TWEEDE BI.AI) VAN PEEL EN MAAS
Zaterdag 10 November 1934
De overweldiging
van België.
FEUILLETON.
Mlatteeen Ties
de Kiesjeskèl
De bemoeizieke
fiscus.
Vijf en vijftigste Jaargang No 45
Herinneringen aan de omzwervin
gen van een oud-oorlogscorres
pondent tusschen de strydende
partyon.
BIJ DE VLAMINGEN
Nu de strijd om de forten van
Luik geëindigd was, wilde ik de
Duitschers volgen, die via de schip
brug van Lixhe in de richting
Tongeren waren opgetrokken.
Wat me scherp opviel, was het
verschil in mentaliteit tusschen de
Walen en Vlamingen, zich uitende
in de beoordeeling der Duitschers.
De Walen hebben sensitieve naturen,
ze zijn opgewonden, luidruchtig en
branieachtig, als ze meenen. dat alles
goed gaat, maar zitten diep in den
put, geraken hopeloos en toonen
zich uiterst beangst, als de klappen
vallen.
De Vlaming is evenwichtiger. Z-e
gedroegen zich bijna vriendelijk
tegenover de Duitschers, die huD
woongebied binnendrongen. Ze ver
oordeelden natuurlijk ten sterkste de
neutrallteitsschending van het land
en elke familie was trotsch op de
zonen, die ter verdediging van het
vaderland waren uitgetrokken, maar
de doortrekkende Duitsche soldaten
werden toch mild beoordeeldmen
had meelij met ze. Zij konden het
tenslotte toch niet helpen, zoo meen
den de menschen van het Vlaamsche
land, dat ze gedwongen werden om
te doen, wat hun meerderen bevalen.
Ware de Duitsche legerleiding niet
van elk zielkundg inzicht gespeend
geweest, dan hadden ze van deze
gezindheid der burgers voordeel
kunnen trekken, maar ze bleek er
slechts op uit om door methoden
van bruut geweld de down-stem-
der burgerbevolking te verzekeren,
welke een militair voordeel betee
kent.
In hun militaire leerboeken hebben
ze het belang dezer methode ge
schetst: een bevolking, waaruit met
volstrekte zekerheid elke verzetsge-
dachte is uitgeranseld, vereischt
slechts een minimum aan bezettings
troepen.
Tegenover de Vlamingen hebben
de Duitschers hun systeem echter
tot hun schade gevolgd, want de
koppigheid en hardnekkigheid van
den Vlaming wordt gesterkt door
onrecht en geweld.
Vooral wanneer er een minder
fortuinlijk of een bloedig verloopen
gevecht was geleverd, had de bur
gerbevolking, welke in de buurt
huisde, van de reactie te lijden.
Op den 12 Augustus had 't eerste
treffen plaats gevonden tusschen de
Duitschers, die bij Lixhe de Maas
waren gepasseerd, en het Belgische
Maasleger, dat zich van Luik had
teruggetrokken.
Dat treffen vond plaats in de
buurt van Haeien.
De Belgen hadden gelegenheid
gehad om zich daar in te graven
en verscheidene mitrailleurnesten in
te richten.
De Duitschers, blijkbaar meenende
dat ze slechts met een achterhoede
hadden te doen van een nog steeds
terugtrekkend leger, dreven hun ca
valerie op den vijand af, wat een
bekende methode is om de verwar
ring levendig te houden in een
vluchtend leger en daarmee de re
concentratie te verhinderen.
Oorspronkelijk verhaal van de
Noord-Limburgscke grenzen
door BERNARD YIELER.
Nou goeien avond vrouw van
Duunhoven en wel thuus. Geej
het nog en heel eindje weegs vur
ow, mer ge mot mer zachjes an
doen. Da ge now tog nie wilt,
dat Ties ow thuus brengt. Mer
we woje allebei vanaovond vroeg
nao bed gaon, went ik bin muuj
en Ties mot merregevroeg mit den
uursten trein nao Kleef. Now ge»
naacht dan en wel thuus vrouw
van Duunhove.
Moeder Malhijsen keek de ver
trekkende nog een oogenblik na
en ging toen weer naar binnen
terwijl vrouw van Duinhoven
zachtjes, met haar boterkorf aan
den arm, verder sukkelde.
