TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS Priester en moderne tijd. FEUILLETON. Mesalliance Naar Sarrasani. Ons weekpraatje. ¥@r!ost van hevig Sociale Wetgeving. Zaterdag 19 October 1935 Zes en vijftigste Jaargang No 42 Moeilijke maar verheven taak. Een bekend Nederlandsch scliilder, Mauve, heeft op een zijner schilderijen een vredig tafereel gemaald een rustige landweg, waarop de schaap herder zijne schaapjes in den neervallenden avond naar de kooi drijft. Er is niets op dat schilderij, wat het bestaan ver moeden doet van roovers of wilde dieren, welke het leven van herder of schapen zouden kunnen bedreigen alles wijst er op, dat de herder zijne dierbare kudde op een goede weide heeft kunnen brengen, waar ze onge stoord hun levensvoedsel ruim schoots hebben kunnen vinden. Beeld van de zielzorg... uit het verleden 1 De priester, de herder der ge- loovigen houdt de schaapjes niet zoo gemakkelijk en rustig meer bij elkander; de „goede weiden" zijn er zeker nog precies zooals vroeger, want het voedsel der christelijken leer, en het godde lijk levensvoedsel zelf der H. Eucharistie, is er nog onverminkt en met dezelfde onvergankelijke kracht, maar de omstandigheden werken vaak de uitdeeling van dat voedsel niet in de hand, of de uitwerking er van wordt ver hinderd of verstikt door allerlei valsche leering de gevaren welke het godsdienstig leven der ge- loovigen, der dierbare kudde, bedreigen, zijn veel talrijker, veel sluwer, veel machtiger, veel ver leidelijker dan vroeger zoodat ook het werk der priesters, de zielzorgers niet meer die waar deering, of beter, die hoogschat ting ondervindt, waarop het toch eigenlijk wegens zijn aard goddelijk verlossings- en heils werk recht heeft. Goddelijk verlossings- en heils werk Dat is het toch op slot van zaken eigenlijk. Niet alleen het zuiver-godsdienstig werk, zooals het H. Offer opdragen, de Sacra menten toedienen, godsdienst onderricht geven, enz. enz. maar ook alle ander werk dat hij in onzen modernen tijd moet doen is uiteindelijk toch alle maal gericht op het verlossings- en heilswerk. Dat is geen „poli tiek", maar wordt gedaan in het licht en uit de behoefte van het H. Geloof. Sociaal Verecnigingswerk, Jeugd werk, Radio-actie, Katholieke Sportbeoefening, dat alles en nog veel meer, waarmee de priester zich bezig houdt in onzen tijd en zich bezig houden moet, doet hij louter en alleen, omdat het een noodzakelijk middel is in het goed volbrengen van zijn verlossings- en heilswerk. Middel tot doel, maar, gelijk gezegd, een noodzakelijk middel. Daarom en daarom alleen doet hij er aan, moet hij eraan doen, (Een ongelijk Huwelijk) Roman door Cor de Blij. 8 Daar stormden de beelden der verschrikking opnieuw... suizend schoot zijn wagen... hij zag zich ge vleugeld... dan een golf van rood., roode doeken neen vlammen.. daar moest hij doorheen... 't be- schroeide hem... ritste aan zijn lichaam.. toch er door... ja hij moest... daar achter die vuurhel... stond een engel. met goudblonde haren... blauwe zachte oogen... de onschuld geperfection- neerd die moest hij grijpen door den gloed heen vooruit naar haar doch bij eiken stap, die verzengde zijn vleesch na derend de heilige week zij ach- teruit wenkend neen 't was geen engel daar holde ze -- ik kom hij moest haar bezitten tot eiken prijs,,. Het klamme angstzweet parelde op het voorhoofd kreunend woel de hij, gedwongen door de windsels tot stil liggen. Hij voelde zich gebonden, nu ijzeren kettingen kluisterden hem bij eiken ruk om zich te bevrijdt rooddringend in 't gepijnigde vleesch toch moest hij los daar stond ze weer die lelieblanke