TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS Abessinië een eindeloos moeras FEUILLETON. Mattesen Ties de Kiesjeskèl De overweldiging van België. Land en Tuinbouw. Zaterdag 20 Juli 1935 Zes en vijftigste Jaargang No 29 Bijna zonder onderbreking plast het water op de aarde neer. In een mededeeling d.d. 9 dezer uit Rome, gepubliceerd naar aan leiding van de geruchten over een op handen zijnde opening der militaire operaties in Abes- synië, werd nogmaals eraan herinnerd, dat een militaire actie in Ethiopië op het oogenblik alleen hierom reeds niet zal plaats hebben, wijl de regen periode in de betreffende Afri- kaansche gebieden, die niet voor September teneinde loopt, zulks absoluut onmogelijk maakt. Teneinde onzen lezers eenig idee te geven van den hopeloo zen chaos die het regenseizoen in het Ethiopische alpengebied ontketent, citeeren we hieronder eenige interessante passages uit een artikel van den Italiaanschen journalist Arnaldo Cipolla, een groot kenner van Abessynië. Wie nooit in Abessynië geweest is, aldus Cipolla, kan zich niet gemakkelijk indenken, wat het regenseizoen in het Ethiopische hooggebergte beteekent. 't Is de tropische winter die dan loodzwaar drukt op de ge- heele Abessynische hoogvlakte welke in een eindeloos moeras wordt herschapen. Van de groote en kleine berg ketens, van de golvende groene bergplateaux van Sjoa en Amhara, van het land der Galla en Aroessi storten in deze maanden, van Juni tot half September, de bruisende bergstroomen, door elkaar en over elkaar, neer in dalen en ravijnen. In dezen tijd is het water het element dat oppermachtig heerscht, overal. De steile bergen, die hun kruinen hullen in een dichten wolkensluier, rollen de watermassa's uit over het woes tijngebied aan den eenen kant en aan den anderen kant over de vlakten van den Nijl en van het Rudolf-meer en over de Somalische dalen. Alle paden en wegen, voor zoover die er zijn, worden door 't watergeweld uitgewischt oorlogszuchtige stammen worden door de natuurelementen gedwon gen de wapens neer te leggen en de karavanen met haar kudden zien zich genoodzaakt haar reizen te staken, aangezien het geheele land in een eindeloozen modder poel verandert. Bijna niemand waagt het in dezen tijd een grooten tocht te ondernemen. Immers bijna zonder onderbreking plast het water uit den hemel op het bergland neer. De weinigen, die zich deson danks naar een andere plaats begeven moeten, zijn gedwongen de reis te maken over de hoogste bergketens onder een bijna on dragelijke koude. Hun lastdieren, paarden en muilezels, die over het algemeen in die streken niet Oorspronkelijk verhaal van de Noord-Iiimburgsclie grenzen door BERNARD VIELER. 43 Mattesen Ties vertelde verder nog het volgende: Mien kiend haaj, toe ikke 't hier an 't vensterke van de goot- kamer nerlaag op enne stoel nou meer as twintig jaor geleeje op den rug achter de schouwer twee bruun vlekke moedervlekke zeg ge ze dortege en die zal 't kiend vandaag ok nog wel hebbe de een vlek was toe zo groot as en dubbelke en de ander was nog wat klender. Hedde gillie die nooit ge zien De boer en de vrouw keken el kaar beteekenisvol aan en moeder Pasmans zei terstond: Dat is krek as Ties sit en bemeej ister ok gennen twieffel of 't is zien kiend ze hit zuuver zien ooge en zien trekke. Ik heb 't eigeste gezeed, viel nu Frans Philipsen in, de geliekenis is zuuver. Intusschen had Ties zijn ieeren zakje van de borst genomen en de geboorteakte, benevens de indertijd uit de kleertjes van het kind ge knipte merkteekens voor den dag gebaald. beslagen zijn, bezwijken niet zelden tijdens den tocht, door dat zij wegzakken in de modder. Het eindelooze „bergeneiland'' wordt in