TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Priester en
moderne tijd.
FEUILLETON.
Mesalliance
Naar Sarrasani.
Ons weekpraatje.
¥@r!ost van hevig
Sociale Wetgeving.
Zaterdag 19 October 1935
Zes en vijftigste Jaargang No 42
Moeilijke maar verheven
taak.
Een bekend Nederlandsch
scliilder, Mauve, heeft op een
zijner schilderijen een vredig
tafereel gemaald een rustige
landweg, waarop de schaap
herder zijne schaapjes in den
neervallenden avond naar de
kooi drijft. Er is niets op dat
schilderij, wat het bestaan ver
moeden doet van roovers of
wilde dieren, welke het leven
van herder of schapen zouden
kunnen bedreigen alles wijst er
op, dat de herder zijne dierbare
kudde op een goede weide heeft
kunnen brengen, waar ze onge
stoord hun levensvoedsel ruim
schoots hebben kunnen vinden.
Beeld van de zielzorg... uit het
verleden 1
De priester, de herder der ge-
loovigen houdt de schaapjes niet
zoo gemakkelijk en rustig meer
bij elkander; de „goede weiden"
zijn er zeker nog precies zooals
vroeger, want het voedsel der
christelijken leer, en het godde
lijk levensvoedsel zelf der H.
Eucharistie, is er nog onverminkt
en met dezelfde onvergankelijke
kracht, maar de omstandigheden
werken vaak de uitdeeling van
dat voedsel niet in de hand, of
de uitwerking er van wordt ver
hinderd of verstikt door allerlei
valsche leering de gevaren welke
het godsdienstig leven der ge-
loovigen, der dierbare kudde,
bedreigen, zijn veel talrijker, veel
sluwer, veel machtiger, veel ver
leidelijker dan vroeger zoodat
ook het werk der priesters, de
zielzorgers niet meer die waar
deering, of beter, die hoogschat
ting ondervindt, waarop het toch
eigenlijk wegens zijn aard
goddelijk verlossings- en heils
werk recht heeft.
Goddelijk verlossings- en heils
werk
Dat is het toch op slot van
zaken eigenlijk. Niet alleen het
zuiver-godsdienstig werk, zooals
het H. Offer opdragen, de Sacra
menten toedienen, godsdienst
onderricht geven, enz. enz.
maar ook alle ander werk dat
hij in onzen modernen tijd moet
doen is uiteindelijk toch alle
maal gericht op het verlossings-
en heilswerk. Dat is geen „poli
tiek", maar wordt gedaan in het
licht en uit de behoefte van het
H. Geloof.
Sociaal Verecnigingswerk, Jeugd
werk, Radio-actie, Katholieke
Sportbeoefening, dat alles en nog
veel meer, waarmee de priester
zich bezig houdt in onzen tijd
en zich bezig houden moet, doet
hij louter en alleen, omdat het
een noodzakelijk middel is in
het goed volbrengen van zijn
verlossings- en heilswerk.
Middel tot doel, maar, gelijk
gezegd, een noodzakelijk middel.
Daarom en daarom alleen doet
hij er aan, moet hij eraan doen,
(Een ongelijk Huwelijk)
Roman door Cor de Blij.
8
Daar stormden de beelden der
verschrikking opnieuw... suizend
schoot zijn wagen... hij zag zich ge
vleugeld... dan een golf van rood.,
roode doeken neen vlammen..
daar moest hij doorheen... 't be-
schroeide hem... ritste aan zijn lichaam..
toch er door... ja hij moest... daar
achter die vuurhel... stond een engel.
met goudblonde haren... blauwe zachte
oogen... de onschuld geperfection-
neerd die moest hij grijpen
door den gloed heen vooruit
naar haar doch bij eiken stap,
die verzengde zijn vleesch na
derend de heilige week zij ach-
teruit wenkend neen 't was
geen engel daar holde ze -- ik
kom hij moest haar bezitten
tot eiken prijs,,.
