TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS Bedenkelijke verschijnselen. FEUILLETON. Mattesen Ties de Kiesjeskèl De overweldiging van België. Zaterdag 8'Juni 1935 Zes en vijftigste Jaargang No 23 Hoe het met onzen Middenstand gesteld is. mag weliswaar tot op zekere hoogte als bekend worden verondersteld niettemin blijkt in de practijk maar al te vaak, dat slechts weinigen zich den ernst van den toestand reaüseeren. Dat komt, omdat deze toestand het publiek met zoo sterk aanspreekt als die van sommige andere groepen. Het publiek ziet nog de winkels en de mooie étalages, het ziet dat menig middenstander nog altijd een zekere positie blijft innemen in de plaats waar hij woont maar het ziet niet, wat het bijv. bij de werkloozen wél ziet de zwarte zorg. welke in toenemende mate middenstauders van alle categorieën gaat drukken het ziet niet de balansen die achter de winkels en de mooie étalages den werkeiijken toestand uitwijzen het ziet niet de stapels onbetaalde reke ningen en kwitanties, waarmede de „loopers" der middenstandszaken ge regeld van hun tochten terugkeeren het ziet niet de armoede en het ge brek, welke achter vele pogingen om voor het uiterlijk nog een draag lijk figuur te maken, verborgen gaan. Het is ook niet mogelijk dit alles te beschrijven sommige enquêtes over de inkomsten van sommige kleinere middenstandszaken zeggen echter genoeg. Hoe het in werkelijkheid met den handeldrijvenden middenstand gesteld moet zijn, wijzen echter de nuchtere cijfers over de daling der consumptie uit. In de laatste „Economische en Sociale Kroniek" van Maart 1935 samengesteld door 't Centraal Bureau voor de Statistiek, wordt een over zicht gegeven over 't laatste kwar taal van 1934. Aan het slot daarvan worden ook eenige mededeelingen gedaan betreffende den achteruitgang van de consumptie van eenige be langrijke volksvoediDQsmiddelen. Dit overzicht luidt Bij de thans volgende beschou wing van de ontwikkeling van enkele consumptie cijfers zijn sto- ringen, welke verband houden met voorraadvorming bij accijnsver booging e.d,, zoo goed mogelijk uitgeschakeld. Doorgaand stijgend verbruik ge durende enkele jaren treft men aao bij brood (inslag van bloem en mee! door de bakkers). Een stijging, welke in den loop van 1934- tot staan kwam, ver- toonen kalfsvleesch (aantal voor het binnenland geslachte dieren), sigaren en sigaretten. Een duidelijke daling na stijging tot in 1933 treft men aan bij rundvleesch (aantal voor het bin nenland geslachte dieren, echter met inachtneming van de voor raadvorming van Regeeringsvleesch tweede en derde kwartaal vaD 1934 ongeveer 18 pCt. geneden die van 1933) én sinaasappelen (val gem. pl.m. 30 pCt.). Reeds twee jaar duurt de achteruitgang bij rook- en pruimtabak (val pl m 20 pCt.) en suiker (val 12 pCt.), langer reeds bij bier. Vrij constant verbruik na daling treft men aan bij boter (maximum in 1932 thans pl.m. 10 pCt. daaronder), margarine (12 pCt. onder 1931) en varkensvleesch (aan tal slachtingen voor 't bianenlaod val sedert 1932 pl.m. 26 pCt Oorspronkelijk verhaal van de Noord-Limburgsehe grenzen door BERNARD VIELER. 