Ze had zoo ongeveer een paar
honderd passen gedaan, toen ze
blijkbaar moe werd en op den
wal langs den weg ging zitten om
uit te rustei}.
't Was erg stil in de natuur en
de maan gaf nog geen licht van
beteekenis. 't Scheen alsof vrouw
van Duinheven het zich gemakke
lijk maken of den nacht in de
buitenlucht doorbrengen wilde,
want ze begon waarentig zich uit
te kleeden.
De cavallerieaanval werd afgesla
gen door een moordend mitrailleur-
vuur. Bij Haeleo hebben de Duit
schers ernstige verliezen geleden.
Tusschen mijn tochten naar Luik
en Visé door, in vorige hoofdstuk
ken beschreven, toefde ik reeds in
de streek van Tongeren en ik was
daar ook in den middag van den
12en Augustus.
Gedurende de eerste dagen van de
bezetting der stad, hadden de Duit
schers er zich behoorlijk gedragen en
de verhouding met de bevolking was
toen goed, maar na den slag bij
Haeien is dit alles veranderd.
Toen ik me in Tongeren aan de
Kommandantur, gevestigd in het raad
huis, vervoegde, werden daar regel
matig gewonden binnengebracht,
welke van het slagveld bij Haeien
kwamen.
Al deze mannen wareu slechts
eenige uren uit Tongeren verwijderd
geweest: hun opmarsch was n.l. des
morgens vanuit die stad begonnen.
De begeleidende soldaten traden
nu aanstonds ruw tegen de burgers
op. Op nieuwsgierigen, die voor het
raadhuis kwamen kijken, werd ge
schoten; de menschen werden hun
woningen ingejaagd en gelast werd,
dat overal de ramen en deuren
geopend moesten worden.
Dat schrikbewind bleef zoo eenige
dagen voortduren. Er zija toen
meerdere burgers gedood en aan den
weg, welke naar Maastricht leidde,
zijn een 12tal woningen verbrand;
van de wiükels werden de ruiten
ingegooid, waarop de voorraden
werden geroofd.
Ik heb een poosje in de omgeving
vertoefd en van de terugkeerende
militairen bijzonderheden verzameld
over den uitslag van het gevecht bij
Haeien. Toen begaf ik me maar
weer op weg naar de grens om
vandaar die bijzonderheden door te
kunnen sturen naar de krant.
Even buiten Tongeren kwam ik
een afdeeling Roode Kruiswagens
tegen, welke alle met gewondeD
waren geladen; cavallerie begeleidde
den stoet.
Ik werd aangehouden en mij werd
beduid, dai ik terug moest naar
Tongeren, daar gemeend werd, dat
de Belgen in de richting van deze
stad zouden pogen op te rukken.
In de stad terug zijnde, probeerde
ik om een fiets machtig te worden.
Madame zoo vraag ik in een
fietsenzaak hebt ge een oude
velo voor me te koop
Eu prompt kreeg ik ten antwoord:
Aan de Duitschers verkoop ik
geen velo 1
Ik probeer ze duidelijk te 'maken
dat ik geen Duitscher ben en tooD
ze zelfs mijn papieren, maar de
vrouw blijft onverzettelijk.
Als i.c een Hollander was, zei ze,
zou ik geen velo durven rijden,
want dat is streng verboden aan de
burgers. Als de Duitschers hierheen
komen om de velo's op te eischen,
moet ik bukken voor het geweld,
maar ik verkoop geen velo aan ze I
In een andere fietsenzaak lukt het
me evenmin de menschen waren
reeds te zeer verstoord geraakt.
Bij een caféhouder eindelijk, tik ik
voor 22 fraDcs een oud karretje op
den kop.
Met de fiets schoot ik in ieder
geval beter op dan loopende en ik
wil trachten om over Luik heen
naar de Nederlandsche grens te
komen, teneinde aldus de Belgische
troepen te vermijden.
Ik dwaal over allerlei binnenwegen
en beland tenslotte in een plaatsje
Eerst zette ze de groote boerin-
nenmuts af, toen stroopte ze den
rok uit en legde die met den
»wulle nussik", die ze van de
schouders trok, in de korf, met de
muts er boven op en toen liep
Mattesbn Ties op een aardig
gangetje met de mand aan den
arm door het bosch naar de plaats
waar hij dien morgen de strikken
gevonden had.