Het klamme angstzweet parelde
op het voorhoofd kreunend woel
de hij, gedwongen door de windsels
tot stil liggen.
Hij voelde zich gebonden, nu
ijzeren kettingen kluisterden hem
bij eiken ruk om zich te bevrijdt
rooddringend in 't gepijnigde vleesch
toch moest hij los daar stond
ze weer die lelieblanke maagd
Daar voelde hij een tochtvlaag
er stond iemand naast hem grijns
lachend ik zal je helpen -
want het ware anders voor hem
100 maal gemakkelijker, rustiger,
plezieriger zich er buiten te
houden.
Wanneer men de veelzijdige
actie van den priester in onzen
modernen tijd eens in dat licht
méér wist te bezien in het licht
van het goddelijk verlossings- en
heilswerk men zou zijn be-
teekenis beter begrijpen en kun
nen en moeten waardeeren.
Nu wordt vaak de priester er
met verkeerde oogen om aange
zien en misschien wel gezegd,
dat zij zich met veel te veel
dingen bemoeien.
Niet alleen bij niet-katholieken
b.v. in een groote stad, waar
onder er zeker tegenwoordig veel
zijn, die als heidenen worden
opgevoed en voor wie Godsdienst
(met een groote G, dus waarlijk
dienst van God) een leeg woord
is, niet alleen voor die men-
schen is de priester vaak een
vreemd wezen, dat niet meer
past in onzen tijd ja, ook
onder hen, die van huis uit
katholiek zijn, of in een katho
lieke omgeving leven, ontmoet
men wel eens een gezindheid,
die niet altijd even gunstig is.
Men ziet hem aan, alsof hij,
ik weet niet wat voor kwaad
doet.
En zijn werk is toch maar
alleen om goed te doen.
Zeker, dat goed doen kan en
moet hier wel eens in bestaan,
dat hij, de priester, zich tegen
het kwaad moet keeren, dat hij
moet wijzen op misstanden, ge
varen, verkeerde geestesstroomin-
gendat hij bepaalde levens-
practijken op preek- en in den
biechtstoel moet afwijzen, en dan
voelt men zich in het diepste van
zijn hart geraakt maar wie,
wie mag iemand misprijzen, om
dat hij zijn plicht doet?
Neem den priester uit de
wereld weg en de godsdienst
en de zedewet zullen langzaam
maar zeker ook verdwijnen, dat
wil zeggen, in de levenspractijk
der mcnschen, En wat, wat gaat
er dan met de wereld gebeuren
Met kracht van geweld, met
gevangenis en kerkerstraf, houdt
men de wereld niet godsdienstig
en zedelijk sterk.
„Bouwt scholen en ge kunt de
gevangenissen sluiten", zoo
heeft eens iemand in vroegere
jaren gezegd.
Hoeveel scholen heeft men nu
niet vergeleken met vroeger, en
de gevangenissen zijn toch nog
niet gesloten.
Dwangmaatregelen, verstande
lijke ontwikkeling, kennis alléén
geven geen zekerheid voor een
godsdienstige en zedelijk-sterke
maatschappij.
Godsdienst, Christendom, ge
nade, dat is de keus en de
kracht, de fut en de macht in
het menschelijke leven.
Maargodsdienst, Christendom
genade, daarvoor is de priester.
Daarom waardeering voor het
Bevrijd me van die kettingen
neen nooit ha, ha, ha, die zijn
gesmeed onverbreekbaar Een
satan danste voor hem uit, trok aan
hem mee sleurde hem mee ten
laatste rollend met tientallen naar
den afgrond vallen vallen
nu werd hij koud...
De crisis zuster... We zullen
hem er doorhalen.... een zeer sterke
body....
Geweldig dokter. Als je denkt
wat een smak die man gemaakt heeft
begrijp je niet, dat er een kans was,
dat hij het zou doorkomen. Ik heb
maar vier dagen verlof dokter, we
zullen dus uit moeten kijken naar
een plaatsvervangster.