37 Maar nu Iluub Moors zoo-juist vernomen had, dat de jonge Don- nez onder verdenking van brand stichting gearresteerd was, had hij zijn haat tegen dezen weer in lichtelaaie voelen opvlammen en zich gehaast tegen hem te gaan getuigen. De verklaringen van Huub en die der twee andere mannen, ge voegd bij het uiterste bezwarende feit der compromitleerende was lucifers, waren voor den wacht meester voldoende om den jongen Donnez in arrest te houden. Hij werd dien nacht in het gevangenhok der kazerne opge sloten en den volgenden morgen reeds vroeg naar den rech'er van inslruktie gevoerd. XXVIII Een gemoedelijk praatje by een Watermolen. Maart en April hadden hun dwaze, ongewenschle buien met kwistige hand over de aarde ge strooid en het menschdom op de Ten slotte heeft het verbruik van bananen zich, na daling tot in het begin van 1934, daarna ge deeltelijk hersteld. Bij deze zuiver zakelijke mededee lingen past tot goed begrip van hare beteekenis, eenig commentaar. Op de eerste plaats moet er de nadruk op worden gelegd, dat het hier, op enkeie uitzonderingen na, eerste levensbehoeften geldt. De consumptie daarvan vermindert uiter aard, over bet algemeen genomeo, het laatst. Onze werkloozen bijv., meer dan 400.000 menschen met hunne gezinnen medegerekend mis schien wel meer dan een millioen kunnen nog wél voldoende brood en eenige andere voedingsmiddelen koopen maar eenieder weet, dat zij zich nauwelijks nog nieuwe kleeren, beddengoed enz. kunnen aanschaffen. Men kan daaruit afleiden hoezeer de consumptie van Diet noodzakelijke levensbehoeften, om van alles wat eenigszins op luxe lijkt nog te zwijgen, moet zijn verminderd. Op de tweede plaats moet men in aanmerking nemen, dat in het boven staande vergelijkingen voorkomen met 1932 en zelfs 1931 (margarine). Sindsdien is evenwel de bevolking weer met een 3 a 400.000 menschen gestegen en uil den aard dei; zaak is daarmede teven3 het aantal distri- buanten toegenomen. Vaa het ver minderd verbruik moeten dus óók een grooter aantal distribuanten leven 1 Op de derde plaats is het aantal distribuanten nog eens extra toege nomen doordat een niet gering aan tal personen, werkloozen uit andere beroepen zich op den détail-handel hebben geworpen, om althans nog iets te kunnen verdienen, Zeer velen zijn mislukt maar hebben de bona- fide-dlstribuanten, die toch reeds met een verminderde consumptie te wor stelen hadden enorme schade toege bracht. Op de kierde plaats van sommige artikelen als sigaren en sigaretten steeg weliswaar de coosumptie maar deze richtte zich in toenemende mate op de goedkoopere soorten. Op de vijfde plaats: de in boven staande mededeelingen vervatte be schrijving van den toestand is alweer verergerd Da het laatste kwartaal van 1934. Want uit het geheele land bereiken ons berichten, dat de situatie juist in het eerste kwartaal 1935 veel ernstiger en dreigender is geworden. En daarna is de nieuwe verergeriog van den toestand ingetreden, welke een gevolg is van de verhooging der rente van alle bankgeld. Er is veel gejuicht over het afslaan van den aauval op onzen gulden. Te weinig echter wordt bedacht, tegen welken prijs deze aanval kon wor den afgeslagen. Deze prijs is. dat, terwijl de vaste lasten tóch reeds zoo onhoudbaar zwaar drukken óók op ooze middenstanders, een voor allen uiterst pijnlijke verhooging in trad van de rente, welke zij voor hun bankgeld moesteo opbrengen. Men stelle zich nu eens voor, wat voor een zoodanig beproefden mid denstand de achteruitgang der koop kracht met nieuwe tientallen mil- lioenen zou hebben. De gevolgen daarvan, een opnieuw verminderde consumptie, zouden voor velen den ondergang beteekeneD, voor den fiscus wederom minder inkomsten, met als gevolg nieuwe bezuinigings noodzaak de welbekende schroef zonder einde 1 Het kan natuurlijk niet aoders, of de eene afwisseling na de andere getrakteerd. Het dikke sneeuwkleed, dat reeds meer dan twee maanden heide en velden, huizen en bos schen bedekt had, was plotseling door felle, zoele regenbuien ineen vuile, slijmerige pap veranderd. De witte vlokken, die als met een suikerstrooier gelijk poeier over de fijne naalden der