TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
Bedenkelijke
verschijnselen.
FEUILLETON.
Mattesen Ties
de Kiesjeskèl
De overweldiging
van België.
Zaterdag 8'Juni 1935
Zes en vijftigste Jaargang No 23
Hoe het met onzen Middenstand
gesteld is. mag weliswaar tot op
zekere hoogte als bekend worden
verondersteld niettemin blijkt in de
practijk maar al te vaak, dat slechts
weinigen zich den ernst van den
toestand reaüseeren. Dat komt, omdat
deze toestand het publiek met zoo
sterk aanspreekt als die van sommige
andere groepen.
Het publiek ziet nog de winkels
en de mooie étalages, het ziet dat
menig middenstander nog altijd een
zekere positie blijft innemen in de
plaats waar hij woont maar het ziet
niet, wat het bijv. bij de werkloozen
wél ziet de zwarte zorg. welke
in toenemende mate middenstauders
van alle categorieën gaat drukken
het ziet niet de balansen die achter
de winkels en de mooie étalages den
werkeiijken toestand uitwijzen het
ziet niet de stapels onbetaalde reke
ningen en kwitanties, waarmede de
„loopers" der middenstandszaken ge
regeld van hun tochten terugkeeren
het ziet niet de armoede en het ge
brek, welke achter vele pogingen
om voor het uiterlijk nog een draag
lijk figuur te maken, verborgen gaan.
Het is ook niet mogelijk dit alles
te beschrijven sommige enquêtes
over de inkomsten van sommige
kleinere middenstandszaken zeggen
echter genoeg.
Hoe het in werkelijkheid met den
handeldrijvenden middenstand gesteld
moet zijn, wijzen echter de nuchtere
cijfers over de daling der consumptie
uit.
In de laatste „Economische en
Sociale Kroniek" van Maart 1935
samengesteld door 't Centraal Bureau
voor de Statistiek, wordt een over
zicht gegeven over 't laatste kwar
taal van 1934. Aan het slot daarvan
worden ook eenige mededeelingen
gedaan betreffende den achteruitgang
van de consumptie van eenige be
langrijke volksvoediDQsmiddelen. Dit
overzicht luidt
Bij de thans volgende beschou
wing van de ontwikkeling van
enkele consumptie cijfers zijn sto-
ringen, welke verband houden met
voorraadvorming bij accijnsver
booging e.d,, zoo goed mogelijk
uitgeschakeld.
Doorgaand stijgend verbruik ge
durende enkele jaren treft men aao
bij brood (inslag van bloem en
mee! door de bakkers).
Een stijging, welke in den loop
van 1934- tot staan kwam, ver-
toonen kalfsvleesch (aantal voor
het binnenland geslachte dieren),
sigaren en sigaretten.
Een duidelijke daling na stijging
tot in 1933 treft men aan bij
rundvleesch (aantal voor het bin
nenland geslachte dieren, echter
met inachtneming van de voor
raadvorming van Regeeringsvleesch
tweede en derde kwartaal vaD
1934 ongeveer 18 pCt. geneden
die van 1933) én sinaasappelen
(val gem. pl.m. 30 pCt.). Reeds
twee jaar duurt de achteruitgang
bij rook- en pruimtabak (val pl m
20 pCt.) en suiker (val 12 pCt.),
langer reeds bij bier.
Vrij constant verbruik na daling
treft men aan bij boter (maximum
in 1932 thans pl.m. 10 pCt.
daaronder), margarine (12 pCt.
onder 1931) en varkensvleesch (aan
tal slachtingen voor 't bianenlaod
val sedert 1932 pl.m. 26 pCt
Oorspronkelijk verhaal van de
Noord-Limburgsehe grenzen
door BERNARD VIELER.
37
Maar nu Iluub Moors zoo-juist
vernomen had, dat de jonge Don-
nez onder verdenking van brand
stichting gearresteerd was, had
hij zijn haat tegen dezen weer in
lichtelaaie voelen opvlammen en
zich gehaast tegen hem te gaan
getuigen.
De verklaringen van Huub en
die der twee andere mannen, ge
voegd bij het uiterste bezwarende
feit der compromitleerende was
lucifers, waren voor den wacht
meester voldoende om den jongen
Donnez in arrest te houden.
Hij werd dien nacht in het
gevangenhok der kazerne opge
sloten en den volgenden morgen
reeds vroeg naar den rech'er van
inslruktie gevoerd.