Zijn eerste werk was de korf te
verbergen en toen klom hij, na
het terrein goed verkend te heb
ben, tusschen de dichte struiken
op den eiken wal.
Hij wist zoo goed als zeker, dat
de drie stroopers de woorden van
zijn moeder gehoord hadden en
dat zij zich veilig zouden wanen,
in de veronderstelling, dat hij niet
meer uil zou gaan.
Een half uur kon hij daar ge
zeten hebben, toen hij tamelijk
nabij een geweerschot hoorde,
direct gevolgd door een tweede,
De smeriappe drieve't gruus-
ke tussche de bus aaf, zei Ties
lot zichzelf. Eerst dacht hij erover
daarheen te gaan, maar terstond
liet hij dit plan weer varen.
Hier heb ik ze zeker, dacht
hij en bleef met geduld verder
de stroopers afwachten.
Korten lijd daarop vernam zijn
geoefend oor het nadeden van
voetstappen, dat gaandeweg dui
delijker werd.
De tamelijk groote dennen van
het bosch bij de Bosseltsche baan
stonden noga) ver uiteen en de
maan was nu opgekomen, zoodat
het terrein vrij goed verlicht was
en hij de voorwerpen en personen
in de nabijheid goed opnemen
tegenover Jupille gelegeD, waar ik
door een uhlanenpatrouille word
aangehouden.
Reeds vanuit de verte wordt me
beduid, dat ik moet afstappen.
Twee mannen springen woest van
hun paarden en zonder er naar te
luisteren, wie en wat ik ben, snijden
ze met hun messen mijn fietsbanden
in reepen. Heftig gesticuleerd en
dreigende springen ze dan weer te
paard en snellen voort.
Ik sleep mijn armzalig karretje nog
een stuk verder, maar word dan door
een tweede patrouille aangehouden,
welke nog minder complimentjes
maakt; een paar kerels trappen al de
spaken van de wielen kapot.
Nu moest ik wel loopende mijn
weg naar de grens zoeken. Ik be
reikte deze bij Oud Vrdenhoven,
waar me een nieuw avontuur stond
te wachten.
Ik werd er n.l. aangehouden door
de Nederlandsche grenswacht, omdat
me mijn Nederlandsch paspoort niet
vertrouwde.
Dat paspoort was, naar 't gebruik
van die dagen, in het Fransch ge
steld; er was geen Nederlandsch
woord op te lezen. Ik werd naar 't
wachtlokaal geleid en alles wat Oud
Vroenhoven aan boeren, burgers en
buitenlui herbergde, had zich daarbij
in optocht achter me geschaard.
Toen ik eenmaal bij de luitenant
van de wacht was beland, was het
misverstand gauw opgehelderd: maar
niettemin bevatte de „Limburger
Koerier" dien dag het bericht, dat
de M correspondent van „De Tijd"
door de Nederlandsche autoriteiten
was gevangen genomen, toen hij
poogde om, vanuit België komende,
de Nederlandsche grens te over
schrijden, een bericht, hetwelk door
de overige bladen werd overgeno
men en verbreid.
Nog een ander voorbeeld van het
optreden der Duitschers tegenover
de Vlamingen, d.w.z. de Vlaamscb
sprekende Belgische Limburgers.
Canne is een Belgisch dorpje aan
de Nederlandsche grens bij Maas
tricht. De bewoners zijn de meest
goedmoedige menschen, die men zich
bedenken kan.
Ze hadden een braven, eenvoudi-
gen burgemeester, die dagenlang zijn
best deed om zijn gemeentenaren
maar gerust te stellen.
Laat alles maar aan mij over,
was ie gewoon te zeggen.
Ik uoodig de Duitschers als ze
komen, op een glaasje en je zult
zien: dan is er best op te schieten
met die menschen.
Zoo had hij ook inderdaad gedaan:
Meerdere dagen achtereen had hij
aan de officieren van de doortrek
kende, tijdelijk te Canne rustende
troepen, zijn beste wijnen geschon
ken.
Dinsdag 18 Augustus.te ongeveer
11 uur 's avonds, kwam een groot
aantal bagagewagens, den „trein"
vormende van een infanterie-brigade
door 't dorp gereden, toen van een
der soldaten, die in den laatsten
wagen gezeten waren, plotseling de
revolver afging.
