TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
De overweldiging
van België.
FEUILLETON.
Mattesen Ties
de Kiesjeskèl
Gemeenteraad
Maashees.
Zaterdag 8 December 1934
Vijf en vlfftigste Jaargang No 49
Herinneringen aan de omzwervin
gen van een oud-oorlogscorres
pondent tusschen de strijdende
partijen.
Naar Von Manteuffel.
Mijn drie nieuwe „vrienden"
gooien de flesschen wijn op den
grond en trekken bun geweren onder
den arm. Ze doen beschermend
tegenover mij; ze gaan voor me
staan en verzekeren me, dat ik niet
bang behoef te zijn.
Ze zien schuw rond, maar het
raadsel wordt gauw opgelost, want
reeds hoor ik van achter de puin-
hoopen een Duitsch lied lallen. Een
troep soldaten duikt voor ons op.
blijkbaar een patrouille.
Ook deze lieden zijn dronkeD; ze
spelen met hun geweren en schieten
die bij wijze van „mop" af, als het
een of ander in de brandende huizen
hun aandacht trekt en als mikpunt
kan dienen.
De verbroedering met den be-
vrienden Hollander begint opnieuw,
thans gelukkig zonder champagne of
andere wijn. Als ik me eindelijk van
mijn vrienden kan losmaken, vind
ik weldra de Markt van Leuven,
waar o.m. het stadhuis en de be
roemde St. Pieterskerk was niet veel
meer óver.
De toren was verdwenen, het
kerkdak was ingestort, de mooie
gebrandschilderde vensters waren
vernield, het altaar was verbrand,
de preekstoel ernstig beschadigd.
Deze twee laatsten waren kunst
schatten van aanzienlijke beteekenis,
De meeste huizen op de Markt
stonden nog in lichterlaaie, maar een
deel der gebouwen is er toch ge
spaard gebleven.
In zulk een huis, een hoekgebouw
is een troep soldaten gelegerd
blijkbaar is het een offlcierswacht.
Natuurlijk werd ik weer aangehou
den enz., maar dat alles kwam op
de gewone wijze in orde.
Ook hier bleek ik weer een
„vriend" der brandstichters te zijn en
ik aanhoorde wondere verhalen van
het franctireurs-wezen in Belgie
Maar persoonlijk, neen, persoonlijk
hadden ze het niet ervaren...
Ik begon ernstig te prakkezeeren
over de kwestie van mijn nachtver
blijf, want waar zoude ik moeten
logeeren in deze brandende, door de
burgerij verlaten stad
Ik vroeg den be vel voerenden offi
cier dan ook, of ik den nacht mis
schien in de soldatenwacht, slapende
bij de manschappen zou mogen
doorbrengen. Hij vond het goed,
mits ik eerst nog even toestemming
ga vragen aan den stadscommandant
die op het „Bahnhof" (station) zetelt
eu mij het gevraagde verlof naar de
meening van den luitenant gaarne
zal verleenen.
Eer ik op het station beD, kom ik
nog terecht voor de Hallen van
Leuven, waarin de wereldberoemde
bibliotheek was gevestigd, welke om
haar waardevolle schatten de trots
van stad en land was. Slechts de
buirenmuren staan nog overeind;
binnen is het ééa ruïne van steen
klompen en een rookerige, smeulen
de papiermassa...
Verder gaande, vind ik tot mijn
groote verwondering ergens een oud
mannetje voor de open deur van
zijn woning. Hij is de eerste burger
dien ik in de stad ontmoette. Het
Oorspronkelijk verhaal van de
Noord-Liinburgsche grenzen
door BERNARD VIELER.