dennenboo- men gespreid lagen, waren in heldere waterdroppels verlooverd, var. de takken op den zandbodem gevallen en, niettegenstaande die niet dorstig meer was, toch nog opgeslorpt. Daarop volgden dagen van or- kaanachligen wind, afgewisseld door gierende, striemende hagel en regenbuien met nu en dan een groengeel waterzonnetje. Daar lusschen door weer eens een paar zonnige voorjaarsdagen, die de watersnippen in hel land gebracht hadden, welke met de kievitlen over de turfgronden en vennen streken. De snippentrek had weer eens een aangename afwisseling in de levenswijze van Mattesen Ties gebracht en hij had er flink van geprofiteerd. Daar achter bij hem aan 't Gravenven was 't feitelijk terra incognita, waar geen andere jacht liefhebbers zich vertoonden en de jachtopzieners evenmin zich lieten zien. Palmzondag was nu echter reeds lang verstreken en om dien lijd is de snippentrek ook voorbij, zooals het bekende jagersrijmpje zegt: »Palmarum dan zijn ze al tralarum." de uitwerking van onze economische situatie moet zich ook steeds meer gaan vertoonen in den vorm van aantasting van het opgespaard? kapitaal. Hoezeer ons volksvermogen reeds werd aangetast is bekend. Een bijzonder ernstig verschijnsel is echter, dat ook de inleggelden bij de Rijkspost Spaarbank in den laat- sten tijd geregeld achteruitgaan. Dit verschijnsel is hierom zoo ernstig, dat van de Rijkspostspaarbank in den laatsten tijd een steeds toene mend gebruik wordt gemaakt óók door lieden, die vroeger hun geld in ondernemingen plachten te steken of op andere wijze te beleggen. De voor dezen tijd niet onaardige rente, de zekerheid en de gemakkelijke op eischbaarheid hebben daartoe geleid. Daardoor was het beeld van de toe neming der ioleggelden, welke tot voor eenigen tijd kon worden ver toond, bedrieglijk. Thans echter is, ondanks dit verschijnsel, tóch een volstrekte vermindering der inleg gelden ingetreden. Ziehier de cijfers Inlagen ged. April f 12 783,956.16 terugbetalingen' f 19.084.989.50, mioder ingelegd dan terugbetaald f 6.301.033.34. Ten name der titularissen van Staatsschuldboekjes was uit. Maart 1935 ingeschreven een nominaal bedrag van f 30.083.100 en op ultimo April was ingeschreven een nominaal saldo van f 29.765.650. Zooals men ziet, is de verminde ring in één enkele maand inderdaad verontrustend te noemen alles wijst er op, dat steeds meerderen hun laatste reserves moeten aantasten, Een andere aanwijzing voor den gevaarlijken toestand waarin ons volkshuishouden zich bevindt, levert het gebruik, dat de Regeering in toenemende mate maakt en moet maken van allerlei Rijksfondsen om hare leeningen onder te brengen. In de „Economisch Statistische Berichten" van 17 April 1.1. heeft de heer L. H. van Lennep hierover zeer terecht, het volgende geschreven Na den inschrijvingsdatum van de 3i/2 pet. Nederlandsch-Indische leening werd in de bladen bericht, dat de leeDing DÏet geheel volteekend was, zoodat alle inschrijvingen wareo toegewezen, en dat het niet aanstonds geplaatste bedrag inmiddels door de Rijksfondsen was overgenomen. Men kan veilig aannemen, dat 90 pet. van het aangeboden bedrag bij de fondsen terecht gekomen is. Dit is dus het resultaat van de zooals de bladen het uitdrukken moedige daad der Regeering om in deze be wogen weken met onverstoorbare rust haar leeningspolitiek ongewijzigd te laten. Bankiers hebben in dezelfde dagen een reeds uitgeschreven emissie ingetrokken, de Regeering heeft de hare gehandhaafd. Inderdaad, dit zou van moed getuigen, misschien wel van onbezonnenheid (welke zeeman handelt in storm, alsof het bladstil was ware het niet, dat de Regeering altijd