TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
De Puntjes op de i.
FEUILLETON.
Mattesen Ties
de Baesjeskèl
Pluimveeteelt.
Zaterdag 30 Maart 1935
Zes en vijftigste Jaargang No 13
Zijne schulden betalen
Dat is eerlijkDat moet
Men mag niet stelen ge moogt
ook niet leven en verteren op de
beurs van je winkelier.
De zakenman heeft geen winkel
om maar cadeautjes te geven
zoüder geld te ontvangen.
Hij wil wel wat wachten met de
betaling, doch niet te lang.
Het is onbegrijpelijk, hoe in dit
punt vele menschen het eerlijkheids
gevoel hebben verloren.
Zonder blikken of blozen koopt
men, terwijl men weet niet le kunnen
betalen.
Dan maar zuiniger geleefd; liever
dan in een jas te loopen, die niet
betaald is en Dog van een ander is;
of in een auto te rijden, die nooit
geheel afbetaald wordt.
De tering naar de nering zetten
is het parool van een eerlijk man;
niets koopen dat niet öf contant, óf
binnen niet te langen tijd kan be
taald worden.
Zoo men schuld heeft, moet men
zuiniger leven: niet naar de bioscoop,
geen radiotoestel, geen distributie,
geen reis, minder rooken en biertjes,
langer loopen met een jas of mantel.
Dan kon menigeen zijn schulden
betalen 1
Wat doet men anders: men leeft
op grooteren voet, men geeft zich
veel genot dat een ander maar
moet betalen.
Dat is onbillijk, en onrechtvaardig.
Eerst bet noodzakelijke en dan de
luxe. de overdaad.
En denkt men ook, als men gaat
verhuizen naar een andere plaats, hier
schoon schip te maken.
Of blijven er geen schulden brom
men
Men moet eens denken aan de
laatste afrekening, bij het oordeel
voor God.
Hij vergeet beslist niet de fouten
van onrechtvaardigheid
daar komt de dief, die inbraak
pleegde aan de beurt, maar ook de
man, die uit zorgeloosheid en onver
schilligheid tientallen of honderdtallen
van guldens nooit betaald heeft. Dit
telt als diefstal.
Die tong.
Er zijn drie zaken, waar de men
schen gemakkelijk over heen stappen:
asteien, oneerlijkheid, en vasten.
De kleioe tong doet meer dan de
vuist van een zwaar-gewicht bokser.
Ze heeft al menigeen neergeslagen.
Schandaaltjes vormen de lekkernij
voor kwade tongen hoe pikanter,
des te liever worden ze verteld.
En ze zien ondertusschen zoo
devoot uit de oogen, en ze gaan den
volgenden dag zoo devoot naar de
Mis.
En bij de volgende biecht hebben
ze moeite om wat te vinden ze
doen heelemaal niets 1
Maar de goede naam is het beste,
dat een mensch bezitzijt ge dezen
kwijt, dan kunt ge inpakken.
En wanneer ge dezen rooft, zijt
ge een dief, en wel een groote dief.
Het is niet de waarde van een
dubbeltje, dat ge ontnomen hebt,
maar veel meer. En ge zijt tot terug
gave verplicht, de goede naam moet
hersteld worden.
Het is vreemd, dat vooral kwaad
gesproken wordt, als iets tegen de
zeden is gebeurd wanneer iemand
op dit terrein is uitgegleden eD
op geen terrein heeft wellicht de
Oorspronkelijk yerlmal van de
Noord-Limburgsclie grenzen
door BERNARD YIELER.
27
Het was niets dan lage bereke
ning van den zoon van den kap
pusboer, een spontaniteit zonder
eenigen zweem, van liefde, want
hij had zelfs niet getracht zich
vooraf mei Anneke te verslaan,
naar haar liefde of neiging te
dingen.
Dat het teergevoelige meisje zich
diep gekrenkt gevoeld had, toen
haar vader haar in de »goej
kamer" geroepen had, om haar
daar in bijzijn van den brutalen
pretendent van diens aanzoek in
kennis te stellen, laat zich ge
makkelijk begrijpen en even be
grijpelijk zal het den lszer zijn,
dat Anneke van haar kant de
haar aangeboden hand met ver
ontwaardiging van zich wees.
