twffbt: bi.ad van peel en maas Geld Jan. FEUILLETON. Uilenspiegel als torenwachter. Voor de Vrouwen Gemengde Berichten Zaterdag 16 Juni 1934 Vijf 'en vijftigste Jaargang No 24 Doortocht in een nieuwen oorlog door Brabant en Limburg. Plannen voor organisatie van een volksactie in de Zuidelijke pro vincies voor leger- en weermacht- versterkingen. Sterk is de kentering ia Limburg en Brabant ten aanzien van de pu blieke opinie jegens het defensie- vraagstuk van ons land in het alge meen. en de mogelijkheid van verdediging der zuidelijke gewesten meer in 't bijzonder. Sterk komt dit tot uiting in de Zuidelijke provinciale pers. Opvallend is het vooral met welk gewillig oor geluisterd wordt naar de betoogen waarin aange drongen wordt om door intensivee ring van de legersterkte en uitrusting, weer mogelijkheden te geven aan de preventieve afweertaak onzer weer macht. Duidelijk bleek deze interesse weer uit de groote opkomst van leden vaD het Departement Maastricht der Nederl. Maatschappij voor Nijver heid en Handel, op de maandel bijeenkomst Donderdag 7 Juni. Reeds het niet eens zijn met de instemming die het hoofdbestuur der Maatschappij ten aanzien van de bezuinigingspolitiek betreffende het leger en het uitnoodigen van majoor Mathon om zijn opinies voor ver sterking onzer weermacht in den kring van Zuidelijke industrieelen kenbaar te maken, is veelzeggend voor de verandering in de gesteldheid op dit punt in Limbu;g. Rede majoor Mathon. „Ik zou niet den indruk willen wekken een alarmstemming te pro pageeren", ving majoor Mathon zijn voordracht aan. „Een oorlog in de direct nabije jaren in West-Europa acht ik zeer onwaarschijnlijk". Spr. motiveerde deze meening op de volgende wijze. Terugblikkend naar 1914 r men zeggen, dat de wereldoorlog in wezen een Engelsch—Duitsch conflict was om de wereldmacht. Ia beide landeu ijverde men om tot de wereldmacht te komen voor een zoo sterk mogelijke zee macht, waarbij het begrip zeemacht gezien moet worden als een ste'sel van kolonisatie In vreemde gebieden, hetgeen zich in Duitschland b demonstreerde door groote zorg voor een maritieme macht ter ver dediging en uitbreiding van koloniaal bezit, zorg voor perfecte .handels havens e.d. Sinds den wereldoorlog weel Duitschland dat onder de huidige omstandigheden illusies voor een wereldmacht vervlogen zijn. Nu echter ook Engeland door den sterker wordende Japan3che invloed, weinig of geen kans meer heeft het ideaal van wereldmacht te bereiken, is de oorzaak voor een hernieuwd conflict tusschen Duitschland Engeland van de baan. Niettemin zijn er andere factoren die tot een oorlog in West Europa zouden kunnen leiden. Bij het be oordeelen van den invloed dier factoren moet men echter niet ver geten. dat oorlog voeren niet langer meer een kwestie is van leger, vloot en luchtmachtde aard van den toekomenden strijd is totaal veran derd, heel de bevolking neemt er deel aan, niet het minst de vrouwen en noodig is voor een volk, dat een oorlog durft of wil voeren, dat in heel het volk het diepe geloof in de noodzskelijkheid van 't brengen van offers voor zulk een oorlog leeft. Een nieuwen oorlog is niet moge lijk indien niet heel het volk over tuigd is van zijn goed recht om den Een plattelandsgescliiedenis yan de Belg.-Limb, grens. 