11
Zou er nu niet iets gedaan
kunnen worden om haar man uit
de gevangenis te krijgen, al was
het ook maar tijdelijk vroeg de
dokter aan den burgemeester. Ik
meen te weten, dat in buitenge
wone gevallen zooals dit, 'n der
gelijke tijdelijke invrijheidstelling
wel toegestaan wordt. Het zou
voor de arme vrouw zoo'n ver
zachting bij 't sterven zijn en bij
den man misschien ook een goede
uitwerking hebben. Weet u ook,
hoe langen tijd hij nog te zitten
heeft
Wat zeg je daar, dokter
Slaat het er met de arme vrouw
zoo slecht voor Ik wist niet eens
dat zij ziek was. Maar zeker, er
moet iets gedaan worden om dien
Ties vrij te krijgen dat zijn
vrouw hem nog voor haar af
sterven te zien knjgt. Ik weet
werkelijk niet hoelang hij nog
voor de borst heeft mij dunkt
zoo heel lang kan het niet meer
duren. Ik herinner mij wel, dat
hij tot zes maanden veroordeeld
is. Ik zal er terstond werk van
maken en een spoedrekwest om
geheele gratie of allhaus lijdelijke
was een vreemd gezicht: zoo'n oud
baasje, alléén in een brandende stad,
op een stoel voor z'n huis zittend?,
terwijl alles om hem heen door
vlammen verteerde 1
Zijn eigen woning is tot heden
gespaard; alléén door kogels is het
huil hier en daar beschadigd; vens
ters werden aldus vernield en het
houtwerk was op sommige plaatsen
doorboord.
Het mannetje vertelde me, dat al
zijn huisgenooten, zijn zoon met
vrouw en huisgenooten.-v.zijn zoon
met vrouw en kinderen, gevlucht
waren; ook hij zelf was oorspronke
lijk weggetrokken met een der klein
kinderen. Buiten de stad was hij
echter afgedwaald en teneinde raad
is hij toen naar Leuven teruggekeerd
Met „toestemming" der militaire
overheid verbleef hij thans in... zijn
eigen huis,
Ik overdacht, dat het in dat huis
van het oude heertje allicht beter
slapen zou zijn dan tusschen die
soldaten op de markt en ik vroeg
het manneke daarom of hij me voor
dien nacht onderdak wilde verleenen.
Hij had daar niets op tegen. Ik
wilde hem vergoeding geven voor
zijn moeite, maar daar wilde hij niets
van weten.
Maar, zoo zegt hij, als u mis
schien... wat brood bij u mocht
hebben... 't Is voor m'n jongske,
meneer, m'n kleinkind... Heel deD
dag hebben we nog niets gegeten
en 't ventje heeft zoo'n hoDger.
Toen huilde het oude heertje,
Ik had nog twee bólerhammen in
mijn rugtasch, brood, dat al oud en
hard was, ik was er zuinig mee
in die dagen. Ik wist ook niet
wanneer ik weer iets te eten zou
bekomen, maar toch stond ik mijn
mondvoorraad gaarne af.
Als Leuven me den anderen dag
zonder eten zou laten, dan kon ik
er tenminste wegtrekken, maar dat
manneke kon dat niet.
Ik zette mijn tocht weer voort
naar 't station, want in ieder geval
wilde 'ik met den stadscommandant
praten, voor in deze brandende hel
mijn nachtrust giDg zoeken.
Ik passeer ergens een groot, som
ber gebouw, dat slechts gedeeltelijk
gespaard bleef; de counturen teeke-
nen een grauwe, massieve silhouet
tegen den roodgekleurden avond
hemel.
Omdat van het gebouw een Roode
Kruisvlag neerhangt, sta ik even te
kijken en dan zoo meen ik
wordt zachtjes een zware, dikke
poortdeur geopend. Meteen sluit de
deur zich weer, zacht en onhoor
baar.
Begint het hier nou nog te spo
Ken ook
Kijk 1 daar opent de deur zich
weer. langzaam, heel langzaam.
Er ontstaat een kier en ik zie,
warempel: ik zag een gezicht met
een baard I Héél eventjes maar;
onmiddellijk daarop ging de deur
weer zachtjes dicht.
Ik moet er het mijne van hebben
en loop op de deur toe, die ik open
stoot. Er stond een schuchtere,
donkere, gebaarde jongeman voor
me, een burger. Nadat ik me als
Hollander heb bekend gemaakt, is
hij merkbaar verrast. Hij legt me de
hand op m'n schouder en het is
duidelijk, dat hij zijn hart lucht wil
geven. Hij is een Vlaamsche ge
neesheer en hij toont zich zwaar
onder den indruk der gebeurtenissen.
Ik zal een bittere aaoklacht tegen
de Duitschers te aanhooren krijgen,
meen ik, maar weldra bleek me, dat
het andere gedachten waren, die
invrijheidstelling indienen.