maagd Daar voelde hij een tochtvlaag er stond iemand naast hem grijns lachend ik zal je helpen - want het ware anders voor hem 100 maal gemakkelijker, rustiger, plezieriger zich er buiten te houden. Wanneer men de veelzijdige actie van den priester in onzen modernen tijd eens in dat licht méér wist te bezien in het licht van het goddelijk verlossings- en heilswerk men zou zijn be- teekenis beter begrijpen en kun nen en moeten waardeeren. Nu wordt vaak de priester er met verkeerde oogen om aange zien en misschien wel gezegd, dat zij zich met veel te veel dingen bemoeien. Niet alleen bij niet-katholieken b.v. in een groote stad, waar onder er zeker tegenwoordig veel zijn, die als heidenen worden opgevoed en voor wie Godsdienst (met een groote G, dus waarlijk dienst van God) een leeg woord is, niet alleen voor die men- schen is de priester vaak een vreemd wezen, dat niet meer past in onzen tijd ja, ook onder hen, die van huis uit katholiek zijn, of in een katho lieke omgeving leven, ontmoet men wel eens een gezindheid, die niet altijd even gunstig is. Men ziet hem aan, alsof hij, ik weet niet wat voor kwaad doet. En zijn werk is toch maar alleen om goed te doen. Zeker, dat goed doen kan en moet hier wel eens in bestaan, dat hij, de priester, zich tegen het kwaad moet keeren, dat hij moet wijzen op misstanden, ge varen, verkeerde geestesstroomin- gendat hij bepaalde levens- practijken op preek- en in den biechtstoel moet afwijzen, en dan voelt men zich in het diepste van zijn hart geraakt maar wie, wie mag iemand misprijzen, om dat hij zijn plicht doet? Neem den priester uit de wereld weg en de godsdienst en de zedewet zullen langzaam maar zeker ook verdwijnen, dat wil zeggen, in de levenspractijk der mcnschen, En wat, wat gaat er dan met de wereld gebeuren Met kracht van geweld, met gevangenis en kerkerstraf, houdt men de wereld niet godsdienstig en zedelijk sterk. „Bouwt scholen en ge kunt de gevangenissen sluiten", zoo heeft eens iemand in vroegere jaren gezegd. Hoeveel scholen heeft men nu niet vergeleken met vroeger, en de gevangenissen zijn toch nog niet gesloten. Dwangmaatregelen, verstande lijke ontwikkeling, kennis alléén geven geen zekerheid voor een godsdienstige en zedelijk-sterke maatschappij. Godsdienst, Christendom, ge nade, dat is de keus en de kracht, de fut en de macht in het menschelijke leven. Maargodsdienst, Christendom genade, daarvoor is de priester. Daarom waardeering voor het Bevrijd me van die kettingen neen nooit ha, ha, ha, die zijn gesmeed onverbreekbaar Een satan danste voor hem uit, trok aan hem mee sleurde hem mee ten laatste rollend met tientallen naar den afgrond vallen vallen nu werd hij koud... De crisis zuster... We zullen hem er doorhalen.... een zeer sterke body.... Geweldig dokter. Als je denkt wat een smak die man gemaakt heeft begrijp je niet, dat er een kans was, dat hij het zou doorkomen. Ik heb maar vier dagen verlof dokter, we zullen dus uit moeten kijken naar een plaatsvervangster. Komt in orde, ik ontmoette straks onze nieuwe wijkverpleegster, die komt U aflossen... Ik geloof dat ik haar al hoor... ja, ja. II kent haar niet, wel zuster ten Kate freule Westerhoven, verpleegster in het Burgerziekenhuis in Amsterdam, niet? Ja dokter... Maar ik geloof dat ik zuster ten Kate ook al eens ont moet heb, Dokter ten Bussen gaf de nieuw aangekomene zijn instructies, hij moest noodzakelijk naar een anderen patiënt en daalde met freule van Wester hoven de trappen af. Nog even ging hij mee naar bin nen om van Mevrouw afscheid te nemen. U moet het natuurlijk zelf weten, Mevrouw van Westerhoven, Uw