Komt in orde, ik ontmoette
straks onze nieuwe wijkverpleegster,
die komt U aflossen... Ik geloof dat
ik haar al hoor... ja, ja. II kent haar
niet, wel zuster ten Kate freule
Westerhoven, verpleegster in het
Burgerziekenhuis in Amsterdam, niet?
Ja dokter... Maar ik geloof dat
ik zuster ten Kate ook al eens ont
moet heb,
Dokter ten Bussen gaf de nieuw
aangekomene zijn instructies, hij moest
noodzakelijk naar een anderen patiënt
en daalde met freule van Wester
hoven de trappen af.
Nog even ging hij mee naar bin
nen om van Mevrouw afscheid te
nemen.
U moet het natuurlijk zelf
weten, Mevrouw van Westerhoven,
Uw dochter vertelt me daar juist,
dat ze slechts vier dagen hier blijft.
Zooals het geval zich laat aanzien,
is er absoluut niet te zeggen of het
langdurig kan zijn. We zullen dus
een andere verpleegster moeten heb
ben, op 't oogenblik is Zuster ten
priesterlijke verlossings- en heils
werk.
Daarom noogachting voor den
priesterlijken stand.
Daarommedewerking waar
men kan met het priesterlijk werk
En vooralmet het hooge-
priesterlijke werk van den Bis
schop in het Bisdom.
De leiding, de richtinggevende
niet alleen de strict verplich
tende voorschriften der Bis
schoppen volgen dat is ten allen
tijde het kenmerk geweest van
den oprechten, waren katholiek.
Want de Bisschoppen zijn
door den H. Geest aangesteld
om de Kerk Gods in hun bis
dom en hunne kerkprovincie te
besturen.
Geloovige, priester, bisschop,
Paus, Christus, en omgekeerd
zoo is de schakel.
Niemand en niets mag zich
daartusschen plaatsen.
Eert uw vader en moeder, eert
ook uw priesters.
ZAAIER.
Rondgang in de duisternis.
Wij stapten samen door de donkere
gang, waardoor ik uren geleden ge
komen was. Nu ging het evenwel
nog dieper het geheimzinnige duister
in, waaruit ons langzamerhand steeds
sterker een doordringende roofdieren-
lucht tegemoet kwam.
Plotseling maakte de gang een
wending naar rechts. Badend in elec-
trisch licht staan we voor een onaf
zienbaar lange, kraakzindelijke stal-
gang.
In de boxen staan paarden, een
ongelooflijk aantal edele prachtdieren.
Langzaam schrijden wij de gang door.
Het is zeldzaam stil hier. Slechts nu
en dan het zachte gerammel van een
halsterketting, een kort gesnuif en
het ritselen van stro.
Steeds verder gaat het. Een reus
achtige „Arke Noach" schijnt het,
waardoor ik in dit zeldzame nacht
uur geleid wordt. Onafzienbare rijen
rustende zebra's, Indische buifels,
Mysoro-ossen, ezels en muildieren.
Achter tralies sluimeren onbe
weeglijk, prachtige Bengaalse tijgers,
koninklijke Berberleeuwen, kolossale
nijlpaarden, kangoeroes, tapirs en
chimpanseefamilies...
En dan komen we bij Stosch"
lievelingen, bij die kolossen, die hij
iedere avond weer in de achttien
Meter lange manege onder zijn wil
dwingtStosch's olifantenkudde. Op
hun brede zijde liggend, rusten de
machtige dieren vreedzaam. Hun kop
ligt hoger, brj de een op het lichaam
van zijn buur, bij de ander op een
bundel stro.
Op de achtergrond waakt staande
een der reuzen. Bij het naderen van
den directeur wendt hij het hoofd en
steekt hem zijn slurf tegemoet.
Sarrasani roept halfluid een lievelings
woord.
