TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS Openbare Vergadering van den Raad der Gemeente Venray, gehouden op 28 November 1935, des namiddags vier uur. Zaterdag 21 December 1935 Zes en vijftigste Jaargang No 51 Voorzitterde heer O. L. P. VAN DE LOO. Secretarisde heer A. F. M. VAN HA AREN. Tegenwoordig alle leden. De VOORZITTER opent de vergadering met gebed, waarna aan de orde is; notulen der vergadering van 22 October 1935. De heer ODENHOVEN zegt, aan het door den heer Pubben gespro kene nog te hebben toegevoegd, dat de splitsing van het subsidie aan de gymnastiek-vereenigingen wellicht aanleiding zal zijn, dat de ver- eenigingen weer bijeen komen, waarbij hij tevens de hoop uitsprak, dat wg reeds het volgend jaar weer aan één vereeniging één subsidie kun nen geven. De notulen der vorige vergadering worden hierop, aldus aangevuld, vastgesteld. Bij de hierna gehouden trekking blijkt, dat no. 14 getrokken is, zoo dat bij stemmingen in deze vergadering no. 14 der presentielijst, i.e. de heer Janssen, het eerst zijn stem moet uitbrengen. Op verzoek van den heer Odenhoven schorst de VOORZITTER hierna de openbare vergadering en gaat de Raad in geheime zitting over. Na heropening der vergadering wordt vervolgens besloten: a. een bedrag van f 83.49 van vorige dienstjaren; b. een bedrag van f 87.83 (rioolbelasting); c. een bedrag van f 14.73 (trottoirbelasting); d. een bedrag van f 26.(schoolgelden openbaar lager onderwijs) en e. een bedrag van f 344.60 (schoolgelden bijzonder lager onderwijs), alle van den dienst 1934, welke naar de meening van Burgemeester en Wet houders oninbaar zijn, oninvorderbaar te verklaren. Dan wordt aangeboden de gemeenterekening dienst 1934. De VOORZITTER stelt voor de Commissie, die de rekening zal on derzoeken en dan in de eerstvolgende vergadering verslag uitbrengen, evenals tot dusverre te doen bestaan uit drie leden, waarmee de Raad accoord gaat. Spreker acht het voorts het meest logisch, hiertoe geen der heeren oud-wethouders aan te wijzen. Dit laatste is echter geen voorschrift, doch enkel een wensch, waarmede de betreffende heeren zeker zullen instemmen. Tot stemopnemers worden door den Voorzitter aangewezen de heeren Millen en Poels. Na de stemming blijkt, dat zijn uitgebracht: 9 stemmen op J. C. H. Vermeulen, 5 op P. J. H. G. Poels, 7 op A. G. Millen, 6 op P. J. H. van Dijck, 7 op J. H. van Boven, 2 op H. J. A. Janssen, 2 op G. H. Reintjes, 2 op P. J. Steeghs, 4 op L. J. van Haren en 1 op H. B. Odenhoven, zoodat de heer Vermeulen is benoemd. Hierna heeft een 2de vrije stemming plaats tot het benoemen van nog twee leden. Na de vrije stemming blijkt, dat zijn uitgebracht5 stemmen op P. J. H. G. Poels, 7 op A. G. Millen, 5 op P. J. H. van Dijck, 4 op J. H. van Boven, 2 op H. J. A. Janssen, 2 op P. J. Steeghs, 2 op G. H. Reintjes en 3 op L. J. van Haren. Waar niemand der leden de volstrekte meerderheid heeft behaald, heeft thans een herstemming plaats tusschen de heeren Poels, Millen en van Dijck, die de meeste stemmen op zich vereenigd hebben. Bg deze stemming werden uitgebracht: 8 stemmen op A, G. Millen, 11 op P. J. H. van Dgck en 11 op P. J. H. G. Poels, zoodat benoemd zgn de heeren van Dgck en Poels, die de meeste stemmen verkregen. Vervolgens wordt overgegaan tot het benoemen van een Voorzitter. Na de stemming blijkt dat zgn uitgebracht8 stemmen op P. J. H. van Dgck en 7 stemmen op J. C. H. Vermeulen, zoodat de heer van Dgck is benoemd, De VOORZITTER dankt vervolgens de heeren stemopnemers voor de door hen verrichte taak. De heer PUBBEN stelt dan voor het reglement van orde te wgzigen en het te doen luiden zooals het vroeger was, dus dat een dergelijke