Zie zoo nu weet de lezer
meteen waarom Anneke een kleur
kreeg en waarom »ze 't land" had
Netje Baltussen wist echter nog
meer van Huub van den Kappus-
boer te vertellen, want, ondanks
de moeite, die vader Moors en
diens zoons gedaan hadden om
de zaak geheim te houden, was
het nachtelijke avontuur en de
verwonding van den jongen boer
kwade tong zich zooveel te verwijten,
als hierinalleen het is verborgen
en geheim.
Een fijnen Christen kan men ken
nen aan de tong.
Zoo hij geen kwaad spreekt, en
men zich veilig bij hem weet, zich
bij hem kan uiten, zonder vrees voor
later critiek dat is een hoogstaand
iqan.
Het bedelaarsgilde in
den loop der tijden.
Iu lompen op straat, als richards
op hun villa,
De bedelarij is in alle landen der
wereld verspreid. Ook is het bedelen
niet een verschijnsel van den tegen-
woordigen tijd de bedelaars hebben
altijd bestaan en in de Middeleeuwen
waren de bedelaars zelfs veel tal
rijker dan in onze dagen. Men had
toen nog geen goed georganiseerde
armenverzorging en werkverschaffing,
zoodat de steden, maar vooral het
platte land, veel last ondervonden
van bedelaars, landloopers en zigeu
ners.
Onder het masker van bedelaar
drongen echter heel wat dieven,
spionnen en ander geboefte met
ongunstige '^oogmerken de woningen
der eerzame burgers binnen, die in
het geven van aalmoezen een goed
werk zagen. Omtrent de practijken
waarvan de bedelaars zich in die
dagen bedienden, vertelt een heel
oud boek, het „Liber vagatorium",
hetwelk omstreeks 1490 te Basel is
verschenen. Uit dit boek blijkt, dat
de bedelaars in verschillende catego-
riën waren te onderscheiden. Voor
eerst had men de gewone bedelaars,
die ter wille van God of van een
heilige een aalmoes vroegendeze
lieden waren geen bedriegers meestal
waretf het oude, arme en gebrekkige
menschen, die op deze wijze in hun
onderhoud voorzagen. Dan waren er
de bedelaars, die met zware ketenen
beladen het land doortrokken en
ieder, die het maar hooren wilde,
vertelden, dal zij met die kettingen
onschuldig vastgeklonken waren ge
weest in een gevangenis of op de
galeien. Meestal vertelden zij dan,
dat zij een gelofte aan een heilige
hadden gedaan, en dat na die gelofte
hun onschuld aan het licht was ge
komen. Zij smeekten dan om buD
eea kleinigheid te geven, opdat zij
hun gelofte zouden kunnen houden.
Ook werden meermalen lichaams
gebreken voorgewend om het mede
lijden op te wekken.
Zoo wordt van een man, die te
Schlettstadt voor de kerk zat, het
volgende vermeld „Te Schlettstadt
sat eenen voor die kercke, ende
deze hadde van eenen dief eenen
schenkel aan die galge afgesneden,
ende hadde desen schenckel met
banden op gebonden." Deze man
simuleerde, dat hij maar één been
had, en het andere, hetwelk hij los
naast zich had liggen, bij een ongeluk
had verloren. Ia werkelijkheid had
bij echter twee normale beenen.'Zijn
bedrog werd evenwel ontdekt; de
bedrieger werd gegrepen en aan den
schandpaal geslagen, waar hij was
overgeleverd aan de algemeene be
spotting van het volk.
Nog zeer veel andere geraffineerde
streken gebruikten de Middeleeuw-
sche bedelaars om het medelijden
hunner medemenschen op te wekken.
Zoo waren er de z.g. "zeeperen."
Zij besmeeiden zich met zalf en
beplakten hun lichaam met rauw
uitgelekt.
De jonge deern, die op den
Kappushof als meid-alleen had
gediend, was op stip en sprong
van daar vertrokken, omdat ze de
gemeene aanhaligheid van den
ouden Moors niet langer verdra
gen wou en zij had er alles toen
uitgeflapt.
Nel, de maad van den Kap
pusboer, die dor is gaon loope,
umdat den aide nie zuuver oppe
graot is en zien vingers nie thuus
kos halde, hit dat beej ons ien de
smis verteld. Huub was wiste
smoekkele en de kemieze ien
Pruises hebbe op um geschole en
urn ien de ziej gerakt. Heej hit
zich toe nog vort kunne sleipe tot
beej de schaopskoij vanPitterhan-
nes Hoebers, dor aachter ien 't
Graaveven, wor den Kiesjeskel,
gillie kent um wel Mattesen
Ties zegge ze dan toch tigges
worrig ien wont.