Hoe zoudt u er over denken
burgemeester, als ik er ook eens
met jonker van Vossum over
sprak Die heeft door zijn schoon
vader nogal invloed in Den
Haag
- 'n Uitstekend idee, dokter I
Doe het gerust en zoo spoedig
mogelijk. Hoe meer wielen we
aan 't draaien maken, hoe beter 1
Toch duurde het nog vier dagen
eer de poort der gevangenis voor
Mattesen Ties geopend werd.
De vereende bemoeiingen hadden
uitgewerkt, dat hem geheele gra
tie verleend en hij nu weer vol
slagen vrij was.
't Was reeds laat in den avond
toen Mattesen Ties den straatweg
naar Arnhem opstapte. Hij maakte
den langen weg naar Groenrode
geheel Ie voet en kwam diep in
den nacht aan de boschwachters-
woning aan. De deur was ge
sloten, maar toen hij met de klink
rammelde, werd ze spoedig geopend
door zijn schoonmoeder, die hem
alleen stijf «Gendag" zei en weer
afsloot.
In den gang kwam hem een
vreemde reuk van brandende
kaarsen en terpetijn tegemoet en.
toen hij door de zijdeur in de
kamer kwam, trof hem daar een
schouwspel, dat hem alles zegde
en toch niet door hem te begrijpen
was.
Aan de achterzijde van het
vertrek stond eene ongeschilderde
withouten doodskist, weike een
sterke terpetijnlucht afgaf, welke
zijn neus prikkelde en in die
kist lag zijn vrouw met een door
schijnend bleek gelaat en handen
hem enerveerden.
Ahwel, ge zijt uit Holland
Zég me dan, of het waar is, dat ge
de Duitschers hebt doorgelaten om
ons te overweldigen Zeg me, of
het waar is 1
De man wond zich merkbaar op
hij greep me bij m'n arm, me strak
in de oogen ziende, alsof-ie de
waarde wilde peilen van 't antwoord!
dat komen giDg.
Ik weet, dat die geruchten
verspreid zijn, antwoordde ik. Ze
zijn inmiddels echter tegengesproken
door de officieele Belgische instanties
zelve. Maar ook uit eigen ervaring
en aanschouwing zoo zei ik met
nadruk wéét ik en kan ik met
beslistheid verzekeren, dat van die
beschuldiging geen woord waar is.
Ik heb de eerste oorlogsdagen be
leefd ter plaatse, waar de strijd
woedde en ik kan het dus weten,
wat ik u hier vertel.
Het gezicht van den braven man
klaarde geheel op. Met ontroering
greep hij m'n hand eD, die warm
drukkende, sprak hij
Ahwel, het doet me oprecht
goed, zulks te hooren. Ge kunt u
niet voorstellen, welk schrikkelijk
leed het ons, Vlamingen, heeft gedaan
te moeten hooren, dat de Hollanders
met de Duitschers tegen ons zouden
hebben samengespannen.
De dokter werd nu ook wat
spraakzamer over andere zaken.
Vo'gens hem beweerden de Duit
schers, dat de inwoners van Leuven
uit vensters en kelders zouden heb
ben geschoten, toen de bezetting
der stad de troepen wilde gaan
helpen, die op ongeveer 7 K.M
buiten Leuven in gevecht waren
gewikkeld met de Duitschers.
De dokter noemd.e een dergelijk
verondersteld georganiseerd optreden
van de inwoners onder het tyranciek
bestuur, dat de Duitschers in de
acht dagen vóór de verwoesting der
stad hadden gevoerd, een psycholo
gische onmogelijkheid. De gedachte
er aan heette hij eenvoudig krank
zinnig.
W2t de Duitschers aan de stad
had Jen begaan, had deze dokter
voelen aankomen. Acht dagen ach
tereen hadden ze de bevolking uitge
plunderd ze hadden zelfs het laatste
brood weggehaald, dat de menschen
dringend behoefden om zich te
voeden.
Visé zoo zei hij was ver
woest moeten worden om de bevol
king van een groot-stad, Luik, down
te stemmen. Leuven ging op in
vlammen, vrouwen en kinderen waren
hier geslagen en verjaagd, mannen
jongens waren weggevoerd, vele
tientallen burgers waren vermoord,
omdat échter Leuven de Belgische
hoofdstad, Brussel, lag 1 De Brus
selaars moesten getemd worden door
den schrik van Leuven...