commissie door den Voorzitter wordt aangewezen. De VOORZITTER zou persoonlijk liever zien, dat deze macht niet weer geheel aan hem kwam. Er is echter een tusschenweg, n.l. dat deze benoeming als regel zal geschieden door den Voorzitter, tenzij de Raad in bepaalde gevallen deze aan zich wil houden. Nu de Raad daarmede blijkt in te stemmen zullen B. en W. in een volgende vergadering komen met een voorstel om het reglement van orde in dien geest te wgzigen. Wordt algemeen goedgevonden. Vervolgens wordt aangeboden de gemeentebegrooting dienst 1936 en de begrooting van het bedrijf der Gasfabriek voor 1936. De VOORZITTER deelt mede, dat het ontwerp zooals voorgeschre ven ter Secretarie gedurende 14 dagen voor eenieder ter lezing zal worden neergelegd, terwgl 3 exemplaren bij de heeren Raadsleden zul len circuleeren en op nader te bepalen dagen den Raadsleden gelegen heid zal worden gegeven de begrooting in comité-generaal te bespreken. Verder zal steeds een exemplaar der begrooting ter Secretarie aanwezig zgn, waar de heeren Raadsleden dan te allen tijde deze kunnen inzien en voorlichting kunnen krijgen van den Gemeente-secretaris, indien zij dit wenschen. In deze vergadering mag de begrooting niet worden be sproken of hierover beraadslaagd. Zooals de heeren verder wel zullen zien, zijn dit jaar geen totaalposten ingevuld, doch is bijgevoegd een afgetypte lijst van de eindbeeragen. De heer ODENHOVEN vraagt of het duur zou komen als aan elk der Raadsleden een exemplaar der begrooting werd thuis gezonden. Spreker heeft hierover meerdere malen met collega's uit andere plaatsen ge sproken, doch daar gebeurt dit veel, zelfs in kleinere plaatsen dan Ven ray. De VOORZITTER antwoordt, dat dit natuurlijk mogelijk is, doch dit jaar gaat het in geen geval zonder groote vertraging. Volledige be grootingen zgn bovendien vrij duur en daarom geeft men op sommige plaatsen den Raadsleden enkel uittreksels, wat ook weer bezwaren heeft. Spreker stelt voor deze zaak bg de bespreking der begrooting in comi té-generaal eens nader onder de oogen te zien. J Dan wordt behandeld het voorstel van B. en W. tot verkoop van circa 37H.A. ontginningsgrond, gelegen te Ysselsteyn. De VOORZITTER zegt, dat dit betreft 3 perc., resp. groot 12.83 H.A., 12.43 H,A. en 11.59 H.A. Waar hier nogal veel ilefhebberij voor bestaat, stellen B. en W. voor deze gronden publiek te verkoopen. De heer ODENHOVEN vraagt of de toewijzing dan nog eerst in den Raad komt. Neen, antwoordt de VOORZITTER, dat gebeurt nooit. Dan hebben wij er dus niets aan te zeggen wie den grond koopt, zegt de heer ODENHOVEN. De VOORZITTER zegt, dat steeds de voorwaarde is gesteld, dat de massa minstens 10 pCt. meer moet opbrengen dan de perceelen. Daar naast zouden wij, maar wij drukken daardoor den prijs, kunnen bepalen, dat b.v. binnen een bepaalden termgn moet worden gebouwd. De heer ODENHOVEN zou zelfs zeggen, dat deze laatste clausule er in MOET komen. Ja, antwoordt de VOORZITTER, maar als wg dan den termgn al te kort stellen, zullen er allicht minder liefhebbers komen en kan dit van Invloed zgn op den prijs; daarom stelt hij er prgs op, dat de Raad zich hierover uitspreekt. Die termgn behoeft ook niet te kort te zijn, zegt de heer ODEN HOVEN. Deze kan z.i. desnoods 5 jaar of langer zijn, als er maar te eeniger tijd gebouwd wordt. De heer VERMEULEN merkt op, dat de weg ter plaatse slecht is, en zou dezen eerst in orde willen maken. Deze weg komt in aanmerking voor verbetering in werkverschaffing, zegt de VOORZITTER en hiervoor is reeds geruimen tijd geleden sub sidie aangevraagd. De toezegging is tot heden nog niet afgekomen en zoodoende is dat werk wat vertraagd. Naar