17 Gezoem en gedaver van uit barstend jong leven gonsde aan. Daar waren de bengels weder. Zouden zij hel nog durven Achler zijn huis ging hij slaan om ze in 't geniep le kunnen beloeren. Jan, o Jan, Booze man, Bie niet lijden kan, Die niet lijden kan. Dit was hem gemeend. Dal was te wreed. Het gezang bromde in zijn ooren; zijn oog en scholen vlammen, zijn kramp bevende vingeren grepen naar 'n dikken knuppel. Op eens: pof, paf, paafl Een twinliglal sleer.en tegelijk vlogen langs en tegen hel plankje dat met zijn waarschuwend Verboden weg, naar den kant van het dorp gericht was. Woedend-schreeuwend sprong Jan uit zijn schuilplaats en liep dreigend de kinderen na, diesnel als hazewinden, wegbeenden, roepend op een veiligon afstand »Jan, booze man l strijd te aanvaarden. Daarom Is het niet mogelijk dat het FraDsche volk den preventievea oorlog zal doen ontbranden, terwijl anderzijds Duitschland in het geheim niet zoodanige maatregelen kan nemen, dat men daar binnen korten tijd klaar zou kunnen zijn indien men er een revancheoorlog wilde voeren. Vrede is slechts mogelijk door een verdedigingsbewapening. Al zal de oorlog niet binnen korten tijd ont branden, men zal er met op mogen bouwen dat de oorlog niet op zeker moment de partijen tegenover elkaar zal brengen. De positie der Zuidelijke Provincies. Hoe zal dan de positie van Ne derland, meer speciaal van de Zui delijke provinciën zijn Limburg en Brabant, deel uitma kende van ons land, met een niet behoorlijk geoutilleerd leger, zal het oorlogsterrein worden, nu de Belgen door versterking hunner Oostgrens (waardoor de Oostelijke Fransche vestinggordel wordt voortgezet) de eenige mogelijkheid voor een inval open laten aan België's Noordgrens, aanliggende tegen onze rijksgrens in Brabant. Had de Duitsche leger leiding in 1914 nog de voorkeur gegeven aan bet oponthoud veroor zaakt door „de manoeuvre om Limburg" liever dan het nog langere oponthoud bij een optrekken door Limburg met risico van Aankaan vallen van het Nederlandsche leger bet is voor de hand liggend, dat een onverdedigd laten van onze Zuide lijke gebieden een doortocht over Limburg en Brabant als het ware zal uitlokken in een nieuwen oorlog Nederland is niet gereed voor een afweer, betoogde de spreker, kan niet gereed zijn nadat men jaar in jaar uit op dit onderdeel der staats zorg zoo sterk heeft meenen te moeten bezuinigen. Is het Nederl. leger gereed te maken, vraagt men zich af. Men dient er rekening mede te houdeD, dat het echec der ontwape ningsconferentie zal leiden tot Duilschland's hei be wapening. Resultaten dezer herbewapening zullen voor Duitschland eerst na 10 jaar te bereiken zijn. Deze tijdsduur zou voldoende zijn voor een hernieuwde instelling van het Nederlandsche leger voor een taak, die naar behooren dan zal kunnen worden vervuld. Tegen het huidige legerstelsel is dit voorname bezwaar aan te voeren, dat de lichtingen te klein zijn. Noodig is vergrooting der oorlogs sterkte, hetgeen niet uitbreiding der legersterkte behoeft te beteekenen. Thans zijn er 15 lichtingen deze moeten tot- drievoudige sterkte worden opgevoerd. Is dat te beta len Majoor Mathon meent dat hier over niel lang behoeft te worden gedelibireerdhet geld is er in Ne derland, het is slechts de taak, dit mobiel te maken. Voor dit doel, waartoe een goede propaganda mo gelijkheden opent. Met nadruk wees spr. erop, dat vroeger steeds opgeld deed het bezwaar, dat zooveel jonge mannen door dienstplicht werden onttrokken aan hun arbeid. Nu men objecten zoekt om werk looze menschen, vooral de jonge, aan den slag te houden, kan dit onttrekkingsmotief moeilijk nog gewicht in de schaal leggen. Een leger in stand houden brengt bovendien commercieele voordeelen dit verklaart mede Frankrijks verzet tegen ontwapening Heele steden, vooral waar garnizoenen zijn, zullen daarvan groote nadeelen ondervinden bij ontwapening, terwijl ook in ons Dit ging le ver. Morgen zou hij ze wel weten te treffen, Grommend en