twffbt: bi.ad van peel en maas
Geld Jan.
FEUILLETON.
Uilenspiegel als
torenwachter.
Voor de Vrouwen
Gemengde Berichten
Zaterdag 16 Juni 1934
Vijf 'en vijftigste Jaargang No 24
Doortocht in een
nieuwen oorlog door
Brabant en Limburg.
Plannen voor organisatie van een
volksactie in de Zuidelijke pro
vincies voor leger- en weermacht-
versterkingen.
Sterk is de kentering ia Limburg
en Brabant ten aanzien van de pu
blieke opinie jegens het defensie-
vraagstuk van ons land in het alge
meen. en de mogelijkheid van
verdediging der zuidelijke gewesten
meer in 't bijzonder. Sterk komt dit
tot uiting in de Zuidelijke provinciale
pers. Opvallend is het vooral met
welk gewillig oor geluisterd wordt
naar de betoogen waarin aange
drongen wordt om door intensivee
ring van de legersterkte en uitrusting,
weer mogelijkheden te geven aan de
preventieve afweertaak onzer weer
macht.
Duidelijk bleek deze interesse weer
uit de groote opkomst van leden vaD
het Departement Maastricht der
Nederl. Maatschappij voor Nijver
heid en Handel, op de maandel
bijeenkomst Donderdag 7 Juni.
Reeds het niet eens zijn met de
instemming die het hoofdbestuur der
Maatschappij ten aanzien van de
bezuinigingspolitiek betreffende het
leger en het uitnoodigen van majoor
Mathon om zijn opinies voor ver
sterking onzer weermacht in den
kring van Zuidelijke industrieelen
kenbaar te maken, is veelzeggend
voor de verandering in de gesteldheid
op dit punt in Limbu;g.
Rede majoor Mathon.
„Ik zou niet den indruk willen
wekken een alarmstemming te pro
pageeren", ving majoor Mathon zijn
voordracht aan. „Een oorlog in de
direct nabije jaren in West-Europa
acht ik zeer onwaarschijnlijk". Spr.
motiveerde deze meening op de
volgende wijze.
Terugblikkend naar 1914 r
men zeggen, dat de wereldoorlog in
wezen een Engelsch—Duitsch conflict
was om de wereldmacht.
Ia beide landeu ijverde men
om tot de wereldmacht te komen
voor een zoo sterk mogelijke zee
macht, waarbij het begrip zeemacht
gezien moet worden als een ste'sel
van kolonisatie In vreemde gebieden,
hetgeen zich in Duitschland b
demonstreerde door groote zorg
voor een maritieme macht ter ver
dediging en uitbreiding van koloniaal
bezit, zorg voor perfecte .handels
havens e.d.
Sinds den wereldoorlog weel
Duitschland dat onder de huidige
omstandigheden illusies voor een
wereldmacht vervlogen zijn. Nu
echter ook Engeland door den
sterker wordende Japan3che invloed,
weinig of geen kans meer heeft het
ideaal van wereldmacht te bereiken,
is de oorzaak voor een hernieuwd
conflict tusschen Duitschland
Engeland van de baan.
Niettemin zijn er andere factoren
die tot een oorlog in West Europa
zouden kunnen leiden. Bij het be
oordeelen van den invloed dier
factoren moet men echter niet ver
geten. dat oorlog voeren niet langer
meer een kwestie is van leger, vloot
en luchtmachtde aard van den
toekomenden strijd is totaal veran
derd, heel de bevolking neemt er
deel aan, niet het minst de vrouwen
en noodig is voor een volk, dat een
oorlog durft of wil voeren, dat in
heel het volk het diepe geloof in
de noodzskelijkheid van 't brengen
van offers voor zulk een oorlog
leeft.
Een nieuwen oorlog is niet moge
lijk indien niet heel het volk over
tuigd is van zijn goed recht om den
Een plattelandsgescliiedenis
yan de Belg.-Limb, grens.
17
Gezoem en gedaver van uit
barstend jong leven gonsde aan.
Daar waren de bengels weder.
Zouden zij hel nog durven
Achler zijn huis ging hij slaan
om ze in 't geniep le kunnen
beloeren.
Jan, o Jan,
Booze man,
Bie niet lijden kan,
Die niet lijden kan.