dochter vertelt me daar juist, dat ze slechts vier dagen hier blijft. Zooals het geval zich laat aanzien, is er absoluut niet te zeggen of het langdurig kan zijn. We zullen dus een andere verpleegster moeten heb ben, op 't oogenblik is Zuster ten priesterlijke verlossings- en heils werk. Daarom noogachting voor den priesterlijken stand. Daarommedewerking waar men kan met het priesterlijk werk En vooralmet het hooge- priesterlijke werk van den Bis schop in het Bisdom. De leiding, de richtinggevende niet alleen de strict verplich tende voorschriften der Bis schoppen volgen dat is ten allen tijde het kenmerk geweest van den oprechten, waren katholiek. Want de Bisschoppen zijn door den H. Geest aangesteld om de Kerk Gods in hun bis dom en hunne kerkprovincie te besturen. Geloovige, priester, bisschop, Paus, Christus, en omgekeerd zoo is de schakel. Niemand en niets mag zich daartusschen plaatsen. Eert uw vader en moeder, eert ook uw priesters. ZAAIER. Rondgang in de duisternis. Wij stapten samen door de donkere gang, waardoor ik uren geleden ge komen was. Nu ging het evenwel nog dieper het geheimzinnige duister in, waaruit ons langzamerhand steeds sterker een doordringende roofdieren- lucht tegemoet kwam. Plotseling maakte de gang een wending naar rechts. Badend in elec- trisch licht staan we voor een onaf zienbaar lange, kraakzindelijke stal- gang. In de boxen staan paarden, een ongelooflijk aantal edele prachtdieren. Langzaam schrijden wij de gang door. Het is zeldzaam stil hier. Slechts nu en dan het zachte gerammel van een halsterketting, een kort gesnuif en het ritselen van stro. Steeds verder gaat het. Een reus achtige „Arke Noach" schijnt het, waardoor ik in dit zeldzame nacht uur geleid wordt. Onafzienbare rijen rustende zebra's, Indische buifels, Mysoro-ossen, ezels en muildieren. Achter tralies sluimeren onbe weeglijk, prachtige Bengaalse tijgers, koninklijke Berberleeuwen, kolossale nijlpaarden, kangoeroes, tapirs en chimpanseefamilies... En dan komen we bij Stosch" lievelingen, bij die kolossen, die hij iedere avond weer in de achttien Meter lange manege onder zijn wil dwingtStosch's olifantenkudde. Op hun brede zijde liggend, rusten de machtige dieren vreedzaam. Hun kop ligt hoger, brj de een op het lichaam van zijn buur, bij de ander op een bundel stro. Op de achtergrond waakt staande een der reuzen. Bij het naderen van den directeur wendt hij het hoofd en steekt hem zijn slurf tegemoet. Sarrasani roept halfluid een lievelings woord. „Het is de wachtpost", zegt hij glimlachend. „Een der dieren houdt 's nachts steeds staande de wacht en als Jenny of Roza of Lady hun twee uur gewaakt hebben, wekt zij met een vriendschappelijke slag met de slurf de volgende." In het voorbijgaan ontvangt de directeur de rapporten van de stal- wachten. Eigenaardige jongens zon der behoeften uit alle landen der wereld zijn het, die hier in het rijk van de nacht heersen. Die met de onderneming van land naar land, van stad tot stad trekken, die als leger stede een bos stro hebben in een hoek van de stal. En terwijl wij langs twee van deze Kate bij den zieke, maar daar kan ik ook geen doorloopend beslag op leggen, die zit in de wijkverpleging. Het is misschien beter, dat we hem direct, als het mogelijk is, vervoeren naar het ziekenhuis... Och dokter... viel Kitty in. Verwonderd geïnteresseerd keek de geneesheer naar het frivole meisje. Ik vind het zoo ontzettend, zou Uheusch denken, dat hij beter wordt... zou ik niet met de verpleging kun nen helpen U Is U verpleegster Neen dokter, maar ik heb toch heel dikwijls bij zieken opgepast, loog ze, en