Raadsvergadering
Zalerdag 2
te Venray,
Woensdag 30 Mei, nam. 4 uur.
Afwezig de heer A. Jacobs.
1. Notulen. Worden zonder aan
merkingen goedgekeurd.
2. Behandeling van het schrijven
van Heeren Gedeputeerde Staten in
zake de door den Gemeenteraad in
zijn vergadering van 6 April j.l.
nader vastgestelde begrooting en van
de opmerkingen en bedenkingen van
deze begrooting.
De Voorzitter wijst er op, dat de
leden een schrijven ontvangen heb'
ben, Inhoudende de opmerkingen en
bedenkingen van G.S., alsmede een
memorie van toelichting van B. en
W. betreffende de gemeentebegroo-
ting. In deze nota komt tot uitdruk
king, dat de opbrengsten der vrij
willige aangiften van de belastingen
volgens bericht van den Inspecteur
nader kan worden vastgesteld op
f 3350, terwijl de Inkomstenbelasting
van f 1400 tot f 1500 meer zal op
brengen, zoodat deze post met f 1863
verhoogd kan worden. De 80 op
centen van de Grondbelasting en 70
opcenten Vermogensbelasting zullen
hierbij gevoegd een opbrengst vor
men van ruim f 13000.
De post onvoorzien is in de be-
gtooting vastgesteld op ongeveer
f 10.000, terwijl G. S. hiervoor min
stens f 25.000 willen gereserveerd
zien. Gaat de Raad met het voor
stel van B. en W. accoord. dan zou
door een heffing van 43 opcenten
op Personeel en 29 opcenten op de
Vermogensbelasting boven de thans
geheven opcenten leiden tot een
post van f 25.000 voor onvoorziene
uitgaven.
De kosten van werkverschaffing
kunnen jammer genoeg niet vermin
derd worden.
De inmiddels binnengekomen
f 3000 van achterstand adviseeren
B. en W niet in deze begrooting te
verwerken, daar anders de post
onvoorzien f 28000 moet bedragen.
De heer Vermeulen meent, dat
deze f 3000 nu ontvangen, ook in
deze begrooting moeten worden op
genomen, hetgeen de Voorzitter
weerlegt met de opmerking, dat
overschrijvingen aan vaste regels
zijn gebonden, terwijl men er prac
tisch niets aan heeft, daar dan de
post onvoorzien met gelijk bedrag
verhoogd moet worden.
De heer Millen heeft er bezwaar
tegen, dat het schrijven van den
Inspecteur niet ter inzage heeft ge
legen, of in afschrift aan de leden is
thuisbezorgd, waarop de Voorzitter
antwoordt, dat dit niet gaat wegens
te veel werk op de Secretarie en
bovendien is dit schrijven pas bin
nengekomen. De Raad moet nu toch
eindelijk eens tot een beslissing ko
men omtrent de begrooting, goed
of afkeuren. In 't laatste geval beslist
de Kroon, die zeer waarschijnlijk G.
S. zullen haodhaven. Uit de begroo
ting is uitgehaald, wat er mogelijk
uitgehaald kan worden.
Wethouder Odenhoven vraagt naar
den datum van 't schrijven van den
Inspecteur, waarop de Voorzitter
zegt, de datum is 28 Mei.
De heer van Haren verzekert niet
voor de begrooting te kunnen stem
men. De Raad heeft indertijd een
commissie benoemd, niet alleen om
aan G.S. de Venraysche staat van
zaken uit te leggen, maar ook om
te vragen waarom zij belastingver-
hooging noodig achten. In de be-
grootlng is het batig saldo onder
1934, No. 22
veel cijfers weggewerkt. Willen G.
S. nu toch belastiogverhooging door
drijven, zonder dat zij de commissie
hooren, dan meent spr, dat dit col
lege het beter meent te weten dan
de Raad van Venray.