Dit was hem gemeend. Dal
was te wreed. Het gezang bromde
in zijn ooren; zijn oog en scholen
vlammen, zijn kramp bevende
vingeren grepen naar 'n dikken
knuppel. Op eens: pof, paf, paafl
Een twinliglal sleer.en tegelijk
vlogen langs en tegen hel plankje
dat met zijn waarschuwend
Verboden weg, naar den kant
van het dorp gericht was.
Woedend-schreeuwend sprong
Jan uit zijn schuilplaats en liep
dreigend de kinderen na, diesnel
als hazewinden, wegbeenden,
roepend op een veiligon afstand
»Jan, booze man l
strijd te aanvaarden.
Daarom Is het niet mogelijk dat
het FraDsche volk den preventievea
oorlog zal doen ontbranden, terwijl
anderzijds Duitschland in het geheim
niet zoodanige maatregelen kan
nemen, dat men daar binnen korten
tijd klaar zou kunnen zijn indien
men er een revancheoorlog wilde
voeren.
Vrede is slechts mogelijk door een
verdedigingsbewapening. Al zal de
oorlog niet binnen korten tijd ont
branden, men zal er met op mogen
bouwen dat de oorlog niet op zeker
moment de partijen tegenover elkaar
zal brengen.
De positie der Zuidelijke
Provincies.
Hoe zal dan de positie van Ne
derland, meer speciaal van de Zui
delijke provinciën zijn
Limburg en Brabant, deel uitma
kende van ons land, met een niet
behoorlijk geoutilleerd leger, zal het
oorlogsterrein worden, nu de Belgen
door versterking hunner Oostgrens
(waardoor de Oostelijke Fransche
vestinggordel wordt voortgezet) de
eenige mogelijkheid voor een inval
open laten aan België's Noordgrens,
aanliggende tegen onze rijksgrens in
Brabant. Had de Duitsche leger
leiding in 1914 nog de voorkeur
gegeven aan bet oponthoud veroor
zaakt door „de manoeuvre om
Limburg" liever dan het nog langere
oponthoud bij een optrekken door
Limburg met risico van Aankaan
vallen van het Nederlandsche leger
bet is voor de hand liggend, dat een
onverdedigd laten van onze Zuide
lijke gebieden een doortocht over
Limburg en Brabant als het ware
zal uitlokken in een nieuwen oorlog
Nederland is niet gereed voor een
afweer, betoogde de spreker, kan
niet gereed zijn nadat men jaar in
jaar uit op dit onderdeel der staats
zorg zoo sterk heeft meenen te
moeten bezuinigen. Is het Nederl.
leger gereed te maken, vraagt men
zich af.
Men dient er rekening mede te
houdeD, dat het echec der ontwape
ningsconferentie zal leiden tot
Duilschland's hei be wapening.
Resultaten dezer herbewapening
zullen voor Duitschland eerst na 10
jaar te bereiken zijn.
Deze tijdsduur zou voldoende
zijn voor een hernieuwde instelling
van het Nederlandsche leger voor
een taak, die naar behooren dan zal
kunnen worden vervuld.
Tegen het huidige legerstelsel is
dit voorname bezwaar aan te voeren,
dat de lichtingen te klein zijn.
Noodig is vergrooting der oorlogs
sterkte, hetgeen niet uitbreiding der
legersterkte behoeft te beteekenen.
Thans zijn er 15 lichtingen deze
moeten tot- drievoudige sterkte
worden opgevoerd. Is dat te beta
len
Majoor Mathon meent dat hier
over niel lang behoeft te worden
gedelibireerdhet geld is er in Ne
derland, het is slechts de taak, dit
mobiel te maken. Voor dit doel,
waartoe een goede propaganda mo
gelijkheden opent.
Met nadruk wees spr. erop, dat
vroeger steeds opgeld deed het
bezwaar, dat zooveel jonge mannen
door dienstplicht werden onttrokken
aan hun arbeid.
Nu men objecten zoekt om werk
looze menschen, vooral de jonge,
aan den slag te houden, kan dit
onttrekkingsmotief moeilijk nog
gewicht in de schaal leggen.
Een leger in stand houden brengt
bovendien commercieele voordeelen
dit verklaart mede Frankrijks verzet
tegen ontwapening Heele steden,
vooral waar garnizoenen zijn, zullen
daarvan groote nadeelen ondervinden
bij ontwapening, terwijl ook in ons
Dit ging le ver. Morgen zou hij
ze wel weten te treffen, Grommend
en knorrend, keerde Jan terug
naar zijn huis. Hij raapte de
dikste steenen van zijn land op,
bezag met spijt het gedeukte
plankje en kon maar niet begrij
pen wat al die kwade menschen
er aan hadden zoo over zijn nieuw
akkertje te loopen.