een nooduitgang heeft. De fondsen zijn er goed voor, maar of "t ook voor de fondsen goed is Men denke zich in, dat een □aamlooze vennootschap onder soort gelijke omstandighenen een emissie van hare obligatiën gehandhaafd en bij mislukking haar pensioenfonds met de ongeplaatste stukken gelukkig gemaakt had welk een storm van verontwaardiging zou dit verwekken I Is hier iets anders gebeurd Op de buien was een heerlijke, zachte Meimaand gevolgd, die bosch en veld, struik en bloem als met een tooverslag veranderd had. Langs de beek, die zich achter Borghees in de Maas stort, kwam Mattesen Ties langzaam aangc slenlerd. In een korf droeg hij een aantal piepkuikens, die hij van de boerinnen op de verafge legen hofsteden en bij de keuters vrouwen gekocht had. Hij wilde het pad langs de beek volgen' naar de schaapskooi in het ven, maar 't zoele, loome voorjaarsweer zat hem in de »kneuk' en hij voelde buitendien volstrekt geen haast, want 't liep tegen den avond. Langzaam wandelde hij voorbij de vervallen gebouwen van den watermolen, toen zijn oog viel op een jongmensch, dat aan den rand van den vrij grooten waterplas een heel eind boven de vermolm de sluw met een hengel zat te visschen. Wille ze nogal biete, meester? vroeg Ties Da kos "wel béter 1 was het antwoord van Flipse Frans, want 'l was de hulponderwijzer, die hier zat te visschen. Net vur en liedje terug, ha'k enne zwaore karper der anhange, mer den is me der wer aafge- slage. En nou heb ik al wel ien en uur tieds gennen beet mer gehad. Ik gleuf da'k er mit uut- schei, went 't gift vandaag toch niks mer. 'I Werd wat laat. Dor heb ik now noot plezier ien kunne viende um dor mit zo'n gertje te gaon zilte droome, zei Ties, nadat hij een tijdje naar De verhouding van het Rijk tot zijn fondsen is onbevredigend en zal steeds moeilijker worden, naarmate de te beleggen bedragen groeien. Af< gezien van de reeds eenige jaren geleden door mij besproken vraag of het principieel wel juist is, dat de fondsen voornamelijk in staatsschuld beleggen, blijft het conflict van be lang. De fondsen hebben hun bereke ningen op een rentevoet van 4 pet. ingesteld en zien dus zeer ongaarne een daling onder dit cijfer (heeft dit de conversie der staatsleeningen in het 3i/2 pet. t} pe wellicht tegen gehouden," totdat zij niet meer met succes kon plaats vinden Anderzijds wil de staat de fondsen als gang makers voor zijn conversies gebruiken. Men zou alleen al om hei boven staande veel voor het omslagstelsel gaan voelen. Het tegenwoordige systeem mag uit een oogpunt van billijkheid in geen geval gehandhaafd worden. Men bedenke het even goed de RegeeriDg dwiogt de goeddeels door arbeiders en ondernemers bijeen gebrachte fondsen hunne gelden te beleggen in staatsleeningen. De staats kas komt echter, tengevolge van den economischen toestand des Rijks, in steeds grooter moeilijkheden. Allerlei Rijksuitgaven moeten worden afge kapt doordat deze afkapping in de gegeven omstandigheden, zich wreekt op de volkshuishouding verminderen dientengevolge weer de staatsinkom sten enz. Het eindresultaat moet zijn, dat de openbare schuldenlast van 6 milliard en de alleen aan hypothecair crediet 5 milliard bedragende private schuldenlast zóó zwaar op ons volkshuishouden gaan drukken, dat de rentebetaling dezer schulden onmogelijk wordt. Dit zou dan weer beteekenen, dat de fondsen in de onmogelijkheid zouden komen te ver» keeren om aan hun verplichtingen te voldoen. Beschouwt men dit geheele af- glijdingsproces, dan kan men tot geen andere conclusie komen dan dat het van nedergang tot ondergang voertwant de inhoud van het begrip „ondergang" kan men zich