TWEEDE BI.AI) VAN PEEL EN MAAS Zaterdag 10 November 1934 De overweldiging van België. FEUILLETON. Mlatteeen Ties de Kiesjeskèl De bemoeizieke fiscus. Vijf en vijftigste Jaargang No 45 Herinneringen aan de omzwervin gen van een oud-oorlogscorres pondent tusschen de strydende partyon. BIJ DE VLAMINGEN Nu de strijd om de forten van Luik geëindigd was, wilde ik de Duitschers volgen, die via de schip brug van Lixhe in de richting Tongeren waren opgetrokken. Wat me scherp opviel, was het verschil in mentaliteit tusschen de Walen en Vlamingen, zich uitende in de beoordeeling der Duitschers. De Walen hebben sensitieve naturen, ze zijn opgewonden, luidruchtig en branieachtig, als ze meenen. dat alles goed gaat, maar zitten diep in den put, geraken hopeloos en toonen zich uiterst beangst, als de klappen vallen. De Vlaming is evenwichtiger. Z-e gedroegen zich bijna vriendelijk tegenover de Duitschers, die huD woongebied binnendrongen. Ze ver oordeelden natuurlijk ten sterkste de neutrallteitsschending van het land en elke familie was trotsch op de zonen, die ter verdediging van het vaderland waren uitgetrokken, maar de doortrekkende Duitsche soldaten werden toch mild beoordeeldmen had meelij met ze. Zij konden het tenslotte toch niet helpen, zoo meen den de menschen van het Vlaamsche land, dat ze gedwongen werden om te doen, wat hun meerderen bevalen. Ware de Duitsche legerleiding niet van elk zielkundg inzicht gespeend geweest, dan hadden ze van deze gezindheid der burgers voordeel kunnen trekken, maar ze bleek er slechts op uit om door methoden van bruut geweld de down-stem- der burgerbevolking te verzekeren, welke een militair voordeel betee kent. In hun militaire leerboeken hebben ze het belang dezer methode ge schetst: een bevolking, waaruit met volstrekte zekerheid elke verzetsge- dachte is uitgeranseld, vereischt slechts een minimum aan bezettings troepen. Tegenover de Vlamingen hebben de Duitschers hun systeem echter tot hun schade gevolgd, want de koppigheid en hardnekkigheid van den Vlaming wordt gesterkt door onrecht en geweld. Vooral wanneer er een minder fortuinlijk of een bloedig verloopen gevecht was geleverd, had de bur gerbevolking, welke in de buurt huisde, van de reactie te lijden. Op den 12 Augustus had 't eerste treffen plaats gevonden tusschen de Duitschers, die bij Lixhe de Maas waren gepasseerd, en het Belgische Maasleger, dat zich van Luik had teruggetrokken. Dat treffen vond plaats in de buurt van Haeien. De Belgen hadden gelegenheid gehad om zich daar in te graven en verscheidene mitrailleurnesten in te richten. De Duitschers, blijkbaar meenende dat ze slechts met een achterhoede hadden te doen van een nog steeds terugtrekkend leger, dreven hun ca valerie op den vijand af, wat een bekende methode is om de verwar ring levendig te houden in een vluchtend leger en daarmee de re concentratie te verhinderen. Oorspronkelijk verhaal van de Noord-Limburgscke grenzen door BERNARD YIELER. Nou goeien avond vrouw van Duunhoven en wel thuus. Geej het nog en heel eindje weegs vur ow, mer ge mot mer zachjes an doen. Da ge now tog nie wilt, dat Ties ow thuus brengt. Mer we woje allebei vanaovond vroeg nao bed gaon, went ik bin muuj en Ties mot merregevroeg mit den uursten trein nao Kleef. Now ge» naacht dan en wel thuus vrouw van Duunhove. Moeder Malhijsen keek de ver trekkende nog een oogenblik na en ging toen weer naar binnen terwijl vrouw van Duinhoven zachtjes, met haar boterkorf aan den arm, verder sukkelde. Ze had zoo ongeveer een paar honderd passen gedaan, toen ze blijkbaar moe werd en op den wal langs den weg ging zitten om uit te rustei}. 