Was het opstokerij, domme
jaloerschheid Zulke lui beston
den er. Alles voor hen en voor
anderen niels. Dat dit ook zijn
eigen levensfilosofie was, deze ge
dachte smeet hij weg als komende
uit den booze. Maar zijn eigen
dom zou 't nu blijven, zoolang hij
gezonde armen aan zijn lijf had.
Geen kat kon de notarisakte uit-
kratsen.
Dat tarten en plagen martelde
en beulde hem meer af dan wel
zijn gewone arbeid. Vroeg ging
hij dien dag naar bed.
Bij zijn ontwaken bracht hij
weer zijn eerste bezoek aan zijn
nieuw sLuk grond, dat nu een
deel van zijn eigen wezen gewor
den was. Maar hoe groot was
zijn verwondering, toen hij zag,
dat een booze hand bij zwarten
nacht zijn waarschuwende plank
jes had weggenomen. Nu was de
maat vol Woedend keerde hij
naar zijn woning terug en ver-
lelde het gebeurde aan zijn vrouw
die van meening was dat hij nooit
vrede met de menschen hierover
zou hebben, 't Volk hier was
land, het verzet, dat bijv. rees bij
de plannen tot opheffiag van het
garnizoen Kampen, er op wijsi, welk
een economische factor ten gunste
ermee gemoeid is.
Naar sprekers vaste overtuiging
is het dringend noodig, dat de
Zuidelijke provinciën gaan inzien,
welk eigen belang zij verwaarloozen
door zich niet te verzetten tegen het
in de laatste jaren langzamerhand
ingevreten defaitisme van boven-
Moerdijkschen oorsprong.
Na deze voordracht, ontwikkelde
majoor Mathon op verzoek nog zeer
in het kort zijne ideeën omtrent de
wijze, waarop het Zuiden door een
veldleger o.a. zou dienen te worden
verdedigd.
Mede kwam de vraag naar voren
of een werken voor legeruitbreiding
niet provoceerend zou werken.
Burgemeester van Oppen zag in
het gebeurde van 1914 de groote les
voor het heden. Het voor zijn taak
berekende Nederlandsche veldleger
in 1914 heeft de oorlogvoerenden
ervan weerhouden, zich de risico op
den hals te halen, met Nederland als
tegenpartij te doen te krijgen.
Een comité heeft zich geconsti
tueerd, dat zich verder zal uitbreiden
en zal nagaan hoe in bet Zuiden een
volksactie voor leger- en weermacht-
verhooging zal kunnen worden
georganiseerd.
Dit is een legende uit het land
van Brabant.
Uilenspiegel, die het te Thienen,
bijgenaamd de Witte Stad, wat al
te bont had gemaakt, was er stilletjes
vandoor gedaan, net op tijd om niet
in de handen te vallen van den
schout en diens soldeniers.
Al zwervende kwam hij bij de
poorten van Leuven, waar hij in
dienst wist te komen bij den graaf
van Heverlee, een seigneur, die meer
vijanden dan vrienden had en die
bijgevolg altijd op zijn qui vive
moest zijn, om niet overrompeld te
worden.
Omdat hij in Uilenspiegel een nogal
wakkeren jongen meende te zien,
benoemde hij hem tot torenwachter.
Dit baantje bestond in goed uit te
kijken en op den hoorn te blazen,
zoodra hij vijanden of ander, den
graaf niet bepaald vriendelijk gezind
gebroed in de verte zou zien op
dagen.
Tijl had de grootste oplettendheid
beloofd en dat zal hem wel ernst
geweest zijn ook, want hij had er
alle belaDg bij, zich een tijdlaog
buiten schot van het gerecht te
houden. Ongelukkiglijk gebeurde het
dat men, waarschijnlijk omdat hij
een nieuweling was, vergat hem zijn
middagmaal te brengen, wat voor
Tijl, die altijd honger had, gewoon
weg een vreeselijke marteling moet
geweest zijn. Vooral op dit gebied
stelde hij zeer veel prijs op een
prompte bediening. Zijn maag was
nu eenmaal niet op het vasten inge
steld.