Den mins hit ie der 's naags
uutgeklopt en den goedzak hit um
op zienen rug nao den hof van
dan Kappusboer gedrage, die um
der nog amper dank vur gezeet
hit. En ien 't eurst mot 't er mit
Huub kwaod genoeg vur gestaon
hebben en dokter Job haaj zurreg
genoeg ovver um gehad, mer
onkruud vergut nie.
't Is enne kei van niks, den
heelen Huub en an den aide is
gen haor an wat dugt. 't Is enne
gemeine smiegt, dit was 't woord
van Angenees.
Giel van Dommelen voegde er
nog aan toe;
Dor hit altied zo iets vrimds
ovver den aide Kappusboer en ok
ovver Huub gehange en der wiere
vleescb, om den indruk te wekken
alsof zij vol builen en zweren zaten.
Dit soort bedelaars kostte den magi
straten heel wat zorgen, want maar
al dikwijls was de plaag zoo erg,
dat tot de strengste maatregelen
moest worden overgegaan. Zoo
vaardigde de magistraat te Arnhem
in 1545 een plakkaat uit, hetwelk
aan de zwervers en roovende bede
laars gebood de stad binnen drie
dagen te verlaten zoo zij na dien
tijd nog in de stad zouden worden
aangetroffen, werd hun neus openge
spleten. Ook werd de doodstraf wel
over een bedelaar voltrokken, terwijl
het brandmerk volstrekt geen zeld
zaamheid was. Een wel zeer wreede
bepaling werd in de dertiende eeuw
door de stad Brugge uitgevaardigd
„Indien een bedelaar, die bij u gast
vrijheid heeft genoten, weigert daags
nadien uit uw huis te vertrekken, is
het geen misdaad hem te verdrinken.'
In verschillende plaatsen, o a. te
Amsterdam, was op het bedelen
eenigszins toezicht gesteld. De bede
laars, die van buten kwamen, ont
vingen bij de poorten der stad een
looden penning, een z.g. bedelpenning.
Wanneer men hen zonder penning
op bedelen betrapte, moesten zij zes
weken in bet Werkhuis doorbrengen,
als het voor de eerste maal gebeurde.
Voor de tweede bekeuring werden
zij tot drie maanden veroordeeld,
terwijl zij bij de derde maal werden
gegeeseld en verbannen. In het
Werkhuis moesten de vrouwen touw
pluizen, spinnen, weven, naaien, enz.,
terwijl de mannen werden bezig ge
houden met het weven van peper
zakken, haren vloermatten, enz. Werd
de bedelaarsplaag in een stad of een
laodstreek te erg, dan werd door de
overheid een soort drijfjacht gehouden
waarbij niet zelden een premie werd
uitgeloofd voor een ieder; die een
bedelaar aanbracht.
Meermalen sloegen de verschillen
de gewesten de handen ineen en
hield men een „generale jagt'' op de
vagebonden. Om de eerzame burgers
tegen den overlast der bedelaars en
landloopers te beschermen, was er
een bijzonder soort politie in het
leven geroepen. Deze gerechtsdienaren
waren doorgaaas in het rood ge
kleed, zij hadden een grooten hond
bij zich en waren met geweren ge
wapend zij werden door het volk
armenjagers" genoemd. Ook tegen
woordige wor it door de overheid al
het mogelijke in het werk gesteld
om de bedelarij en de landlooperij
te bestrijden. In verschillende steden
heeft vooral de Dienst van het Maat
schappelijk Hulpbetoon de studie
van het bedelaarsvraagstuk ter hand
genomen. Een voorname factor hierbij
is, dat het publiek zijn vollen steun
en medewerking verleent. Eenige
jaren geleden werd door Maatschap-
pelijken Steun te Amsterdam een
lijst opgemaakt van de voornaamste
bedelaars aldaar. Aan al deze per
sonen werd medegedeeld, dat zij niet
behoefden te bedelen, doch dat ge
noemde Dienst bereid was steun te
verleenen. Zeer vele bedelaars heb
ben hiervan gebruik gemaakt.