B. en W. zich voorstellen, komt deze weg echter in den loop van het volgend jaar gereed. De heer VAN DIJCK zou den weg met behulp van de omwonenden in eens in den kiezel leggen, at kan thans goedkoop. De VOORZITTER zou ook dit punt liever bg de begrooting willen be spreken. De heer MILI.EN zegt, het geheel eens te zgn met den heer Van Dijck, dan krijgen wg in eens een afdoende verbetering. Voorts zou Spreker de perceelen niet in massa brengen, want daar zit z.i. speculatie in. De heer PUBBEN geeft ook in overweging den weg te verharden, te meer, waar hij overtuigd is, dat belanghebbenden willen bijdragen. De VOORZITTER verzoekt dit punt uit te stellen tot bg de bespre king der begrooting in comité-generaal. Wat verder het voorstel van den heer Odenhoven betreft, vraagt hij of de Raad ervoor is om den termgn, waarbinnen gebouwd moet worden, vast te stellen op b.v. 2 jaren. De heer GOUMANS zegt, wel te voelen voor het verplichte bouwen, doch vindt het beter den termijn te verlengen tot b.v. 5 of nog liever tot 10 jaar, zulks vooral voor de landbouwers met aankomende kinderen. De VOORZITTER meent, dat 2 jaren toch voldoende is. In verband met de onzekere tijdsomstandigheden moet de termijn zeker niet te lang genomen worden, te meer omdat dit juist stukken zijn, bg uitstek gunstig gelegen voor de stichting eener boerderij. Zulks brengt ook weer werk-1 gelegenheid. De heer ODENHOVEN is het hiermede eens en zegt, dat, als de gronden bg publieken verkoop niet zouden verkocht worden, wij ze i binnen 2 jaar ook uit de hand kwijtraken. Wordt algemeen goedgevonden de gronden publiek te verkoopen en de verplichting op te leggen, dat op deze gronden een boerderij wordt gesticht, met den bouw waarvan een aanvang moet worden gemaakt voor 1 Juli 1938, zulks op verbeurte eener onmiddellijk opeischbare boete van f 1000. Dan is aan de ordevoorstel van B. en W. tot belegging van f 3000.- afkomstig uit den verkoop van gronden. De heer ODENHOVEN vraagt, hoe B. en W. zich deze belegging voorstellen. In Staatspapieren, antwoordt de VOORZITTER. De heer ODENHOVEN zegt, daar beslist op tegen te zijn. zoolang er inwoners zijn die geld noodig hebben en waarvan vaststaat, dat zij zoo zuiver staan als goud. Die zijn er voldoende en daarom is Spreker er voor het geld te geven aan Venraysche menschen onder hypothecair verband. De VOORZITTER zegt, afwisselende belegging het beste te vinden wij moeten niet alles op één kaart zetten; het is bovendien wenschelijk dat het geld niet te lang renteloos blijft liggen. De heer MILLEN stelt voor dit punt aan te houden tot de volgende vergadering, dan kan in den tusschentrjd wellicht een soliede belegging gevonden worden in den geest als door den heer Odenhoven bedoeld. De heer Odenhoven weet blgkbaar een geschikte belegging en kan dit den Voorzitter dan mededeelen. De VOORZITTER wijst er op, dat het een gemeentebelang is, dat de gelden zoo spoedig mogelijk productief gemaakt worden; tegen aanhou. ding tot de volgende vergadering heeft hij echter geen bezwaar. De heer ODENHOVEN zegt, dat er anders nog veel renteloos geld ligt, waarop de Voorzitter antwoordtbg ons niet. Wordt algemeen goedgevonden dit punt aan te houden tot de volgende vergadering. Dan komt aan de orde punt 7 der agendaAanvrage van de Ver eeniging „Ons Belang" te Castenray, om de noodige gelden beschikbaar te stellen voor de stichting eener bijzondere lagere neutrale school te Castenray. De VOORZITTER leest het request van het bestuur, waarvan Voor zitter is de heer P. M. Classens en secretaris de heer J. H. Geurts, voor en voegt daaraan toe, dat daarbij alle door de wet vereischte stukken zijn overgelegd, welke stukken mede