Nu gebeurde het ook, dat mis
bruik of gebruik makende van
het feit, dat de manschappen van
den graaf aan het eten waren, een
roofriddertje uit de buurt een razzia
uitvoerde op een der verst afgelegen
hoeven van den graaf en al hel vee
meenam.
Van zijn torens uit had Tijl dat
grapje wel gezien, maar hij had geen
kik gegeven.
Toen de boer, die had kunnen
ontvluchten, den graaf het gebeurde
kwam vertellen, liet deze in uiterste
verbolgenheid Tijl voor zich .ver
schijnen en vroeg hem, waarom hij
bocht.
Van gramschap kleurde Jan's
gelaat nog rooder hij sprak geen
woord meer tegen Lisebeth en
staarde onder het ontbijt maar
strak op één punt. Er af blijven
moeten ze, dacht hij.
Snel deed hij zijn dagelijksch
schommelwerk onder het vee,
laadde op een piepende kruiwagen
eenig houtwerk, heidde onder
zware zuchten rondom de twee
gegraven kuilen zware palen in
den grond en nagelde er dan een
latten schutting tegen.
Dit spelletje zou hun wel belet
ten er nog over te gaan. Dien
dag had hij vrede met de lui, die
de groote laan opwandelden. De
kinderen maakten een groolen
omweg om niet onder het bereik
van zijn vlammende oogen le
komen.
Wel riepen zo nog eens van
verre: Jan, booze man, maar ze
liepen toch niet meer over zijn
land. Dit was hem voldoende. En
morgen zouden al de inwoners in
't weekblad lezen, dat ze op straf
van procesverbaal niet meer over
zijn eigendom mochten gaan. Dan
was de zaak ineens uitgemaakt.
Toen 's avonds de lentestilte
zich over het landschap legde, de
hemel in den glans der onder
gaande zon roodkleurde en de
vogeltjes bij het afscheid van den
dag nog luid zongen van vreugde
en levenslust, slaakte Jan allen
arbeid.
niet op den hoorn had geblazen
Monseigneur, antwoordde de
oolijke kerel, ik heb het geprobeerd,
maar ik kon geen enkelen klank uit
den boom krijgen. Dat is de schuld
van den kok, die vergeten had, mij
eten te laten brengen, met een leege
maag kan ik niet blazen 1
De graaf, die een man van de
daad was, liet onmiddellijk het
alarmsein geven. Kort daarna werd
de ophaalbrug neergelaten en met
zijn ruiters snelde bij in de richtiDg,
waarin de roofridder met zijn man
schappen was verdwenen. Bij het
kasteel van dezen laatste kwam het
tot een bloedig treffen. De graaf
veroverde niet alleen den gestolen
buit, maar liet ook nog de wijn
kelders en de proviandkasten van het
kasteel plunderen. Zwaar beladen
keerden zijn soldeniers naar het slot
terug.
Om hun moedig optreden te be
loonen, mochten zij 's anderdaags de
gestolen levensmiddelen mitsgaders
den wijn bij een groot feestmaal
Daar binnen werken. Uilenspiegel
stond weer op den toren, toen de
tafels rijkelijk van het lekkerste eten
werden voorzien. Hij stond er van
te watertanden, terwijl zijn ingewan
den een akelig grolconcert ten ge-
hoore brachten, dat klonk als een
solo op een contrabas.
De soldeniers begonnen te schran
zen en te drioken. De geur van het
gebraad kwam plagend langs den
neus van Tijl voorbij en bij zag met
begeerig oog, hoe verleidelijk het
edele vocht in de glazen stond te
fonkelen.
Weer was er niemand, die aan
Tijl dacht.
Maar nu zou men hem toch geen
tweede maal de marteling van den
honger later ondergaan.
Hij greep naar zijn hoorn en begon
er zoo geweldig op te toeteren, dat
hooren en zien er van verging. Alle
oogen keken naar boven, waar Tijl
met drukke gestes in de verte wees,
alsof andermaal de vijand op komst
was. Het duurde maar enkele minuten
en allen zaten in den zadel. In een
groote stof wol c stormde de graaf
met zija manschappen in de richting,
door den torenwachter gewezen. Dat
was het oogenblik, waarop Tijl had
gewacht, om naar beneden te klaute
ren en zich in zijn eentje een gastro
nomisch festijn aan de eettafels aan
te bieden, dat hem dagen lang vaD
de tormenten van den honger zou
bevrijden.