't Was erg stil in de natuur en de maan gaf nog geen licht van beteekenis. 't Scheen alsof vrouw van Duinheven het zich gemakke lijk maken of den nacht in de buitenlucht doorbrengen wilde, want ze begon waarentig zich uit te kleeden. De cavallerieaanval werd afgesla gen door een moordend mitrailleur- vuur. Bij Haeleo hebben de Duit schers ernstige verliezen geleden. Tusschen mijn tochten naar Luik en Visé door, in vorige hoofdstuk ken beschreven, toefde ik reeds in de streek van Tongeren en ik was daar ook in den middag van den 12en Augustus. Gedurende de eerste dagen van de bezetting der stad, hadden de Duit schers er zich behoorlijk gedragen en de verhouding met de bevolking was toen goed, maar na den slag bij Haeien is dit alles veranderd. Toen ik me in Tongeren aan de Kommandantur, gevestigd in het raad huis, vervoegde, werden daar regel matig gewonden binnengebracht, welke van het slagveld bij Haeien kwamen. Al deze mannen wareu slechts eenige uren uit Tongeren verwijderd geweest: hun opmarsch was n.l. des morgens vanuit die stad begonnen. De begeleidende soldaten traden nu aanstonds ruw tegen de burgers op. Op nieuwsgierigen, die voor het raadhuis kwamen kijken, werd ge schoten; de menschen werden hun woningen ingejaagd en gelast werd, dat overal de ramen en deuren geopend moesten worden. Dat schrikbewind bleef zoo eenige dagen voortduren. Er zija toen meerdere burgers gedood en aan den weg, welke naar Maastricht leidde, zijn een 12tal woningen verbrand; van de wiükels werden de ruiten ingegooid, waarop de voorraden werden geroofd. Ik heb een poosje in de omgeving vertoefd en van de terugkeerende militairen bijzonderheden verzameld over den uitslag van het gevecht bij Haeien. Toen begaf ik me maar weer op weg naar de grens om vandaar die bijzonderheden door te kunnen sturen naar de krant. Even buiten Tongeren kwam ik een afdeeling Roode Kruiswagens tegen, welke alle met gewondeD waren geladen; cavallerie begeleidde den stoet. Ik werd aangehouden en mij werd beduid, dai ik terug moest naar Tongeren, daar gemeend werd, dat de Belgen in de richting van deze stad zouden pogen op te rukken. In de stad terug zijnde, probeerde ik om een fiets machtig te worden. Madame zoo vraag ik in een fietsenzaak hebt ge een oude velo voor me te koop Eu prompt kreeg ik ten antwoord: Aan de Duitschers verkoop ik geen velo 1 Ik probeer ze duidelijk te 'maken dat ik geen Duitscher ben en tooD ze zelfs mijn papieren, maar de vrouw blijft onverzettelijk. Als i.c een Hollander was, zei ze, zou ik geen velo durven rijden, want dat is streng verboden aan de burgers. Als de Duitschers hierheen komen om de velo's op te eischen, moet ik bukken voor het geweld, maar ik verkoop geen velo aan ze I In een andere fietsenzaak lukt het me evenmin de menschen waren reeds te zeer verstoord geraakt. Bij een caféhouder eindelijk, tik ik voor 22 fraDcs een oud karretje op den kop. Met de fiets schoot ik in ieder geval beter op dan loopende en ik wil trachten om over Luik heen naar de Nederlandsche grens te komen, teneinde aldus de Belgische troepen te vermijden. Ik dwaal over allerlei binnenwegen en beland tenslotte in een plaatsje Eerst zette ze de groote boerin- nenmuts af, toen stroopte ze den rok uit en legde die met den »wulle nussik", die ze van de schouders trok, in de korf, met de muts er boven op en toen liep Mattesbn Ties op een aardig gangetje met de mand aan den arm door het bosch naar de plaats waar hij dien morgen de strikken gevonden had. Zijn eerste