voor de Raadsleden hebben ter inzage gelegen. Spreker voegt hieraan toe, dat, zooals ook uit de stukken blgkt, de te stichten school ruimte zal moeten bieden voor 72 leerlingen en in iedere klas hoogstens 50 leerlingen zullen worden toegelaten. Overeenkomstig het bepaalde bij art. 72 der Lager Onderwijswet heeft het voorgeschreven overleg plaats gehad van Burgemeester en Wethou ders met het Schoolbestuur en daarbij is gebleken, dat noch bg dit bestuur, noch bg de ouders, die nu verklaren voor hun kinderen neutraal bijzonder onderwijs te verlangen, eenig bezwaar bestaat tegen het R.K. Bijzonder Onderwijs aan de bijzondere scholen te Oirlo en te Castenray, doch dat het bezwaar uitsluitend hiertegen gaat, dat de kinderen van Klein-Oirlo, voorzoover niet behoorende tot de parochie Castenray, in het vervolg ook niet meer tot de Castenraysche School worden toege laten, doch naar Oirlo moeten. Verder heeft het Schoolbestuur bij bedoeld onderhoud te kennen gegeven, dat het in de bedoeling ligt aan de te stichten neutrale school Katholiek personeel te benoemen en dezelfde boeken en andere leermiddelen te doen gebruiken als in de R.K- scholen en dus het onderwijs geheel op Katholieken leest zal worden geschoeid. Uit de lgst van onderteekenaren voor de neutrale school blijkt, dat daarop verschillende ouders staan, die in 1928 hebben verklaard voor hun kinderen Katholiek onderwijs te verlangen en toen aldus heb ben meegewerkt tot de omzetting van de openbare school in eene Katho liek-bijzondere. Het kan nu toch nooit een beginsel-kwestie zijn, datde- zelfde personen in 1928 Katholiek onderwgs wenschen en thans, terwgl zij toch praktiseerend Katholiek zijn gebleven, geen Katholiek onderwgs meer willen, doch neutraal. Deze handteekeningen behooren dus feitelijk buiten beschouwing te worden gelaten en dan blijft er nog slechts voor 40 kinderen de verklaring der ouders over, dat ze naar de neutrale school zullen worden gezonden. Onder al deze feiten en omstandigheden is het eenige wat de Raad naar het oordeel van B. en W. kan doen, afwijzend op de aanvrage te beschikken, omdat niet gebleken is, dat een voldoend aantal kinderen de neutrale school ook werkelijk zal gaan bezoeken en in elk geval door de stichting van deze school te Castenray de normale eischen, aan het geven en ontvangen van lager onderwijs te stellen, zouden worden overschreden. De heer STEEGHS wil hierop, als afgevaardigde van Castenray ant woorden, doch al aanstonds doet de Voorzitter hem opmerken, dat de heer Steeghs hier niet zit als vertegenwoordiger van Castenray, doch als vertegenwoordiger van de geheele gemeente. Waarop de heer STEEGHS repliceert, dat het hier dan toch Castenray betreft en hij dus wil zeggen, dat hij met de zaken daar meer speciaal op de hoogte is. Spreker zet dan nader uitvoerig uiteen, hoe de school actie daar is tot stand gekomen. De school te Castenray is in 1921 geopend als openbare lagere school en in 1928 omgezet in een bijzondere Roomsch-Katholieke. De bewoners van Klein-Oirlo hebben daaraan mede gewerkt in die veronderstelling, dat, zooals altijd, ook in 1921 al, was toegezegd en zooals ook steeds het geval is geweest, de kinderen van Klein-Oirlo zouden kunnen gaan en kunnen blijven gaan voorzoover ze dat wilden naar die school, dus naar de school te Castenray. Maar het is anders uitgekomen. Toen in 1921 Klein-Oirlo de keuze kreeg tusschen Oirlo en Castenray, kwamen alle kinderen naar Castenray en dit lag trouwens ook voor de hand, al was het alleen maar, omdat de afstand naar de Castenraysche school gemiddeld 10 minuten korter is dan die naar de Oirlosche. Bg de opening der bijzondere school te Castenray in 1928 