeggingen of beloften, bij de Kerkbesturen
moet zijn en niet hier in de Raad.
De heer VAN HAREN vraagt, of de aanvrage wettig is en ook de
overgelegde bescheiden aan alle wettelijke eischen en voorschriften vol
doen en wijst dan, na bevestigend antwoordt van de Voorzitter, op de
notulen der raadsvergadering van 17 October 1933, waarin de Voorzitter
op uit den Raad geopperde bezwaren, o.a. van den heer Arts, tegen de
inwilliging der aanvrage voor den bouw eener nieuwe jongenschool te
Leunen, omdat die niet noodig zou zijn, heeft geantwoord, dat de Raad
eenvoudig de Wet heeft uit te voeren en dus enkel de aanvrage van
het Schoolbestuur heeft te beoordeelen en wanneer deze aan alle wette-
lgke eischen voldoet, zijne medewerking moet verleenen en dus de aan
vrage inwilligen. Nu is Spreker ook niet ervoor om daar maar weer een
nieuwe school te bouwen, we hebben nu zoo langzamerhand wel scholen
genoeg, maar hij voelt er wel voor om te trachten voor dat geharrewar
daar in Oirlo en Castenray een oplossing te vinden.
De VOORZITTER kan en wil de wensóhelgkheid, dat alles daar naar
genoegen wordt opgelost, niet ontkennen, maar daar staat de Raad
buiten. Het gaat hier nu enkel over de aanvrage om een neutrale bij
zondere school te stichten en aan dat onderwerp moeten we ons houden,
anders komt er nooit een eind aan de discussiesde motieven waarvan
in deze de Raad overeenkomstig de Wet deze aanvrage volgens het
oordeel van Burgemeester en Wethouders dient te weigeren, heeft hij
reeds uitvoerig uiteengezet.
De heer MILLEN zou ook niet gaarne zien, dat ook daar alweer een
school gebouwd zou moeten worden. Wij zijn inderdaad al meer dan
ruimschoots van scholen voorzien in Venray. In tegenstelling met den
Voorzitter meent Spreker echter, dat het toch wel op den weg van den
Gemeenteraad kan liggen om mede te werken tot eene oplossing in de
gerezen kwesties. Ook hem is door verschillenden medegedeeld, dat, als
ze in 1928 geweten hadden, dat het in 1935 zoo zou gaan, ze niet voor
de bijzondere school te Castenray hadden geteekend. Spreker zou willen
voorstellen een commissie uit den Raad te benoemen, die met de
respectieve kerk- en schoolbesturen en met verdere belanghebbenden in
overleg treedt, om gedaan te krijgen, dat de kinderen van Klein-Oirlo
ter school kunnen gaan, waar de ouders dat 't liefst willen.
De VOORZITTER herhaalt voor de zooveelste maal, dat de Raad als
zoodanig daar heelemaal buiten staathet is een kwestie zuiver tusschen
de belanghebbende ouders, de schoolbesturen en de geestelijke autori
teiten.
De heer MILLEN begrijpt dit heel goed, maar het gaat de gemeente
toch geld kosten, als het er ten slotte van zou moeten komen, dat er
een school gebouwd moet worden. En als we dat kunnen voorkomen,
is het toch een groot financieel belang voor de gemeente. De Raad als
vertegenwoordiger der gemeente, heeft er dus wel degelijk belang bg.
Eene oplossing, die geen geld kost, is zelfs van zeer groot belang 'voor
de gemeente en ook de bewoners daar zgn bij een vreedzame oplossing
gebaat. In dit verband zou hij willen voorstellen deze zaak aan te
houden tot een volgende vergadering.
De heer VAN BOVEN is geschrokken, toen hij de agenda thuis kreeg
en zag, dat er een nieuwe school te Castenray werd gevraagd. Maar er
zijn daar ook naar zijn overtuiging zaken en omstandigheden, welke
voor een katholiek pijnlgk aandoen. De menschen zijn daar in 't nauw
gedreven en aldus gebracht tot dingen, die ze anders zeker niet zouden
doen. Spreker acht eveneens het beste, wat wij voorloopig kunnen doen.
eene commissie te benoemen zooals door collega Millen bedoeld. Dan is
er waarschijnlijk wel een tusschenweg te vinden.
Wat de heeren willen, dat kan niet, zegt de Voorzitter. De Raad kan
toch geen commissie benoemen in verband met zaken, waar hij qua
Raad geheel buiten staat.
Aangenomen, zegt de heer VAN BOVEN, maar laten dan eenige der
hier aanwezige collega's zich beschikbaar stellen om daar eens met de
vertegenwoordigers van belanghebbenden en de kerk- en schoolbesturen
te gaan praten. We kunnen daar toch nooit iets bg verliezen. En daar
om steunt hij gaarne het voorstel Millen tot aanhouding.
Dat is nergens voor noodig, zegt de VOORZITTER. Bovendien is om
een spoedige behandeling verzocht en Burgemeester en Wethouders
handhaven in elk geval hun voorstel.
De heer ODENHOVEN zegt, dat het bekend is hij heeft dan ook
met nog vier andere Raadsleden tegengestemd dat hij een tegen
stander was van de omzetting onzer laatste openbare school, de school
Heijde, in een bijzondere. Met hart en ziel zou hij het hebben toege
juicht, als we die eene school als openbare hadden mogen behouden.