Dat was voor alle manschappen
dadelijk het sein om uit de wagens
te springen en in het wilde weg een
hevig geweervuur te openen, zonder
dat nochtans en gelukkig, iemand
werd geraakt,
Enkele dronken manschappen trok
ken op de woning van den burge
meester af en zoodra had zijn vrouw
de deur niet voor de lieden geopend
of de ongelukkige werd een kogel
kon.
Stille Wieske liep in jagende
houding met een geweer in beide
handen voorop doorhet hout naar
den kant van de baan. Achter
hem aan kwam Röjen Allebertin
de linkerhand een haas en in de
rechterhand een knuppel dragend.
Dan kwam Pèlje den. bult, die met
een paar luchtige passen naar den
eikenwai, waar de strikken ston
den, sprong.
't Isgoejel riep de bultenaar,
hier zit d'r enne 1 Kiekte géej is
noar de aondere strik, Allehert 1
De boschwachter overlegde wat
hij doen zou. Wegens zijn ver-
kleeding was het hem niet moge
lijk geweest zijn geweer mee te
nemen, zoodat hij geen ander
wapen bij zich had dan de revolver
die hij stevig omkneld hield.
Stille Wieske stond het dichtst
bij hem half met den rug naar
hern toegekeerd niet ongunstig
voor zijn plan. Met één enkelen
sprong stond Ties naast hem en
keide met de kolf van zijn revol
ver zoo'n geweldigen slag op de
rechterhand van den niets ver
moedenden langen slungel, dat
Ties hem verder uit de andere
hand rukte. Nu was hij baas.
Willem Janssen, Piet van
Dommelen en Albert Leuseman,
onthoudt dag en uur. Gillie ziet
alle drie gelrappierd.
Onderwijl had het venijnige
■bultje een mes uit den zak getrok
ken en besprong daarmee den
bosch wachter van achteren. Deze
had de beweging nog bijtijds op
gemerkt en schopte met zijn
linkerbeen zoo geweldig achteruit
tegen den buik of de borstkas van,
dwars door het hoofd gejaagd. Als
een herinnering aan deze gruweldaad
bewaar ik nog de huls en de pa
troon, die in den gangmuur was
gedrongen.
De soldaten hebben de gevallen
burgemeestersvrouw nog ernstig mis
handeld; de gangmuren waren met
haar bloed bespat en besmeurd. De
woestelingen drongen het huis verder
binnen en vonden er den heer Derks
advocaat en lid van de Provinciale
Staten, wien een bajonet in de borst
werd gestoken. Ook hij was direct
dood. Zijn echtgenoote vluchtte in
den kelder en brak daarbij een been.
De heer Derks hoorde eigenlijk
thuis te Roelanche, doch was voor
de veiligheid met vrouw en zeven
kinderen naar Canne gevlucht, waar
hij bij burgemeester Poswick een
gastvrij onthaal had gevonden.
Toen ik 's anderen daags in de
woning kwam, vertoonden de gor
dijnen de sporen van pogingen tot
brandstichting. Alle kasten waren
leeggehaald en het glaswerk lag in
scherven op den grond tusschen de
brokken van een crucifix en vaq
heiligenbeelden. De plafonds waren
geheel doorschoten.
Een drama als zich hier had afge
speeld, was helaas niets bijzonders
in die eerste oorlogsmaanden. Ik
vermeld het alleen als een zeldzaam
staaltje van brutaliteit, omdat de
bedoelde burgemeesterswoning nog
geen 5 Meter van de Nederlandsche
grens was gelegen, aan een weg n.l.
welke voor de helft Nederlandsch
en voor de andere helft Belgisch
grondgebied is.
Toen de dronken Duitsche sol
daten in het wilde weg vuurden,
moesten de soldaten van de Neder
landsche grenswacht vluchten achter
een tuinmuur, welke in korten lijd
tal van kogelgaten bevatte. De wilde
tooneelen hielden geruimen tijd aan,
want nog lang bleven de Duitschers
zich in het huis, waar de lijken van
hun twee slachtoffers lageD, te goed
doen aan geroofde wijnen.
In dit geval hebben de schuldigen
zich niet met succes achter de franc-
tireursfabel kunnen verschuilener
waren te veel onverdachte getuigen.