dit seizoen als het ware gesplitst in honderden kleine eilandjes, die door breede water- stroomen van elkaar zijn geschei den. De Hawasj, de geliefde rivier van den Negus, wijl zij de lang ste is op Ethiopisch gebied, is nu herschapen in één groote binnenzee. De Borconna, een zijrivier van de Hawasj, die ontspringt op de bergen van Dessie en Magdala en die in normalen tijd een onbeteekenend bergstroompje is, wordt, zoodra zij de nauwe berg wanden verlaat, een waterzee zóó breed, dat men den anderen oever nauwelijks zien kan. De Blauwe Nijl endeTakazze zijn twee brullende monsters gelijk, die zich met geweld een weg banen door het gebergte. De rivier de Om is, reeds twee honderd kilometer voordat zij in het Rudolfmeer uitmondt, in deze regenperiode bijna even groot als dit meer zelt. De meren zelf hebben trouwens in dezen tijd een dubbel zoo groote oppervlakte als in de droge periode, met uitzondering van die welke in het hoogge bergte liggen, n.l. het Soeai-, Sjalla-, Bottego- en Tsjanomeer, welker waterpeil toch angstwek kend stijgt. Geen menschenkracht, hoe machtig zij ook zijn moge, zal ooit in staat zijn de eindelooze watermassa's, die in deze maan den van het Abessynische hoog land omlaagstorten, ook maar eenigszins te verminderen. Geen wonder dus, dat in deze sombere periode alle leven in Ethiopië tot stilstand wordt ge bracht. Niet zonder reden wordt daarom het regenseizoen „de winterslaap" van het Abessynische volk genoemd. Het is nu de tijd van atge- meenen wapenstilstand, die ont spanning brengt in alle kringen van het Ethiopisch leven maar die anderzijds de menschen daar overlevert aan een verderfelijk nietsdoen. Indien de ontwikkeling der menschelijke activiteit in deze contreien niet telkenjare hard vochtig werd afgebroken door het water; dat onherroepelijk de verschillende deelen des lands van elkaar en van het buitenland isoleert, zouden de toestanden in Ethiopië wellicht heden ten dage heel wat rooskleuriger zijn. Nu echter staat Abessynië telken jare op den feestdag van het Maskal (het Kruis) steeds meer verouderd op uit zijn langen winterslaap. De trieste regenperiode heeft dit jaar echter voor dit land nog een geheel bizonder beteekenis en wellicht zien de Abessyniers ditmaal het einde van dit anders zoo droeve seizoen met ontzet ting tegemoet. Niemand weet op het oogenblik nog met zekerheid hoe dit jaar het ontwaken uit 'den langen slaap zal zijn: zal 't dan vrede of zal het dan oorlog zijn As gillie de kleer of 't onder gerei dat 't kiend anhaaj toe 't hier itwaam, bewaard het, zudde zien dat deez' letterteikens die ik er toe uut geknipt haaj, der ok ien passé - da's toch wel en bewies da'k ow nie bedriege kan. En nou za k ow is wat anders vertelle. dan hoeve we er nie wier mer ovver te praote. ik zal ow Pasmans en de vrouw mien ganse leive dankbar zien vur alles wa ge an mien doehter gedaon het, en t kiend zelf kan nie dankbaarder zien dan as 't zich ien al dien tied tigge ullie betoond hit en omdat 't zoveul van owlie beeje hilt dat mot veurop staon en gezeed zien,... Mer as geej Frans nie als boer hier op den hof wilt hebbe, dan za'k wel wier vur um zurrege.... Lach mer nie Pasmans Scholmeister hoeft Frans nie mer te blieve en ik zal wel zurtege dat ie ien 't kort en boerdereej vur zien eige kriegt. zoas ter genne schondere hier uren ien den umtrek te viende zal zien. Frans, geej gaot vanaovend mer is nao de netaris en vraogt um offie Maondagmerrege vur me te spréke is. As gullie der meer aaf wilt wete wilt, dan leest dit papierke mer as geej teminste Duits léze kunt. Meteen haalde hij het omvangrijke schriftstuk van den notaris uit Gel- senkirchen voor den dag, dat hij aan Frans