misschien met de hulp van de wijkzuster... Hm... we zullen zien... hoe het verloop is, 't kan mee en tegen vallen... Dan maar voorloopig hier laten, Mevrouw van Westerhoven Natuurlijk dokter... En zoo gebeurde het, dat Kitty na enkele dagen de plaats in de ziekenkamer innam. Jan was zoover, dat hij rustig kon liggen, wel deden hem de wonden schrijnend pijn, kon hij zich niet bewegen, maar het ge vaar was geweken. Hoogstverwonderd was hij geweest Kitty Verhoeven naast zijn sponde te vinden,fmaar hij accepteerde het... verzwakt en moe. Hij luisterde naar haar zachte stem, als zij voorlas... keek naar haar mooie handen, wan neer ze hem bij het eten hielp... Drie maal daags kwam nu nog de andere zuster... hij loosde een zucht als de deur zich weer achter haar sloot.het was zoo goed.... Alleen dat hoofd... dat voortdurende doffe gevoel... dan die schokken bij het droomen, het soezen. Dan kwamen ze weer voorbij die beelden... onher zorgeloos in het stro sluimerende jongens gaan, zegt de directeur rustig, terwijl hij langzaam een strohalm van zijn elegante pels af strijkt „Ziet u, zo heb ik ook moeten beginnen." Toen vader dit aardig artikel had voorgelezen, bleef 't 'n oogenblik stil. De oudste, Gerard, robuste 6e klasser, verbrak 't eerst dat zwijgen met zijn vraag „En krijgen wij nou morgen dien beroemden circuskeizer ook te zien, vader?" „Ja jongen, dat zou 'k niet kun nen zeggen, 't Is mogelijk, maar 't kan ook best zijn, dat ie, ik weet niet wat voor 'n stad in Europa, verblijft. Kijk eens hier, jullie moeten niet vergeten, dat Sarrasani beschikt over vier circusgebouwen, een vast te Dresden en drie tentcircussen, die elk plaats bieden aan 10.000 personen. En je begrijpt, dan komt met de organisatie en het bestuur van zo'n reuzen-onderneming heel wat kijken. Ik zal je maar al de getallen, die ik hier in een ander blad nog vond, besparen, want daar zou je van duizelen. Wel zullen jullie morgen verbaasd staan van de ruimte binnen in'die tentenstad. De grote speeltent alleen heeft al een doorsnede van 66 Meter en rust met zijn koepel op 4 vrij staande stalen masten, elk 26 Meter hoog. Buiten wordt die tent met ankers bevestigd." „Dan kan Sarrasani toch zeker niet overal spelen, hé vader vroeg Gerard weer, die al gauw gesnapt had, dat dan 'n geweldig terrein nodig was om op te kunnen bouwen. „Da's goed opgemerkt, jongen," antwoordde vader, „het is werkelijk voor Sarrasani een lastige vraag een goede standplaats te vinden. En dan is er nog iets. waar men altijd bang voor is. De grootste vijand van het circus is storm. Doch, Sarrasani's tenten hebben de zwaarste proeven schitterend doorstaan. Ik lees hier b.v. in dit blad, dat op zijn tournee door Zuid-Amerika de beruchte Pam- pera er driemaal overheen raasde, zonder aan 't materiaal eenige schade te veroorzaken. Wel 'n bewijs dus, dat 't allemaal degelijk spul is. Daarbij komt nog, dat het opbouwen van die tenten-wereld in handen is van echte vakmenschen op dit gebied. Het zijn altijd Tsjechen, die daarmee belast zijn. Over de hele wereld treft men deze menschen aan als tent bouwers in alle mogelijke circussen. In de zomer reizen deze mannen met het circus en in de winter zijn ze thuis." Onze witte staart. Zal-ie wit blijven Jan soldaat doet het zonder. Toen ik op den avond van den 7en October, nadat ik me een wit achter ondereinde op de flets had laten aanmeten, naar de kat keek, die met zorg haar staart zat op te poetsen, vroeg ik me af, of ik op mijn nieuw verworven achter-aan hangsel ooit óók eens zoo trotseh zou worden als Mimi dat altijd was geweest, en vóóralof ik het wel zoo