XXVIII
Een gemoedelijk praatje
by een Watermolen.
Maart en April hadden hun
dwaze, ongewenschle buien met
kwistige hand over de aarde ge
strooid en het menschdom op de
Ten slotte heeft het verbruik
van bananen zich, na daling tot in
het begin van 1934, daarna ge
deeltelijk hersteld.
Bij deze zuiver zakelijke mededee
lingen past tot goed begrip van
hare beteekenis, eenig commentaar.
Op de eerste plaats moet er de
nadruk op worden gelegd, dat het
hier, op enkeie uitzonderingen na,
eerste levensbehoeften geldt. De
consumptie daarvan vermindert uiter
aard, over bet algemeen genomeo,
het laatst. Onze werkloozen bijv.,
meer dan 400.000 menschen met
hunne gezinnen medegerekend mis
schien wel meer dan een millioen
kunnen nog wél voldoende brood en
eenige andere voedingsmiddelen
koopen maar eenieder weet, dat zij
zich nauwelijks nog nieuwe kleeren,
beddengoed enz. kunnen aanschaffen.
Men kan daaruit afleiden hoezeer de
consumptie van Diet noodzakelijke
levensbehoeften, om van alles wat
eenigszins op luxe lijkt nog te
zwijgen, moet zijn verminderd.
Op de tweede plaats moet men in
aanmerking nemen, dat in het boven
staande vergelijkingen voorkomen
met 1932 en zelfs 1931 (margarine).
Sindsdien is evenwel de bevolking
weer met een 3 a 400.000 menschen
gestegen en uil den aard dei; zaak
is daarmede teven3 het aantal distri-
buanten toegenomen. Vaa het ver
minderd verbruik moeten dus óók
een grooter aantal distribuanten
leven 1
Op de derde plaats is het aantal
distribuanten nog eens extra toege
nomen doordat een niet gering aan
tal personen, werkloozen uit andere
beroepen zich op den détail-handel
hebben geworpen, om althans nog
iets te kunnen verdienen, Zeer velen
zijn mislukt maar hebben de bona-
fide-dlstribuanten, die toch reeds met
een verminderde consumptie te wor
stelen hadden enorme schade toege
bracht.
Op de kierde plaats van sommige
artikelen als sigaren en sigaretten
steeg weliswaar de coosumptie maar
deze richtte zich in toenemende mate
op de goedkoopere soorten.
Op de vijfde plaats: de in boven
staande mededeelingen vervatte be
schrijving van den toestand is alweer
verergerd Da het laatste kwartaal
van 1934. Want uit het geheele land
bereiken ons berichten, dat de situatie
juist in het eerste kwartaal 1935 veel
ernstiger en dreigender is geworden.
En daarna is de nieuwe verergeriog
van den toestand ingetreden, welke
een gevolg is van de verhooging
der rente van alle bankgeld. Er is
veel gejuicht over het afslaan van
den aauval op onzen gulden. Te
weinig echter wordt bedacht, tegen
welken prijs deze aanval kon wor
den afgeslagen. Deze prijs is. dat,
terwijl de vaste lasten tóch reeds
zoo onhoudbaar zwaar drukken óók
op ooze middenstanders, een voor
allen uiterst pijnlijke verhooging in
trad van de rente, welke zij voor
hun bankgeld moesteo opbrengen.
Men stelle zich nu eens voor, wat
voor een zoodanig beproefden mid
denstand de achteruitgang der koop
kracht met nieuwe tientallen mil-
lioenen zou hebben. De gevolgen
daarvan, een opnieuw verminderde
consumptie, zouden voor velen den
ondergang beteekeneD, voor den
fiscus wederom minder inkomsten,
met als gevolg nieuwe bezuinigings
noodzaak de welbekende schroef
zonder einde 1
Het kan natuurlijk niet aoders, of
de eene afwisseling na de andere
getrakteerd.
Het dikke sneeuwkleed, dat
reeds meer dan twee maanden
heide en velden, huizen en bos
schen bedekt had, was plotseling
door felle, zoele regenbuien ineen
vuile, slijmerige pap veranderd.
De witte vlokken, die als met een
suikerstrooier gelijk poeier over
de fijne naalden der dennenboo-
men gespreid lagen, waren in
heldere waterdroppels verlooverd,
var. de takken op den zandbodem
gevallen en, niettegenstaande die
niet dorstig meer was, toch nog
opgeslorpt.