Het lot der bedelaars moet men
niet altijd even tragisch opvatten,
want niet alle bedelaars zijn even
beklagenswaardig. Er zija er onder
hen, die met bedelen goed hun brood
verdienen. Vooral in Amerika maken
de bedelaars goede zaken. Leden
van de Universiteit van Chicago
hebben veens een speciale studie ge
wijd aan de bedelarij, waarbij zij tot
de conclusie kwamen, dat de bede
laar in Chicago van 5 tot 20 dollar
per dag verdient. Eenigen tijd ge
leden werd te New-York een man
van allebei dinger verteld, die nie
moij zien, mer weej zun 't er mer
beej laote. 't Is vast en zeker, dat
't minse zien, die mer allennig op
ur eige bedocht zien en vur enne
andere, zelfs nie vur enne erreme
mins, 't minste over hebbe.
Den slokkert van enne kies
jeskel hit ut ok al ondervonde,
da ge heej den Kappusboer nie
um dankbaarheid mot ankloppe.
'k Wed dat Mattesen Ties den
jonge Kappusboer vur den twedde
keer nie mer op zienne poekkel
bekant en uur wied nao huus zal
drage. 't Is anders gaar genne
kwaoje mins, den Kiesjeskel en
as ie an 't varlelle gut, dan motte
ow half kepot mit um lache.
Heej is ter genne, den za'l
gaon smoekele of stéle, rner haas
en kenient of ie dor zo skru-
puulig op is, da weet ik nie. En
is hit altied goej zin, den kei, al
hit ie 't ok nie breed dor gunder-
wiet ien 't ven.
-- Jao, zei Anneke 'Pasman,
mien moeder zei lést ok nog, dat
't genne slechte kei is en dat ie
vroeger ok béter daag gekend
haaj.
Ik vien dat de mins zo'n
par goejige ooge in zienne kop
hit, ik wur der altied werrem van
as ie me zo dieph der mit ankiekt
den enkele keer dat ik um is
ziej.
Nou Anneke, zei haar vrien
din Angenees, geej wet ok wel
wie geej liever ankiekt, as zonnen
aide Kiesjeskel.
Bij dit gezegde kreeg Anneke
weer een kleur, wat zij erg ver
velend vond en ook Frans voelde
zich gedrongen eens naar haar
geairesteerd. omdat hij in de wagens
van den ondergrondsche had ge
bedeld. Het bleek, dat hij in ruim 5
minuten tijd niet minder dan 25.72
dollar had ontvangen. Bij zijn ver
hoor verklaarde deze man, dat hij
een slechte week heeft, indien hij
niet minstens 20 dollar ontvangt. De
meeste bedelaars te New-York en
Chicago, die op de hoeken der
straten en op de stations en trappen
der ondergrondsche hun vaste plaats
hebben, bieden een hartverscheuren-
den aanblik.
Ia werkelijkheid echter leidt deze
bende van bedriegers (wat de meeste
van hen inderdaad zijo) een vroolijk
leven. Velen van hen wonen buiten
in villa's en komen 's-morgens met
een auto naar de stad voor hun
„zaken".
Eenige jaren geleden was te
Ihicago de oude „strompeljames"
een bekend bedelaarstype. Van huis
uit was hij echter een welvermogend
man Williams, zoo heette hij, was
de zoon van welgestelde ouders,
doch werd reeds vroegtijdig wees.
Zijn vaderlijk erfdeel verspeelde hij
geheel en al. Daarna trok hij als
vagebond door het land, totdat hij
trouwde. Na den dood van zijn
vrouw vatte hij zijn vroeger zwer
vend leven weer op, waarbij zijn
dochtertje hem vergezelde.
Op een van deze tochten kwam
hij ook te Chicago aan, waar een
arbeider uit medelijden een stuk
brood aan zijn dochtertje gaf. Het
brood zat in een krant gewikkeld.
Williams las deze en zag opeens zija
eigen naam staanhet bleek een
oproep te zijn van de erfgenamen
van zijn broer, die was overleden.
In lompen gehuld, verscheen Wil
liams voor den notaris, die hem eerst
niet wilde gelooven.
Na onderzoek bleek echter zijn
identiteit, en werd hem de erfenis
uitgekeerd, waardoor Williams weer
in goeden doen kwam. Doch het
nieuwe leven beviel hem niet met
hart en ziel hing hij aan zijn oude
beroep, en hij voelde, dal hij weer
moest gaan bedelen.
Zoo kwam hij er toe in de mor
genuren in alle stilte zijn villa te
verlaten en begaf zich dan langs
omwegen naar een bedelaarsherberg,
waar hij zijn „werkpak" aantrok.