Het schijnt, dat een protest van de
Nederlandfche autoriteiten tot een
serieus onderzoek heeft geleid. Wolff
heeft later bericht, dat de schuldigen
in Aken zijn terechtgesteld.
Als reactie op de ergerlijke uit
spattingen van vele troependeelen,
begonnen sommige bevelvoerders in
dezen tijd trouwens krachtiger maat
regelen te Demen om de tucht te
handhaven. Toen op den 24en Aug.
onder de gemeente Hoei verscheidene
burgers overhoop waren geschoten
en de Rue de Jardin was platgebrand,
vaardigde de bevelvoerende officier
de volgende dagorder uit
Verleden nacht is er een fusillade
geweest. Het is niet bewezen, dat
inwoners der stad nog wapens
thuis hadden. Het is evenmin be
wezen, dat de Bèvolking aan het
schieten deelgenomen heeftin
tegendeel, naar het schijnt, zijn de
soldaten onder den invloed van
den alcohol geweest en zijn begon
nen te vuren in den onbegrijpe
lijken schrik van een vijandelijken
aanval.
Het gedrag der soldaten gedu
rende den Dacht maakt een schan
delijken indruk, op weinige uit
zonderingen na.
Wanneer officieren of onder
officieren huizen in brand staken
zonder toelating of bevel van den
commandant, of hier van den
het gedrocht, dat deze met een
smak achterover sloeg.
Ties sprong op hem toe om hem
het mes af te nemen, maar het
addertje gaf hem nog geen kamp
en stak den bosch wachter onver
wacht in de linkerhand, waarbij
hij hem een flinke snee toebracht.
Ties slaakte een kreet van pijn
maar het mes hield hij toch in
de verwonde hand.
Ter belooning voor den streek
kreeg Petje zulk een harden klap
op den arm, dat men duidelijk
het kraken van een been kon
hooren.
Pietje gaf een vreeselijken gi),
waaraan Ties zich echter niet
stoorde, want hij had genoeg te
doen met op de twee andere
stroopers te letten, dat zij hem
niet te lijf gingen.
Bij die twee was de moed er
echter blijkbaar uit, nu Ties het
geweer en het mes machtig was;
zij bedreigden hem althans niet.
Hier mit owwen haas, Albert
aafgève zeg ik ow, en gef me den
andere uut de strik ok an. Zoo
en nou nao huus en nimt dat
prulkelke mit. In Aarum zien we
mekaar wel terug.
De schavuiten gingen op Petje
toe, die inmiddels moeilijk opge
slaan was en met de linkerhand
den rechterarm vasthield, lerwijl
men het knarsen van zijn tanden
kon hooren.
Als het licht genoeg geweest
was, zou men hebben kunnen
zien, dat zijn gezicht een groenen
tint had van de pijn. De arm was
even boven den pols gebroken,
het been midden door geslagen
zoodat pols en hand er machte
oudsten officier, of wanneer zij
door hun houding de troepen aan
moedigen om te branden of te
rooven, is dat een hoogst betreu
renswaardig feit.
Ik verwa:ht, dat overal een
streng onderzoek Ingesteld zal
worden nopens het gedrag tegen
over het leven en den eigendom
der burgerlijke bevolking. Ik verbied
te vuren in de stad zonder een
bevel van een officier.
Het ongelukkig gedrag der
troepen heeft als gevolg gehad,
dat een onderofficier en een soldaat
zwaar gekwest werden door Duit
sche munitie.
De Commandant,
Von Bassewitz, majoor.
Md. (Wordt vervolgd).
Hy staat aan bet doodsbed
van den belastingbetaler.
Belanglooze arbeid begrypt by niet
De fiscus mag meer dan wij. Zij
neemt althans de vrijheid om uit te
gaan van de stelling, dat alle men
schen leugenaars zijn, als ze het
aangiftebiljet voor de belasting in
vullen en deswege stelt zij in vele
gevallen den aanslag hooger dan
aangegeven was of verzoekt een
nadere mondelinge en op feitelijke
gegevens berustende toelichting.
Hiertegen kan op zich zelf geen
bezwaar rijzen, gezien de mentaliteit
van vele belastingbetalers-'en ont
duikers, zooals in het begin van dit
jaar duidelijk is gebleken.
