TWEEDE BLAD VAN PEEL EN MAAS
PATER EN PETER
De overweldiging
van België.
FEUILLETON.
Matteeen Ties
de Kiesjeskèl
Arbeidsadel.
Zaterdag 6 October 1934
Vijf en vijftigste Jaargang No 40
Herinneringen aan de omzwervin
gen van een oud-oorlogscorres
pondent tusschen de strijdende
partijen.
de vesting luik gevallen
Den volgenden dag. het was Zon
dag 16 Augustus, stond ik der
morgens om 5 uur al weer buiten
In het plantsoen van een der boule
vards hadden de Duitschers reeds
twee dagen lang gegraven en puin
gestort, blijkbaar met de bedoeling
om er een- vasteren grond te schep
pen. in het plantsoen stonden enkele
stukken geschut opgesteld, waarmee
reeds dagen achtereen was geschoten,
maar thans waren ze bezig om de
laatste hand te leggen aan de op
stelling van een geweldig kanon,
hetwelk binnen een soort breede en
zware rails liep; over lichtere rails
liepen lorries, waarmee zware onder
deden waren en nog werden aange
vuld, ook de geweldige granaten
welke verichoten moesten worden.
De wijze van „oorlogsvoering'
hier, was wel een zeer eigenaardige.
Zooals gezegd het geschut was hier
al dagen lang in actie geweest en de
artilleristen deden dat zoo rustig en
zonder gevaar als gold het een dood
gewone oefening. De Luiksche be
volking bad, doordat deze Duitsche
artilleriestelling in het geheel niet
bestreden werd vanaf de forten, den
stelligen indruk, dat de Belgen de
stad en haar bevolking tot eiken
prijs, zelfs die van eigen verdelging,
wilden besparen, maar zelf waren
we van meening en ik geloof, dat
zulks ook de overtuiging der Duit-
schers was dat aan de bezetting
der forten alle hulpmiddelen ontbra
ken om de opstelling der Duitsche
artillerie te weten te komen.
Dien morgen, omstreeks half zes,
heb ik door het zware stuk geschut,
drie schoten gezien en vooral hóóren
afvuren. Bij elk schot klonk een knal
op van ongekende kracht, een knal,
welke de paarden der Duitsche
uhlanen, welke op den boulevard
langs trokken, deed steigeren en zelfs
wild dooreen rennen. Zoo n koal is
een geweldig iets. maar véél erger
is de dreunende echo donder, welke
er dadelijk op volgt en als 't ware
de natuur doet beven en trillen.
Kletterend en rinkelend hoort meD
honderden ruiten in. den omtrek op
de straat neerkomen. Tenslotte is er
het geluid van de ontploffing, als de
grauaat is ingeslagen.
Tusschen elk schot lag een pauze
van 10 a 15 minuten na het derde
schot volgde boven de stad een
ontploffing, welke lang en daverend
aanhield. Een dichte rookwolk rees
langzaam achter de stad omhoog
en dreef op dezelve toe...
Dat was het slotstuk van het
drama der belegering van de vesting
Luikhet laatste fort. waar generaal
Lehman en zijn mannen zich hand
haafden, was verwoest
Eerst later vernam ik, dat het
geweldige stuk geschut, hetwelk ik
in actie had gezien, het monster, dat
na elk vuren door de kracht van het
ontketende geweld in haar railsloop
baan meters ver vooruitschoof om
dan weer langzaam terug te rollen,
een z.g. Dikke Bertha moet zijn ge
weest, een der befaamde 42 cM.
kanonnen, waarvan de Duirschers 't
geheim hadden kunnen bewaren.
Eerlijk gezegd, kende ik in deo
aanvang van den oorlog te weinig
van de geschuts techniek, dajn dat ik
zelf het merkwaardige van dit kanon
had kunnen ontdekken. Ik heb het
aangezien als een zusje van de
Oostenrijk&che 30.5 cM -mortieren,
welke ik tegen andere forten in actie
had gezien.
Enkele dagen later heb ik onder
leiding van Duitsche officieren de
ruïne van Loncin kunnen bezichtigen
en het vreeselijke drama kunnen
nagaan, dat zich vanuit het Luiksche
plantsoen over het fort had voltrok
ken.
Ik hoorde, dat het laatste schot
het buskruitmagazijn van Loncin had
doen ontploffen en dat feit vooral
maakte de uitwerking zoo ontzettend
verwoestend; de helft van de bezet
ting werd daarbij gedood.