Het vinden door de Duitschers
van de z.g. geweren-depóts, die door
de Belgen zouden zijn ingericht
terwijl elk geweer den naam van
den burger droeg, berustte, naar de
Vlaamsche geneesheer ons mede
deelde, op een reusachtig „misver
stand". Nog vóór de Duitsche
troepen de stad waren binnengetrok
ken had de burgemeester een bevel
uitgevaardigd, dat alle wapenen
zouden worden ingeleverd. Hieraan
was door de bevolking voldaan en
de bijeengebrachte geweren werden
van een naamkaartje voorzien, opdat
ze na den oorlog aan de rechtmatige
eigenaren teruggegeven konden
worden. Deze wapenvoorraad is
door de Duitschers genoemd als een
„bewijs" van den georganiseerden
als van een wassen beeld
Een geplooid wit neteldoek
mutsje bedekte het hoofd en liet
nog even de donkerbruine haren
met de scheiding in het midder.
uitkomen.
Er lag een schijn van kalmte
over het gelaat, dat met de ge
sloten oogleden den indruk maakte
alsof er een slapende, een schoone
slaapster in de kist rustte.
Door de vingers der doode had
men haar rozenkrans gestrengeld
en op de borst lag een slerfkruis.
Vrouw Kersten en Bettemui
hielden de lijkwacht, zooals het
op de dorpen gebruikelijk was,
wanneer een doode »op het liek-
stroi lit".
Er was geen ander licht in de
kamer, dan dat van de twee was
kaarsen, die op de met een witten
doek gedekte tafel terzijde van de
doodskist naast een krusifïx
stonden.
Een kommetje met wijwater en
n palmtakje erin, slond naast
de kaarsen gereed voor de bezoe
kers, die naar vroom gebruik de
doode met het gewijde water
besprenkelen.
Ties dacht niet daaraan hij
wist immers zelf niet waaraan hij
dacht. Geen woord kwam over
zijn lippen alleen de breede
borstkas ging zwoegend op en
neer en het hart bonsde alsof 't
aandringende bloed e«* uitbarsten
wilde.
Het gezicht met den saamge
knepen mond was akelig om aan
te zien bij de flauwe schemering
der kaarsen.
Vrouw Kersten, die zwijgend
naast hem slond, kon dien aan*
opstaDd der burgerij.
Als ik den dokter nog vertel, dat
ik naar het „Bahnhof" wil. wijst hij
me, hoe ik zonder over gloeiend
puin te moeten gaan. daar komen
kan. Ik volg zijn raad. Ik ga door
buurten, welke eens de trots der
stad waren en thans slechts puin-
hoopen zijn de branden zijn hier
echter reeds uitgewoed, zoodat de
passage er minder gevaarlijk is.
Op den Boulevard de Namur
blij'ct verschrikkelijk te zijn huisge
houden. Talrijke patriciërshuizen zijn
er verwoest en in deze straat werden
vele menschen neergeschoten. Hun
lijken liggen nog op de straat, als
ik er passeer en ze bevinden zich
reeds in staat van ontbinding als
gevolg van de brandhitte in Leuven
De lucht is er even verpestend als
de aanblik van de straat ontstellend
is. Er loopen hier veel dronken
soldaten af en aan, van de „statie",
het door mij gezochte „Bahnhof",
ze lallen onder mekaar om de men-
schelijke cadavers, waar ze langs
heen moeten...
Het bloemperk voor het Leuven-
sche station was uitgegraven in een
grooten kuil had men de lichamen
verzameld van de Duitsche soldaten,
die in het treffen bij Leuven waren
gevallen.
Het stationsgebouw zelve werd
goed bewaakt, door nuchtere man
schappen, maar mijn „papieren" en
beslist optreden gaven me doorgang.
Ik werd aangediend bij den man,
die de verantwoordelijkheid draagt
van Leuven's verwoesting, bij
Generaal von Manteuffel.