Het kan immers voorkomen, dat ouders, katholieke ouders zelfs, om
een of andere reden hun kinderen niet wenschen te sturen naar hun bij
zondere katholieke school. En waar moeten die dan nu naar toe Toen hij
als wethouder dat bezwaar opperde, kreeg hij ten antwoordwij mogen
er niet tegen zijn, want alle stukken zijn in orde. En nu dat hier ook het geval
is, kunnen we dan eigenlgk wel onze medewerking weigeren? De Voor
zitter zelf heeft altijd gezegd, dat het dan niet kon Met den heer Steeghs
is hij verder van oordeel, dat, als de meisjesschool in Oirlo er nog niet
was, ze er waarschijnlijk wel nooit meer zou komen.
De VOORZITTER zegt, dat het verschil tusschen beide aanvragen
toch duidelijk is.
De heer VERMEULEN heeft geconstateerd, dat in de door de ouders
der kinderen onderteekende verklaring radeeringen hebben plaats ge
had. Waar nu staat „neutrale bgzondere school" heeft eerst iets anders
gestaan. Heeft die verandering plaats gehad vöör de onderteekening
Spreker meent te weten hij heeft zich daarvan persoonlijk overtuigd
dat velen der onderteekenaren in de meening verkeerden, dat de
nieuwe school een katholieke zou worden met uitsluitend katholiek per
soneel, evenals in onze andere scholen. En nu blijkt, dat het een neutrale
school zal worden, waarop, zooals de Voorzitter duidelgk heeft uiteen
gezet, geen principieel katholiek onderwijs mag en kan gegeven worden,
ook zelfs al zouden er, wat vrijwel is uitgesloten, katholieke onderwij
zers kunnen benoemd worden. Het verwondert Spreker ten zeerste, hoe
de heer Steeghs, lid van het R.K. Kerkbestuur en van het bestuur der
R.K. Bijzondere School te Castenray, het kan bestaan om te gveren
voor eene neutrale school, eene school, die practisch lijnrecht tegen ons
katholiek onderwijs ingaat. En hoe kan de heer Steeghs met zijn
lidmaatschap van het Kerkbestuur vereenigen, dat hij eene actie steunt,
welke, als ze mocht gelukken, dat eigen Kerkbestuur kan te staan
komen op het verlies der voor de bijzondere school in 1928 gestorte
waarborgsom van, naar hij meent, ruim f2400.De heer Steeghs weet
dit alles heel goed en toch gaat hij door met zijn drijven en blijft lid
van het Kerkbestuur. Dat is voor Spreker onbegrgpelijk. Hij is tenslotte
van oordeel, dat aan deze school geen enkel Katholiek Raadslid zijn
medewerking mag geven.
De VOORZITTER wist ook, dat aan de lgst der onderteekenaars ge
radeerd is. Daarom is bij het gehouden overleg door Burgemeester en
Wethouders gevraagd, of alle onderteekenaars nu ook werkelgk eene
neutrale bijzondere school verlangen en daarop is toen bevestigend ge
antwoord. Daarmee was toen voor ons deze kwestie afgedaan. Wg
ffiogen toch immers niet aannemen, dat ons bewust onjuiste inlichtin
gen werden verstrekt. Wat verder de kwestie betreft of een Katholiek
mag medewerken tot het neutraal bijzonder onderwgs, zegt Spreker,
dat de Raad, dus ook de Katholieke Raadsleden, hebben mede te werken
tot het stichten van bgzondere scholen, ook neutrale scholen, als uit
vloeisel van de Lager-Onderwijswet. Het gaat er hier om of de Raad
krachtens de Wet op het Lager Onderwijs verplicht is, zijne medewer
king te verleenen en dit is volgens hem niet het geval, en wel om de
redenen, door hem reeds aanstonds bij de behandeling van dit punt
uiteengezet.
Zoude hier bgvoorbeeld op principieele gronden door menschen, die
gewetensbezwaren hebben tegen KATHOLIEK onderwijs een neutrale
school gevraagd zgn, dan zouden wij het als Katholiek kunnen betreu
ren, maar wij hadden onze medewerking te verleenen.
Den heer ODENHOVEN valt het pp, dat, toen voor enkele jaren hier
eene school werd aangevraagd tegen den zin van den Bisschop, de heer
Vermeulen niet zooals thans, met gewetensbezwaren is komen aandra
gen en er toen blijkbaar ook geen had, want hij heeft toen voor die
school gestemd.
De heer VERMEULEN protesteert met klem. De school aan het
Veulen was een Katholieke bgzondere school, dat karakter kon ook
haar toen reeds niet worden ontzegd, al was ook de kerkelgke overheid
om andere redenen het toen niet met de stichting eens. En als er weer
een R.K. school gevraagd zou worden op 6a 7 K.M. van elke andere
school onder dezelfde omstandigheden, dan zou Spreker daaraan ook
thans zonder aarzelen zgn stem geven. Maar eene vergelijking van het
geval Veulen met dat wat wij thans behandelen, gaat aan alle kanten
mank.
De heer VAN BOVEN begrgpt niet goed, waarom de Voorzitter den
heer Vermeulen maar kalm heeft laten doorpraten en niet gehamerd