knorrend, keerde Jan terug naar zijn huis. Hij raapte de dikste steenen van zijn land op, bezag met spijt het gedeukte plankje en kon maar niet begrij pen wat al die kwade menschen er aan hadden zoo over zijn nieuw akkertje te loopen. Was het opstokerij, domme jaloerschheid Zulke lui beston den er. Alles voor hen en voor anderen niels. Dat dit ook zijn eigen levensfilosofie was, deze ge dachte smeet hij weg als komende uit den booze. Maar zijn eigen dom zou 't nu blijven, zoolang hij gezonde armen aan zijn lijf had. Geen kat kon de notarisakte uit- kratsen. Dat tarten en plagen martelde en beulde hem meer af dan wel zijn gewone arbeid. Vroeg ging hij dien dag naar bed. Bij zijn ontwaken bracht hij weer zijn eerste bezoek aan zijn nieuw sLuk grond, dat nu een deel van zijn eigen wezen gewor den was. Maar hoe groot was zijn verwondering, toen hij zag, dat een booze hand bij zwarten nacht zijn waarschuwende plank jes had weggenomen. Nu was de maat vol Woedend keerde hij naar zijn woning terug en ver- lelde het gebeurde aan zijn vrouw die van meening was dat hij nooit vrede met de menschen hierover zou hebben, 't Volk hier was land, het verzet, dat bijv. rees bij de plannen tot opheffiag van het garnizoen Kampen, er op wijsi, welk een economische factor ten gunste ermee gemoeid is. Naar sprekers vaste overtuiging is het dringend noodig, dat de Zuidelijke provinciën gaan inzien, welk eigen belang zij verwaarloozen door zich niet te verzetten tegen het in de laatste jaren langzamerhand ingevreten defaitisme van boven- Moerdijkschen oorsprong. Na deze voordracht, ontwikkelde majoor Mathon op verzoek nog zeer in het kort zijne ideeën omtrent de wijze, waarop het Zuiden door een veldleger o.a. zou dienen te worden verdedigd. Mede kwam de vraag naar voren of een werken voor legeruitbreiding niet provoceerend zou werken. Burgemeester van Oppen zag in het gebeurde van 1914 de groote les voor het heden. Het voor zijn taak berekende Nederlandsche veldleger in 1914 heeft de oorlogvoerenden ervan weerhouden, zich de risico op den hals te halen, met Nederland als tegenpartij te doen te krijgen. Een comité heeft zich geconsti tueerd, dat zich verder zal uitbreiden en zal nagaan hoe in bet Zuiden een volksactie voor leger- en weermacht- verhooging zal kunnen worden georganiseerd. Dit is een legende uit het land van Brabant. Uilenspiegel, die het te Thienen, bijgenaamd de Witte Stad, wat al te bont had gemaakt, was er stilletjes vandoor gedaan, net op tijd om niet in de handen te vallen van den schout en diens soldeniers. Al zwervende kwam hij bij de poorten van Leuven, waar hij in dienst wist te komen bij den graaf van Heverlee, een seigneur, die meer vijanden dan vrienden had en die bijgevolg altijd op zijn qui vive moest zijn, om niet overrompeld te worden. Omdat hij in Uilenspiegel een nogal wakkeren jongen meende te zien, benoemde hij hem tot torenwachter. Dit baantje bestond in goed uit te kijken en op den hoorn te blazen, zoodra hij vijanden of ander, den graaf niet bepaald vriendelijk gezind gebroed in de verte zou zien op dagen. Tijl had de grootste oplettendheid beloofd en dat zal hem wel ernst geweest zijn ook, want hij had er alle belaDg bij, zich een tijdlaog buiten schot van het gerecht te houden. Ongelukkiglijk gebeurde het dat men, waarschijnlijk omdat hij een nieuweling was, vergat hem zijn middagmaal te brengen, wat voor Tijl, die altijd honger had, gewoon weg een vreeselijke marteling moet geweest zijn. Vooral op dit gebied stelde hij zeer veel prijs op een prompte bediening. Zijn maag was nu eenmaal niet op het vasten inge steld. Nu gebeurde het ook, dat