Echter, absoluut ongepast vinden
wij het als de fiscus optreedt als in
de volgende, uit het leven gegrepen
gevallen, welke de a.r. „Rotterdam
mer" mededeelt.
Een bejaard man ontving dezer
dagen een briefje van den belasting
inspecteur met de volgende aanma
ning „In verband mee uw hoogen
leeftijd driegen wij er bij u op aan
uw effectenbezit op te geven."
Dat gaat te ver. Het is, alsof de
fiscus ons toeroeptMemento mori
maar betaal eerst uw belasting
een vermaning, welke op zich zelf
juist is en bij de prediking over het
achtste gebod ook van den kansel
gehoord wordt, maar welke niet in
bovenstaanden vorm gericht mag
worden aan iemand, van wien de
fiscus alleen maar veronderstelt (in
casu geheel ten onrechte) dat er
verzwegen effecten aanwezig zijn.
Men wou toch niet zeggen, dat het
op jeugdiger leeftijd niet zoo erg is,
als men effectenbezit verzwijgt, omdat
er dan minder kans is, dat het door
opgaven voor de successiebelasting
ontdekt zal worden
Een nog sterker bewijs van verre
gaande bemoeizucht is het schrijven
aan een ander belastingplichtige.
Hem werd n.l. antwoord gevraagd
op de volgende informatie „U gaf
nimmer eenige tantième op van uw
commissariaat in de N.V. (volgt de
naam). Indien dit u geen voordeel
bracht, wat beweegt u dan deze
functie te bekleeden
Het eerste deel van de vraag Is
niet ongepast, althans niet voor den
fiscus, die informeeren mag of men
uit eenig ambt al dan niet voordeel
trok. Maar het slot is verregaand
brutaal. Moet men aan den fiscus de
reden opgeven, waarom men com
missaris blijft van een naamlooze
vennootschap onverschillig welke
loos bij bengelden.
Er zal voor de drie helden niet
anders op dan stilletjes af ie
druipen op huis aan.
't Was beschamend 1
Wat zouden ze morgen uitge
lachen worden onder de.kornuiten
op den Sterrenberg, als 't zaakje
bekend werd.
Drie tegen een en dan nog het
geweer daarbij afgenomen.
Zwijgzaam verdwenen ze. Alleen
de kleine pad moest zijn gemoed
toch nog even lucht geven en
riep uit de verte:
Verdommeling 1 Ik zal 't ow
toch betaold zette, geej ziet van
meej nog nie aaf
Jao, 't is goehd! riep Ties,
die hem nakeek, onthoudt mer
dag en uur en.., de kompelemen
ten ok van vrouw van Duun
hove 1
Daarbij schaterde hij het uit,
deze laatste woorden van den
boschwachter brachten zelfs een
lachje op de gezichten der schel
men, die elkaar spottend aan-
keken.
Mit dieje kei is niks an te
vange, zei stille Wieske. 't Ergst
is dat ik mien buus kwiet bin,
mer 't kwaan, zo onverwaachs,
dat ik mien versland kompleet
nie mer haaj.
Ienpèpere za k 't urn toch 1
mopperde de bult; maar een tijdje
daarna zakte hij bewusteloos
naast de makkers ineen.
De pijn had hem Overmand en
ze moesten hem naar huis dragen.
Den volgenden dag begaf Ties
zich met het buitgemaakte geweer
en de andere jachttrofeeën naar
den jonker, die hem Luilengewoon
die men gaarne mee ia stand wil
houden, al levert het geen cent winst
op
Er is niets op tegen en zelfs alles
voor, dat de fiscus met kracht en
energie doorgaat om belastingont
duiking op te sporen en te straffen
zij mag zich daarbij, vanwege de
hardigheid en arglistigheid van veler
hart, meer veroorloven, dan in 't
maatschappelijk verkeer gebruikelijk
Is maar legen een bemoeizucht
als uit bovenstaande voorbeelden
spreekt, komen wij op. Er zijn
grenzen.
Als ge er niets mee verdient,
waarom werkt ge dan? Stel je
voor, dat iedereen op deze vraag
een antwoord zou moeten geven I
De fiscus zou handen tekort komen
om den belanghebbenden formulieren
uit te reiken.