werk was de korf te verbergen en toen klom hij, na het terrein goed verkend te heb ben, tusschen de dichte struiken op den eiken wal. Hij wist zoo goed als zeker, dat de drie stroopers de woorden van zijn moeder gehoord hadden en dat zij zich veilig zouden wanen, in de veronderstelling, dat hij niet meer uil zou gaan. Een half uur kon hij daar ge zeten hebben, toen hij tamelijk nabij een geweerschot hoorde, direct gevolgd door een tweede, De smeriappe drieve't gruus- ke tussche de bus aaf, zei Ties lot zichzelf. Eerst dacht hij erover daarheen te gaan, maar terstond liet hij dit plan weer varen. Hier heb ik ze zeker, dacht hij en bleef met geduld verder de stroopers afwachten. Korten lijd daarop vernam zijn geoefend oor het nadeden van voetstappen, dat gaandeweg dui delijker werd. De tamelijk groote dennen van het bosch bij de Bosseltsche baan stonden noga) ver uiteen en de maan was nu opgekomen, zoodat het terrein vrij goed verlicht was en hij de voorwerpen en personen in de nabijheid goed opnemen tegenover Jupille gelegeD, waar ik door een uhlanenpatrouille word aangehouden. Reeds vanuit de verte wordt me beduid, dat ik moet afstappen. Twee mannen springen woest van hun paarden en zonder er naar te luisteren, wie en wat ik ben, snijden ze met hun messen mijn fietsbanden in reepen. Heftig gesticuleerd en dreigende springen ze dan weer te paard en snellen voort. Ik sleep mijn armzalig karretje nog een stuk verder, maar word dan door een tweede patrouille aangehouden, welke nog minder complimentjes maakt; een paar kerels trappen al de spaken van de wielen kapot. Nu moest ik wel loopende mijn weg naar de grens zoeken. Ik be reikte deze bij Oud Vrdenhoven, waar me een nieuw avontuur stond te wachten. Ik werd er n.l. aangehouden door de Nederlandsche grenswacht, omdat me mijn Nederlandsch paspoort niet vertrouwde. Dat paspoort was, naar 't gebruik van die dagen, in het Fransch ge steld; er was geen Nederlandsch woord op te lezen. Ik werd naar 't wachtlokaal geleid en alles wat Oud Vroenhoven aan boeren, burgers en buitenlui herbergde, had zich daarbij in optocht achter me geschaard. Toen ik eenmaal bij de luitenant van de wacht was beland, was het misverstand gauw opgehelderd: maar niettemin bevatte de „Limburger Koerier" dien dag het bericht, dat de M correspondent van „De Tijd" door de Nederlandsche autoriteiten was gevangen genomen, toen hij poogde om, vanuit België komende, de Nederlandsche grens te over schrijden, een bericht, hetwelk door de overige bladen werd overgeno men en verbreid. Nog een ander voorbeeld van het optreden der Duitschers tegenover de Vlamingen, d.w.z. de Vlaamscb sprekende Belgische Limburgers. Canne is een Belgisch dorpje aan de Nederlandsche grens bij Maas tricht. De bewoners zijn de meest goedmoedige menschen, die men zich bedenken kan. Ze hadden een braven, eenvoudi- gen burgemeester, die dagenlang zijn best deed om zijn gemeentenaren maar gerust te stellen. Laat alles maar aan mij over, was ie gewoon te zeggen. Ik uoodig de Duitschers als ze komen, op een glaasje en je zult zien: dan is er best op te schieten met die menschen. Zoo had hij ook inderdaad gedaan: Meerdere dagen achtereen had hij aan de officieren van de doortrek kende, tijdelijk te Canne rustende troepen, zijn beste wijnen geschon ken. Dinsdag 18 Augustus.te ongeveer 11 uur 's avonds, kwam een groot aantal bagagewagens, den „trein" vormende van een infanterie-brigade door 't dorp gereden, toen van een der soldaten, die in den laatsten wagen gezeten waren, plotseling de revolver afging. Dat was voor