ter hand stelde. Deze begon er in te lezen en trok zijn voorhoofd in allerlei plooi en, zoodat de anderen dachten, dat het iets heel ernstigs was maar hoe meer hij las, hoe meer zijn ge laat ophelderde met een jubelen- 1 de stem riep hij uit: j Dat duut me nou toch zo'n Herinneringen aan de omzwervin gen van een oud-oorlogscorres pondent tussclien de strydende party en. Eene nabetrachting. Hoewel ik nog rijke oorlogservarin gen opdeed met verschillende reizen naar het front der geallieerden, wensch ik toch met de weergave van mijn vlucht uit België in het vorige artikel en deze korte nabetrach ting mijn oorlogsherinneringen te besluiten, omdat ze tesamen een merkwaardige periode van den strijd, n.l. den Duitschen inval in België, in haar geheel hebben omvat. Wel denk ik binnenkort nog eens 'n afzonderlijke serie artikelen te wijden aan de Belgische f ranc-tireurs- kwestie. In de oorlogsdagen heb ik reeds met groote hardnekkigheid en zoo gedocumenteerd als me dat mogelijk was de fabel der deelname van de Belgische Burgerbevolking aan het militaire verzet tegen vreemde overweldiging bestreden, o.m. in een brochure, welke in ver scheidene vreemde talen werd over gezet en gedrukt. De beschuldiging van franctireursdaden, gepleegd door burgers, heb ik altijd als een afschuwelijke leugen beschouwd, welke de Duitschers behoefden om hun daden van wreed barbarisme uit uit de eerste oorlogsmaanden tegen over het wereldgeweten te recht vaardigen. Enkele jaren na den oorlog werd ik om mijn publicaties over de franc tireurskwestie door de Belgische regeering met de Albert-medaille begiftigd. En tenslotte ligt het in mijn voornemen om ook nog eens mijn aanteekeningen verder uit te werken, welke ik heb bewaard uit den tijd, toen ik maanden achtereen in West- Zeeuwsch Vlaanderen tusschen de Belgische vluchtelingen vertoefde en ik herhaaldelijk de „vriendschap" kreeg opgedrongen van ongure indi viduen, die zeer klaarblijkelijk tot den Duitschen spionnage dienst be hoorden en me onder allerlei voor wendsels trachtten over te halen om, óf nog eens langs den een of anderen, nader door hen aangeduiden sluipweg, België binnen te komen, óf de namen en adressen te noemen van degenen in het bezette gebied, met wie ik indei'daad, middels ge heime koeriers, nog in schriftelijke verbinding stond om me ten behoeve van de berichtgeving in de Neder- landsche pers van den toestand in België op de hoogte te houden. De Duitsche autoriteiten waren in die jaren zoo „boos" op me, dat ik den weerslag daarvan ondervond in de houding van verschillende Neder- landsche gezagsdragers uit den mobilisatietijd. Zoo kon ik b.v. in Mei 1915 geen nieuw verlof meer bekomen om me voor eenige maanden via Engeland naar Frankrijk te begeven, omdat ik ruim zes maanden later als land- stormplichtige hier te lande onder de wapenen zou moeten komen, Toen ik het vaderland op brave en dappere wijze acht maanden had gediend, vroeg ik buitenlandsch ver lof en ik hoopte ook, dat ik dit krijgen zou, omdat iedere andere gemobiliseerde ln die dagen na acht maanden dienst zakenverlof kon bekomen. Men had mij inmiddels echter op een officierscursus geprutst en op mijn verzoek kwam 't bericht terug, dat ik de aanvrage zou.... plezier- vur ow vader zak mer zegge, wie haaj dat nou kunne verwachte..., Jao mer wat stut er dan toch ien den brief vroeg Pasmans erg nieuwsgierig. Wat er ien den brief stit Wel, dat de vader van Anneke enne grooten hoop geld van zien zuster ien Duitsland gè-errefd hit, geld, effecte, huus en grond de netaris schrieft, dat de huus en de grond alleen minstens tachtig duuzend mark zullen opbrengen, as ze verkocht zun werre. Jesses van Maranteriep vrouw