Daarop volgden dagen van or-
kaanachligen wind, afgewisseld
door gierende, striemende hagel
en regenbuien met nu en dan een
groengeel waterzonnetje.
Daar lusschen door weer eens
een paar zonnige voorjaarsdagen,
die de watersnippen in hel land
gebracht hadden, welke met de
kievitlen over de turfgronden en
vennen streken.
De snippentrek had weer eens
een aangename afwisseling in de
levenswijze van Mattesen Ties
gebracht en hij had er flink van
geprofiteerd.
Daar achter bij hem aan 't
Gravenven was 't feitelijk terra
incognita, waar geen andere jacht
liefhebbers zich vertoonden en de
jachtopzieners evenmin zich lieten
zien.
Palmzondag was nu echter reeds
lang verstreken en om dien lijd
is de snippentrek ook voorbij,
zooals het bekende jagersrijmpje
zegt: »Palmarum dan zijn ze al
tralarum."
de uitwerking van onze economische
situatie moet zich ook steeds meer
gaan vertoonen in den vorm van
aantasting van het opgespaard?
kapitaal.
Hoezeer ons volksvermogen reeds
werd aangetast is bekend.
Een bijzonder ernstig verschijnsel
is echter, dat ook de inleggelden bij
de Rijkspost Spaarbank in den laat-
sten tijd geregeld achteruitgaan. Dit
verschijnsel is hierom zoo ernstig,
dat van de Rijkspostspaarbank in
den laatsten tijd een steeds toene
mend gebruik wordt gemaakt óók
door lieden, die vroeger hun geld in
ondernemingen plachten te steken of
op andere wijze te beleggen. De
voor dezen tijd niet onaardige rente,
de zekerheid en de gemakkelijke op
eischbaarheid hebben daartoe geleid.
Daardoor was het beeld van de toe
neming der ioleggelden, welke tot
voor eenigen tijd kon worden ver
toond, bedrieglijk. Thans echter is,
ondanks dit verschijnsel, tóch een
volstrekte vermindering der inleg
gelden ingetreden.
Ziehier de cijfers
Inlagen ged. April f 12 783,956.16
terugbetalingen' f 19.084.989.50,
mioder ingelegd dan terugbetaald
f 6.301.033.34.
Ten name der titularissen van
Staatsschuldboekjes was uit. Maart
1935 ingeschreven een nominaal
bedrag van f 30.083.100 en op
ultimo April was ingeschreven een
nominaal saldo van f 29.765.650.
Zooals men ziet, is de verminde
ring in één enkele maand inderdaad
verontrustend te noemen alles wijst
er op, dat steeds meerderen hun
laatste reserves moeten aantasten,
Een andere aanwijzing voor den
gevaarlijken toestand waarin ons
volkshuishouden zich bevindt, levert
het gebruik, dat de Regeering in
toenemende mate maakt en moet
maken van allerlei Rijksfondsen om
hare leeningen onder te brengen.
In de „Economisch Statistische
Berichten" van 17 April 1.1. heeft de
heer L. H. van Lennep hierover zeer
terecht, het volgende geschreven
Na den inschrijvingsdatum van
de 3i/2 pet. Nederlandsch-Indische
leening werd in de bladen bericht,
dat de leeDing DÏet geheel volteekend
was, zoodat alle inschrijvingen wareo
toegewezen, en dat het niet aanstonds
geplaatste bedrag inmiddels door de
Rijksfondsen was overgenomen.
Men kan veilig aannemen, dat 90
pet. van het aangeboden bedrag bij
de fondsen terecht gekomen is. Dit
is dus het resultaat van de zooals
de bladen het uitdrukken moedige
daad der Regeering om in deze be
wogen weken met onverstoorbare
rust haar leeningspolitiek ongewijzigd
te laten. Bankiers hebben in dezelfde
dagen een reeds uitgeschreven emissie
ingetrokken, de Regeering heeft de
hare gehandhaafd. Inderdaad, dit zou
van moed getuigen, misschien wel
van onbezonnenheid (welke zeeman
handelt in storm, alsof het bladstil
was ware het niet, dat de Regeering
altijd een nooduitgang heeft. De
fondsen zijn er goed voor, maar of
"t ook voor de fondsen goed is
Men denke zich in, dat een
□aamlooze vennootschap onder soort
gelijke omstandighenen een emissie
van hare obligatiën gehandhaafd en
bij mislukking haar pensioenfonds
met de ongeplaatste stukken gelukkig
gemaakt had welk een storm van
verontwaardiging zou dit verwekken I
Is hier iets anders gebeurd
Op de buien was een heerlijke,
zachte Meimaand gevolgd, die
bosch en veld, struik en bloem als
met een tooverslag veranderd had.