alle manschappen dadelijk het sein om uit de wagens te springen en in het wilde weg een hevig geweervuur te openen, zonder dat nochtans en gelukkig, iemand werd geraakt, Enkele dronken manschappen trok ken op de woning van den burge meester af en zoodra had zijn vrouw de deur niet voor de lieden geopend of de ongelukkige werd een kogel kon. Stille Wieske liep in jagende houding met een geweer in beide handen voorop doorhet hout naar den kant van de baan. Achter hem aan kwam Röjen Allebertin de linkerhand een haas en in de rechterhand een knuppel dragend. Dan kwam Pèlje den. bult, die met een paar luchtige passen naar den eikenwai, waar de strikken ston den, sprong. 't Isgoejel riep de bultenaar, hier zit d'r enne 1 Kiekte géej is noar de aondere strik, Allehert 1 De boschwachter overlegde wat hij doen zou. Wegens zijn ver- kleeding was het hem niet moge lijk geweest zijn geweer mee te nemen, zoodat hij geen ander wapen bij zich had dan de revolver die hij stevig omkneld hield. Stille Wieske stond het dichtst bij hem half met den rug naar hern toegekeerd niet ongunstig voor zijn plan. Met één enkelen sprong stond Ties naast hem en keide met de kolf van zijn revol ver zoo'n geweldigen slag op de rechterhand van den niets ver moedenden langen slungel, dat Ties hem verder uit de andere hand rukte. Nu was hij baas. Willem Janssen, Piet van Dommelen en Albert Leuseman, onthoudt dag en uur. Gillie ziet alle drie gelrappierd. Onderwijl had het venijnige ■bultje een mes uit den zak getrok ken en besprong daarmee den bosch wachter van achteren. Deze had de beweging nog bijtijds op gemerkt en schopte met zijn linkerbeen zoo geweldig achteruit tegen den buik of de borstkas van, dwars door het hoofd gejaagd. Als een herinnering aan deze gruweldaad bewaar ik nog de huls en de pa troon, die in den gangmuur was gedrongen. De soldaten hebben de gevallen burgemeestersvrouw nog ernstig mis handeld; de gangmuren waren met haar bloed bespat en besmeurd. De woestelingen drongen het huis verder binnen en vonden er den heer Derks advocaat en lid van de Provinciale Staten, wien een bajonet in de borst werd gestoken. Ook hij was direct dood. Zijn echtgenoote vluchtte in den kelder en brak daarbij een been. De heer Derks hoorde eigenlijk thuis te Roelanche, doch was voor de veiligheid met vrouw en zeven kinderen naar Canne gevlucht, waar hij bij burgemeester Poswick een gastvrij onthaal had gevonden. Toen ik 's anderen daags in de woning kwam, vertoonden de gor dijnen de sporen van pogingen tot brandstichting. Alle kasten waren leeggehaald en het glaswerk lag in scherven op den grond tusschen de brokken van een crucifix en vaq heiligenbeelden. De plafonds waren geheel doorschoten. Een drama als zich hier had afge speeld, was helaas niets bijzonders in die eerste oorlogsmaanden. Ik vermeld het alleen als een zeldzaam staaltje van brutaliteit, omdat de bedoelde burgemeesterswoning nog geen 5 Meter van de Nederlandsche grens was gelegen, aan een weg n.l. welke voor de helft Nederlandsch en voor de andere helft Belgisch grondgebied is. Toen de dronken Duitsche sol daten in het wilde weg vuurden, moesten de soldaten van de Neder landsche grenswacht vluchten achter een tuinmuur, welke in korten lijd tal van kogelgaten bevatte. De wilde tooneelen hielden geruimen tijd aan, want nog lang bleven de Duitschers zich in het huis, waar de lijken van hun twee slachtoffers lageD, te goed doen aan geroofde wijnen. In dit geval hebben de schuldigen zich niet met succes achter de franc- tireursfabel kunnen verschuilener waren te veel