Pasmans, dan is ons Anneke ien enne keer riek 't Is nie um te geleuve Mer, Fried wat zegde geej dor now af Fried Pasmans was heel beteuterd en erg beschaamd,, maar hij zou zich nog meer schamen moeten, want Mattesen Ties nam nu het woord; hij had zijn gewonen, half guitigen, half schalkschen toon laten varen en sprak hoogst ernstig en bedacht zaam: Ik wis wel Pasmans, da ge op andere gedachte zudt komme, zo gaaw as ik dissen briefh vur den dag zeuj brenge, went ge meug- det me kwellik nemen as ge wilt, mer beej ow is geld altied noemer een gewist en ik weet ok, dat geej mit al de goeigheid, die geej vur mien kiend gehad het, er toch nie van teruggebleve zudt zien, um 't schaop an enne kei as Huub van den Kappusboer ofenneGuust Don- nez te verkwansele 't Zien harde weurd, die ik tigge ow zeg, vervolgde Ties, mer ze mosse meej van 't hart. Ik beloof ow da'k ter eiges spiet van heb, mogen herhalen dat was al 'n gunst op zich zelf! als ik drie maanden sergeant zou zijn geweest. Op het aangeduide tijdstip ging mijn request inderdaad weer „langs den hiërarchieken weg" naar Den Haag. vanwaar het antwoord werd gegeven, dat ik eerst mijn vaandrigsexamen moest afleggen. Ik doorstond dit geval, requestreerde opnieuw en kreeg het bescheid, dat ik eerst drie maanden als officier moest hebben gediend.... Vier maanden heb ik de sterren op mijn kraag getorst, toen was de oorlog uit. Ik was een van de eersten die verlof bekwam om af te zwaaien, maar tegelijk met mijn ontslag uit den dienst kreeg ik een verzoek om me op het Departement van Oorlog te vervoegen. Daar vroeg men me, of ik me in het buitenland met zekere contra-spionnagediensten zou willen bezig houdenIk dankte feestelijk. Dat verzoek op zich zelf was me aanduiding genoeg, dat ondanks al mijn pertinente ontkenningen de Nederlandsche militaire autoriteiten van de Duitschers inderdaad den indruk hadden overgenomen, dat ik me in België met spionnage had bezig gehouden, een indruk, welke alleen kan zijn ontstaan uit de omstandigheid, dat ik gewoon was om mijn berichtgeving behoorlijk te documenteeren. Om nog even terug te komen op den tijd, gedurende welken ik in Zeeuwsch Vlaanderen, meer bijzonder in Sluis vertoefde, ik moest me toen vergenoegen met een onbe schaamde militaire controle. Omdat Zeeuwsch Vlaanderen tot het „in staat van oorlog beschouwde gebied van Nederland" behoorde, waren de burgerlijke autoriteiten er onder geschikt aan de militaire gezag voerders, die o.m. het recht van briefcensuur hadden. In het algemeen werd ten opzichte van Nederlanders van dat recht géén gebruik gemaakt, doch tegenover mij gold een uitzondering. Alle aan mij geadresseerde corres pondentie ging vóór de uitreiking derzelve eerst naar de militaire censuur in Middelburg. Brieven e.d. ontving ik regelmatig een paar dagen later dan normaalze waren dan opengemaakt en weer dichtgeplakt met een strook, waarop vermeld stond „geopend door de militaire censuur." Drukproeven van een boek, dat ik in die dagen onder handen had. handelende over den oorlog, bleven eens veertien dagen op de militaire censuur slingeren, hetgeen ik pas bij een toevallig bezoek aan mijn drukker te Rotterdam, te weten kwam. Ik- ging toen opspelen bij overste Goossens in Vlissingen. Dezen man bleek echter de militaire kolder in het hoofd te zijn geslagen. Hij was me geen enkele verantwoording schuldig vertelde hij hij deed wat- ie wilde en met nadruk bulderde hij me tenslotte toeik ben, wat je noemtde-god-van-Walcheren Van alle kanten werd me in dien zelfden tijd gevraagd om lezingen te komen houden over mijn ervaringen op het oorlogsterrein. In tal van plaatsen heb ik dat ook inderdaad gedaan, maar in de in staat