niet anders voorstellen dan zóó dat allerlei bestaande voorzieningen ten onder gaan in den benedenwaarts zuigenden maalstroom eener bezuini ging, welke geen perspectieven naar opgang openlaat. En dan driDgt zich de ten deze alles beslissende vraag opIs dit noodig is dit onvermijdelijk Zoo ja dan is het beter er geen woord meer over te spreken en eenvoudig in het onafwendbare noodlot te berusten I Zoo neen dan is het plicht te trachten uit den kolk te geraken, die ons volkshuishouden en dienten gevolge ook ons staatshuishoudeD, steeds verder omlaag trekt. Hier nu scheiden zich, als wij goed zien, onherroepelijk de wegen van hen, die zeggen wij kunnen niet anders dan steeds maar verder omlaag en wij moeten het eenvoudig aan een mogelijke, gunstige wending der conjunctuur overlaten, of wij ooit uit dezen nedergang zullen geraken en van ons en anderen, die zeggen wij moeten trachteu door inspanning van alle krachten en door een algeheeleo ommekeer in onze economische poli tiek, uit dszen kolk die ons neertrekt weg te komen en, als God helpt, kunnen wij dat ook, hoe zwaar overigens de taak ook moge wezen. P. Indien de foDdsende ongeplaatste den dobber van 't vischtuig had gekeken. Geej heddet meer staon op de bèesjes met haeur en vèere derop. Ik zal nie zegge, dat 't nie deugdiger is, mer 't is tiggeswur- rig vur meej te gevorlik. Vroeger, toew ik nog nao de normaalschol gong en ok later, as ik ien de vekansie van de kweekschol Ihuus was, bin ik er duk stil'lekes op uut getrokke mit 't gewèer van mien bruur, mer ik zeuj 't now nie mer durreve waoge, went as ze me snapte, zeujet meej mien baontje koste. 't Is anders zo'n wérrik wor ge nie goed vanaaf blieve kunt, as ge der èens de smaak van te pakke het, vervolgde Ties, mer dor slikt toch ok eigelik niks ien. As '1 now smoekelle was, da's wat anders, mer dor mot ik niks van hebbe. Dat laote geej liever an de jonge Kappusboer o"er, is 't Die zoo lachte Flipse Frans. Praot me nie van den leege kei, den is me het ankieke nog nie werd. Jao, ik heb 't heure verlelie, da ge um op owen rug nao de Kappushof gedragen het, toe de Pruisen um ien zien ribbe han geschole en hoe heej ow aon de barier dorvur bedankt hit. 't Is enne valsche mesjeu en 'n gemèen hondsvot, net as den Guust Don nez, den nouw twee jaor bromme mot. En wette geej worrum den schellum den andere verraoje hit Nie wette geej dat nog nie Dan zal ik ut ow is zegge, umdat zillie allebei mit Anneke van den Flammertschen hof wille vreeje, stukken beneden den koers van uit gifte, b.v. tegen 94 pet., hebben ge kregen, lijden zij geen schade, maar dan treft de Regeering een groot verlies, dat vermeden had kunnen worden. Herinneringen aan do omzwervin gen van een oud-oorlogscorres- pondent tusschen de strijdende part y en. Aan den Yser. Ik had na den val van AntwerpeD den indruk öekomen, dat het met den weerstand der Belgen volkomen go- daan was en ik besloot om te trach ten mét de oprukkende Duitschers de gevechtsfronten in Noord-Frankrijk te bereiken. Via Brugge trok ik op de Belgische kust aan. Het genoemde stadje herbergde een sterke bezetting. Vóór de Hallen stonden twee kanonnen opgesteld, welke dreigend hun monden naar de markt-ruimte richtten Een zelfde ver dediging had het Paleis van Justitie, waar de Kommandantur gevestigd was de gouvernementsgebouwen op de Markt waren geheel ingenomeD door den marinestaf van admiraal Schroder tientallen matrozen zaten in de bureaux op schrijfmachines te tikken. Troepen rukten af- en aan van het strijdtooneel aan den IJser, het rivier tje, dat ik tijdens de bloedige gevech ten, welke aan haar oevers werden geleverd, drie