„Het is de wachtpost", zegt hij
glimlachend. „Een der dieren houdt
's nachts steeds staande de wacht en
als Jenny of Roza of Lady hun twee
uur gewaakt hebben, wekt zij met
een vriendschappelijke slag met de
slurf de volgende."
In het voorbijgaan ontvangt de
directeur de rapporten van de stal-
wachten. Eigenaardige jongens zon
der behoeften uit alle landen der
wereld zijn het, die hier in het rijk
van de nacht heersen. Die met de
onderneming van land naar land, van
stad tot stad trekken, die als leger
stede een bos stro hebben in een
hoek van de stal.
En terwijl wij langs twee van deze
Kate bij den zieke, maar daar kan
ik ook geen doorloopend beslag op
leggen, die zit in de wijkverpleging.
Het is misschien beter, dat we hem
direct, als het mogelijk is, vervoeren
naar het ziekenhuis...
Och dokter... viel Kitty in.
Verwonderd geïnteresseerd keek
de geneesheer naar het frivole meisje.
Ik vind het zoo ontzettend, zou
Uheusch denken, dat hij beter wordt...
zou ik niet met de verpleging kun
nen helpen
U Is U verpleegster
Neen dokter, maar ik heb toch
heel dikwijls bij zieken opgepast, loog
ze, en misschien met de hulp van de
wijkzuster...
Hm... we zullen zien... hoe het
verloop is, 't kan mee en tegen
vallen... Dan maar voorloopig hier
laten, Mevrouw van Westerhoven
Natuurlijk dokter...
En zoo gebeurde het, dat Kitty
na enkele dagen de plaats in de
ziekenkamer innam. Jan was zoover,
dat hij rustig kon liggen, wel deden
hem de wonden schrijnend pijn, kon
hij zich niet bewegen, maar het ge
vaar was geweken.
Hoogstverwonderd was hij geweest
Kitty Verhoeven naast zijn sponde
te vinden,fmaar hij accepteerde het...
verzwakt en moe. Hij luisterde naar
haar zachte stem, als zij voorlas...
keek naar haar mooie handen, wan
neer ze hem bij het eten hielp...
Drie maal daags kwam nu nog de
andere zuster... hij loosde een zucht
als de deur zich weer achter haar
sloot.het was zoo goed.... Alleen
dat hoofd... dat voortdurende doffe
gevoel... dan die schokken bij het
droomen, het soezen. Dan kwamen
ze weer voorbij die beelden... onher
zorgeloos in het stro sluimerende
jongens gaan, zegt de directeur
rustig, terwijl hij langzaam een
strohalm van zijn elegante pels af
strijkt
„Ziet u, zo heb ik ook moeten
beginnen."
Toen vader dit aardig artikel had
voorgelezen, bleef 't 'n oogenblik
stil. De oudste, Gerard, robuste 6e
klasser, verbrak 't eerst dat zwijgen
met zijn vraag
„En krijgen wij nou morgen dien
beroemden circuskeizer ook te zien,
vader?"
„Ja jongen, dat zou 'k niet kun
nen zeggen, 't Is mogelijk, maar 't
kan ook best zijn, dat ie, ik weet
niet wat voor 'n stad in Europa,
verblijft. Kijk eens hier, jullie moeten
niet vergeten, dat Sarrasani beschikt
over vier circusgebouwen, een vast
te Dresden en drie tentcircussen, die
elk plaats bieden aan 10.000 personen.
En je begrijpt, dan komt met de
organisatie en het bestuur van zo'n
reuzen-onderneming heel wat kijken.
Ik zal je maar al de getallen, die
ik hier in een ander blad nog vond,
besparen, want daar zou je van
duizelen.
Wel zullen jullie morgen verbaasd
staan van de ruimte binnen in'die
tentenstad. De grote speeltent alleen
heeft al een doorsnede van 66 Meter
en rust met zijn koepel op 4 vrij
staande stalen masten, elk 26 Meter
hoog. Buiten wordt die tent met
ankers bevestigd."