mis bruik of gebruik makende van het feit, dat de manschappen van den graaf aan het eten waren, een roofriddertje uit de buurt een razzia uitvoerde op een der verst afgelegen hoeven van den graaf en al hel vee meenam. Van zijn torens uit had Tijl dat grapje wel gezien, maar hij had geen kik gegeven. Toen de boer, die had kunnen ontvluchten, den graaf het gebeurde kwam vertellen, liet deze in uiterste verbolgenheid Tijl voor zich .ver schijnen en vroeg hem, waarom hij bocht. Van gramschap kleurde Jan's gelaat nog rooder hij sprak geen woord meer tegen Lisebeth en staarde onder het ontbijt maar strak op één punt. Er af blijven moeten ze, dacht hij. Snel deed hij zijn dagelijksch schommelwerk onder het vee, laadde op een piepende kruiwagen eenig houtwerk, heidde onder zware zuchten rondom de twee gegraven kuilen zware palen in den grond en nagelde er dan een latten schutting tegen. Dit spelletje zou hun wel belet ten er nog over te gaan. Dien dag had hij vrede met de lui, die de groote laan opwandelden. De kinderen maakten een groolen omweg om niet onder het bereik van zijn vlammende oogen le komen. Wel riepen zo nog eens van verre: Jan, booze man, maar ze liepen toch niet meer over zijn land. Dit was hem voldoende. En morgen zouden al de inwoners in 't weekblad lezen, dat ze op straf van procesverbaal niet meer over zijn eigendom mochten gaan. Dan was de zaak ineens uitgemaakt. Toen 's avonds de lentestilte zich over het landschap legde, de hemel in den glans der onder gaande zon roodkleurde en de vogeltjes bij het afscheid van den dag nog luid zongen van vreugde en levenslust, slaakte Jan allen arbeid. niet op den hoorn had geblazen Monseigneur, antwoordde de oolijke kerel, ik heb het geprobeerd, maar ik kon geen enkelen klank uit den boom krijgen. Dat is de schuld van den kok, die vergeten had, mij eten te laten brengen, met een leege maag kan ik niet blazen 1 De graaf, die een man van de daad was, liet onmiddellijk het alarmsein geven. Kort daarna werd de ophaalbrug neergelaten en met zijn ruiters snelde bij in de richtiDg, waarin de roofridder met zijn man schappen was verdwenen. Bij het kasteel van dezen laatste kwam het tot een bloedig treffen. De graaf veroverde niet alleen den gestolen buit, maar liet ook nog de wijn kelders en de proviandkasten van het kasteel plunderen. Zwaar beladen keerden zijn soldeniers naar het slot terug. Om hun moedig optreden te be loonen, mochten zij 's anderdaags de gestolen levensmiddelen mitsgaders den wijn bij een groot feestmaal Daar binnen werken. Uilenspiegel stond weer op den toren, toen de tafels rijkelijk van het lekkerste eten werden voorzien. Hij stond er van te watertanden, terwijl zijn ingewan den een akelig grolconcert ten ge- hoore brachten, dat klonk als een solo op een contrabas. De soldeniers begonnen te schran zen en te drioken. De geur van het gebraad kwam plagend langs den neus van Tijl voorbij en bij zag met begeerig oog, hoe verleidelijk het edele vocht in de glazen stond te fonkelen. Weer was er niemand, die aan Tijl dacht. Maar nu zou men hem toch geen tweede maal de marteling van den honger later ondergaan. Hij greep naar zijn hoorn en begon er zoo geweldig op te toeteren, dat hooren en zien er van verging. Alle oogen keken naar boven, waar Tijl met drukke gestes in de verte wees, alsof andermaal de vijand op komst was. Het duurde maar enkele minuten en allen zaten in den zadel. In een groote stof wol c stormde de graaf met zija manschappen in de richting, door den torenwachter gewezen. Dat was het oogenblik, waarop Tijl had gewacht, om naar beneden te klaute ren en zich in zijn