keer vanuit de verte heb mogen zien. Alvorens daarvan een en ander te vertellen, wil ik eerst een interessante ervaring beschrijven van een militaire begrafenis. Terwijl de strijd bij Mariakerke, even ten Zuiden van Ostende woedde, doolde ik door de duinen van laatstgenoemde plaats, waar ik hier en daar van de toppen af het een en ander van de luchtgevechten, de uitwerking der artillerie, het op trekken der (roepen en het transport der gewonden kon waarnemen. De lucht daverde van het geweld en de aarde leek in voortdurende beving. Toen ik wéér den top van een duin bereikte, keek ik ineens neer op een troep Duitsche militairen, in C3rré geschaard. In de open ruimte stonden een aantal officieren rond drie groote kuilen, waarin Roode Kruissoldaten de lichamen van negen militairen gingen leggen, officieren en gewone soldaten. Ik wilde me niet verdacht maken door terug te treden en daalde dus af, waarop ik direct werd aange houden. Nadat ik me gelegimiteerd had, werden me geen moeilijkheden in den weg gelegd. De negen lijken waren stuk voor stuk in een laken gewikkeld, maar van kisten was geen sprake. Als regel trouwens worden degenen, die op het oorlogsveld valleo, in den grond gestopt zooals men ze viDdt de grond wordt, als daar gelegenheid voor is, met ongebluschte kalk be strooid. Aileen het identiteitsplaatje, dat elke militair om den hals draagt, mét zijn boekje en de dingen van waarde, worden verzameld en in een zakje gedaan, dat naar de familie wordt opgestuurd. Dat de negen man, die daar ia de buurt van Ostende ten grave werden gedragen. zonder dat den enne der vur den andere iets van aaf wis. Mer toe Huub dal van Guust gewaar wier toe hit ie um gemèen gaon ver- raojs. En hoe wette geej dat alle- maol zo sekuur, vroeg Ties, ter wijl hij den meester schalks aan keek, want hij had zooiels hooren fluisteren, dat deze ook een oogje op het meisje had. Hit zeej ow da verteld De jonge man had een kleur gekregen en zag een anderen kant uit, zonder te antwoorden. Ik gleuf da 'k er nie wiet nève geraoje heb, isset nie zoo vroeg Ties verder. Nou en as dat nou zoo is was, dat Anneke me dat gezeed haaj, wat zeuj dat dan nog kwam er nu bedachtzaam bij den ondermeester uit. Och niks nie, ik heb ter niks tege, da ge der is meej praot. Mer wat zei ze der eigelik aof?" Da zal ik ow zegge, Ties. Uurst is den lompe vlegel van ennen Huub beej eur vader of wat ie dan is ik mein den Flammertschen boer, gekomme en en hit um de kop dol gemakt en gevraogd of ie nul Anneke trouwe mugde. En den aide, den errig op de penning is, was er dalik vur gewist en haaj ok gedocht dat Anneke dalik toehappe zeui, mer die haaj kordaat gezeed a3*dal ze den kappusboer nie en wooj. Den aide Pasmans haaj um al en krak van en koew mirakelduur ange smèrd, mer dor is ut vurloopig beej gebleve. Toe is Guust Donnez mit zien vader nao de Fiammerl in lakens waren gewikkeld, kwam zooals me bij navraag bleek door dat ze gestorven waren in een nabij gelegen oorlogslazaret. Bij de uitvaart was ook een klein marine-muziekcorps aanwezig. Met krachtige stem, om daarmee boven den kanonsdonder uit te komen, hield een Evangelische legeraalmoeze nier een lijkrede, waarin hij het held haftig gedrag der gevallenen memo reerde, die hun leven hadden geofierd voor God, Keizer en Vaderland en dus door een beschikking van God's ondoorgrondelijke raadsbesluiten niet bestemd waren om de eindvictorie van Duitschland's machtige leger scharen bij te wonen. De mariDiers brachten hun instru menten aan den mond en ontlokten er droeve tonen aan, terwijl de lichamen der gevallenen omlaag werden gelaten... Onderwijl klonk