De walvoetmuur, li/s meter dik,
was totaal verbrokkeld. Het midden
gedeelte van het fort was geheel
ingestortwat nog restte van het
verdedigingswerk, was een ontzaglijke
opeenhooping van betonklompen en
stukken koepels.
Na de ontploffing bestormde de
Duitsche infanterie het fort, doch
daarbij is geen schot meer gelost
de ondergang van Loncin was vol-
ledig geweest.
De Duitsche pioniers hebben met
prijzenswaardigen ijver de dooden
geruimd en de gewonden verlost.
Ook de zwaar gewonde generaal
Lebman moest tusschen het puin uit
worden bevrijd en bewusteloos op
een berrie worden weggedragen.
Oorspronkelijk verhaal van (le
Noord-Limburgsclie grenzen
door BERNARD YIELER.
»Früh übt sich wer ein Meister
werden will" en daarom wemelt
het in den zomertijd in de bosschen
van blondharige kinderen met
blauwe mondjes en getatoueerde
gezichten, alsof ze allemaal in
hevige mate de pokken hadden.
Dit grut, waaronder er zijn die nog
maar even loopen kunnen, plukt
dagelijks ongelooflijk groote hoe
veelheden boschbessen of »Wald-
befcsen", zonder daarbij te verzui
men eene flinke partij dorre en
niet dorre houtlakken mee naar
huis te nemen. Door zich reeds op
dien jeugdigen leeftijd le oefenen
in het- verzamelen van hout, ver
krijgen zij eene dusdanige vaardig
heid, dat, wanneer zij eenmaal
volwassen zijn, een splinter, die
hen in het bosch bij ongeluk in
den vinger is blijven zitten, bij
hunne thuiskomst tot een flinken
dennenstam is aangegroeid.
Van dor en groen hout worden
de bosjes kachelhout gemaakt, die
in de naburige stad goeden aftrek
vinden, evenals de dennenappels
of knoppen om het vuur aan te
maken.
Onder de volwassenen houden
Nadat ik het laatste verzet van de
vesting Luik gebroken wist, doorliep
ik in dien vroegen morgen nog een
poosje de straten der stad. Op de
Place du Marché naderden onder
sterk bewapend Duitsch geleide een
drie honderd ontwapende Belgische
soldaten. Ze houden halt op het
plein en dadelijk wordt de troep
door de Luikenaren, die van alle
kanten komen aandraven, omringd,
c Zijn de verdedigers van het fort
Pontisse, die hier werden aangevoerd.
De mannen waren zwijgzaam en
somber gestemd. De burgers dringen
geënerveerd naar de gevangen man
schappen opallerlei uitroepen
worden gehoord. Ruw worden de
opdringende menschen teruggestooten
Opeens vliegt een pakje sigaretten
door de lucht, hetwelk door een der
soldaten wordt opgevangen. Dat is
't sein voor 't losbreken van een
regen van versnaperingen. Ineens ziet
men van alles worden toegeslingerd
tabak, sigaretten, fruit, geld, heele
portemonnaies en de gevangenen
komen handen tekort om alles op
te vangen. De burgers rennen heen
en weer over het plein en koopen
de omliggende winkels leeg.
Steeds feller klinken kreten van
herkenning omhoog. Namen worden
geroepen, geschreeuwd, uitgebruld.
Armen zwaaien vele mannen en
vrouwen weenen.
Wéér dringen de menschen op en
de Duitsche begeleiders, blijkbaar nu
toch ook verteederd en zelfs on
machtig tegen dien voiksdrang. laten
toe, dat handen worden gedrukt.
Vele soldaten worden omhelsd men
snikt, maar blijlt dapper. Men hoort
geen gelamenteer, maar woorden van
opbeuring slechts. „Hou je goed,
mon brave't Zal gauw anders
worden I"
lk kan me nu óók tusschen de
Belgische soldaten wringen en met
enkelen praten. Ze vertellen me van
hun hardnekkigen weerstand. Ze
haten de Duitschersze hebben
afschuw van ze... omdat ze tenslotte,
bij de bestorming. Belgische burgers
voor zich uitgedreven hadden naar
velen zich van tijd lot tijd onledig
met bezembinden. Hun grootste
talent bestaat feitelijk in 't niets
doen of zich ledig houden, maar
omdat ze daarvan niet eten en
ook niet »pruuve" kunnen, moeten
ze wel eens met de kruiwagen er
op uit om heistruiken en berken-
takken voor de bezemfabrikatie te
haler..