keurig verzorgd zou houden. Tot nog toe ben ik er niet trotseh op en dus vrees ik, dat het oppoetsen er wel eens bij zal inschieten. De uitvinding onzer witte staarten moge al heel nuttig zijn geweest, ik vind ze in elk geval afschuwelijk. Al die witte vlekken in het straat beeld doen brutaal en storend aan. Als ik een troep fietsers over een plein, in het bijzonder door een plantsoen zie rijden of over een mooien buitenweg, dan irriteeren die hei-witte strepen me als het gekalk van de politieke partijen in ver kiezingsdagen. De witte staarten roepelijk. Het visioen, dat buiten zijn geest leefde, maakte zich meester.... Hoe sterker hij werd, des te meer verzette hij zich... bah. Wat een nonsens... Ziekelijke fantasieën.,, goed voor doininee's zoontjes. Litlaf jochies. Hij kon ze aan... drogbeel den.... en hij keek weer naar zijn vriendinnetje, vermaakte zich met de doorzichtige intrigue van 't hengelend goudvischje... lollige combinatie. 'n Goudvisch, die hengelt... Waarom lach je. Jan Binnenpretje, Kitty... laat me eens wat drinken zeg, ik smacht. Je mag niet zooveel drinken, jongen... nou dan, één slokje melk. Verder soesde hij veel praten vermoeide... Waar dacht hij ook al weer aan... o ja... die goudvisch... combinaties... 'n roos op 'n stoppel veld... ook schitterend. sloeg op die Marietje... zou zij weten Natuurlijk. Mama zou 't wel verteld hebben O nee, dat kon niet... Mama was direct met de auto gekomen, dien avond... die zielige Ma Eiken dag kwam ze even kijken. Zakdoekje voor den neus voor de luchtjes van choloform en zoo... Houbigant in 'n benzinetank Kostelijke mop.Hij zou eens een heele serie vergelijkin- gen maken... Toch die van die roos was de beste Marietje, toch een aardig ding... hij had niet veel moeite mee gehad... sport. Wat zouden haar mooie oogjes droef staan, als zij hem eens verpleegde... 'n dauwdrup op 'n orchidé... hij werd bepaald dichterlijk... Hij doezelde weg. daar kwam het weer, die benauwde visioenen... De engel wenkend... wuivend... in nevel schrijdend... on bereikbaar. Klam, vermoeid werd hij wakker. wekken voorts bepaald onaethetische indrukken, want loopende of rgdende achter fietsers komen ze me meer verbonden voor aan den persoon dan aan het vehikel. COIT l&I REM Bil#* In ieder geval: als de witte staart, Kf\[ KUU zooal niet ons aanzien dan toch onze veiligheid verhoogt, hebben we er DANK ^IJ KLOOSTERBALSEM vrede mee, maar omtrent de ver- „Ziezoo, dat is achter den rug. zorging hebben we angstige voor - gevoelens. De meeste menschen hebben zich afgemaakt van het voor schrift met een vlug gestreken klodder verf waar de zwarte lak nog onderuit schijnt. Deze verf zal spoedig afbladderen en wind, regen en slijk zullen de rest doen om het „wit" een goor aanzien te geven, wat noch de fraaiigheid van de rij wielen in haar geheel ten goede komt, noch de nuttige veiligheids uitwerking heeft van de oorspronke lijke smetteloosheid. De dienaren der wet gaan vele benauwenissen tegemoet en ik zie tan mijn SPIT ben ik fijn af! was de verzuchting, die ik slaakte, toen ik na het gebuik van 2 potjes Kloosterbalsem finaal van mijn spit af was. Niet staan, niet zitten, niet liggen te kunnen en toch vooruit te moeten om de boterham te verdienen. Door de vreeselghe spit, die in mijn stuit begon en door mijn geheele rug trok, was ik hulpeloos als een klein kind. Vanaf het oogenblik, dat ik den geneeskrachtigen Kloosterbalsem aan wendde, begon m{jn genezing. En nu heb ik in geen 8 maanden meer een tffeSÈ* J. Zw. lc ze al in ijselijkc debatten gewikkeld AKKER'S 4;d '0„0iNEeL met de aspirant-klanten van den Kantonrechter