De Voorzitter antwoordt den heer
van Haren, dat op den post werk
verschaffing niet bezuinigd kan wor
den, teiwijl de te betreuren toename
der werkloosheid rede geeft om te
vermoeden, dat met den uitgetrok
ken post niet toegekomen wordt. In
den meest gunstigen tijd als dit ge
deelte van het jaar, is het aantal
tewerkgestelden 1 derde vermeerderd.
Wat zal het dan van de winter
worden, vraagt hij zich af.
De heer ven Boven gaat met den
heer van Haren accoord en betreurt
het ten zeerste, dat G. S. de Raads
commissie niet gehoord heeft. Deze
commissie heeft bet vertrouwen van
den Raad, hij stelt voor de begroo
ting aan te houden tot de Commissie
gehoord is. die hiervan verslag in
den Raad zal uitbrengen. Dan is de
zaak uit en dan zal de Raad, hoe
ongaarne ook, overgaan tot belas-
tingverhooging, indien G. S. het die
commissie de noodzakelijkheid bij
kunnen brengen.
De Voorzitter zegt, we moeten
de zaak niet op zijn kop zetten. De
Raad is een lager college dan G. S.
Het is dus niet aan den Raad om
aan G. S. den eisch te stellen de
commissie te hooren. G. S. achten
dit dan ook volstrekt overbodig.
De heer van Boven is het met
deze redeneering van den Voorzitter
heclemaal niet eens. De Raad heeft
niet geëischt de Commissie te hooren,
doch verzocht.
Dit verzoek is overgebracht, zegt
de Voorzitter en het antwoord is
bekend. Er is geen enkele rede om
aan te nemen, dat G. S. van stand
punt veranderd zijn, vertraging in
het vaststellen der begrooting leidt
enkel tot vertraging in den gang der
zaken. De gemeente krijgt geen kas
gelden binnen, zal dus hiervoor een
leening moeten sluiten, waarbij nog
komt het onaangename voor belas
tingbetalers, die op een zeker oogen-
blik zijn opgeschept met 2 aanslagen
voor dezelfde belasting, die ieder
voor zich zwaar zijn. Gaat hel hard
tegen hard, dan handhaven G. S.
hun bezwaar en is het te voorzien,
dat de kroon dit college in het gelijk
stelt, met alleen het gevolg, dat dan
nog meer zal gevorderd worden dan
waarmee thans genoegen genomen
wordt.
De heer Millen zegt, het moet niet
hard om hard gaan, maar in den
geest, zooals de heer van Boven
zegt, het hooren van de Commissie
moet leiden tot een behoorlijke op
lossing.
De heer van Haren v >elt niet
welke consequentie er voor G. S.
vastzitten aan het hooren van een
Raadscommissie.
De Voorzitter zegt, G. S. willen
geen precendent stellen en zulk eeu
college neemt een zoodanig besluit
niet dan nadat alles rijkelijk gewikt
en gewogen is. Het staat voor mij
vast, dat verandering van hun stand
punt niet komen zal. Wij zijn nu
bijna in Juni en nog is de begrooting
niet vastgesteld.
De heer Vermeulen meent, dat
verschillende posten van de begroo
ting nog voor verlaging in aanmer
king kunnen komen, voor dekking
van den post onvoorzien.
De Voorzitter verzoekt den heer
Vermeulen serieus te blijven. De
begrooting is in den Raad behandeld
en verschillende posten zijn reeds
gewijzigd. We moeten nu niet alles
op losse schroeven gaan zetten.
De heer Vermeulen wijst er op.
dat niettegenstaande de crisis het
batig saldo der gemeenterekening ge
stegen is.
De Voorzitter zegt, men kan den
eisch van G. S. tot belastingver-
hooging betreuren, doch de Raad
zal er niet aan kunnen ontkomen.
Dat wil er bij mij nog zoo glad
niet in, zegt de heer Vermeulen. De
aantoonbare reserves vordert zijn
inziens geen belastingverhooging.
De Voorzitter zegt, dat de heer
Vermeulen dit verkeerd begrepen
heeft. Indien bij het opmaken der
begrooting bekend was, wat we nu
weten, zouden B. en W. ook een
andere houding hebben aangenomen.