Men kan de mannen soms ver
van huis tegenkomen, met het
draagzeel van den kruiwagen over
het hoofd gespannen, een last
heidestruiken of berker.lakken
naar huis sleepend.
Deze industrie is echter achter
uitgaande, doordat er tegenwoor
dig zulke mooie bezems voor
huiselijk gebruik in de fabrieken
vervaardigd worden, maar ook
vooral daardoor, dat de Sterren
bergers een andere manier, om
zonder hard werken aan den kosi
te komen, ontdekt hebben.
Velen hunner gaan namelijk in
»'t Pruissies" met parapluies ven
ten, hetgeen ook zeer met hun
nomadennatuur overeenkomt en
waarbij zij zich veelal,.evenals de
zigeuners, van woonwagens be
dienen.
Alle Sterrenbergers zijn geboren
Nimrodzonen, alhoewel geen enkel
hunner een jachtacle bezit.
De meesten hebben thuis een
»flint" of »bus", maar ze gaan er
nooit openlijk mee pronken langs
's Heeren wegen; als zij er mee
uilgaan, stoppen ze de loop ge
woonlijk in een van de »boksen-
piepen" en de kolf onder de jas.
Dat komt weet u omdat
zij bang zijn, dat er stof of regen
op komt.
het fort. Toen was hun weerstand
gebroken 1
Nog blijven de burgers vanuit de
wiDkels alles aanslepen naar de man
nen, die de goede gaven haast niet
meer te bergen wisten, totdat einde
lijk een sein klinkt, de burgers weer
ruw worden teruggestooten en de
gevangenen zich in twee rijen op
stellen. Ze rpoken nu allemaal hun
sigaret en dat blijft hun toegestaan.
Ze worden opgesteld in vieren en
dan klinkt het „voorwaarts". Op dit
moment trekken ze als bij afspraak,
waar toch echter geen sprake van
was, allen hun kwartiermutsen van
het hoofd en ze brullen begeesterd,
zwaaiend naar de Luikenaars
„Vive la Belgique Vlve la Bel-
gique 1"
Duizend en meet petten, hoeden
en andere hoofddeksels vliegen door
de lucht en 't davert over de Place
du Marché„Vive la Belgique 1 Au
revoir 1 Au revoir 1"
Dan mag je buitenlander zijn, maar
je neemt in je hand. wat je op het
hoofd hebt en brult mee „Au revoir I
Au revoir 1"
„A biëntöt 1" gilt nog iemand. Tot
straks I
En daar gingen ze, voor meer
dan vier lange jaren in de gevangen
schap
Md. (Wordt vervolgd).
Peter. 't Is een feit, dat onze
priesters veel over de tongen rijden.
Pater. Geen wonder. Ze staan
door hunne waardigheid zoo hoog,
dat iedereen ze zien kan. Zij komen
in aanraking met iedereen en in aan
houdende botsing met leugen en
ondeugd.
Peter. Ik zou nog kunnen be
grijpen dat vijanden van den gods
dienst zoo verbeten zijn op onze
priesters en er zooveel kwaad van
vertellen. Maar hóevele katholieken
zelfs kammen ze niet af
Pater. Er loopen veel wolven
rond in schapenvacht, Peter. O. L.
Heer heeft ons gewaarschuwd.
Peter. Ho, ho, Pater, katho
lieken zijn toch geen wolven.
Pater. Ze worden door O.L.
Heer zelf ingedeeld in schapen en
bokken, maar Hij heeft er niet dui
lijk bijgezegd dat deze laatsien min
der in getal zijn dan de eersten.
Maak jij zelf nu maar uit tot welke
van de beide soorten de priester
vreters onder de katholieken be-
hooren.
Peter. Nu, bokken dan; maar
bokken zijn nog geen wolven en
lang zoo gevaarlijk niet; hoewel
bokken leelijk kunnen stooten en
nog wat.
Pater. Maar wilt gij mij dan
eens zeggen wat soort van lui O.L.
Heer heeft aangeduid onder wolven
in schapenvacht
Peter. Dat zullen toch wel niet
de verklaarde vijanden van de Kerk
zijn; die gebruiken toch geen scha
penvacht
Pater. Die zijn eerlijker en
komen voor den dag in eigen vel.