't Zijn waarlijk niet alleen com
missarissen van Vennootschappen,
die hun bemoeiingen vaak niet langer
geldelijk beloond zien. Duizenden
middenstanders, neringdoenden, staan
dag in en dag uit te „sappelen"
om het eens in plat Amsterdamsch
uit te drukken in de hoop. dat
ze aan het einde van het jaar iets
verdiend mogen hebben. Velen van
hen zullen al tevreden zijn, als er
niet te veel geld bij gemoeten is
anderen arbeiden nog slechts om te
trachten de volkomen Instorting van
bedrijf en kapitaal te kunnen voor
komen.
Waarom WERKEN ze dan Zou
de fiscus vragen.
Zooals de „Rotterdammer" is zulke
vraag allereerst ongepast maar wij
meenen, dat ze daarnevens zeer dom
is. Het is de uiting van een al te
simplistischen ambtelijken gedachten-
gang.
Voor een ontvanger-of inspecteur
van de belastingen staat de zaak erg
eenvoudig hij ontvangt zooveel
tractement per maand, tegenwoordig
verminderd met zóóveel kortiDg, en
zit voor dat geld de belastingbetalers
achter de hielen. Waarlijk niet voor
zijn eigen genoegen, want zoo gauw
hij voor zijn bezigheid niet meer
gehonoreerd zou worden, staakte hij
ongetwijfeld onmiddellijk de achter
volging.
Voor den neringdoende staat de
zaak anders. Die moet voor zijn
bedrijf blijven arbeiden en vechten,
ook al zit er tijdelijk geen verdienste
meet in, omdat zijn kapitaal in het
bedrijf zit en zijn zaak wellicht zijn
eenige bestaansmogelijkheid voor de
TOEKOMST beteekenl.
We wilden dat hier nog eens uit
drukkelijk vaststellen, omdat mét den
bovenbedoelden inspecteur der be
lastingen zoovele burgers hun ichou
ders ophalen, wanneer er op wordt
gewezen, dat duizenden neringdoen
den zich tegenwoordig uitsloven
zonder uitzicht op loon of verdienste.
Niemand werk voor niemendal" 1
heet het dan.
Datgene, wat een arbeider terecht
als een bespottelijke gedachte ver
werpt, is iets, waartoe vele zaken
lieden in dezen tijd door de omstan
digheden worden GEDWONGEN.
Ze blijven werken in de hoop,
dat ze zelf in de toekomst uit hun
zaak nog een bestaantje zullen kun
nen halen in de hoop ook, dat ze
hun kinderen een broodwinning
kunnen nalatenin de hoop hun
kapitaaltje te redden en het geld
van anderen, dat in hun bedrijf zit
in de hoop tenslotte, dat ze hun
crediteuren datgene zullen kunnen
geven, wat hun toekomt.
De hard-werkende middenstand
prees.
Je zult voor iederen kerel
een tientje van me hebben, als ze
veroordeeld worden'; voortaan kun
je verder geregeld op een tientje
belooning rekenen voor elke jacht-
overtreding, mits er een veroor
deeling op volgt. Het doet mij
vooral plezier, dat je dat clubje
van Stille Wieske en consorten
gesnapt hebt. Ga zoo voort, Ma
lhijsen, dan zal ik tevreden over
je zijn.
Maar de toevloed van lienljes
in de beurs van Ties was voortaan
niet erg groot meer, want de
schrik zat er in bij de stroopers.
Afgezien van twee Sterren bergers
die hij bij het lirasseeren van
patrijzen gesnapt en een jongen
boerenzoon, die hij kreeg toen ie
een haas in zijn leger schoot,
had Ties gedurende het geheele
loopende jaar geen verbalen over
jachtdileclen meer gemaakt.
Den jonker was dit nog aange
namer, want hij was overtuigd,
dat er op zijn goederen zoo goed
als niet gestroopt werd, terwijl
daarentegen de eigenaars der na
burige jachtterreinen steen en
been klaagden over de toenemen-
de wilddieverij; daarbij kon de
jonker de tientjes in den zak
houden 1
VI.
9 Trui wil het vensterluik niet
meer openen.
Vrouw Malhijsen en haar zoon
hadden het nu zoo goed als ze
maar wenschen konden, maar 't
zou helaas niet zoo blijven.