„Dan kan Sarrasani toch zeker
niet overal spelen, hé vader vroeg
Gerard weer, die al gauw gesnapt
had, dat dan 'n geweldig terrein
nodig was om op te kunnen bouwen.
„Da's goed opgemerkt, jongen,"
antwoordde vader, „het is werkelijk
voor Sarrasani een lastige vraag een
goede standplaats te vinden. En dan
is er nog iets. waar men altijd bang
voor is. De grootste vijand van het
circus is storm. Doch, Sarrasani's
tenten hebben de zwaarste proeven
schitterend doorstaan. Ik lees hier
b.v. in dit blad, dat op zijn tournee
door Zuid-Amerika de beruchte Pam-
pera er driemaal overheen raasde,
zonder aan 't materiaal eenige
schade te veroorzaken. Wel 'n bewijs
dus, dat 't allemaal degelijk spul is.
Daarbij komt nog, dat het opbouwen
van die tenten-wereld in handen is
van echte vakmenschen op dit gebied.
Het zijn altijd Tsjechen, die daarmee
belast zijn. Over de hele wereld treft
men deze menschen aan als tent
bouwers in alle mogelijke circussen.
In de zomer reizen deze mannen
met het circus en in de winter zijn
ze thuis."
Onze witte staart.
Zal-ie wit blijven
Jan soldaat doet het
zonder.
Toen ik op den avond van den 7en
October, nadat ik me een wit achter
ondereinde op de flets had laten
aanmeten, naar de kat keek, die
met zorg haar staart zat op te
poetsen, vroeg ik me af, of ik op
mijn nieuw verworven achter-aan
hangsel ooit óók eens zoo trotseh
zou worden als Mimi dat altijd was
geweest, en vóóralof ik het wel
zoo keurig verzorgd zou houden.
Tot nog toe ben ik er niet trotseh
op en dus vrees ik, dat het oppoetsen
er wel eens bij zal inschieten. De
uitvinding onzer witte staarten moge
al heel nuttig zijn geweest, ik
vind ze in elk geval afschuwelijk.
Al die witte vlekken in het straat
beeld doen brutaal en storend aan.
Als ik een troep fietsers over een
plein, in het bijzonder door een
plantsoen zie rijden of over een
mooien buitenweg, dan irriteeren die
hei-witte strepen me als het gekalk
van de politieke partijen in ver
kiezingsdagen. De witte staarten
roepelijk. Het visioen, dat buiten zijn
geest leefde, maakte zich meester....
Hoe sterker hij werd, des te meer
verzette hij zich... bah. Wat een
nonsens... Ziekelijke fantasieën.,, goed
voor doininee's zoontjes. Litlaf
jochies. Hij kon ze aan... drogbeel
den.... en hij keek weer naar zijn
vriendinnetje, vermaakte zich met de
doorzichtige intrigue van 't hengelend
goudvischje... lollige combinatie.
'n Goudvisch, die hengelt...
Waarom lach je. Jan
Binnenpretje, Kitty... laat me
eens wat drinken zeg, ik smacht.
Je mag niet zooveel drinken,
jongen... nou dan, één slokje melk.
Verder soesde hij veel praten
vermoeide... Waar dacht hij ook
al weer aan... o ja... die goudvisch...
combinaties... 'n roos op 'n stoppel
veld... ook schitterend. sloeg op die
Marietje... zou zij weten Natuurlijk.