onverdachte getuigen. Het schijnt, dat een protest van de Nederlandfche autoriteiten tot een serieus onderzoek heeft geleid. Wolff heeft later bericht, dat de schuldigen in Aken zijn terechtgesteld. Als reactie op de ergerlijke uit spattingen van vele troependeelen, begonnen sommige bevelvoerders in dezen tijd trouwens krachtiger maat regelen te Demen om de tucht te handhaven. Toen op den 24en Aug. onder de gemeente Hoei verscheidene burgers overhoop waren geschoten en de Rue de Jardin was platgebrand, vaardigde de bevelvoerende officier de volgende dagorder uit Verleden nacht is er een fusillade geweest. Het is niet bewezen, dat inwoners der stad nog wapens thuis hadden. Het is evenmin be wezen, dat de Bèvolking aan het schieten deelgenomen heeftin tegendeel, naar het schijnt, zijn de soldaten onder den invloed van den alcohol geweest en zijn begon nen te vuren in den onbegrijpe lijken schrik van een vijandelijken aanval. Het gedrag der soldaten gedu rende den Dacht maakt een schan delijken indruk, op weinige uit zonderingen na. Wanneer officieren of onder officieren huizen in brand staken zonder toelating of bevel van den commandant, of hier van den het gedrocht, dat deze met een smak achterover sloeg. Ties sprong op hem toe om hem het mes af te nemen, maar het addertje gaf hem nog geen kamp en stak den bosch wachter onver wacht in de linkerhand, waarbij hij hem een flinke snee toebracht. Ties slaakte een kreet van pijn maar het mes hield hij toch in de verwonde hand. Ter belooning voor den streek kreeg Petje zulk een harden klap op den arm, dat men duidelijk het kraken van een been kon hooren. Pietje gaf een vreeselijken gi), waaraan Ties zich echter niet stoorde, want hij had genoeg te doen met op de twee andere stroopers te letten, dat zij hem niet te lijf gingen. Bij die twee was de moed er echter blijkbaar uit, nu Ties het geweer en het mes machtig was; zij bedreigden hem althans niet. Hier mit owwen haas, Albert aafgève zeg ik ow, en gef me den andere uut de strik ok an. Zoo en nou nao huus en nimt dat prulkelke mit. In Aarum zien we mekaar wel terug. De schavuiten gingen op Petje toe, die inmiddels moeilijk opge slaan was en met de linkerhand den rechterarm vasthield, lerwijl men het knarsen van zijn tanden kon hooren. Als het licht genoeg geweest was, zou men hebben kunnen zien, dat zijn gezicht een groenen tint had van de pijn. De arm was even boven den pols gebroken, het been midden door geslagen zoodat pols en hand er machte oudsten officier, of wanneer zij door hun houding de troepen aan moedigen om te branden of te rooven, is dat een hoogst betreu renswaardig feit. Ik verwa:ht, dat overal een streng onderzoek Ingesteld zal worden nopens het gedrag tegen over het leven en den eigendom der burgerlijke bevolking. Ik verbied te vuren in de stad zonder een bevel van een officier. Het ongelukkig gedrag der troepen heeft als gevolg gehad, dat een onderofficier en een soldaat zwaar gekwest werden door Duit sche munitie. De Commandant, Von Bassewitz, majoor. Md. (Wordt vervolgd). Hy staat aan bet doodsbed van den belastingbetaler. Belanglooze arbeid begrypt by niet De fiscus mag meer dan wij. Zij neemt althans de vrijheid om uit te gaan van de stelling, dat alle men schen leugenaars zijn, als ze het aangiftebiljet voor de belasting in vullen en deswege stelt zij in vele gevallen den aanslag hooger dan aangegeven was of verzoekt een nadere mondelinge en op feitelijke gegevens berustende toelichting. Hiertegen kan op zich zelf geen bezwaar rijzen, gezien de mentaliteit van vele