Niemand herkende in den armoedigen
ellendigen bedelaar den rijken Wil
liams, die aan zoovele officieele
festiviteiten deelnam.
Williams had veel sympathie voor
alle armen en oogelukkigen, die hij
ruimschoots hielp. De opbrengst van
zijn eigen bedelarij besteedde hij dan
ook hoofdzakelijk voor liefdadige
doeleinden. Niemand heeft ooit ver
moed, dat deze bedelaar zoo'n merk
waardig dubbel leven leiddeeerst
na zijn dood lekte het geheim uit.
De koning der bedelaars was wel
dr. James How, die niet lang geleden
op 56 jarigen leeftijd overleed. On
danks zijn opvoeding en rijkdom,
koos hij zich geheel vrijwillig het
vrije leven der straatzwervens, zonder
ook maar een oogenblik te verlan
gen naar 't comfortabele leven, het
welk hij overeenkomstig zijn stand
kon leiden.
Dr. How studeerde aan Amerikaan-
sche en Engelsche universiteiten in
de medicijnen, doch onmiddellijk na
zijn examen begon hij het zwervers
leven, hetwelk hij tot aan zijn dood
toe heeft geleid. Hij stichtte in
Amerika de „Brotherhood Welfare
Association", welke uit zwervers en
vagebonden bestond en die in ver
schillende steden van Amerika on-
derafdeeling bezat. Voor het stichten
van tehuizen voor zwervers gebruikte
dr. How zijn geheele vermogen.
Eenige jaren geleden bezocht hij
Europa met het plan de Engelsche
collega's met de Amerikaansche
zwervers in een bond onder te bren
gen en zoo mogelijk zijn vereeniging
uit te breiden tot een internationale
organisatie.
Memoreer en wij ten slotte nog
een merkwaardig soort bedelaars,
n.m. de voddenrapers van Parijs.
Bedelen in den eigenlijken zin van
't woord, doen deze lieden niet. In
den vroegen morgen verlaten zij hun
huizen, gewapend met een grooten
zak, waarin zij stoppen, wat zij op
bepaalde plaatsen en voor de huizen
weten op te duiken. De meeste vod
denrapers houden de traditie nog in
eere, dat het beroep van vader op
zoon overgaat.
kant le kijken.
Heur is jonges, zei Angenees
't werd tied da we opstappe, went
anders trekt de percessie zonder
ons weg.
Jan, 't wurd tied, voegde
Anneke er aan toe, went we mot
te ok nog wat koope.
Het gezelschap stond op, eerst
gingen de meisjes alleen weg en
een oogenblik later volgden de
jonge mannen, nadat zij eerst de
verteering betaald hadden.
Aan de kraampjes op het kerk
plein troffen zij elkander weer,
maar ieder had het nu druk met
het koopen van »pleiskes, mopkes
en vantjes"
Flipse Frans voelde zich ge
drongen eens te loeren naar het
kraampje waar Anneke aan het
koopen was. Eindelijk zag hij de
kans schoon en vlug op 't meisje
toetredend, duwde hij haar heel
geheimzinnig iets in de hand.
Hier, Anneke, da's vur ow,
dat motte goehd beware, da's en
andenke.
En meteen wipte hij lachend
weer weg.
Anneke keek voorzichtig rond
om niemand haar beloerde en
draaide zich toen met het gezicht
naar de straat, in den hoek van
den luifel der kraam om.
Ze was nieuwsgierig te wetenk
wat Frans haar in de hand ge
duwd had en ontvouwde 't papier
dat er om heen zat.
't Was een hartje van taai-taai
een zoogenaamd Kevelaerspleske.
De bovenzijde was bedekt met
gesmolten, witte suiker en daar
om heen was een krullend randje
van rozenroode suiker gegoten
WENKEN BIJ HET BROEDEN.
Hoe meer de kip tot eiermachine
gevormd wordt, m a.w. hoe verder
we van de natuur afwijken, hoe
slechter de eieren over het algemeen
voor het broeden zullen zijo. De
natuur laat zich niet ongelimiteerd in
een bepaalde richting stuwen.
Vandaar dat de klachten van
slechte broedultkomsten ieder jaar
toenemen. Waaraan zijn deze hoofd
zakelijk toe te schrijven
le. aan de kwaliteit der broed-
eieren
2e. aan de behandeling der machine;
3e. aan de machine zelve.