werd de hoop uitgesproken, dat alles zoo zou kunnen blijven en zooals gezegd, ook alleen in die veronderstelling heeft Klein-Oirlo mede gewerkt. Sindsdien is er echter van alles bijgekomen. Hier vooral te noemen de bouw der Meisjesschool te Oirlo, welke er z.i. nooit had moeten komen en waarop nu ook wel geen kans meer zou bestaan als ze er nog niet was. Toen al direct vreesden wg, dat onze school daar door wel in het gedrang zou komen. Sprekers Castenraysche voorganger in den Raad heeft die vrees dan ook al eens in dit College uitgesproken. De VOORZITTER interrumpeert even om te zeggen, dat de Raad als zoodanig geheel buiten de omzetting der school te Castenray en den bouw der Meisjesschool te Oirlo heeft gestaanzijn medewerking was een zuiver lijdelijke overeenkomstig de wet. De heer STEEGHS meende van niet, doch het doet feitelijk ook niet ter zake. Feit blijft evenwel, dat men toen zei, de kinderen van Klein- Oirlo niet noodig te hebben voor de scholen van Oirlo. Bg de indeeling der parochies is echter, om te hooren wat de menschen het liefst hadden, een stemming gehouden, bij welke parochie ze wilden behooren. De VOORZITTER verzoekt den heer Steeghs zich te bekorten en er geen zaken bij te halen, die geheel buiten deze kwestie staan en die bij de respectieve Kerkbesturen thuis behooren. Met het stichten van parochies heeft de Raad toch zeker niets te maken. De heer STEEGS gaat verder en zegt, dat bij die stemming den men schen is toegezegd, dat hun kinderen, hoe ook de stemming ten aanzien van de parochie-indeeling zou uitvallen, toch altijd naar Castenray ter school zouden kunnen blijven gaan. En bij de opening der nieuwe school werd die belofte nogmaals herhaald. Wat zien we echter nu gebeuren? De kleine kinderen van Klein-Oirlo, dus die voor het eerst naar school moeten, worden te Castenray eenvoudig geweigerd en moeten nu dus alléén naar Oirlo gaan. En het onvermijdelijk gevolg hiervan zal zijn, dat binnen 2 a 3 jaren de school te Castenray zoodanig ontvolkt is, dat het een tweeklassige moet worden. Is dat nu in den haak Hadden de bewoners van Klein-Oirlo in 1928 geweten, dat het zoo zou gaan, beslist waren ze er dan toen op tegen geweest de openbare school te Castenray om te zetten in een bijzondere. Men maakt schromelijk misbruik van onze goedmoedigheid of goedwilligheid of hoe men het dan ook noemen wil. In Zuid-Limburg kwam men met zoo iets niet zoo gemakkelijk klaar en zou men het trouwens ook niet aandurven. De VOORZITTER zegt den heer Steeghs, dat hij niet mag spreken van misbruik maken. En wat betreft, dat de kleintjes nu alléén naar Oirlo moeten gaan, dat is niet juistde ouders zgn volkomen vrij om ook nu direct al de grootere kinderen te doen overgaan naar Oirlo. De heer STEEGHS gaat weer verder en zegt, dat het motief tot het verzoek enkel en alleen de vrees is, dat de school van Castenray in het gedrang zal komen. Niet, dat er iets zou zijn af te keuren op het onderwijs, dat gegeven wordt, noch op dat van Oirlo, noch op dat van 'Castenray. Men is te Castenray enkel maar bang en met recht naar Sprekers meening dat de school aldaar een tweeklassige zal worden, misschien op den duur wel geheel zal moeten vervallen. Wie weet, zegt de VOORZITTER, wat ons bij de voortdurend verder gaande bezuiniging der Regeering, vooral ook op onderwijsgebied, nog boven het hoofd hangt. Maar dat alles heeft hier niets mee te maken, dat zal toch wel komen of niet komen, onverschillig hoe de Raad daar hier over denkt of hoe men het in Oirlo of Castenray graag wenscht. Hier gaat het nu enkel om de stichting eener bgzondere neutrale school en uit de heele redeneering van den heer Steeghs blijkt steeds