belastingbetalers-'en ont duikers, zooals in het begin van dit jaar duidelijk is gebleken. Echter, absoluut ongepast vinden wij het als de fiscus optreedt als in de volgende, uit het leven gegrepen gevallen, welke de a.r. „Rotterdam mer" mededeelt. Een bejaard man ontving dezer dagen een briefje van den belasting inspecteur met de volgende aanma ning „In verband mee uw hoogen leeftijd driegen wij er bij u op aan uw effectenbezit op te geven." Dat gaat te ver. Het is, alsof de fiscus ons toeroeptMemento mori maar betaal eerst uw belasting een vermaning, welke op zich zelf juist is en bij de prediking over het achtste gebod ook van den kansel gehoord wordt, maar welke niet in bovenstaanden vorm gericht mag worden aan iemand, van wien de fiscus alleen maar veronderstelt (in casu geheel ten onrechte) dat er verzwegen effecten aanwezig zijn. Men wou toch niet zeggen, dat het op jeugdiger leeftijd niet zoo erg is, als men effectenbezit verzwijgt, omdat er dan minder kans is, dat het door opgaven voor de successiebelasting ontdekt zal worden Een nog sterker bewijs van verre gaande bemoeizucht is het schrijven aan een ander belastingplichtige. Hem werd n.l. antwoord gevraagd op de volgende informatie „U gaf nimmer eenige tantième op van uw commissariaat in de N.V. (volgt de naam). Indien dit u geen voordeel bracht, wat beweegt u dan deze functie te bekleeden Het eerste deel van de vraag Is niet ongepast, althans niet voor den fiscus, die informeeren mag of men uit eenig ambt al dan niet voordeel trok. Maar het slot is verregaand brutaal. Moet men aan den fiscus de reden opgeven, waarom men com missaris blijft van een naamlooze vennootschap onverschillig welke loos bij bengelden. Er zal voor de drie helden niet anders op dan stilletjes af ie druipen op huis aan. 't Was beschamend 1 Wat zouden ze morgen uitge lachen worden onder de.kornuiten op den Sterrenberg, als 't zaakje bekend werd. Drie tegen een en dan nog het geweer daarbij afgenomen. Zwijgzaam verdwenen ze. Alleen de kleine pad moest zijn gemoed toch nog even lucht geven en riep uit de verte: Verdommeling 1 Ik zal 't ow toch betaold zette, geej ziet van meej nog nie aaf Jao, 't is goehd! riep Ties, die hem nakeek, onthoudt mer dag en uur en.., de kompelemen ten ok van vrouw van Duun hove 1 Daarbij schaterde hij het uit, deze laatste woorden van den boschwachter brachten zelfs een lachje op de gezichten der schel men, die elkaar spottend aan- keken. Mit dieje kei is niks an te vange, zei stille Wieske. 't Ergst is dat ik mien buus kwiet bin, mer 't kwaan, zo onverwaachs, dat ik mien versland kompleet nie mer haaj. Ienpèpere za k 't urn toch 1 mopperde de bult; maar een tijdje daarna zakte hij bewusteloos naast de makkers ineen. De pijn had hem Overmand en ze moesten hem naar huis dragen. Den volgenden dag begaf Ties zich met het buitgemaakte geweer en de andere jachttrofeeën naar den jonker, die hem Luilengewoon die men gaarne mee ia stand wil houden, al levert het geen cent winst op Er is niets op tegen en zelfs alles voor, dat de fiscus met kracht en energie doorgaat om belastingont duiking op te sporen en te straffen zij mag zich daarbij, vanwege de hardigheid en arglistigheid van veler hart, meer veroorloven, dan in 't maatschappelijk verkeer gebruikelijk Is maar legen een bemoeizucht als uit bovenstaande voorbeelden spreekt, komen wij op. Er zijn grenzen. Als ge er niets mee verdient, waarom werkt ge dan? Stel je voor, dat iedereen op deze vraag een antwoord zou moeten geven I De fiscus zou handen tekort komen om den belanghebbenden formulieren uit te reiken. 