over de vraag, welke I#8 fgflvYCPBIM ClCluA smetten een witte staart kan lijden lllill Vul I ClmDMkwE|T| zonder zijn witheid te verliezen. Gppn nnnrt nnnrl'* -:xA Moeilijke kwesties zullen er rijzen :"een goud ZOO goed om uit te maken. Onovertroffen by brand- en snU wonuen Mannen, die er nooit over hebben ^g»t^ena?.rt* a'9. HJ f m ld de 1 bfyj geprakkezeerd om met 'n lap aan a e SP en PUnlUke spieren^ hun fiets te komen, zullen thans door Schroefdoos35 ct. Potten: 62'/2ct. en 1.04 him vrouwen worden aangezet om het stalen ros behoorlijk te verzorgen BON voor en opgepoetst te houden, uit vrees GRATIS voor de boete, welke anders den een MONSTER of anderen keer van het huishoud- Inzenden in open couvert, als drukwerk (l'/2 ct.) aan Handelmij. L. I. Akker. R'dara geld zal moeten worden gemist. Jan Soldaat maakt weer een uit zondering op den algemeenen regel. Hij moet fietsen zónder den staart, welke hem een „opvallend" karakter zou geven voor den autobestuurder én voor den „vijand", begrippen, welke sommige menschen als syno niemen van elkaar aanmerken. Als wij in oorlog komen, zou het dan alles werkelijk zóó plotseling gaan, dat onze soldaten geen tijd meer hebben om zich een anderen staart te laten aanpassen, c.q. hun witten staart ln een foudraal van groen-grijze verf op te bergen Ik vind die uitzonderingen op dergelijken regel altijd een beetje aanstellerig, gevaarlijk en ondoel matig. Ook een fietsende soldaat zal den avond gaarne door hem achterop komende automobilisten worden gezien. Wordt hij mét een witten staart gezien, dan zal de j autobestuurder vaak nog niet kunnen onderscheiden, of hij met een burger dan wel met een soldaat heeft te doen, maar wordt hij opgemerkt zónder staart, dan weet hij dat is een verdediger des vaderlands. Het tegendeel wordt dus bereikt van hetgeen wordt beoogd. Het is trouwens wreed om het ge moed van alle dienstmeisjes te be zwaren met de gedachte aan de ge varen, waaraan Jan Soldaat in volle vredestijd is blootgesteld. Ook wij, burgers, dragen onzen staart niet voor ons genoegen, maar voor onze veiligheid. Moeten we dan niet zui nig zijn op het leven onzer dappere landsverdedigers en moeten we die doen sneven op het veld van het verkeer, vóór de gelegenheid bekomen om te vallen op het veld van eer We zijn overtuigd, dat de historie van onzen staart een geschiedenis met een staart zal worden. Ingekomen en vertrokken personen van 27 Sept. tot 11 Oct. 1935. VERTROKKEN P. J. C. S. Goumans, z.b., naar Tegelen, Waterloostraat 18 M. Th. Sijbers, dienstbode, naar Eindhoven, Markt 16 E. H. C. Rongen, dienstbode, naar 's Hage-Scheveningen, Deijnootstr. 70; A. W. Rongen, idem, naar 's Hage- Scheveningen, Groningschestraat 22 M. J. Verheijen, z.b., naar Noord- wrjk, Lange veld 29 G. J- Op 't Veld, z.b., naarSchim- mert L. W. J. Verbeek, timmerman, naar Noox-dwijk, Langeveld 29; H. P. M. Schim v. d. Loeff, z.b., naar Roermond; P. M. W. A. Bonants, dienstbode, naar Nijmegen, Oranjesingel 39 H. M. C, Valckx, militair politie, naar Loosdx-echt G. P. A. Coenen, z.b., naar Grub- benvorst M. Stensen, dienstbode, naar Bergen-Siebengewald C 11; Th. Winkels en gezin, naarKevelaer; A. C. W. H. van Meijel, z.b., naar Megen J. M. P. J, A. Janssen, z.b., naar Oisterwijk H. M. W. Gommans, z.b., naar Herten, Rijksweg 250. H. A. v. d. Zande, dienstb., naar Grubbenvorst, Lottum B 152 M. A. E. Geurt s, huishoudster, naar Breda, Zandbergl. 