van oorlog beschouwde gebieden van Nederland, en speciaal in Zeeland, werd mijn optreden stelselmatig dooi de militaire autoriteiten verboden. Ik heb ervaren, dat thans mijn Oorlogsherinneringen, welke in een veertigtal bladen van ons land wer den opgenomen, weer met graagte zijn gelezen en uit verscheidene plaatsen kreeg ik verzoeken om er een lezing te komen houden. Ik ben van plan om in den a s. winter aan die verzoeken te voldoen. De lezingen zullen dan vergezeld gaan met het vertoonen van licht beelden. Mochten vereenigingen nog intc rese voor deze aangelegenheid hebben, dan kunnen ze zich door bemiddeling van de redactie van deze krant tot me wenden. Als mrjn gewone werk- zaamheden dat toelaten, ben ik be reid om nog aan eenige eventueele verzoeken tot het bedoelde optreden te voldoen. Tenslettehartelijk dank voor de belangstellingMd. da'k ze ow heb motte zegge. Laote we nou der mer ovver zwiege en denkte gillie alleipaol mer nie mer um wat ik gezeed heb. Zegde geej me nou mer, Pasmans, wat ge wilt went geej en ow vrouw het op den dag van vandaag eive groote anspraak op Anneke as ikke... Zal Frans now boer werre op den Flammertschen Hof of zal ik um en boerdereej koope Tegenover hem stond Fried Pas mans met terneergeslagen oogen als een beschaamde schooljongen, ter wijl zijn vrouw de voorschoot voor de oogen hield om de tranen te verbergen. 't Worre harde weurd Ties, die me gezeed het en ik heb ze gevuuld als strieme van de zweep... mer... ik haaj ze verdiend... ik bin altied verbliend gewist dur dat geld, het is tot mien eige schand dat ik ut zegge mot... mer ut zal van now aaf anders werre... Op den schoolmeester toetredend, nam hij dezen bij de hand en zei: Frans, geej ziet welkom as boer op den Flammertschen hof en geej mien lief Anneke, zudt ok ien de toekumst ut zunneke blieve hier ien den huus -beej vader en moe der Pasmans... is ut nie zoo mien liefh Anneke... Tranen verstikten de stem van den voorheen zoo hardvochtigen man, die nu zijn pleegkind kuste en kuste. Daar bu'ten klonken de toonen van een harmonika, die een zwer vende jongen bespeelde. Het was niet hetzelfde deuntje, dat de havelooze jongen meer dan vijf en twintig jaar geleden op den Lerkenhof te Groenrode speelde... N.P.F.-Standaard Ochtendvoeder. Het Ochtendvoeder van het Centraal Bureau heeft eenige wijziging onder gaan in verband met de pogingen der Regeering in overleg met den Rijkspluimveeteelt-consulent om in plaats van visch- en diermeel in 't pluimveevoeder te gebruiken de tot mager melkpoeder verwerkte ondermelk. 't Is gebleken, dat deze vervanging in het Ochtendvoeder zonder bezwaar kan geschieden. Hierdoor hoopt de regeering twee dingen te bereikeneenigen steun aan de melkveehouderij en ontlasting der Zuivelindustrie van de groote hoeveelheden melkpoeder. Wij geven nu hieronder het Ochtendvoeder, zooals het thans is samengesteld 15 pet. Maismeel15 pet. Gerste- meel10 pet. fijngemalen haver7" pet. Erwtenmeel20 pet. Grondnoten-, cocos- en soyarneel (van elke meel soort ten minste 5 pet.) 10 pet. Broodmeel6 pet. Diermeel met ten minste 65 pet. eiwit of een daarmede gelijk gesteld diermeel2 pet. Gar- nalenmeel of vischmeelgarnalen- meel met ten minste 52 pet. eiwit, vischmeel met ten minste 60 pet. eiwit en beide met ten hoogste 6 pet. vet en 4 pet. zout2 pet. vischmeel (garanties als voren) 10 pet. Melk poeder 2 pet. gemalen krijtpet. zout. Zoete lupine als pluimveevoeder. Over de teelt van zoete lupine in Duitschland schreven we 't laatste jaar enkele malenook hier schijnt zij wel een toekomst te hebben als uitstekend veevoeder. Maar nu schreef onlangs de beken de Dr. Te Hennepe in de N.R.Ct. over Duitsche proeven met