't Zijn waarlijk niet alleen com missarissen van Vennootschappen, die hun bemoeiingen vaak niet langer geldelijk beloond zien. Duizenden middenstanders, neringdoenden, staan dag in en dag uit te „sappelen" om het eens in plat Amsterdamsch uit te drukken in de hoop. dat ze aan het einde van het jaar iets verdiend mogen hebben. Velen van hen zullen al tevreden zijn, als er niet te veel geld bij gemoeten is anderen arbeiden nog slechts om te trachten de volkomen Instorting van bedrijf en kapitaal te kunnen voor komen. Waarom WERKEN ze dan Zou de fiscus vragen. Zooals de „Rotterdammer" is zulke vraag allereerst ongepast maar wij meenen, dat ze daarnevens zeer dom is. Het is de uiting van een al te simplistischen ambtelijken gedachten- gang. Voor een ontvanger-of inspecteur van de belastingen staat de zaak erg eenvoudig hij ontvangt zooveel tractement per maand, tegenwoordig verminderd met zóóveel kortiDg, en zit voor dat geld de belastingbetalers achter de hielen. Waarlijk niet voor zijn eigen genoegen, want zoo gauw hij voor zijn bezigheid niet meer gehonoreerd zou worden, staakte hij ongetwijfeld onmiddellijk de achter volging. Voor den neringdoende staat de zaak anders. Die moet voor zijn bedrijf blijven arbeiden en vechten, ook al zit er tijdelijk geen verdienste meet in, omdat zijn kapitaal in het bedrijf zit en zijn zaak wellicht zijn eenige bestaansmogelijkheid voor de TOEKOMST beteekenl. We wilden dat hier nog eens uit drukkelijk vaststellen, omdat mét den bovenbedoelden inspecteur der be lastingen zoovele burgers hun ichou ders ophalen, wanneer er op wordt gewezen, dat duizenden neringdoen den zich tegenwoordig uitsloven zonder uitzicht op loon of verdienste. Niemand werk voor niemendal" 1 heet het dan. Datgene, wat een arbeider terecht als een bespottelijke gedachte ver werpt, is iets, waartoe vele zaken lieden in dezen tijd door de omstan digheden worden GEDWONGEN. Ze blijven werken in de hoop, dat ze zelf in de toekomst uit hun zaak nog een bestaantje zullen kun nen halen in de hoop ook, dat ze hun kinderen een broodwinning kunnen nalatenin de hoop hun kapitaaltje te redden en het geld van anderen, dat in hun bedrijf zit in de hoop tenslotte, dat ze hun crediteuren datgene zullen kunnen geven, wat hun toekomt. De hard-werkende middenstand prees. Je zult voor iederen kerel een tientje van me hebben, als ze veroordeeld worden'; voortaan kun je verder geregeld op een tientje belooning rekenen voor elke jacht- overtreding, mits er een veroor deeling op volgt. Het doet mij vooral plezier, dat je dat clubje van Stille Wieske en consorten gesnapt hebt. Ga zoo voort, Ma lhijsen, dan zal ik tevreden over je zijn. Maar de toevloed van lienljes in de beurs van Ties was voortaan niet erg groot meer, want de schrik zat er in bij de stroopers. Afgezien van twee Sterren bergers die hij bij het lirasseeren van patrijzen gesnapt en een jongen boerenzoon, die hij kreeg toen ie een haas in zijn leger schoot, had Ties gedurende het geheele loopende jaar geen verbalen over jachtdileclen meer gemaakt. Den jonker was dit nog aange namer, want hij was overtuigd, dat er op zijn goederen zoo goed als niet gestroopt werd, terwijl daarentegen de eigenaars der na burige jachtterreinen steen en been klaagden over de toenemen- de wilddieverij; daarbij kon de jonker de tientjes in den zak houden 1 VI. 9 Trui wil het vensterluik niet meer openen. Vrouw Malhijsen en haar zoon hadden het nu zoo goed als ze maar wenschen konden, maar 't zou helaas niet zoo blijven.

Peel en Maas | 1934 | | pagina 5