Beter een verklaarde vijand dan een
verrader en lang zoo gevaarlijk niet.
Weet je nu nog niet wie de wolven
in schapenvacht zijn, tegen welke
O.L Heer zoo uitdrukkelijk zij ie
bedienaren gewaarschuwd heeft
Kijk ze dan maar eens in den bek.
Peter. Den bek, zegt U. den
bek Da's waar ook. Nu weet ik
het. Ja, ja, er zijn er onder ons die
huilen met de wolven in 't bosch
en toch meenen schapen te zijn.
Pater. Zouden ze niet veel
eer schaapachtig zijn, te dom om in
te zien, dat ze wegens hun dwaze
praatjes over de priesters werkelijk
huilen met de wolven in 't bosch en
zich onder de verscheurende dieren
rangschikken Of verscheuren ze
niet den goeden naam, het gezag, de
kracht en den Invloed hunner eigen
priesters Of weten zij niet, dat de
tong meer doodeu maakt dan het
wapen Maar 't is nu eenmaal door
O.L.H. gezegd tot zijn dienaren:
„Ziet, ik zend U als schapen onder
de wolven". Daar gaat toch geen
woord vanaf, hé Peter.
Peter. Daar staat ge nu werke
lijk op den preekstoel. Pater.
Pater. Die niet zonder reden
de stoel der waarheid heet.
Peter. Och, Pater, die men
schen meenen het zoo kwaad niet.
Pater. In alle geval meenen ze
het toch niet goed. Hebben ze hun
geweten reeds zoo dikhuidig gemaakt
dat zij kwaadspreken van de lijst
der zonden geschrapt hebben Of
zijn de priesters vogelvrij verklaard
en mag van hen zoo maar alles aan
't groote klokzell gehangen worden?
Mag men er zoo maar op timmeren
als op den kop van Jut? Die kwaad
sprekers moesten zich zoo eens te
buiten gaan aan buurlui 1 Die zouden
hun geweten wel wakker kloppen.
Maar Geestelijken wreken zich niet,
ziet U. Edoch, zal God hen niet
wreken Als Hij die bedillers ooit
inpepert: „Den Herder hebt gij ge
slagen en zijn schapen verstrooid.
Peter. Staat er niet ergens in
de H. Schrift een woord als dit, dat
ik wel eens gehoord heb: „Handen
af van mijn gezalfden en mishandelt
mijne profeten niet".
Pater. Dat woord is van David
Ps. 104. Let er wel op: hier zegt
God niet: Blijft van mijn heiligen af,
maar zonder meer „van mijn gezalf
den". Gezalfd zijn onze priesters in
veel heilige mate dan de priesters
der Joden onder David. En lijkt U
dat te oud, hoor dan wat St. Paulus
zegt van onze katholieke Geestelijk
heid: „Tegen een priester zult gij
geen beschuldiging aannemen, tenzij
onder twee of drie getuigen." En
dat zegt hij nog wel aan een Bis
schop, die toezicht moet houden
over zijne Geestelijkheid.
Peter. Maar waar zou 't aan
liggen, dat sommige lui ware en
vermeende gebreken en fouten van
priesters gispen en druk bespreken
Wat hebben ze er aan en wat
maken ze er beter mee
Pater. Beter maken doen ze
zekér niet, noch de Geestelijkheid,
noch vooral zich zelf, noch wie hen
hoort.
Peter. Wat dan
Pater. Omdat zij te lui en te
vadzig, onchristelijk zijn om zich zelf
op gedegen deugd en heiligheid toe
te leggen, zijn ze onnoozel blij als
voorwendsel U te zeggen Nou, de
priesters zijn ook geen heiligen. Mis
schien ook wel om aan de priesters
volgzaamheid en gehoorzaamheid op
te zeggen.
Peter. Dom genoeg. Zoo'n
excuus zal immers door O.L.H. toch
niet aangenomen worden. Ik meen
toch dat O L.H. tot de Joden zei ten
opzichte van hunne slechte priesters
Luistert naar hunne leer, en volgt
niet hun gedrag.
Pater. Zeer juist. En voeg er
bij, dat de meeste bedillers van onze
Driesters, althans ondei de katho
lieken, nooit zullen durven beweren,
dat onze Geestelijken slecht zijn.