eentje een gastro nomisch festijn aan de eettafels aan te bieden, dat hem dagen lang vaD de tormenten van den honger zou bevrijden. Enkele uren later kwam de leger bende terug. Geen enkelen vijand had zij op den weg ontmoet. De graaf vroeg aan Tijl, of hij soms geschrokken was van zijn eigen schaduw De grappenmaker beweerde echter bij hoog en laag dat wel degelijk vijanden in de verte waren komen opdageD. maar dat zij onmiddellijk op de vlucht waren gegaan, alleen al, omdat zij hem zoo vervaarlijk op zijn hoorn hadden hooren blazen. De graaf geloofde hem maar half en toen hij ineens de soldeniers boorde foeteren, omdat tijdens hun afwezigheid de beste brokken en den lekkersten wijn waren verdwenen, was hij er zeker van, dat Uilenspiegel iedereen had beetgenomen. Hij be noemde een anderen torenwachter en beval, dat 's anderdaags Tijl met honderd stokslagen zou gestraft worden. Toen bij het krieken van den dag de beul zich naar de cel begaf, was er geen Uilenspiegel meer te zien. Tijl vertelde later aan iedereen, die het hooren wilde, dat de graaf zelf hem midden in den nacht had laten ontvluchten, omdat hij zoo mirakels om de grap had moeten lachen. En wij gelooven graag, dat het zoo gebeurd is, omdat men in het land van Brabant altijd veel van een goede schranspartij heeft gehouden. Tomaten en Kanker. Een dag van hard sjouwen had hij achter den rug. Maar in langen lijd had hij niet zooveel gescholden en gesakkerd. Dat zou toch wel eens ophouden, als het berichlje in de krant verschenen was. Dit gaf hem hoop en ook weer moed. De* avondklok luidde den Zon dag in, als Jan na het eten den kronkelenden weg naar het dorp droomend opging, om zijn baard Jte laten scheren en zijn korf eier in winkelwaren om te zetten. Heerlijk frisch was de mooie lenteavond. Het laatste avondrood verbleekte bij het schemerdonker. Lang gerekt en trillend nachte- gaalgefluit, tokkelende kwartelslag dreven door de landstilte. Op de scheerbank, waar blauwe rook van pijpen om de hoofden wolkte, was het weder dezelfde Zaterdagsche drukte. Lieden, die Jan's ontgonnen hei hadden gezien en bewonderd, zwaaiden hem uitbundigen lof toe om hem aan het praten te krijgen. Doch ze konden maar niet begrijpen dat hij zich zoo afmatte. Hij had toch grond en eigendom genoeg. Maar nooit had men te veel. Niemand taalde naar de herrie, die er met het voetpaadje gebeurd was. Toen Jan eens goed rondge keken had en hij geen mannen van uit het gehucht zag, zei hij, dat hij er een vetweide van ging maken, maar dal hij erg last had Het gebruik van rauwe tomateD is in den loop der laatste jaren sterk toegenomen. Dit stijgende verbruik werd veroorzaakt door de meer veld winnende gedachte, dat toma ten een bij uitstek geschikt aanvul lend voedingsmiddel vormen. Het behoeft dan ook geen ver wondering te verwekken aldus W. in „Voeding en Hygiëne" dat breede lagen van de bevolking zich ongerust begonnen te toonen toen het gerucht de ronde deed, dat tomaten kanker zouden kunnen veroorzaken. De oorsprong biervan is te zoeken in de wetenschappelijke proeven, die in het Geneefsche kankerinstituut zijn gedaan. Men vond daar name lijk, dat men door onderhuidsche inspuiting van tomatensap bij ratten kankerachtige gezwellen kon doeD ontstaan. Ook kon men dit bewerk stelligen door tomatensoep aan het voedsel van de ratten toe te voegen Onafhankelijk van deze eerste reeks proeven, zijn ze herhaald en bevestigd door prof. Askenazy, eveneens m Genève. Deze resultaten verwekten, zooals te verwachten was, de grootste belangstelling in de geheele medische wereld. Men was het er echter over eens, dat de proeven nog tal