Enkele uren later kwam de leger
bende terug. Geen enkelen vijand
had zij op den weg ontmoet.
De graaf vroeg aan Tijl, of hij
soms geschrokken was van zijn
eigen schaduw
De grappenmaker beweerde echter
bij hoog en laag dat wel degelijk
vijanden in de verte waren komen
opdageD. maar dat zij onmiddellijk
op de vlucht waren gegaan, alleen
al, omdat zij hem zoo vervaarlijk op
zijn hoorn hadden hooren blazen.
De graaf geloofde hem maar half
en toen hij ineens de soldeniers
boorde foeteren, omdat tijdens hun
afwezigheid de beste brokken en den
lekkersten wijn waren verdwenen,
was hij er zeker van, dat Uilenspiegel
iedereen had beetgenomen. Hij be
noemde een anderen torenwachter en
beval, dat 's anderdaags Tijl met
honderd stokslagen zou gestraft
worden.
Toen bij het krieken van den dag
de beul zich naar de cel begaf, was
er geen Uilenspiegel meer te zien.
Tijl vertelde later aan iedereen,
die het hooren wilde, dat de graaf
zelf hem midden in den nacht had
laten ontvluchten, omdat hij zoo
mirakels om de grap had moeten
lachen.
En wij gelooven graag, dat het
zoo gebeurd is, omdat men in het
land van Brabant altijd veel van een
goede schranspartij heeft gehouden.
Tomaten en Kanker.
Een dag van hard sjouwen
had hij achter den rug. Maar in
langen lijd had hij niet zooveel
gescholden en gesakkerd. Dat zou
toch wel eens ophouden, als het
berichlje in de krant verschenen
was. Dit gaf hem hoop en ook
weer moed.
De* avondklok luidde den Zon
dag in, als Jan na het eten den
kronkelenden weg naar het dorp
droomend opging, om zijn baard
Jte laten scheren en zijn korf eier
in winkelwaren om te zetten.
Heerlijk frisch was de mooie
lenteavond. Het laatste avondrood
verbleekte bij het schemerdonker.
Lang gerekt en trillend nachte-
gaalgefluit, tokkelende kwartelslag
dreven door de landstilte.
Op de scheerbank, waar blauwe
rook van pijpen om de hoofden
wolkte, was het weder dezelfde
Zaterdagsche drukte.
Lieden, die Jan's ontgonnen hei
hadden gezien en bewonderd,
zwaaiden hem uitbundigen lof
toe om hem aan het praten te
krijgen. Doch ze konden maar
niet begrijpen dat hij zich zoo
afmatte. Hij had toch grond en
eigendom genoeg. Maar nooit had
men te veel.
Niemand taalde naar de herrie,
die er met het voetpaadje gebeurd
was. Toen Jan eens goed rondge
keken had en hij geen mannen
van uit het gehucht zag, zei hij,
dat hij er een vetweide van ging
maken, maar dal hij erg last had
Het gebruik van rauwe tomateD
is in den loop der laatste jaren sterk
toegenomen. Dit stijgende verbruik
werd veroorzaakt door de meer
veld winnende gedachte, dat toma
ten een bij uitstek geschikt aanvul
lend voedingsmiddel vormen.
Het behoeft dan ook geen ver
wondering te verwekken aldus
W. in „Voeding en Hygiëne"
dat breede lagen van de bevolking
zich ongerust begonnen te toonen
toen het gerucht de ronde deed, dat
tomaten kanker zouden kunnen
veroorzaken.
De oorsprong biervan is te zoeken
in de wetenschappelijke proeven, die
in het Geneefsche kankerinstituut
zijn gedaan. Men vond daar name
lijk, dat men door onderhuidsche
inspuiting van tomatensap bij ratten
kankerachtige gezwellen kon doeD
ontstaan. Ook kon men dit bewerk
stelligen door tomatensoep aan het
voedsel van de ratten toe te voegen
Onafhankelijk van deze eerste
reeks proeven, zijn ze herhaald en
bevestigd door prof. Askenazy,
eveneens m Genève.