Md. Wordt vervolgd.
moeders 1 We zien liet zoo dikwijls
gebeuren In de moeilijke jaren, die
iedere jongen en meisje moet door
maken, zoekt het kiud steun bij
vader en moeder. Maar in pleats,
dat vader en moeder dan hun kind
vol liefde aanhooren en wegwijs
maken in de moeilijkheden van het
leven, stooten ze het kind af, ont
wijken het antwoord op eenvoudig
gestelde vragen, met hel gevolg, dat
er een verwijdering ontstaat tusschen
ouders en kind. De jongen, het
meisje voelen zich alleen staan... En
waar gaan ze dan steun zoeken
Wat zou et een miserie worden
voorkomen, als vader en moeder
eens echt wisten te praten met hun
kind 1
H. Familie.
Als hij eens met
moeder had kunnen
praten.
Een jonge man van 18 jaar had
door zelfmoord een eind gemaakt
aan zijn leven. In z'h zak vond men
een afscheidsbrief aan z'n moeder.
We laten hier eenige zinnen uit
dien brief volgen
„Moeder, misschien hebt U nu
eens tijd voor me, nu dat ik niet
meer ben.
Ik weet niet of U mij kunt ver
geven. Weet niet eens of U mij
begrijpt...
Maar naar mij luisteren moet U,
ook al zei U anders altijd„Hein.
laat me met rust, ik heb nu geen
tijd
Ach ja, er was altijd iets, wat U
juist moest doen en wat U van zoo
veel gewicht vondt. Veel gewichtiger
dan mijn domme jongen-zaken 1
En ik had toch zoo graag een
ware moeder gehad 1 Zoo een als
mijn vriend Wouter. Daar kan
Wouter altijd naar toe gaan, die
beeft immer tijd
Ja, U waart altijd goed voor mij,
liet me uitgaan, zooveel ik maar
wou. U waart immers zelf altijd uit
Maar U hebt nooit gevraagd'
waar ik dan naar toe ging. Dat
interesseerde U ook niet 1"
Verder klaagt de zelfmoordenaar
er over, dat hij nooit eens z'n hart-
geheim aan z'n moeder heeft kunnen
openbaren. Hij had zoo graag eens
verteld, wat een strijd hij had te
voeren. „Ik zou U alles hebben
toevertrouwd, de geheele modderpoel
die ik doorwaad heb
En dan eindigt hij den brief met
deze woorden „Misschien, moeder,
als U tijd hadt gehad..."
Mocht dit tragisch geval een les
te meer zijn voor onze vaders en
blik niet verdragen. Zij ging weg
door de achterdeur het woord
«moordenaar" kwam over hare
lippen niemand had 't gehoord
en zij zelf was ervan geschrokken.
De' gestalte, die op den grond
geknield lag, rees nu moeilijk
omhoog het was Bettemui, die
Ties de hand gaf en snikkend
zeide
't Is erreg mienne jong, da
ge zoo het motten trugviende.
Ozze Lieven Heer hit eur en ow
uard gepakt, mer Heej duul alles
vur ons weizien en Heej wet wel
worrum. Geej mot now mer is
goed bidden, Ties, mienne jong,
dat locht op. Ocherrem, zeej hit
nog zo nao ow verlangt, went ze
hiel nog allied veul van ow.
Ties kon hel niet meer uit
houden. Hij ging naar de latafel,
die aan de muur naast de kachel
slond en woelde daar wat in rond.
Hij scheen het gezochte gevon
den te hebben en wilde dit
heimelijk in den zak steken, toen
de hand van Bettemui zijn pols
weerhield en hij hare zachte,
innig smeekende stem hoorde:
Nee Ties, mienne jong, dat
mugde nie. Nie vur God in den
hemel nie vur eur en nie
um der wille van het errem kiend
dor ien bed.
Dit zeggende wees zij met den
vinger eerst naar den hemel, dan
op de doode en tenslotte op de
bedstede, waarheen ze hem nu
leidde.
In het wijde bed lag een sla
pend kindje, waarvan men niets
als het rooskleurige gezichtje met
een paar donkere vlokjes haartjes
uit het weeke kussea zag uitko
FRANCISCAANSCHE
VONKEN.
Hebt U 't Is maar een heel
onnozele vraag wel eens een paar
tertiarissen met elkaar horen praten
Of nee, we hoeven niet te luister
vinken. hebt U eigenlijk wel eens
gedacht aan alles wat U zelf zegt
Zo heel fijnjes: zo ongemerkt duw
je een ander achteruit. Zo langs
neus weg komt er een hatelijkheid.