van bevestigingen moesten krijgen, wilde men er werkelijk juiste conclusies uit kunnen trekken. Om nu gedurende het verdere onderzoek geen onrust te verwekken, verzocht prof. Aska* nazy om dit onderwerp uitsluitend in de vakbladen te behandelen en de gewone pers er buiten te laten. Aan dit verzoek is echter geen ge volg gegeven, waardoor meer ge noemd gerucht zijn tocht onder het leekenpubliek aanving. Hoe voorbarig dit alles was, blijkt wel uit het verdere verloop van het onderzoek. Tal van geleerden pro beerden namelijk of zij dezelfde resultaten konden bereiken als prof. Askanazy, maar aan geen van hen lukte het. Zelfs Askanazy zelf kon zijn eerste proeven niet opnieuw bevestigen. Men moest dus wel tot de conclusie komen dat de uitkom sten die vroeger verkregen waren, te wijten waren aan toevallig aan wezige bij-omstandigheden, die met de eigenlijke proeven niets le maken hadden. Hieruit blijkt dus wel duidelijk, dat er geen sprake is van het ont staan van kanker door het eten van tomaten. Prof. Askanazy zelf zegt, dat hij geen enkele reden aanwezig acht om het groote voordeel dat wij hebben van de tomatea als sma kelijk en zeer gezond voedsel, los te laten. Hij noch zijn medewerkers eten ook maar één tomaat minder dan vroeger. Het is dan ook zaak om het gerucht, welks ontstaan hier geschetst is, tegen te spreken. Leven de vrouwen van tegen woordig korter of langer? „Korter", beweert professor Tho mas Barlow, een der beroemdste geneesheeren van Engeland. De oorzaak er van moet, volgens hem gezocht worden in de levens wijze der vrouw zelf. De moderne vrouw heeft geen gezond leven. Ze leeft te inteas. Ze heeft geen rust en wordt steeds voortgestuwd. Daarbij is ze nog zoover gegaan te rooken en... alcohol te drinken. De overdreven slanke lijn is ook een der oorzaken geweest van vele van die van den overkant. Die wilden maar altijd het oude pad volgen. Moest dit blijven bestaan, dan was zijn schoone weide klets verlommeld. Nu kreeg hij opeens al de lui tegen, die van oordeel waren, dal men dit paadje niet kon opheffen Ze haalden voorbeelden aan van boeren, die hetzelfde hadden ge wild, maar er niet in geslaagd waren. Maar Jan geloofde in zijn recht. Rechterlijke hulp en licht zou hij inroepen en verkrijgen. Een buurman met wien Jan geprocedeerd had, bitsigde hem toe Laat Snuffels toch doen, die is zoo dikwijls bij de advocaten geweest, dat hij meer van de wel kent dan zijzelf. Wat al processen heeft hij niet aan de hand gehad. Jan zat onder het mes en gaf geen antwoord. Met een glooiend, gladgeschoren gezicht verliet hij den barbier, die hem zei dat hij maar moest volhouden, terwijl hij op zijn glimlachende klanten een oogje pinkte. Volhouden, zwoer Jan buiten op straat. Die dat deed, overwon altijd Jan zou zich den room van de melk niet laten wegslobberen, Recht had hij en wilde hij hebben, al moest er een koe aan blijven. Tegen die heikneuters zou hij nog eens toonen dat hij een procesmensch was. De winkelier, de smid, de her bergier, bij wie hij zijn leed van vrouwenziekten. Volgens den geneesheer professor is het volmaakt psysiek en verstan delijk evenwicht maar mogelijk, wan neer de zenuwen beschermd zijn door een laagje vet. „Voor vijftig jaar, zegt de profes sor, speelden de vrouwen het golf- spel niet, maar ze konden uren en uren ver gaan en trokken met hun man mede om Amerika te koloni- seeren." Een oud huismiddel. Voor hen, die zich door den sterken reuk der uien niet laten af schrikken zijn deze, behalve als voedingsmiddel, nog voor zeer vele doeleinden met succes aan te wen den. Uien, op het brood gegeten, bevorderen de spijsvertering