Welke eieren geven doorgaans de
slechtste uitkomsten
le. de eieren van jonge kippen,
die tot een straffen leg zijn gefor
ceerd, hetzij door kunstlicht, hetzij
door te drijvend voer, hetzij door
beiden.
Men haalt uit de kippen, wat maar
mogelijk is, zonder er voor te zorgen,
dat zij in conditie blijven b.v. door
wat méér hardvoer te geven, als het
corpus te licht in gewicht komt,
2e. de eieren van kippen, waar
veel-te-jonge hanen bij loopen. Vooral
wie middelzware rassen houdt, weet
daar telken jare van mee te praten.
Komt men wat later in het seizoen,
dus als de hanen intusschen wat
ouder werden, dan wordt het beter.
Maar doorgaans is het dan te laat.
3. de eieren van kippen, die paren
moeten met hanen, welke elkaar niet
verdragen. We zien heel vaak, dat
er in het voorjaar nog een haan
geplaatst wordt, hetzij er een dood
|ing, hetzij er le weinig hanen waren.
)oor de completeering, zoo vlak
voor of soms in het seizoen, maakt
men de zaak eer erger dan beter.
Zeker, het aantal hennen kan te
groot wezen, ia verband met het
getal hanen, maar zulks is nog niet
zoo erg, als dat de hanen mekaar
niet verdragen.
4e. de eieien van kippen, die niet
pullorumviij zijn Het mag als alge
meen bekend verondersteld worden,
dat bij een pullorumbesmette kip aan
den eiertros dooiers van allerlei vorm
en kleur voorkomen. Men ziet dm
ook, dat bij de eieren van zulke
kippen zeer veel „dood in den dop"
komt, wat natuurlijk eene goede
uitkomst zeer nadeelig beïavloedt.
5e. de eieren, die te oud zija of
niet doelmatig werden bewaard. Her
haaldelijk is reeds gewaarschuwd,
om voor de machine geen eieren te
nemen, die langer dan 7 a 8 dagen
bewaard zijn.
Deze raad wordt echter heel vaak
in den wind geslagen.
6e. de eieren van kippen, die in
het voer iets te kort kwamen. Dit
laatste heel vaak bij vastzittende
kippen in betrekkelijk kleine ruimte.
Niet zelden waren bieten of mangels
het eeoige „groenvoer." Nu willen
wij deze gewassen niet ontraden,
maar de z.g. bevruchtingsvitamine
bevatten ze niet. Die zitten alleen in
jroeiend groenvoer, zooals boere-
rool, gespruite haver, snij rogge, gras,
e.d. Verder ook in goede levertraan,
Dohyftal, Denthavit e.d. preparaten
Deze dienen, minstens 'n maand
voordat men de broedeieren gaat
verzamelen, volop aanwezig te zijn.
Vandaar dat kippen, die in gras-
rennen loopen, doorgaans de sterkste
kiemen in de broedeieren geven.
Nu men „zoo goedkoop" mogelijk
tracht te voeren, zal het met de
uitkomsten nog slechter gaan worden:
een goed samengesteld voer heeft
immers 'n machtigen invloed op de
kwaliteit der broedeieren.
De behandeling der machine is
mede van zeer grooten invloed. Het
povere resultaat komt menigmaal op
rekening daarvan.
De machine kan verkeerd staan,
n 1. in een vertrek, waar de tempera
tuur veel te veel schommelt, 't Is
dan onmogelijk, om die schommeling
in de machine te voorkomen. Ze zal
zelfs nog grooter zijn dan daar buiten.
Dit is vooral het geval, als de
broedmachine, het broedvertrek, uit
ziet op het Zuiden. De werking der
zon zal dan de temperatuur op den
dag omhoog jagea. Maar in den
nacht is de invloed weg en dan gaat
de kachel of de lamp vanzelf ook
minder hitte afgeven, hoe dichter bij
zonsopgang, hoe minder.
Op den dag is 't dan in de machine
veel te warm, in de morgenuren veel
te koud. Nu is een beetje schomme
ling niet direct noodlottig, maar de
groote schommelingen in een vertrek
op het Zuiden, als er niet geschermd
wordt, wel,
Verder moet het broedvertrek
ijroot genoeg wezen, en daar hapert
liet maar heel dikwijls aan bij kuiken
broeders, welke over verscheidene
machines beschikken. Dan komt er
zuurstof (frissche lucht) te kort, en
deze speelt toch zoo'n groote rol bij
het kuiken, vóór en na de geboorte.