]a, en die zit je nou altijd dwars;
als ze maar eventjes kan zal ze jou
van je plaats duwen, kwaad zeggen
van je of van die mooi aangeklede
hatelijkheden naar voren schuiven.
Juist al die onfranciscaanse dingen
van je vertellen ze Doe je het
zelf niet van een ander
Dénk je wel ooit waarachtig Iran'
ciscaans over een ander, vooral over
een die je nu niet zo sympathiek is
Weet U, tertiarissen waar wij
soms verschrikkelijk veel last van
hebben Van een theetantementali
teit!
Dat kletsen over anderen, dat
gluren door de dichte gordijntjes
naar de overburen, desnoods met
een verrekijker tot op hun tafel. En
in vértrouwen echt niet verder
vertellen hoor zeg je het anderen.
Zo op de manier van: Niet om nou
eens wat te zeggen, want daar houd
ik niet van, maar moet U toch eens
even luisteren...
Theetantes-
Maar Cristus heeft eens gezegd;
„Daaraan zal men U kennen, dat ge
liefde hebt voor elkaar."
En: „Bemin Uw naaste als Uzelf."
Derde Orde Raad.
Tegenwoordig alle leden.
Voorzitter is Burgemeester A. Jans.
Secretaris L. Keuten.
De Voorzitter opent de vergadering
met den Christelijken Groet, waarna
de Secretaris de notulen der vorige
vergadering voorleest, welke ouver-
anderd worden vastgesteld.
1. Ingekomen stukken.
Worden voor kennisgeving aan
genomen.
i. Goedkeuringsbesluit van Ged.
Staten op raadsbesluit van 8 Oct.
tot afstand van grond aan het
Waterschap de Maaskant.
b. Idem raadsbesluit 14 Aug. tot
onderhandsche verpachting gemeente
boerderij aan Gebr. Beunen en H.
S. Beurskens.
Schrijven van Ged. Staten
waarbij machtiging wordt verleend
tot het doen van bepaalde uitgaven
men en een paar o zoo kleine,
gebalde vuistjes, die de uit den
mond gevallen speen omkneld
hielden.
Trots, alsof het haar eigen kind
was. wees Bettemui den vader op
de kleine en zei;
Niewaor Ties, mienne jong,
't is toch zo'n liefh ding.
Ras keerde ze zich om, greep
het palmtakje met het wijwater
dat ze Ties in de hand duwde en
zeide:
- Zoo, now makt uerst vurow
eiges en kruus, dan vur eur
op de doode wijzend en dan
zégende ok 't klein lemke.
Ties deed alles wat tante hem
zeide en ging toen uiterlijk kalm
naar de kist, waar hij zich over
de doode boog en een kus op
haar koud, bleek voorhoofd
drukte.
Dan nam hij de handen van
Bettemui in de zijne en trachtte
te spreken. De oude hoorde alleen
het woord »dank" tusschen de
snikken, die nu uit de borst van
den ongelukkige man opwelden.
XI.
Tieleke krygt een nieuwe
moeder.
De deurwaarder had zoo juist
de boschwachlerswoning verlaten,
hij had den inboedel opgeschrevnn
de volgende week zou alles
verkocht worden.
Kolderman, die in geen zes
maanden een cent rente meer
ontvangen had en vreesde, dat
de inboedel misschien verdwijnen
zou, had naar geen smeekbeden
op de begrooting 1934 tot 100 pCt.
d. Ged. Staten hebben enkele
kleine aanmerkingen op de verorde
ning tot heffing van besmettelijke
ziektegelden.
Aan de aanmerkingen zal «orden
tegemoet gekomen.
e. Ingekomen is een schrijven van
den Minister van Ouderwijs, betref
fende toepassing van, a'h 19 der
Lager Onderwijswet 19,20.
De Secretaris licht dit puDt toe
en zegt, dat volgens de Lager
Onderwijswet wordt uitgegaan van
de verplichting, dat in elke gemeente
voldoende openbaar lager onderwijs
zal worden gegeven. Indien niet de
ouders, voogden of verzorgers van
minstens 12 leerplichtige kinderen
openbaar onderwijs verlangen, kan
van die verplichting voor telkens 5
jaren afwijking worden toegelaten
door de Kroon. Met ingang van 1
Januari 1935 zal voor deze gemeente
de ontheffiogstermijn vervallen.