meer datgene, waarvan Spreker trouwens reeds langer overtuigd was, dat het nieuwe schoolbestuur en de onderteekenaars eigenlijk niet weten, wat ze aangaan met die neutrale school en dat ze ook eigenlijk praktisch niet wenschen wat ze theoretisch vragen. Maar ze moeten toch wel be grijpen, dat als ze zouden krijgen wat ze vragen, n.l. eene neutrale school, het ook absoluut eene neutrale school zal moeten worden. En nu wil Spreker hier niet uitweiden over de consequenties daarvanhij heeft dat elders reeds zeer uitvoerig en afdoende gedaan en mag aannemflb, dat althans het Schoolbestuur die consequenties volkomen kent. Toch wil Spreker en hier zeer terloops nog eens op wijzen, dat verplicht is in een neutrale school het onderwgs neutraal te houden en dus onmoge lijk en ontoelaatbaar daar principieel Katholiek onderwgs te geven. Hg wgst verder ook nog op de benoeming van het personeel, waarin men in verband met de vele wachtgelders niet vrij is, zoodat er zeer veel kans is, dat geen Katholieke onderwijzers zullen kunnen worden benoemd. Dit alles kan echter als voldoende bekend beschouwd worden en wij kunnen ons dus verder wel bepalen tot de behandeling van de formeele aanvrage om medewerking tot de stichting der school. En Burgemeester en Wethouders zijn na alles van alle kanten bekeken en rijpelijk over wogen te hebben, tot de conclusie gekomen, dat de medewerking dient te worden geweigerd op de reeds aangegeven gronden en doen dan ook een dienovereenkomstig voorstel. De heer STEEGHS zegt, dat hij het betreuren zou als de Raad het voorstel van B. en W. zou aannemen, doch dat hij overtuigd is, dat in Castenray en Klein-Oirlo, wanneer de gegeven beloften niet worden nagekomen, de menschen hun voornemens en plannen toch doorzetten, zoolang ze kunnen. De VOORZITTER herhaalt, dat de heer Steeghs met alles wat hij hier beweert omtrent toezeggingen of beloften, bij de Kerkbesturen moet zijn en niet hier in de Raad. De heer VAN HAREN vraagt, of de aanvrage wettig is en ook de overgelegde bescheiden aan alle wettelijke eischen en voorschriften vol doen en wijst dan, na bevestigend antwoordt van de Voorzitter, op de notulen der raadsvergadering van 17 October 1933, waarin de Voorzitter op uit den Raad geopperde bezwaren, o.a. van den heer Arts, tegen de inwilliging der aanvrage voor den bouw eener nieuwe jongenschool te Leunen, omdat die niet noodig zou zijn, heeft geantwoord, dat de Raad eenvoudig de Wet heeft uit te voeren en dus enkel de aanvrage van het Schoolbestuur heeft te beoordeelen en wanneer deze aan alle wette- lgke eischen voldoet, zijne medewerking moet verleenen en dus de aan vrage inwilligen. Nu is Spreker ook niet ervoor om daar maar weer een nieuwe school te bouwen, we hebben nu zoo langzamerhand wel scholen genoeg, maar hij voelt er wel voor om te trachten voor dat geharrewar daar in Oirlo en Castenray een oplossing te vinden. De VOORZITTER kan en wil de wensóhelgkheid, dat alles daar naar genoegen wordt opgelost, niet ontkennen, maar daar staat de Raad buiten. Het gaat hier nu enkel over de aanvrage om een neutrale bij zondere school te stichten en aan dat onderwerp moeten we ons houden, anders komt er nooit een eind aan de discussiesde motieven waarvan in deze de Raad overeenkomstig de Wet deze aanvrage volgens het oordeel van Burgemeester en Wethouders dient te weigeren, heeft hij reeds uitvoerig uiteengezet. De heer MILLEN zou ook niet gaarne zien, dat ook daar alweer een school gebouwd zou moeten worden. Wij zijn inderdaad al meer dan ruimschoots van scholen voorzien in Venray. In tegenstelling met den Voorzitter meent Spreker echter, dat het toch wel op den weg van den Gemeenteraad