onophoudelijk een krakend boem- boem van het zware veldgeschut. En ieder „boem" beteekende weer het einde van andere menschen- levens.... De muziek zeurde voort en een voor een traden de officierea nader aan de geopende graven ze namen een hand zand en wierpen dat op de lichamen hunner gevallen kame raden. Ik zag het heen en weer bewegen van hun neusvleugels, het zenuwachtig bijten op de lippen ik zag tranen in hun oogen, Hodie tibi, gras mihi I moet hun gedachte zijn geweest. De plechtigheid werd besloten met het verzoek van den aalmoezenier om een gebed. „Onze Vader, Die in den hemel zijt, geheiligd worde Uw naam..." Boem-boem 1 Krak-krak-krak I Ook op mij had de begrafenis een machtigen indruk gemaakt en niet zonder ontroering schreed ik op mijn beurt tot aan den rand der kuilen.... Waar eenige palmteekenen waren neergelegd als zinnebeeld van den vrede, dien de gestorvenen eindelijk waren ingegaan. Ik liep nog even naar links en naar rechts op dit gelegenheidskerk hofje, langs de bescheiden kruisjes, welke de graven aanduidden. Zulk een kruis, gevormd uit twee ruwe plankjes, stond ook op een kleine zacdverhooging tusschen een paar potjes met bloemen en een paar bosjes veldbloemen. En ik zag met potlood op het ruwe hout geschreven: „HAUPTMAN GRAF VON SCHWER1N 19.10/14." t Was misschien, omdat deze naam reminiscenties wekte aan den geslachtsnaam van onzen prins gemaal dat we dit opschrift noteerden, maar méér nog om het treffende, dat mannen van allerlei rang en stand zonder onderscheid hier op dezelfde wijze aan den schoot der aarde werden toevertrouwd. Links en rechts immers van dezen Duitschen graaf rustten gewone soldaten en ook hui graf werd met twee gekruiste ruw houten plankjes en een potlood krabbeltje aangeduid. Ik beschreef het een en ander van wat ik gezien had, in mijn blad en tragisch noodlot 1 daardoor kwam ook de eehtgenoote van den gesneuvelden Graaf von Schwerin van het verscheiden van haar man op de hoogte. Zij was een Holland- sche barones van Lyuden en had in de eerste Augustus dagen van 1914 een z.g. oorlogshuwelijk gesloten met haar verloofde.een spoed huwelijk vóór het vertrek naar het slagveld. Op verzoek der familie deed ik later nog moeite om het graf duide- gegaon en die hebbe den boer zoveul gold vur de ooge laote blïnke, dat 't er misschien toch nog van gekome zeuj zien, dat dsn smerrige vulik zich heej vader en dochter iengedronge haaj, as ie nie net op lied ien de gevan genis terecht was gekomen. En now is den Yerraojer van ennen Huub wer opneejs an de geng gegaon en kumt iellik ocgenblik op de Flammert geloope... mer da weet ik zekers, dat zeej um nie wil, da weet ik zekers 1 Zooh, zei Ties, zit dat zooh En wie zeuj dat megje dan wel wille neme i Bij deze vraag keek hij weer schalks naar Flipse Frans, die hem nu ook lachend aanzag. Geej ziet enne rare fokke- tievus, Ties, geej wet weeg um overal aachter te kome. Mer, wat za'k oe zegge Wat helpt 't ons al, of weej, Anneke en ik hel onder os ens zien, as den aide er lege is Den aide wil 'n schonzoon den hoer is en den Flammertschen Hof hantiere kan, enne den wat ien de mellik te brokken hit en heej zal zien dochter nooit an ennen erreme schólmèster aafstaon. Wat dat 't boeren angaot, dan zeuj ik mis schien net zo goed klaorspeule as enne van die andere, went ik bin eiges ennen boerejong da wette geej meschien nog nie en ik heb altied meer plezier ien ut boeren gehad as ien 't leere. Mer wai za'k ow zegge Ziede, ik bin van Bretterswik afkumstig, wor mien vader en klein boerdereej hit, dat zien eigendom is, mer ik ziej den derde van dejonges en

Peel en Maas | 1935 | | pagina 5