zoete lupine voor kippen.. Bij die proeven bleek, dat het nieuwe lupine-zaad door zijn eiwit- zoowel als doorzijn vetgehalte, en door de lichte verteer baarheid dezer stoffen, een waarde vol middel voor hoenders te zijn. En ook voor de kuikenvoeding bleek de lupine goed bruikbaar te zijn, maar hierbij komen weer geheel andere eischen voor den dagkleine tekort komingen in het eiwit, maar ook eiwit-overvoeding wreken zich bij kuikens veel sneller en sterker dan bij volwassen dieren. Een gezonde kuikenstapel is een hoofdvoorwaarde voor een gezonde kippenstapel. Men voerde in Duitschland ver schillende groepen kuikens met graan en verschillende eiwitbronnen (visch meel. lupinemeel), al of niet gecom bineerd. Het eiwitgehalte was in alle groepen even hoog. De proef werd 16 weken volge houden en toen bleek, dat men wel lupinemeel in combinatie met visch meel kan gebruiken, doch dat lu pinemeel alleen evenmin als andere plantaardige eiwitten bijv. uit erw tenmeel en sojemeel) niet in staat was een normalen groei toe te laten. De lupine-kuikens waren op den leeftijd van 16 weken ver achter in ontwikkeling, doch toen men ze daarna dierlijk eiwit verstrekte, haalden zij met groote snelheid den achterstand weer in. Zeer goede resultaten werden daarentegen verkregen met 10 pet. lupinemeel tesamen met 5 pet. visch meel. Ook ondermelkpoeder werkte tesamen met lupinemeel uitstekend. Alle kuikens waren in de zevende maand legrijp. Uit deze proeven blijkt dus, dat oox in opfokvoer lupinemeel een zeer voorname rol kan spelen en in de toekomst met socces gebruikt zal maar Mattesen Ties en Trui Ver berken keken elkander toch zalig glimlachend aan. XXXIII Vrouw Joosten schreeuwt maar voortdurend Oeaases Voordat de aanstaande schoonzoon dien namiddag vertrokken was, had Mattesen Ties hem opgedragen, niettegenstaande de beslissing van den Flammertschen boer, toch naar den notaris te gaan en dezen te verzoeken den volgenden Maandag bij hem te komen. Frans had zich prompt van deze opdracht gekweten en den notaris had op den- bepaalden dag een lang onderhoud met zijn nieuwen cliënt gehad. Wat daarbij verhandeld werd, zullen wij zoo aanstonds te weten komen. Ongeveer veertien dagen nadat de gewichtige gebeurtenis op de hoeve had plaats gehad, was de voormalige zwerver weer zoover hersteld, dat hij op de been was en uitgaan mocht. Dien morgen had hij nog lang staan te smoezen met dokter Job, die hem voor het laatst bezocht. Na den middag was de lange Krist met het losse paard wegge reden, om ongeveer een uur later terug te keeren met de open kales van den dokter. Dit was een gemakkelijk rijtuig, laag bij den grond, een soort vic toria met vier zitplaatsen. Op den bok, naast Krist, had Flipsen Frans plaats genomen. Vrouw Pasmans en Anneke, die kunnen worden. Onze eieren-export. Over deze hoogst belangrijke zaak hield Ir. Tukker, Rijkspluimveecon- sulent, voor een talrijk gehoor een rede, waaraan we het volgende ont- leenen De Nederl. eierproductie bedraagt 2100 millioen stuks, dit is gemiddeld 175 millioen eieren per maand. De groote moeilijkheid is echter, dat deze productie niet regelmatig is verdeeld, maar inregendeel zeer grillig. De Duitsche Reichstelle te Berlijn die de import regelt, laat alléén in voer toe, als de eigen productie te kort schiet. Ons handelsverdrag met de Oos terburen houdt er rekening mee, dat Duitschland onze beste klant was voor de eierafname. De export daar heen bedroeg 75 a 80 pet. van de totale kwantums. Helaas hebben de betalingsmoei lijkheden een spaak in het wiel ge stoken. Hierdoor komt het, dat 40 pet. minder eieren naar Duitschland gaan, dan volgens het verdrag toelaatbaar is. De achterstand in