Mama zou 't wel verteld hebben
O nee, dat kon niet... Mama was
direct met de auto gekomen, dien
avond... die zielige Ma Eiken dag
kwam ze even kijken. Zakdoekje
voor den neus voor de luchtjes van
choloform en zoo... Houbigant in 'n
benzinetank Kostelijke mop.Hij
zou eens een heele serie vergelijkin-
gen maken... Toch die van die roos
was de beste Marietje, toch een
aardig ding... hij had niet veel moeite
mee gehad... sport. Wat zouden haar
mooie oogjes droef staan, als zij
hem eens verpleegde... 'n dauwdrup
op 'n orchidé... hij werd bepaald
dichterlijk... Hij doezelde weg. daar
kwam het weer, die benauwde
visioenen... De engel wenkend...
wuivend... in nevel schrijdend... on
bereikbaar.
Klam, vermoeid werd hij wakker.
wekken voorts bepaald onaethetische
indrukken, want loopende of
rgdende achter fietsers komen ze
me meer verbonden voor aan den
persoon dan aan het vehikel. COIT l&I REM Bil#*
In ieder geval: als de witte staart, Kf\[ KUU
zooal niet ons aanzien dan toch onze
veiligheid verhoogt, hebben we er DANK ^IJ KLOOSTERBALSEM
vrede mee, maar omtrent de ver-
„Ziezoo, dat is achter den rug.
zorging hebben we angstige voor -
gevoelens. De meeste menschen
hebben zich afgemaakt van het voor
schrift met een vlug gestreken
klodder verf waar de zwarte lak
nog onderuit schijnt. Deze verf zal
spoedig afbladderen en wind, regen
en slijk zullen de rest doen om het
„wit" een goor aanzien te geven,
wat noch de fraaiigheid van de rij
wielen in haar geheel ten goede
komt, noch de nuttige veiligheids
uitwerking heeft van de oorspronke
lijke smetteloosheid.
De dienaren der wet gaan vele
benauwenissen tegemoet en ik zie
tan mijn SPIT ben ik fijn af!
was de verzuchting, die ik slaakte,
toen ik na het gebuik van 2 potjes
Kloosterbalsem finaal van mijn spit
af was. Niet staan, niet zitten, niet
liggen te kunnen en toch vooruit te
moeten om de boterham te verdienen.
Door de vreeselghe spit, die in mijn
stuit begon en door mijn geheele rug
trok, was ik hulpeloos als een klein
kind. Vanaf het oogenblik, dat ik den
geneeskrachtigen Kloosterbalsem aan
wendde, begon m{jn genezing. En nu
heb ik in geen 8 maanden meer een
tffeSÈ* J. Zw. lc
ze al in ijselijkc debatten gewikkeld AKKER'S 4;d '0„0iNEeL
met de aspirant-klanten van den
Kantonrechter over de vraag, welke I#8 fgflvYCPBIM ClCluA
smetten een witte staart kan lijden lllill Vul I ClmDMkwE|T|
zonder zijn witheid te verliezen. Gppn nnnrt nnnrl'* -:xA
Moeilijke kwesties zullen er rijzen :"een goud ZOO goed
om uit te maken. Onovertroffen by brand- en snU wonuen
Mannen, die er nooit over hebben ^g»t^ena?.rt* a'9. HJ f m ld de 1 bfyj
geprakkezeerd om met 'n lap aan a e SP en PUnlUke spieren^
hun fiets te komen, zullen thans door Schroefdoos35 ct. Potten: 62'/2ct. en 1.04
him vrouwen worden aangezet om
het stalen ros behoorlijk te verzorgen BON voor
en opgepoetst te houden, uit vrees GRATIS
voor de boete, welke anders den een MONSTER
of anderen keer van het huishoud-
Inzenden in open couvert,
als drukwerk (l'/2 ct.) aan
Handelmij. L. I. Akker. R'dara
geld zal moeten worden gemist.
Jan Soldaat maakt weer een uit
zondering op den algemeenen regel.
Hij moet fietsen zónder den staart,
welke hem een „opvallend" karakter
zou geven voor den autobestuurder
én voor den „vijand", begrippen,
welke sommige menschen als syno
niemen van elkaar aanmerken.