Langs de beek, die zich achter
Borghees in de Maas stort, kwam
Mattesen Ties langzaam aangc
slenlerd. In een korf droeg hij
een aantal piepkuikens, die hij
van de boerinnen op de verafge
legen hofsteden en bij de keuters
vrouwen gekocht had.
Hij wilde het pad langs de beek
volgen' naar de schaapskooi in
het ven, maar 't zoele, loome
voorjaarsweer zat hem in de
»kneuk' en hij voelde buitendien
volstrekt geen haast, want 't liep
tegen den avond.
Langzaam wandelde hij voorbij
de vervallen gebouwen van den
watermolen, toen zijn oog viel op
een jongmensch, dat aan den rand
van den vrij grooten waterplas
een heel eind boven de vermolm
de sluw met een hengel zat te
visschen.
Wille ze nogal biete, meester?
vroeg Ties
Da kos "wel béter 1 was het
antwoord van Flipse Frans, want
'l was de hulponderwijzer, die
hier zat te visschen.
Net vur en liedje terug, ha'k
enne zwaore karper der anhange,
mer den is me der wer aafge-
slage. En nou heb ik al wel ien
en uur tieds gennen beet mer
gehad. Ik gleuf da'k er mit uut-
schei, went 't gift vandaag toch
niks mer. 'I Werd wat laat.
Dor heb ik now noot plezier
ien kunne viende um dor mit
zo'n gertje te gaon zilte droome,
zei Ties, nadat hij een tijdje naar
De verhouding van het Rijk tot
zijn fondsen is onbevredigend en zal
steeds moeilijker worden, naarmate
de te beleggen bedragen groeien. Af<
gezien van de reeds eenige jaren
geleden door mij besproken vraag of
het principieel wel juist is, dat de
fondsen voornamelijk in staatsschuld
beleggen, blijft het conflict van be
lang. De fondsen hebben hun bereke
ningen op een rentevoet van 4 pet.
ingesteld en zien dus zeer ongaarne
een daling onder dit cijfer (heeft dit
de conversie der staatsleeningen in
het 3i/2 pet. t} pe wellicht tegen
gehouden," totdat zij niet meer met
succes kon plaats vinden Anderzijds
wil de staat de fondsen als gang
makers voor zijn conversies gebruiken.
Men zou alleen al om hei boven
staande veel voor het omslagstelsel
gaan voelen. Het tegenwoordige
systeem mag uit een oogpunt van
billijkheid in geen geval gehandhaafd
worden.
Men bedenke het even goed de
RegeeriDg dwiogt de goeddeels door
arbeiders en ondernemers bijeen
gebrachte fondsen hunne gelden te
beleggen in staatsleeningen. De staats
kas komt echter, tengevolge van den
economischen toestand des Rijks, in
steeds grooter moeilijkheden. Allerlei
Rijksuitgaven moeten worden afge
kapt doordat deze afkapping in de
gegeven omstandigheden, zich wreekt
op de volkshuishouding verminderen
dientengevolge weer de staatsinkom
sten enz. Het eindresultaat moet zijn,
dat de openbare schuldenlast van 6
milliard en de alleen aan hypothecair
crediet 5 milliard bedragende private
schuldenlast zóó zwaar op ons
volkshuishouden gaan drukken, dat
de rentebetaling dezer schulden
onmogelijk wordt. Dit zou dan weer
beteekenen, dat de fondsen in de
onmogelijkheid zouden komen te ver»
keeren om aan hun verplichtingen te
voldoen.
Beschouwt men dit geheele af-
glijdingsproces, dan kan men tot
geen andere conclusie komen dan
dat het van nedergang tot ondergang
voertwant de inhoud van het
begrip „ondergang" kan men zich
niet anders voorstellen dan zóó dat
allerlei bestaande voorzieningen ten
onder gaan in den benedenwaarts
zuigenden maalstroom eener bezuini
ging, welke geen perspectieven naar
opgang openlaat.