Deze resultaten verwekten, zooals
te verwachten was, de grootste
belangstelling in de geheele medische
wereld. Men was het er echter over
eens, dat de proeven nog tal van
bevestigingen moesten krijgen, wilde
men er werkelijk juiste conclusies
uit kunnen trekken. Om nu gedurende
het verdere onderzoek geen onrust
te verwekken, verzocht prof. Aska*
nazy om dit onderwerp uitsluitend
in de vakbladen te behandelen en
de gewone pers er buiten te laten.
Aan dit verzoek is echter geen ge
volg gegeven, waardoor meer ge
noemd gerucht zijn tocht onder het
leekenpubliek aanving.
Hoe voorbarig dit alles was, blijkt
wel uit het verdere verloop van het
onderzoek. Tal van geleerden pro
beerden namelijk of zij dezelfde
resultaten konden bereiken als prof.
Askanazy, maar aan geen van hen
lukte het. Zelfs Askanazy zelf kon
zijn eerste proeven niet opnieuw
bevestigen. Men moest dus wel tot
de conclusie komen dat de uitkom
sten die vroeger verkregen waren,
te wijten waren aan toevallig aan
wezige bij-omstandigheden, die met
de eigenlijke proeven niets le maken
hadden.
Hieruit blijkt dus wel duidelijk,
dat er geen sprake is van het ont
staan van kanker door het eten van
tomaten. Prof. Askanazy zelf zegt,
dat hij geen enkele reden aanwezig
acht om het groote voordeel dat
wij hebben van de tomatea als sma
kelijk en zeer gezond voedsel, los
te laten. Hij noch zijn medewerkers
eten ook maar één tomaat minder
dan vroeger. Het is dan ook zaak
om het gerucht, welks ontstaan hier
geschetst is, tegen te spreken.
Leven de vrouwen van tegen
woordig korter of langer?
„Korter", beweert professor Tho
mas Barlow, een der beroemdste
geneesheeren van Engeland.
De oorzaak er van moet, volgens
hem gezocht worden in de levens
wijze der vrouw zelf. De moderne
vrouw heeft geen gezond leven. Ze
leeft te inteas. Ze heeft geen rust en
wordt steeds voortgestuwd. Daarbij
is ze nog zoover gegaan te rooken
en... alcohol te drinken.
De overdreven slanke lijn is ook
een der oorzaken geweest van vele
van die van den overkant. Die
wilden maar altijd het oude pad
volgen. Moest dit blijven bestaan,
dan was zijn schoone weide klets
verlommeld.
Nu kreeg hij opeens al de lui
tegen, die van oordeel waren, dal
men dit paadje niet kon opheffen
Ze haalden voorbeelden aan van
boeren, die hetzelfde hadden ge
wild, maar er niet in geslaagd
waren. Maar Jan geloofde in zijn
recht. Rechterlijke hulp en licht
zou hij inroepen en verkrijgen.
Een buurman met wien Jan
geprocedeerd had, bitsigde hem
toe
Laat Snuffels toch doen, die
is zoo dikwijls bij de advocaten
geweest, dat hij meer van de wel
kent dan zijzelf. Wat al processen
heeft hij niet aan de hand gehad.
Jan zat onder het mes en gaf
geen antwoord. Met een glooiend,
gladgeschoren gezicht verliet hij
den barbier, die hem zei dat hij
maar moest volhouden, terwijl hij
op zijn glimlachende klanten een
oogje pinkte.
Volhouden, zwoer Jan buiten
op straat. Die dat deed, overwon
altijd Jan zou zich den room van
de melk niet laten wegslobberen,
Recht had hij en wilde hij
hebben, al moest er een koe aan
blijven. Tegen die heikneuters
zou hij nog eens toonen dat hij
een procesmensch was.
De winkelier, de smid, de her
bergier, bij wie hij zijn leed van
vrouwenziekten.
Volgens den geneesheer professor
is het volmaakt psysiek en verstan
delijk evenwicht maar mogelijk, wan
neer de zenuwen beschermd zijn
door een laagje vet.
„Voor vijftig jaar, zegt de profes
sor, speelden de vrouwen het golf-
spel niet, maar ze konden uren en
uren ver gaan en trokken met hun
man mede om Amerika te koloni-
seeren."
Een oud huismiddel.