en ver drijven eventueele wormen. Uiensap, op insecteobeten, ontneemt er de schadelijkheid aan met azijn ver mengd, stilt dit vocht de hevigste neusbloeding. Gesneden uien in asch gebraden, op gezwellen gelegd bren gen deze snel tot rijpheid. Ook worden ze wel aangewend als middel tegen 't uitvallen van het hoofdhaar op de volgende wijze dient men ze dan te bereidenmen neemt een liter Fanschen brandewijn, een halve liter aftreksel van de wortels van het kleefkruid en snijdt 3 groote uien door deze massa, die men drie- eg-dertig uur in de zon laat staan en dan zeeft. Tweemaal daags of een keer des avonds bevochtigt men de hoofdhuid met deze vloeistof en bedekt daarna het hoofd met een doek. „Greenwich" tyd in Nederland. Behoud van den Zoinertyd. Bij de Tweede Kamer is ioge- diend een wetsontwerp tot invoering van den middelbaren tijd van Green wich. als den wettelijken tijd in Nederland. In zijo Memorie van Toelichting herinnert de Minister van Binnen- landsche Zaken er aan dat in de motie van orde van den heer van der WaerdeD c.s., aangenomen in de vergadering der Tweede Kamer van 23 November 1933, de Regeering werd uitgenoodigd, tweeërlei vraag punten te bezien. le. de regeliog van den wette lijken tijd 2e. de regeling van den zomertijd. Het thans ingediende wetsontwerp is het resultaat van de overwegingen der Regeering te dezer zake. Ook naar de meening van de RegeeriDg is het gewensebt, niet in het minst met het oog op de be hoeften van het luchtvaartverkeer, draadlooze uitzendingen en het internationaal wetenschappelijk waarnemingsverkeer, dat Nederland gelijk andere landen reeds deden, zijn eigen nationale tijdregeling prijs geeft en de wereldtijd, volgens de indeeling van het aardoppervlak in 24 strooken van 15 lengtegraden, waarin de tijd telkens een uur ver schilt', aanvaardt. Artikel I van het wetsontwerp be palend „de wettelijke tijd in Neder land is de middelbare tijd van Green wich" bedoelt, die aanpassing te bewerkstelligen. Het vraagstuk van den zomertijd meent de Regeering te moeten bezien in bet licht vaa hetgeen herhaaldelijk is gebleken, de wensch van een zeer groot deel van de bevolking te zijn. Meer dan eens is tot uiting gekomen, dat men in het algemeen het behoud van den zomertijd op prijs stelt. Geenszins blind voor de bezwaren, welke de zomertijd voor enkele bevolkingsgroepen medebrengt, heeft de week mededeelde, gaven hem volkomen gelijk, alhoewel ze in hun binnenste erg pret hadden in de lawaaiende tooneeltjes, die nog niet gedaan schenen. Natuurlijk ware het eeuwig spijtig, moest zoo een mooi hoekje grond door zoo'n smerig voetpaadje totaal bedorven worden. Onder druk gepraat was het stil laat geworden en Jan spoedde zich huiswaarts, peinzend over de gehouden gesprekken, over zijn akker, over zijn landje, over de vrekkige boereu en over het be- ichtje van morgen. Hoog stond de donzig gouden maan in den blauwen helderen sterrenhemel. Gedurende den nacht braken nijdige menschen uit het gehucht zijn afwerende schutting stuk en vulden de gegraven kuilen met de uitgehaalde aarde weder aan. Het voetpad moest er blijven, meenden en wilden dezen Uit de rozige schemering van den vroegen morgen werd de nieuwe Zondag geboren. De dag klaarte blikkerde trillend bevend op. 'i Oosten verfde weldra de opbloeiende dampende aarde in rooden glans, die zich glinsterend weerkaalste op de groenende hagen en struiken, de opschietende koren- en grashalmen, zwaar van fonkelenden morgendauw. Snel opeenvolgende klokken- klanken galmden vanuit den kerk toren en riepen de geloovigen ter kerke. (Wordt vervolgd^.

Peel en Maas | 1934 | | pagina 5