Als wij in oorlog komen, zou het
dan alles werkelijk zóó plotseling
gaan, dat onze soldaten geen tijd
meer hebben om zich een anderen
staart te laten aanpassen, c.q. hun
witten staart ln een foudraal van
groen-grijze verf op te bergen
Ik vind die uitzonderingen op
dergelijken regel altijd een beetje
aanstellerig, gevaarlijk en ondoel
matig. Ook een fietsende soldaat zal
den avond gaarne door hem
achterop komende automobilisten
worden gezien. Wordt hij mét een
witten staart gezien, dan zal de j
autobestuurder vaak nog niet kunnen
onderscheiden, of hij met een burger
dan wel met een soldaat heeft te
doen, maar wordt hij opgemerkt
zónder staart, dan weet hij dat is
een verdediger des vaderlands. Het
tegendeel wordt dus bereikt van
hetgeen wordt beoogd.
Het is trouwens wreed om het ge
moed van alle dienstmeisjes te be
zwaren met de gedachte aan de ge
varen, waaraan Jan Soldaat in volle
vredestijd is blootgesteld. Ook wij,
burgers, dragen onzen staart niet
voor ons genoegen, maar voor onze
veiligheid. Moeten we dan niet zui
nig zijn op het leven onzer dappere
landsverdedigers en moeten we die
doen sneven op het veld van het
verkeer, vóór de gelegenheid bekomen
om te vallen op het veld van eer
We zijn overtuigd, dat de historie
van onzen staart een geschiedenis
met een staart zal worden.
Ingekomen en vertrokken
personen
van 27 Sept. tot 11 Oct. 1935.
VERTROKKEN
P. J. C. S. Goumans, z.b., naar
Tegelen, Waterloostraat 18
M. Th. Sijbers, dienstbode, naar
Eindhoven, Markt 16
E. H. C. Rongen, dienstbode, naar
's Hage-Scheveningen, Deijnootstr. 70;
A. W. Rongen, idem, naar 's Hage-
Scheveningen, Groningschestraat 22
M. J. Verheijen, z.b., naar Noord-
wrjk, Lange veld 29
G. J- Op 't Veld, z.b., naarSchim-
mert
L. W. J. Verbeek, timmerman, naar
Noox-dwijk, Langeveld 29;
H. P. M. Schim v. d. Loeff, z.b.,
naar Roermond;
P. M. W. A. Bonants, dienstbode,
naar Nijmegen, Oranjesingel 39
H. M. C, Valckx, militair politie,
naar Loosdx-echt
G. P. A. Coenen, z.b., naar Grub-
benvorst
M. Stensen, dienstbode, naar
Bergen-Siebengewald C 11;
Th. Winkels en gezin, naarKevelaer;
A. C. W. H. van Meijel, z.b., naar
Megen
J. M. P. J, A. Janssen, z.b., naar
Oisterwijk
H. M. W. Gommans, z.b., naar
Herten, Rijksweg 250.
H. A. v. d. Zande, dienstb., naar
Grubbenvorst, Lottum B 152
M. A. E. Geurt s, huishoudster, naar
Breda, Zandbergl. 56
E. A. P. Verriet, z.b., naar Heerlen,
Heereweg 65
Th. G. H. v.d. Pasch, tuinier, naar
Venlo, Straelscheweg 337
M. G. Th. Theuws, z.b.. naar Rot
terdam Meenraadsingel 206
J. J. H. van Montfort, rector, naar
Stevensweert
G. Frohnhöfer, dienstbode, naar
Stevensweert
J. W. Peeters, dienstkn., naar
Maashees Overloon A 136
H. A. v. d. Zanden, dienstb., naar
Grubbenvorst Lottum
B. P. Juthe, pater, naar Sittard
Ophoven
H. J. Janszen, idem, naar Karat jé
(Br. Indië).
G. H. M. Delauw, dienstbode, naar
Maashees
A. M. Peeters, z.b., n. Gent (B.)
Een paar merkwaardige
uitspraken.