kan liggen om mede te werken tot eene oplossing in de gerezen kwesties. Ook hem is door verschillenden medegedeeld, dat, als ze in 1928 geweten hadden, dat het in 1935 zoo zou gaan, ze niet voor de bijzondere school te Castenray hadden geteekend. Spreker zou willen voorstellen een commissie uit den Raad te benoemen, die met de respectieve kerk- en schoolbesturen en met verdere belanghebbenden in overleg treedt, om gedaan te krijgen, dat de kinderen van Klein-Oirlo ter school kunnen gaan, waar de ouders dat 't liefst willen. De VOORZITTER herhaalt voor de zooveelste maal, dat de Raad als zoodanig daar heelemaal buiten staathet is een kwestie zuiver tusschen de belanghebbende ouders, de schoolbesturen en de geestelijke autori teiten. De heer MILLEN begrijpt dit heel goed, maar het gaat de gemeente toch geld kosten, als het er ten slotte van zou moeten komen, dat er een school gebouwd moet worden. En als we dat kunnen voorkomen, is het toch een groot financieel belang voor de gemeente. De Raad als vertegenwoordiger der gemeente, heeft er dus wel degelijk belang bg. Eene oplossing, die geen geld kost, is zelfs van zeer groot belang 'voor de gemeente en ook de bewoners daar zgn bij een vreedzame oplossing gebaat. In dit verband zou hij willen voorstellen deze zaak aan te houden tot een volgende vergadering. De heer VAN BOVEN is geschrokken, toen hij de agenda thuis kreeg en zag, dat er een nieuwe school te Castenray werd gevraagd. Maar er zijn daar ook naar zijn overtuiging zaken en omstandigheden, welke voor een katholiek pijnlgk aandoen. De menschen zijn daar in 't nauw gedreven en aldus gebracht tot dingen, die ze anders zeker niet zouden doen. Spreker acht eveneens het beste, wat wij voorloopig kunnen doen. eene commissie te benoemen zooals door collega Millen bedoeld. Dan is er waarschijnlijk wel een tusschenweg te vinden. Wat de heeren willen, dat kan niet, zegt de Voorzitter. De Raad kan toch geen commissie benoemen in verband met zaken, waar hij qua Raad geheel buiten staat. Aangenomen, zegt de heer VAN BOVEN, maar laten dan eenige der hier aanwezige collega's zich beschikbaar stellen om daar eens met de vertegenwoordigers van belanghebbenden en de kerk- en schoolbesturen te gaan praten. We kunnen daar toch nooit iets bg verliezen. En daar om steunt hij gaarne het voorstel Millen tot aanhouding. Dat is nergens voor noodig, zegt de VOORZITTER. Bovendien is om een spoedige behandeling verzocht en Burgemeester en Wethouders handhaven in elk geval hun voorstel. De heer ODENHOVEN zegt, dat het bekend is hij heeft dan ook met nog vier andere Raadsleden tegengestemd dat hij een tegen stander was van de omzetting onzer laatste openbare school, de school Heijde, in een bijzondere. Met hart en ziel zou hij het hebben toege juicht, als we die eene school als openbare hadden mogen behouden. Het kan immers voorkomen, dat ouders, katholieke ouders zelfs, om een of andere reden hun kinderen niet wenschen te sturen naar hun bij zondere katholieke school. En waar moeten die dan nu naar toe Toen hij als wethouder dat bezwaar opperde, kreeg hij ten antwoordwij mogen er niet tegen zijn, want alle stukken zijn in orde. En nu dat hier ook het geval is, kunnen we dan eigenlgk wel onze medewerking weigeren? De Voor zitter zelf heeft altijd gezegd, dat het dan niet kon Met den heer Steeghs is hij verder van oordeel, dat, als de meisjesschool in Oirlo er nog niet was, ze er waarschijnlijk wel nooit meer zou komen. De VOORZITTER zegt, dat het verschil tusschen beide aanvragen toch duidelijk is. De heer VERMEULEN heeft geconstateerd, dat in de door de ouders der kinderen onderteekende verklaring radeeringen hebben plaats