de betalingen beloopt nu al 29 millioen gulden. We moeten noodgedwongen meer naar Engeland uitvoeren. Engeland biedt ons de eenige vrije markt tot dusver, maar de prijs is veel lager dan in Duitschland. De export naar Spanje is begon nen in 1926. Stabiliteit ontbrak echter. Geprobeerd is de export naar de Vereenigde Staten. Een paar weken ging het goedin één week nam Amerika een millioen eieren, maar dat is alweer voorbij. Ook op Palestina is ons oog ge richt voor den uitvoer, maar deze is alleen in den winter mogelijk koel- booten varen niet op Palestina, zoodat de eieren in den zomer er bedorven aankomen. Ten slotte wees de heer Tukker er op, dat we wat de kwaliteit betreft, al sinds een paar jaar met de eieren achteruit hollen. Het wasschen der eieren komt op onrustbarend groote schaal voor. Hiertegen moet met kracht worden gewaarschuwd. Gewasschen eieren gaan veel spoediger tot bederf over. De praktijk zal aan de reinheid der nesten groote zorg dienen te besteden, en met alle energie moeten waken, dat we de reputatie van het Nederlandsche ei handhaven. Anders zijn alle pogingen om de export positie te handhaven ten slotte nog tot onvruchtbaarheid gedoemd. De nood In de veehouderij. Hierover wordt nog veel te licht gedachtboer en boer worden over één kam geschoren. Telkens en telkens weer komt men in de groot-stedelijke bladen be schouwingen tegen, die erheelemaal naast zijn. Hoe het met vele bedrij ven gesteld is, vertellen ons de uit komsten, welke zijn neergelegd in de officieele verslagen der Boekhoud- bureau's. Het Boekhoudbureau van deOver- ijselsche Mij. v. L. komt in den regel met zijn publicaties geruimen tijd vroeger uit, zoo ook nu weer. De heer Keizer geeft de uitkomsten van een 10-tal veehoudersbedrijven over 't boekjaar 1934—1935 en zegt dan De nood in de veehouderij spiegelt zich in de resultaten van deze tien veehoudersbedryven volkomen duide lijk af. De boer, die f 55 pacht per H.A. moet betalen en 4 pet. rente van het bedrijfskapitaal (zonder grond en gebouwen) moet opbrengen, komt over 1934'35 f 28.23 per H.A. te kort. Hij heeft dan over zijn bedrijf nog geen cent in rekening gebracht voor den arbeid door hem zelf en zijn gezinsleden verricht. En wat zijn de uitkomsten geweest van een eigen geërfden boer, die bovendien geen rente voor hypotheek- nu in het geheim ingewijd waren, stonden al gereed, met de Zondag- sche poffers aangedaan, Vader Pasmans had ook de „goei kieps" opgezet en de Zondagsche zilver beslagen pijp voor den dag gehaald; overigens was hij echter niet in pontificaal. Moeder Pasmans moest met haren mins op de achterste plaats nemen, térwijl Ties en Anneke tegenover hen gingen zitten. Frans wipte weer op den bok en vooruit ging het. Aan den tol werd even stil ge houden; moeder Joosten kwam Daar buiten en viel haast op den weg van verbazing, toen ze die combi natie daar in dat deftige rijtuig zag zitten. Eerst hief de handen omhoog en sloeg ze dan in elkander onder den uitroep: Oeaases, dan toch Schrik mer nie, vrow Joohste, zei Matteseiï Ties, zurregt mer da ge tigge zes uur de koffie klaor het, dan kamme we werrum en zun ow is wat neejs vertelle. Veruut mer Krist Gedurende haar geheele leven heeft de eerzame gade van Verre- kespiet niet zoo in spanning ver keerd, als tijdens de twee en een half uur, die verliepen tot den terug keer van het rijtuig met de inzit- tenden. j En het was a'sof de duuvel er mee speelde - in al dien tijd was er geen man in de herberg binnen getreden, met wien zij praten, dien zij uithooren kon. En Piet -Verrekesp:et bleef ook maar weg die had anders mee kunnen helpen gissen. Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1935 | | pagina 5