56 E. A. P. Verriet, z.b., naar Heerlen, Heereweg 65 Th. G. H. v.d. Pasch, tuinier, naar Venlo, Straelscheweg 337 M. G. Th. Theuws, z.b.. naar Rot terdam Meenraadsingel 206 J. J. H. van Montfort, rector, naar Stevensweert G. Frohnhöfer, dienstbode, naar Stevensweert J. W. Peeters, dienstkn., naar Maashees Overloon A 136 H. A. v. d. Zanden, dienstb., naar Grubbenvorst Lottum B. P. Juthe, pater, naar Sittard Ophoven H. J. Janszen, idem, naar Karat jé (Br. Indië). G. H. M. Delauw, dienstbode, naar Maashees A. M. Peeters, z.b., n. Gent (B.) Een paar merkwaardige uitspraken. We meenen goed te doen onze lezers bekend te maken met een paar merkwaai'dige uitspraken van den Centralen Raad van Beroep. Een bij een winkelier in dienst betrekking zijnde jonge dochter werd door een ongeval getroffen, toen zij in den winkel van haar werkgever bij het bedienen van klanten bezig was vleesch te snijden met een vleeschmachine. Geslapen Kom, niet zoo sip kijken, joDgen, niet piekeren, als je zoo sip kijkt noem ik je „piekerhoofd" je weet wel Sabre, in „If Winter Comesv" Anders een vrij vervelend boek. Echt iets voor mijn Vader. Die genoot er in Zoo zonder natuur lijke intrige. Wil ik je wat voorlezen? Of willen we wat praten Lig je goed. jongen Dat „jongen" sprak ze teeder uit. Er lag een wolk van verplegersliefde En wat is heerlijker voor een herstellende dan bemoederd, ver troeteld te worden, door een meisje met frêle figuurtje, wangen als 'n doorzon gekoesterde perzik... Mondje dat geschapen was tot babbelen en om gekust te worden.oogen, die steeds vroegen, maar ook wisten te wachtenkortom, het gezichtje achter een mooi „masker.' En, dat haar wachten beloond zou worden, ze twijfelde niet... ze had het in haar hand... tooneelspel met slechts één toeschouwer. die moest kijken... moest bewonderen... moest zwichten. O, ja hij wist hethij vond Kitty charmant, meisjes waren voor hem als bloemen zooals een spelend dartelend kind buiten onbewust af rukt, plukt, verzamelt de tooiselen der natuur, maar dan onachtzaam ze verstrooit, wegwerpt... zoo was voor hem een vrouwenziel... een fladderende vlinder... die zich, nou ja, kon schroeien aan het vuur en dan dood bleef liggenWat wist hij van grootheid van ziel, reinheid... zelf bedwang. Mochten wroeging en verwijten hem in koortsdroomen kwellen, hij kon ze aan, ze uitbannen. Maar is dat niet de algeheele cirkelgang van het voor velen vruch teloos leven. Wordt in de moderne maatschappij met zijn verworden principes stil gedaan bij het knagend zelfverwijt van wat geweten heet? Hebben we daar tijd voor? Of mis sen we daar den moed toe. Is het waar, dat er Godloochenaars zijn of zijn het wanhopigen, die het masker van onverschilligheid voorhouden beter, dan onder te moeten gaan in de poel van wanhoop over zooveel moraliteitsgemis. Het leven voor dezulken is als een verdroogde snik tot den grooten dag van het eeuwig afscheid. Kit, je bent een schat. Foei mag je niet niet zeggen wordt Kitty boos, pruilde ze allerliefst Kitty, die beroerde handen, wil je mijn kussen nog wat recht leggen? Ondeugd, heb het net gedaan, enfin zieke jongetjes zijn lastig, kom dan maar en met haar rechterarm zijn hoofd steunend, haar zij-ig golvend haar zijn gloeiend gezicht beroerend, boog ze zich naar hem over. Kit, geef me een zoen... ééntje maar. liefste aller verpleegstertjes... Hetzelfde oogenblik ging de deur open, Mama van Beers, gevolgd door dén dokter traden binnen. Dag jongen, dag boy, hoe is het er mee... eh... Morgen Mamaatje, morgen dokter... stukken beter hoor, mijn verpleegstertje heeft wonderen aan mij verricht. Ze legde me juist wat terecht. De geneesheer blikte van den een naar den ander, dokters hebben scherpe oogen, hij nam de pols. Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1935 | | pagina 7