Daar niet voor een voldoend aan
tal kinderen openbaar onderwijs
wordt verlangd, wordt z.h s. besloten
aan de Koningin te verzoeken op
nieuw voor een termijn van 5 jaren
vorenbedoelde afwijking toe te laten.
2. Door B. en W. wordt den
Raad aangeboden de door hen op
gemaakte begrooting voor het dienst
jaar 1935.
De begrooting zal li dagen voor
eenieder ter visie worden gelegd op
de Secretarie, waarna behandeling in
de volgende vergadering zal plaats
vinden.
3. Verhooging Presentiegeld voor
de Raadsleden.
De Voorzitter stelt aan de orde
een voorstel van B. en W. om te
komen tot vehoogiog van het presentie
geld voor de raadsleden. Thans
bedraagt het presentiegeld in totaal
f 75 per jaar, hetwelk een vast be
drag is, dat op het einde van het
jaar over de leden wordt verdeeld
naar gelang vën het aantal bijge
woonde vergaderingen. Het presentie
geld is niet alleen te laag te achten
maar ook de regeling is onnoodig
lastig. Voorgesteld wordt thans een
bedrag van f 2 per lid en per bij
gewoonde vergadering.
De Raad vindt eene verhooging
alleszins billijk en besluit aan Ged.
Staten voor te stellen het presentie
geld te verhoogen met ingang van
1 Januari 1935 tot f 2 per vergade
ring.
4. B. en W. woiden gemachtigd
tot verkoop van enkele canada-
boomen staande op het z.g. Broek
onder Holthees.
5. Na eenige bespreking wordt
de pacht voor de gemeenteboerderijen,
voor zoover hét oude (hooge) pacht-
contracten betreft, voor den Novem-
bertermijn 1934 en voor den Mei-
termijn 1935 bepaald op f 20 per
H A.
De pacht voor de losse perceelen
wordt aan de hand van de schattings-
lijst, welke het vorig jaar heeft
gegolden, thans wederom met enkele
kleine wijzigingen vastgesteld voor
1934.
6. Verkoop-grond.
De Voorzitter zegt, dat eenigen
tijd geleden in het vooruitzicht is
gesteld de verkoop van grond te
Overloon—Twist. Verschillende ge
gadigden hebben zich aangemeld,
met wien men nog in onderhandeling
is.
B. en W. stellen voor thans een
perceel grond onderhands te ver»
koopen aan P. van Lankveld voor
de door hem geboden som van f 700
per H.A. voor berkensiDgelen weiland
en f 175 per H.A. voor bosch.
meer willen luisteren en op hard
vochtige wijze zijn recht gezocht.
Ofschcon Mattesen Ties na den
dood van zijn vrouw willoos en
suf alles om zich heen geschieden
liet, kon hij het toch niet goed
aanzien, dat de man der wet
daarbinnen al de voorwerpen, die
hem aan gelukkige, vervlogen
dagen herinnerdenen voor een
groot gedeelte van zijn ouders
afkomstig waren, in koeien bloede
opschreef.
Hij was naar buiten gegaan en
had zich neergezet op de mosbank
die zijn vader jaren geleden had
uitgegraven uit den leembodem
voor het huis, naast het naar den
boschweg afdalende pad, waar
men zoo'n schoon vergezicht
had.
Met het hoofd tusschen beide
handen en de ellebogen op de
knieen rustend, slaardehij wezen
loos voor zich uit en zag niets
van de heerlijke natuur, die hier
haar schatten met zoo kwistige
hand uitgestrooid had.
Voor de Klefdaalde 'tbouwland
in zacht glooiende golvingen naar
beneden, tot aan den grindweg,
die naar de grens leidde.
Ter linkerzijde lag half inge
sloten in den dalketel bet aardige
dorp met zijn beide oude kerkjes
sn gebouwen. In 'l verschiet recht
vooruit deinde de zon met een
violetblauw waas over de donker
groene heuvels van het onafzien
baar uitgestrekte duitsche domein
woud; tusschen dit en het dorp
zag men in de verte een welig
vlak landschap meigroene weiden
en roode en witte huisjes, eenigen
verspreid, anderen in groepen