Voor hen, die zich door den
sterken reuk der uien niet laten af
schrikken zijn deze, behalve als
voedingsmiddel, nog voor zeer vele
doeleinden met succes aan te wen
den. Uien, op het brood gegeten,
bevorderen de spijsvertering en ver
drijven eventueele wormen. Uiensap,
op insecteobeten, ontneemt er de
schadelijkheid aan met azijn ver
mengd, stilt dit vocht de hevigste
neusbloeding. Gesneden uien in asch
gebraden, op gezwellen gelegd bren
gen deze snel tot rijpheid. Ook
worden ze wel aangewend als middel
tegen 't uitvallen van het hoofdhaar
op de volgende wijze dient men ze
dan te bereidenmen neemt een
liter Fanschen brandewijn, een halve
liter aftreksel van de wortels van
het kleefkruid en snijdt 3 groote
uien door deze massa, die men drie-
eg-dertig uur in de zon laat staan
en dan zeeft.
Tweemaal daags of een keer des
avonds bevochtigt men de hoofdhuid
met deze vloeistof en bedekt daarna
het hoofd met een doek.
„Greenwich" tyd in Nederland.
Behoud van den Zoinertyd.
Bij de Tweede Kamer is ioge-
diend een wetsontwerp tot invoering
van den middelbaren tijd van Green
wich. als den wettelijken tijd in
Nederland.
In zijo Memorie van Toelichting
herinnert de Minister van Binnen-
landsche Zaken er aan dat in de
motie van orde van den heer van
der WaerdeD c.s., aangenomen in de
vergadering der Tweede Kamer van
23 November 1933, de Regeering
werd uitgenoodigd, tweeërlei vraag
punten te bezien.
le. de regeliog van den wette
lijken tijd
2e. de regeling van den zomertijd.
Het thans ingediende wetsontwerp
is het resultaat van de overwegingen
der Regeering te dezer zake.
Ook naar de meening van de
RegeeriDg is het gewensebt, niet in
het minst met het oog op de be
hoeften van het luchtvaartverkeer,
draadlooze uitzendingen en het
internationaal wetenschappelijk
waarnemingsverkeer, dat Nederland
gelijk andere landen reeds deden,
zijn eigen nationale tijdregeling prijs
geeft en de wereldtijd, volgens de
indeeling van het aardoppervlak in
24 strooken van 15 lengtegraden,
waarin de tijd telkens een uur ver
schilt', aanvaardt.
Artikel I van het wetsontwerp be
palend „de wettelijke tijd in Neder
land is de middelbare tijd van Green
wich" bedoelt, die aanpassing te
bewerkstelligen.
Het vraagstuk van den zomertijd
meent de Regeering te moeten bezien
in bet licht vaa hetgeen herhaaldelijk
is gebleken, de wensch van een
zeer groot deel van de bevolking
te zijn. Meer dan eens is tot uiting
gekomen, dat men in het algemeen
het behoud van den zomertijd op
prijs stelt.
Geenszins blind voor de bezwaren,
welke de zomertijd voor enkele
bevolkingsgroepen medebrengt, heeft
de week mededeelde, gaven hem
volkomen gelijk, alhoewel ze in
hun binnenste erg pret hadden in
de lawaaiende tooneeltjes, die nog
niet gedaan schenen. Natuurlijk
ware het eeuwig spijtig, moest
zoo een mooi hoekje grond door
zoo'n smerig voetpaadje totaal
bedorven worden.
Onder druk gepraat was het stil
laat geworden en Jan spoedde
zich huiswaarts, peinzend over de
gehouden gesprekken, over zijn
akker, over zijn landje, over de
vrekkige boereu en over het be-
ichtje van morgen. Hoog stond
de donzig gouden maan in den
blauwen helderen sterrenhemel.
Gedurende den nacht braken
nijdige menschen uit het gehucht
zijn afwerende schutting stuk en
vulden de gegraven kuilen met
de uitgehaalde aarde weder aan.
Het voetpad moest er blijven,
meenden en wilden dezen
Uit de rozige schemering van
den vroegen morgen werd de
nieuwe Zondag geboren. De dag
klaarte blikkerde trillend bevend
op. 'i Oosten verfde weldra de
opbloeiende dampende aarde in
rooden glans, die zich glinsterend
weerkaalste op de groenende
hagen en struiken, de opschietende
koren- en grashalmen, zwaar van
fonkelenden morgendauw.
Snel opeenvolgende klokken-
klanken galmden vanuit den kerk
toren en riepen de geloovigen ter
kerke. (Wordt vervolgd^.