En dan driDgt zich de ten deze
alles beslissende vraag opIs dit
noodig is dit onvermijdelijk
Zoo ja dan is het beter er
geen woord meer over te spreken en
eenvoudig in het onafwendbare
noodlot te berusten I
Zoo neen dan is het plicht
te trachten uit den kolk te geraken,
die ons volkshuishouden en dienten
gevolge ook ons staatshuishoudeD,
steeds verder omlaag trekt.
Hier nu scheiden zich, als wij goed
zien, onherroepelijk de wegen van
hen, die zeggen wij kunnen niet
anders dan steeds maar verder omlaag
en wij moeten het eenvoudig aan
een mogelijke, gunstige wending der
conjunctuur overlaten, of wij ooit uit
dezen nedergang zullen geraken en
van ons en anderen, die zeggen wij
moeten trachteu door inspanning van
alle krachten en door een algeheeleo
ommekeer in onze economische poli
tiek, uit dszen kolk die ons neertrekt
weg te komen en, als God helpt,
kunnen wij dat ook, hoe zwaar
overigens de taak ook moge wezen.
P.
Indien de foDdsende ongeplaatste
den dobber van 't vischtuig had
gekeken.
Geej heddet meer staon op
de bèesjes met haeur en vèere
derop. Ik zal nie zegge, dat 't nie
deugdiger is, mer 't is tiggeswur-
rig vur meej te gevorlik. Vroeger,
toew ik nog nao de normaalschol
gong en ok later, as ik ien de
vekansie van de kweekschol Ihuus
was, bin ik er duk stil'lekes op
uut getrokke mit 't gewèer van
mien bruur, mer ik zeuj 't now
nie mer durreve waoge, went as
ze me snapte, zeujet meej mien
baontje koste.
't Is anders zo'n wérrik wor
ge nie goed vanaaf blieve kunt,
as ge der èens de smaak van te
pakke het, vervolgde Ties, mer
dor slikt toch ok eigelik niks ien.
As '1 now smoekelle was, da's
wat anders, mer dor mot ik niks
van hebbe.
Dat laote geej liever an de
jonge Kappusboer o"er, is 't Die
zoo lachte Flipse Frans.
Praot me nie van den leege
kei, den is me het ankieke nog
nie werd.
Jao, ik heb 't heure verlelie,
da ge um op owen rug nao de
Kappushof gedragen het, toe de
Pruisen um ien zien ribbe han
geschole en hoe heej ow aon de
barier dorvur bedankt hit. 't Is
enne valsche mesjeu en 'n gemèen
hondsvot, net as den Guust Don
nez, den nouw twee jaor bromme
mot. En wette geej worrum den
schellum den andere verraoje hit
Nie wette geej dat nog nie
Dan zal ik ut ow is zegge, umdat
zillie allebei mit Anneke van den
Flammertschen hof wille vreeje,
stukken beneden den koers van uit
gifte, b.v. tegen 94 pet., hebben ge
kregen, lijden zij geen schade, maar
dan treft de Regeering een groot
verlies, dat vermeden had kunnen
worden.
Herinneringen aan do omzwervin
gen van een oud-oorlogscorres-
pondent tusschen de strijdende
part y en.
Aan den Yser.
Ik had na den val van AntwerpeD
den indruk öekomen, dat het met den
weerstand der Belgen volkomen go-
daan was en ik besloot om te trach
ten mét de oprukkende Duitschers
de gevechtsfronten in Noord-Frankrijk
te bereiken. Via Brugge trok ik op
de Belgische kust aan.
Het genoemde stadje herbergde een
sterke bezetting. Vóór de Hallen
stonden twee kanonnen opgesteld,
welke dreigend hun monden naar de
markt-ruimte richtten Een zelfde ver
dediging had het Paleis van Justitie,
waar de Kommandantur gevestigd
was de gouvernementsgebouwen op
de Markt waren geheel ingenomeD
door den marinestaf van admiraal
Schroder tientallen matrozen zaten
in de bureaux op schrijfmachines te
tikken.
Troepen rukten af- en aan van het
strijdtooneel aan den IJser, het rivier
tje, dat ik tijdens de bloedige gevech
ten, welke aan haar oevers werden
geleverd, drie keer vanuit de verte
heb mogen zien.