Daar staat me borg voor de wijze
Reeds als kind werden ze inge
wijd in het edele jachtbedrijf: het
strikken zetten om hazen en ko
nijnen te vangen en het tirassee-
ren van patrijzen en fasanten.
Onder de volwassenen zijn er
enkele, die hun jachtterreinen over
de grens hebben liggen, zonder
daarvan pacht ie betalen of tot
een klopjacht of andere jachtpartij
te zijn uitgenoodigd; maar dat zijn
erg »astrante" bengels, die gevaar
loopen een schot uit de buks van
een Försler tusschen de ribben te
krijgen, als zij probeeren een ree
of een hert in hel Wald le ver
schalken.
Het was aan deze bewoners
van den Sterren berg, dat de vader
van ^attesen Ties zijne meeste
aandacht en tijd, soms een deel
van zijn nachtrust moest wijden;
maar bij had ze in den loop der
jaren toch zoover gedresseerd, dat
ze 't hem niet al te moeilijk meer
maakten en hun aandacht bij
voorkeur aan andere terreinen
schonken, waar niet zoo streng
gesurveilleerd werd.
Drie jaren had de jonge Ties op
den Lerkenhof gediend, toen zijn
vader vrij onverwachts kwam te
overlijden.
Op een winteravond was hij laat
thuisgekomen en had toen tegen
de vrouw geklaagd over »pien ien
de ziej». Den anderen dag was
hij er echter toch weer op uitge
trokken, maar omstreeks den
middag reeds teruggekeerd met
hevige pijn en een koortsachtig
gevoel.
Zoo had hij nog een paar dagen
bij de kachel zitten kwakkelen
en zuchten, maar toen had zijn
waarop onze Limburgsche katholieken
de Dageraadsmenscbjes ontvangen en
getracteerd hebben, die hunne pries
ters door 't slijk sleurden.
Peter. Waarom doen dan zoo
vele katholieken, ook in Limburg, in
eigen kring na wat die Dageraads
menschen deden Snappe wie het
snappen kan.
Pater. Het getal dwazen is
oneindig, sprak de Wijze Man.
S. H. PEETERS, M.S.C.
vrouw er toch een dokter bijge
haald, die pleuris geconstateerd
en Hannes terstond naar bed had
gezonden.
Noch de medicijnen, noch de
goede zorg van de brave vrouw
mochten echter iets baten; de
ziekte nam nog steeds toe en ten
slotte openbaarde zich een hevige
longontsteking, die den krachtigen
acht en veertigjarigen man binnen
enkele dagen ten grave sleepte.
Vrouw Mathijsen bleefin tame
lijk benarde omstandigheden nu
achter, want haar man was de
eenige kostwinner geweest.
Maar de nood maakte haar
moedig en het spook der armoede
gaf haar durf en zelfvertrouwen
om er tegen te strijden.
Behalve Tieske was er nog een
dochter, die acht jaar ouder was
dan deze en een jongen, die
Toontje heette en nu vijftien jaar
geworden was.
De dochter Ilanna diende
al sedert vijf jaar in Duitschland.
Eerst was ze als kindermeisje in
Kleef in betrekking geweest en
toen naar Ruhrort getrokken.
Binnen enkele maanden zou ze
gaan trouwen met een opzichter
aan een kolenmijn. Ze schreef
maar zelden naar huis en stuurde
nooit geld aan de ouders, beweren
de dal zij het zelf bewaren moest
voor haar huwelijksuitzet. Voor
de begrafenis van haar vader was
ze over gekomen en had haar
moeder vijftig mark ter nand
;esteld, waarmede deze weer voor
corten tijd geholpen was.
Toontje was een braaf manneke
heel stil en bescheiden. Zijn
schoolkameraad en beste eige-
FRANCISCAANSCHE
VONKEN.
Franciscus, wiens geest kinderlijk-
blije onderworpenheid aan het gezag
der heilige roomsche Kerk, wiens
geest van totale onthechting en ra
dicale Evangelie-beleving zulk een
hervormende omkeer had teweegge
bracht in het godsdienstig zedelijk
leven van de dertiende eeuw, zou
die Franciscus, die Heilige van de
de katholieke Kerk voor deze tijd
niets meer te beteekenen hebben
Franciscus, die rijke koopmans
zoon, was een bedelaar geworden
terwille van Christus. Niets van alles
wat het leven van een mensch
ook geoorloofd kan veraangena
men, had hij voor zichzelf gehouden.