We meenen goed te doen onze
lezers bekend te maken met een
paar merkwaai'dige uitspraken van
den Centralen Raad van Beroep.
Een bij een winkelier in dienst
betrekking zijnde jonge dochter werd
door een ongeval getroffen, toen zij
in den winkel van haar werkgever
bij het bedienen van klanten bezig
was vleesch te snijden met een
vleeschmachine.
Geslapen Kom, niet zoo sip
kijken, joDgen, niet piekeren, als je
zoo sip kijkt noem ik je „piekerhoofd"
je weet wel Sabre, in „If Winter
Comesv" Anders een vrij vervelend
boek. Echt iets voor mijn Vader.
Die genoot er in Zoo zonder natuur
lijke intrige. Wil ik je wat voorlezen?
Of willen we wat praten Lig je
goed. jongen
Dat „jongen" sprak ze teeder uit.
Er lag een wolk van verplegersliefde
En wat is heerlijker voor een
herstellende dan bemoederd, ver
troeteld te worden, door een meisje
met frêle figuurtje, wangen als 'n
doorzon gekoesterde perzik... Mondje
dat geschapen was tot babbelen en
om gekust te worden.oogen, die
steeds vroegen, maar ook wisten te
wachtenkortom, het gezichtje
achter een mooi „masker.'
En, dat haar wachten beloond zou
worden, ze twijfelde niet... ze had
het in haar hand... tooneelspel met
slechts één toeschouwer. die moest
kijken... moest bewonderen... moest
zwichten.
O, ja hij wist hethij vond Kitty
charmant, meisjes waren voor hem
als bloemen zooals een spelend
dartelend kind buiten onbewust af
rukt, plukt, verzamelt de tooiselen
der natuur, maar dan onachtzaam ze
verstrooit, wegwerpt... zoo was voor
hem een vrouwenziel... een fladderende
vlinder... die zich, nou ja, kon
schroeien aan het vuur en dan dood
bleef liggenWat wist hij van
grootheid van ziel, reinheid... zelf
bedwang. Mochten wroeging en
verwijten hem in koortsdroomen
kwellen, hij kon ze aan, ze uitbannen.
Maar is dat niet de algeheele
cirkelgang van het voor velen vruch
teloos leven. Wordt in de moderne
maatschappij met zijn verworden
principes stil gedaan bij het knagend
zelfverwijt van wat geweten heet?
Hebben we daar tijd voor? Of mis
sen we daar den moed toe. Is het
waar, dat er Godloochenaars zijn of
zijn het wanhopigen, die het masker
van onverschilligheid voorhouden
beter, dan onder te moeten gaan in
de poel van wanhoop over zooveel
moraliteitsgemis. Het leven voor
dezulken is als een verdroogde snik
tot den grooten dag van het eeuwig
afscheid.
Kit, je bent een schat.
Foei mag je niet niet zeggen
wordt Kitty boos, pruilde ze
allerliefst
Kitty, die beroerde handen, wil
je mijn kussen nog wat recht leggen?
Ondeugd, heb het net gedaan,
enfin zieke jongetjes zijn lastig, kom
dan maar en met haar rechterarm
zijn hoofd steunend, haar zij-ig
golvend haar zijn gloeiend gezicht
beroerend, boog ze zich naar hem
over.
Kit, geef me een zoen... ééntje
maar. liefste aller verpleegstertjes...
Hetzelfde oogenblik ging de deur
open, Mama van Beers, gevolgd door
dén dokter traden binnen.
Dag jongen, dag boy, hoe is
het er mee... eh...
Morgen Mamaatje, morgen
dokter... stukken beter hoor, mijn
verpleegstertje heeft wonderen aan
mij verricht. Ze legde me juist wat
terecht.
De geneesheer blikte van den een
naar den ander, dokters hebben
scherpe oogen, hij nam de pols.
Wordt vervolgd.