Alvorens daarvan een en ander te
vertellen, wil ik eerst een interessante
ervaring beschrijven van een militaire
begrafenis.
Terwijl de strijd bij Mariakerke,
even ten Zuiden van Ostende
woedde, doolde ik door de duinen
van laatstgenoemde plaats, waar ik
hier en daar van de toppen af het
een en ander van de luchtgevechten,
de uitwerking der artillerie, het op
trekken der (roepen en het transport
der gewonden kon waarnemen.
De lucht daverde van het geweld
en de aarde leek in voortdurende
beving. Toen ik wéér den top van
een duin bereikte, keek ik ineens neer
op een troep Duitsche militairen, in
C3rré geschaard. In de open ruimte
stonden een aantal officieren rond
drie groote kuilen, waarin Roode
Kruissoldaten de lichamen van negen
militairen gingen leggen, officieren en
gewone soldaten.
Ik wilde me niet verdacht maken
door terug te treden en daalde dus
af, waarop ik direct werd aange
houden. Nadat ik me gelegimiteerd
had, werden me geen moeilijkheden
in den weg gelegd.
De negen lijken waren stuk voor
stuk in een laken gewikkeld, maar
van kisten was geen sprake. Als regel
trouwens worden degenen, die op
het oorlogsveld valleo, in den grond
gestopt zooals men ze viDdt de
grond wordt, als daar gelegenheid
voor is, met ongebluschte kalk be
strooid. Aileen het identiteitsplaatje,
dat elke militair om den hals draagt,
mét zijn boekje en de dingen van
waarde, worden verzameld en in een
zakje gedaan, dat naar de familie
wordt opgestuurd. Dat de negen
man, die daar ia de buurt van
Ostende ten grave werden gedragen.
zonder dat den enne der vur den
andere iets van aaf wis. Mer toe
Huub dal van Guust gewaar wier
toe hit ie um gemèen gaon ver-
raojs.
En hoe wette geej dat alle-
maol zo sekuur, vroeg Ties, ter
wijl hij den meester schalks aan
keek, want hij had zooiels hooren
fluisteren, dat deze ook een oogje
op het meisje had.
Hit zeej ow da verteld
De jonge man had een kleur
gekregen en zag een anderen kant
uit, zonder te antwoorden.
Ik gleuf da 'k er nie wiet
nève geraoje heb, isset nie zoo
vroeg Ties verder.
Nou en as dat nou zoo is
was, dat Anneke me dat gezeed
haaj, wat zeuj dat dan nog
kwam er nu bedachtzaam bij den
ondermeester uit.
Och niks nie, ik heb ter niks
tege, da ge der is meej praot. Mer
wat zei ze der eigelik aof?"
Da zal ik ow zegge, Ties.
Uurst is den lompe vlegel van
ennen Huub beej eur vader of
wat ie dan is ik mein den
Flammertschen boer, gekomme en
en hit um de kop dol gemakt en
gevraogd of ie nul Anneke trouwe
mugde.
En den aide, den errig op
de penning is, was er dalik vur
gewist en haaj ok gedocht dat
Anneke dalik toehappe zeui, mer
die haaj kordaat gezeed a3*dal ze
den kappusboer nie en wooj. Den
aide Pasmans haaj um al en krak
van en koew mirakelduur ange
smèrd, mer dor is ut vurloopig
beej gebleve. Toe is Guust Donnez
mit zien vader nao de Fiammerl
in lakens waren gewikkeld, kwam
zooals me bij navraag bleek door
dat ze gestorven waren in een nabij
gelegen oorlogslazaret.
Bij de uitvaart was ook een klein
marine-muziekcorps aanwezig.
Met krachtige stem, om daarmee
boven den kanonsdonder uit te komen,
hield een Evangelische legeraalmoeze
nier een lijkrede, waarin hij het held
haftig gedrag der gevallenen memo
reerde, die hun leven hadden geofierd
voor God, Keizer en Vaderland en
dus door een beschikking van God's
ondoorgrondelijke raadsbesluiten niet
bestemd waren om de eindvictorie
van Duitschland's machtige leger
scharen bij te wonen.
De mariDiers brachten hun instru
menten aan den mond en ontlokten
er droeve tonen aan, terwijl de
lichamen der gevallenen omlaag
werden gelaten... Onderwijl klonk
onophoudelijk een krakend boem-
boem van het zware veldgeschut.