Zelf wat hij voor zijn levensonder
houd noodig bad. hoopte hij van de
Goddelijke Voorzienigheid te krijgen
En zoo, los van alle gehechtheid
aan het aardsche en los van alle ge
negenheid jegens zichzelf, leefde hij
als een vogel zoo vrij en als een
kind zoo gelukkig.
De vroolijke broeder Franciscus.
juist door de gestrengheid van zijn
boetedoening.
Is dat misschien het geheim, wat
door onze wereld maar niet begre
pen wil worden
Ligt hierin misschien de beteeke
nis van Franciscus voor deze tijd
Ach, men wil het niet gelooven..
Derde Orde Raad.
Nee, nee probeer maar niet, dien
persoon iets nieuws te vertellen over
blaren in de hand of over pijn in de
enkels iets nieuws over gekneusde
vingers en stijve gewrichten...
Hij heeft dat zelf allemaal... en
allemaal volop... mee- en doorge
maakt.
Als jongen zag men hem spaan
ders, krullen en zaagsel opruimen.
En waar vader een en ander io
mekaar zette, hielp hij hield mee
vast.
Hij heeft vaders vak geleerd,
gaf er zich aan. Of 't hem te pas
gekomen isDe „kostwinner" stierf,
en... nu kreeg bij te zorgen...
Van '8 morgens tot 's avonds
hoorde men zijn hamer kloppen
hoorde men de zaag knarsen, de bijl
neerkomen, de boor draaien... Uur
aan uur stond bij in de werkplaats.
Midden van stof en afval I...
Op zijn voorhoofd bloDk niet
zelden zweet en je kon soms mer
ken, hoe moe of zijn arm was. Waar
hij 'n poosje met werken ophield,
om wat te rusten, stond bij ooit te
hijgen, met de hand op z'n zij. Van
afmatting I...
Dikwijls ook moest hij er op uit
moest er op karwei gegaan. Ge
pakt en wel. schoof hij dan, moei
zaam soms, de straten door. En op
't werk was 'ttillen en schuiven
en passen was 't hakken en klieven
lijk eenige vriend, Hein Celis-
sen, was voor korten lijd als
aspirant broeder naar een missie
huis vertrokken en nu wilde ook
Toontje gaarne dienzelfden weg
op.
De ouders hadden hunne toe
stemming reeds gegeven en de
moeder was juist met zijn uitzet
bezig, toen vader Mathijsen kwam
te overlijden. Eenige weken na de
begrafenis vertrok hij naar hel
klooster der Lazaristen in Fielden,
Jonker van Vossum, die altijd
groote stukken op Flannes Ma
thijsen gehouden had, toonde zijn
goed hart tegenover diens weduwe
door haar toe te staan het huisje
te blijven bewonen, zonder dat zij
daarvoor eenige huur behoefde te
betalen.
Ties, die, nu hij als vaste knecht
was aangenomen, ook meer begon
te verdienen, gaf zijn loon bijna
geheel aan zijn moeder af.
Twee dagen in de week ging
deze als werkvrouw naar »het
Huis» bij de familie van Jonker
van Vossum en buitendien had ze
nog twee werkhuizen bij burgers
in het dorp.
Meer werkhuizen kon ze niet
aannemen, want ze moest thuis
den boel ook voor mekaar houden
ze had ook nog twee varkens en
een geit waar ze voor zorgen
moest, behalve den moestuin en
een stukje land.
Ze kreeg anders aanzoek genoeg
om bij dezen en genen te komen
als werkvrouw, want Ciel Matte-
sen stond bekend als een knappe,
propere vrouw, die de armen
link uit haar mouwen kon steken
en haar tijd niet met praten ver
en schaven, maar aldoor 1 's Avonds
kwam hij thuis, schoof bij aan tafel.
Moeder had voor eten gezorgd.
Veel bizonders was 't niet... 't zat
er eenvoudig niet aan. Maar hij was
moe, moeen hongerig. En dan
smaakt het altijd, en alles smaakt...
Strakjes werd het slapen gaan. voor
alle twee morgen zou er weer 'n
dag komen, 'n Dag andermaal van
werken... werken 1 AI maar werken.
Over wlen ik 't heb
Vrienden, je hebt het denkelijk al
lang gevoeld als volwassen man
heeft men Hem zien wandelen,
Palestina doorzag men Hem staan
in Pilatus' rechtszaalzag men Hem
vermoord op Golgotha
Over Christus zelf had ik het.