ge had. Waar nu staat „neutrale bgzondere school" heeft eerst iets anders gestaan. Heeft die verandering plaats gehad vöör de onderteekening Spreker meent te weten hij heeft zich daarvan persoonlijk overtuigd dat velen der onderteekenaren in de meening verkeerden, dat de nieuwe school een katholieke zou worden met uitsluitend katholiek per soneel, evenals in onze andere scholen. En nu blijkt, dat het een neutrale school zal worden, waarop, zooals de Voorzitter duidelgk heeft uiteen gezet, geen principieel katholiek onderwijs mag en kan gegeven worden, ook zelfs al zouden er, wat vrijwel is uitgesloten, katholieke onderwij zers kunnen benoemd worden. Het verwondert Spreker ten zeerste, hoe de heer Steeghs, lid van het R.K. Kerkbestuur en van het bestuur der R.K. Bijzondere School te Castenray, het kan bestaan om te gveren voor eene neutrale school, eene school, die practisch lijnrecht tegen ons katholiek onderwijs ingaat. En hoe kan de heer Steeghs met zijn lidmaatschap van het Kerkbestuur vereenigen, dat hij eene actie steunt, welke, als ze mocht gelukken, dat eigen Kerkbestuur kan te staan komen op het verlies der voor de bijzondere school in 1928 gestorte waarborgsom van, naar hij meent, ruim f2400.De heer Steeghs weet dit alles heel goed en toch gaat hij door met zijn drijven en blijft lid van het Kerkbestuur. Dat is voor Spreker onbegrgpelijk. Hij is tenslotte van oordeel, dat aan deze school geen enkel Katholiek Raadslid zijn medewerking mag geven. De VOORZITTER wist ook, dat aan de lgst der onderteekenaars ge radeerd is. Daarom is bij het gehouden overleg door Burgemeester en Wethouders gevraagd, of alle onderteekenaars nu ook werkelgk eene neutrale bijzondere school verlangen en daarop is toen bevestigend ge antwoord. Daarmee was toen voor ons deze kwestie afgedaan. Wg ffiogen toch immers niet aannemen, dat ons bewust onjuiste inlichtin gen werden verstrekt. Wat verder de kwestie betreft of een Katholiek mag medewerken tot het neutraal bijzonder onderwgs, zegt Spreker, dat de Raad, dus ook de Katholieke Raadsleden, hebben mede te werken tot het stichten van bgzondere scholen, ook neutrale scholen, als uit vloeisel van de Lager-Onderwijswet. Het gaat er hier om of de Raad krachtens de Wet op het Lager Onderwijs verplicht is, zijne medewer king te verleenen en dit is volgens hem niet het geval, en wel om de redenen, door hem reeds aanstonds bij de behandeling van dit punt uiteengezet. Zoude hier bgvoorbeeld op principieele gronden door menschen, die gewetensbezwaren hebben tegen KATHOLIEK onderwijs een neutrale school gevraagd zgn, dan zouden wij het als Katholiek kunnen betreu ren, maar wij hadden onze medewerking te verleenen. Den heer ODENHOVEN valt het pp, dat, toen voor enkele jaren hier eene school werd aangevraagd tegen den zin van den Bisschop, de heer Vermeulen niet zooals thans, met gewetensbezwaren is komen aandra gen en er toen blijkbaar ook geen had, want hij heeft toen voor die school gestemd. De heer VERMEULEN protesteert met klem. De school aan het Veulen was een Katholieke bgzondere school, dat karakter kon ook haar toen reeds niet worden ontzegd, al was ook de kerkelgke overheid om andere redenen het toen niet met de stichting eens. En als er weer een R.K. school gevraagd zou worden op 6a 7 K.M. van elke andere school onder dezelfde omstandigheden, dan zou Spreker daaraan ook thans zonder aarzelen zgn stem geven. Maar eene vergelijking van het geval Veulen met dat wat wij thans behandelen, gaat aan alle kanten mank. De heer VAN BOVEN begrgpt niet goed, waarom de Voorzitter den heer Vermeulen maar kalm heeft laten doorpraten en niet gehamerd

Peel en Maas | 1935 | | pagina 7