En ieder „boem" beteekende weer
het einde van andere menschen-
levens....
De muziek zeurde voort en een
voor een traden de officierea nader
aan de geopende graven ze namen
een hand zand en wierpen dat op
de lichamen hunner gevallen kame
raden. Ik zag het heen en weer
bewegen van hun neusvleugels, het
zenuwachtig bijten op de lippen ik
zag tranen in hun oogen, Hodie tibi,
gras mihi I moet hun gedachte zijn
geweest.
De plechtigheid werd besloten met
het verzoek van den aalmoezenier
om een gebed.
„Onze Vader, Die in den hemel
zijt, geheiligd worde Uw naam..."
Boem-boem 1 Krak-krak-krak I
Ook op mij had de begrafenis een
machtigen indruk gemaakt en niet
zonder ontroering schreed ik op mijn
beurt tot aan den rand der kuilen....
Waar eenige palmteekenen waren
neergelegd als zinnebeeld van den
vrede, dien de gestorvenen eindelijk
waren ingegaan.
Ik liep nog even naar links en
naar rechts op dit gelegenheidskerk
hofje, langs de bescheiden kruisjes,
welke de graven aanduidden.
Zulk een kruis, gevormd uit twee
ruwe plankjes, stond ook op een
kleine zacdverhooging tusschen een
paar potjes met bloemen en een paar
bosjes veldbloemen. En ik zag met
potlood op het ruwe hout geschreven:
„HAUPTMAN GRAF VON
SCHWER1N 19.10/14."
t Was misschien, omdat deze
naam reminiscenties wekte aan den
geslachtsnaam van onzen prins gemaal
dat we dit opschrift noteerden, maar
méér nog om het treffende, dat
mannen van allerlei rang en stand
zonder onderscheid hier op dezelfde
wijze aan den schoot der aarde
werden toevertrouwd. Links en rechts
immers van dezen Duitschen graaf
rustten gewone soldaten en ook hui
graf werd met twee gekruiste ruw
houten plankjes en een potlood
krabbeltje aangeduid.
Ik beschreef het een en ander van
wat ik gezien had, in mijn blad en
tragisch noodlot 1 daardoor
kwam ook de eehtgenoote van den
gesneuvelden Graaf von Schwerin
van het verscheiden van haar man
op de hoogte. Zij was een Holland-
sche barones van Lyuden en had in
de eerste Augustus dagen van 1914
een z.g. oorlogshuwelijk gesloten
met haar verloofde.een spoed huwelijk
vóór het vertrek naar het slagveld.
Op verzoek der familie deed ik
later nog moeite om het graf duide-
gegaon en die hebbe den boer
zoveul gold vur de ooge laote
blïnke, dat 't er misschien toch
nog van gekome zeuj zien, dat
dsn smerrige vulik zich heej vader
en dochter iengedronge haaj, as
ie nie net op lied ien de gevan
genis terecht was gekomen. En
now is den Yerraojer van ennen
Huub wer opneejs an de geng
gegaon en kumt iellik ocgenblik
op de Flammert geloope... mer da
weet ik zekers, dat zeej um nie
wil, da weet ik zekers 1
Zooh, zei Ties, zit dat zooh
En wie zeuj dat megje dan wel
wille neme i
Bij deze vraag keek hij weer
schalks naar Flipse Frans, die
hem nu ook lachend aanzag.
Geej ziet enne rare fokke-
tievus, Ties, geej wet weeg um
overal aachter te kome.
Mer, wat za'k oe zegge Wat
helpt 't ons al, of weej, Anneke
en ik hel onder os ens zien,
as den aide er lege is Den aide
wil 'n schonzoon den hoer is en
den Flammertschen Hof hantiere
kan, enne den wat ien de mellik
te brokken hit en heej zal zien
dochter nooit an ennen erreme
schólmèster aafstaon. Wat dat 't
boeren angaot, dan zeuj ik mis
schien net zo goed klaorspeule as
enne van die andere, went ik bin
eiges ennen boerejong da wette
geej meschien nog nie en ik
heb altied meer plezier ien ut
boeren gehad as ien 't leere. Mer
wai za'k ow zegge Ziede, ik bin
van Bretterswik afkumstig, wor
mien vader en klein boerdereej
hit, dat zien eigendom is, mer ik
ziej den derde van dejonges en