Och, vergeten we 't niet en nooit
O. L. Heer heeft z'n best getimmerd,
is wagenmaker geweest, hielp mee
bij huizen bouwen...
Sjouwers, arbeiders, vaklui, die me
leest, als je moe geslaafd en ge
draafd bent en je rug pijn doet mis
schien, als alles geld kost... en 't
zoo verduiveld-zuinigjes centen drup
pelt bij je, ocb, kijkt dan eens... ik
had haast gezegdniet Christus-
Koning maar Christus-„Werkman"
recht in d' oogen, Die verstaat je 1
Die weet, wat het zeggen wil de
handen vol eelten de armen zoo
loom... en de beeoen zwaar als lood
Die weet, wat het beteekent 'n
oersimpel bestaan, wat alleen aan
zorgen rijk is...
Goddank, er leeft, ook nog op
den dag van vandaag, 'n koninklijk
geslacht van jongelui (helaas, dat
men 't niet kan zeggen van allen),
dat doet, wat O. L. Heer deed
werken en wroeten... uit kinderliefde 1
Op 't hoofd dragen ze geen kroon,
en rusten doen ze op 'n rieten of
houten stoel 1 Maar... God waardeert
bun inspanning, taxeert elk offer'n
neergedrukte, goed geschudde, over-
loopende maat van belooningen
wacht hen later. En... hier... hebben
ze 't exempel van Christus-Jongeman,
zorgend voor Moeder...
Duitschland heeft
meer levensmiddelen-
invoer noodig.
Het Duitsche bureau voor markt
onderzoek beeft een onderzoek inge
steld raar Duitschlands levensmidde
lenvoorziening in den aanstaanden
winter. Het bureau is tot de conclusie
gekomen, dat de vrees, als zou er
in den komenden winter in Duitsch
land een aanzienlijk tekort aan
levensmiddelen zijn, niet gerecht
vaardigd is.
Deze nog al optimistische conclusie
volgt echter niet geheel uit de be
vindingen van het bureau bij zija
onderzoek. Hierover wordt uit Ber
lijn gemeld
De oogst zal dit jaar tengevolge
van de droogte wel is waar minder
opbrengen dan verleden jaar. doch
de zware regenval van den laatsten
tijd heeft nog een groot gedeelte van
den oogst dat men reeds verloren
waande, gered. Het ergste is het
tekort aan veevoeder. Dit is reeds
voor vele boeren aanleiding geweest
meer vee te slachten dan voor
onmiddellijk gebruik noodig was. Men
verwacht echter dat het grootere
aanbod van vleesch dezen winter
goed van pas zal komen. Het tekort
beuzelde.
Ze zou juist geknipt zijn geweest
voor een mij bekende Engelsche
dame, die, toen zij wegens de zaak
van haar man gedwongen werd
zich in een klein Duitsch plaatsje
te vestigen, daar ginds ergens in
het Rijnland, een werkvrouw voor
de wasch gevraagd had.
Toen de eerste aspirante voor
die betrekking zich aanmeldde,
vroeg zij deze om hare condities.
Ja, ziet u, genadige vrouw,
s morgens als ik kom, krijg ik
overal, waar ik ga werken, eerst
koffie of thee met boterhammen.
Om een uur of negen drinken we
dan weer koffie met boterhammen
met worst of ham. Tegen elf uur
ongeveer krijg ik dan een flesch
bier en soms ook wel een zuut
drupke. 's Middags goed krachtig
middageten met goede soep en
volop vleesch. Om half drie weer
koffie met boterhammen en ge
woonlijk een groot stuk koek of
zooiets. Tegen zes uur Abendessen
met volop bier en, als ik naar
huis ga, nog een flinke partij
boterhammen om mee te nemen.
Und dann bekomm' ich dreiMark
Lohn
De verbaasde Engelsche dame
had nog juisi zooveel tegenwoor
digheid van geest om aan de sol
licitante le vragen
En hoeveel moet ik U beta
len, als u den geheelen dag niets
anders doet d«n eten en drinken?
Van zoo'n kaliber als die Rijn-
landsche collega, was de weduwe
Mathijsen echter niet, al kon zij
dan ook de koffietafel heel goed
meedoen. Ze was in elk opzicht
het model van een bekwame