De machine moet naar alle zijden
waterpas staan en niet te dicht bij 't
raam, ook niet dat er tocht of trek
op valt.
Tot de behandeling der maehine
behoort ook het ventileeren en
vochten.
Naarmate het embryo in 't ei
jrooter wordt, moet er meer geventi-
eerd worden in de machine. De eerste
week is het embryo nog niet veel,
dus dan behoeft men ook maar
weinig in de machine te ventileeren;
de tweede week iets meer, maar de
derde week meer dan op de meeste
plaatsen gebeurt.
Als men een broedlokaal heeft, dat
op het N. uitziet, dan zal het vocht
gehalte daar meestal wel voldoende
zijn, vooral bij regenachtig en mistig
weer. Zoo niet (bij schraal, droog
weer) kan men den bodem van het
hok bevochtigen, inzonderheid de
laatste week.
Wel is steeds noodig, dat er
frissche lucht in 't broedlokaal kan
komen. Dus wel flink ventileeren,
zonder tocht op de machines te ver
oorzaken, in het lokaal..
De machine zelf kan ook de schuld
wezen, voornamelijk wanneer de
isolatie onvoldoende is. Dit komt
heel vaak voor bij die bijzonder
„goedkoope" machiaes, welke aan
geboden worden. Goedkoop is bij 't
aanschaffen eener machine, meestal
duurkoop 1
Op het witte binnenwerk van
het hartje was een chromoplaalje
van O L. Vrouw van Kevelaer en
daaronder een smal reepje bedrukt
papier geplakt, zooals men die bij
de ulevellen pleegt le vinden: op
dit briefje stond te lezen:
In Kevelaer heb ik aan u gedacht
En u dit pleske meegebracht.
Anneke kreeg een kleur, die
bijna kon wedijveren met het
rozenroode suikerrandje van hel
pleske en stopte het hartje zorg
vuldig weg in 't spoormandje, dal
ze in de hand droeg.
Toen ze dien avond thuis alleen
in haar opkamer was, bekeek zij
het pleske nog eens aandachtig,
maar ze dacht er niet aan het op
te eten.
Het was van oudbakken koek
deeg, waarschijnlijk even taai als
zoolleer, maar al was het ook hel
fijnste confiseurswerk geweest,
dan nog zij zich het als een zon
de aangerekend hebben, er een
landje in te zetten.
't Was immers een aandenken
van Frans.
En vele, vele jaren nadien, toen
de haren onder de poffermuts wil
geworden en haar eigen kinderen
al volwassen waren, rustte het
Kevelaerspleske nog steeds als
relikwie in de afgesloten Iade van
haar »kamenet". in het met zee
schelpen bezette doosje, dat ze op
de zusterschool gekregen had,
naast het lichtblauwe halssnoer
en de kralen armbandjes met het
kleine gouden slotje en het parel
moeren rozenkransdopje, het ge
schenk van de Hooglievrouw, hij
gelegenheid van haar eerste H
Communie.
Ruim een uur later trok de
Meerhoutsche processie weer on
der het zingen van een mooi
Marialiedje uit Kevelaer naar het
stille Maasdorpje, waar allen be
houden aankwamen.
Er was dien dag veel gebeden
en lalen we hopen ook veel ver
kregen.
Een beetje gepast vermaak mag
er gerust bijkomen. Berliner bol
len met koffie en appeltaartjes
met chocolade mogen nog, zonder
gevaar van .aanmerking, onder de
gepaste vermaken gerekend wor-
en.
XXII
Wat Boer Pasmans overkwam.
De Flammerlsche Hof was in
rep en roer. Krist, de bouwknecht
was zoo juisL teruggekomen en
had den «baas naar huis gebracht,
die op den grooten weg een onge
luk gehad had. Ilij verhaalde
juist aan de boerin
Weej zagen 't ankome en ik
liep wat ik loope kos der op aaf,
mer we kosse er niks mer an
doen, went 't was al gebeurd
zo dreij gor.k 't vrow. Den
baas voer en end vur ons ut mit
den bruune en de leeg kar en
weej kwame mit de weibeeste
aachternao geleid. Den baas stond
bove op de kar, zo tigge de schei
an geleund. Toe kwaam dor op
den dreij an disse kant van de
berier zonne selderjuuse woon-
wage an en dor begos den bruune
af te schrikke en mer toesjoer
achteruut te zette en dor op enne
keer gong kar en pèrd van de