Waar G. S. de voorschriften krijgen
van de regeering en het batig saldo
der gemeente bedraagt ongeveer
f 50 000, hetwelk onaangetast zoude
moeten blijven, zijn G. S. zoo soepel
om met f 25000 onvoorzien genoegen
te nemen. Komt deze zaak bij de
Kroon, dan handhaven zij G. S.
Wethouder Odenhoven merkt op,
dat vele posten als het ware beknib
beld zijn. Nu is de Raad in conflict
met G. S. Wat de werkverschaffing
betreft is te hopen, dat er wat over
schiet. Doch de toename van de
werkloosheid opent geen gunstig
vooruitzicht. Noch onder den invloed
van den Raad, noch onder den in
vloed van zijn collega Weihouder
Pubben, noch onder den invloed van
den Voorzitter, stelt hij er prijs op
te verklaren, dat hij zich van het
succes der Commissie weinig voor
stelt. f 25000 dat is het cardinale
punt. Hij vraagt, waarom krijgen
andere gemeenten geld toe.
De heer Stoot vraagt, of de belas
ting R eer verminderd wordt, zoodra
er weer een batig saldo overschiet.
Waarop de Voorzitter uiteenzet,
dat het batig saldo beschouwd moet
worden als reserve voor slechtere
jaren, en dan moet men later maar
weer eens zien.
De heer Vermeulen wil er G. S
op wijzen, dat het batig saldo gestadig
gegroeid is, waarop de Voorzitter
antwoordt, dat het standpunt van
de regeering, waaraan G. S. zich
houden moeten, niet toelaat iets van
het batig saldo le gebruiken. Daarom
vindt hij G. S. soepel m hun houding,
welke door de kroon zeer zeker zal
worden gehandhaafd.
De heer Vermeulen wijst op het
geval Winschoten, waar het gegaan
is zooals de Voorzitter zegt, maar
daarom gaat het toch niet op te be
weren, dat G. S. in alle gevallen
zoo zullen beslissen.
De Voorzitter zegt, vele gemeenten
hebben zich gespiegeld aan Win
schoten en daarom genoegen genomen
met de voorschriften van G. S. Ik
heb -de Raad nu gewaarschuwd en
mijn plicht gedaan, de Raad moet
zelf de gevolgen maar afwachten.
De heer Vermeulen vraagt zich af
waarom het saldo nu juist f 25000
moet zijn, terwijl de menschen het
niet betalen kunnen.
De Voorzitter antwoordt, dat G.S.
dit als een minimum beschouwen. Let
maar eens op de f3000 aan binnen
gekomen achterstand, worden die in
deze begrooting opgenomen, dan
moet het saldo f 28000 worden.
De heer Stoot vindt de houding
van G. S. kinderachtig, het verdere
gepraat van den heer Stoot was
tengevolge van het hamergeklop van
den Voorzitter niet te volgen.
De heer van Haren betreurt, dat
de begrooting is vastgesteld, anders
zouden G S. nog wel een andere
begrooting gekregen hebben, wat
betreft de uitgaven.
Wethouder Pubben prijst Venray
gelukkig, dat het er zoo bijstaat. De
werkverschaffing kan mogelijk te
hoog zijn. Hij respecteert het
financieele beleid van den Voorzitter
maar hij betreurt het, dat de raads
commissie niet gehoord is.
De heer Stoot stelt voor aan
houding van dit agendapunt.
De Voorzitter zegt het is mijn
plicht U te waarschuwen. G. S. zijn
vrij in het nemen van hun besluiten.
De heer van Bovon acht geen
belastingverhooging noodig. De
bedoeling van het instellen van de
raadscommissie is gezamenlijke be
spreking der begrooting. Het is voor
de raadsleden een moeilijke kwestie,
wij moeten de belangen van de
bevolking behartigen en G. S. willen
verbooging van belasting, laten we
de begrooting aanhouden, dan kan
de commissie inmiddels gehoord
worden en zullen partijen wel tot
accoord geraken. De Voorzitter
zegt het constitutioneel niet ge
bruikelijk is om eeD weg in te slaan
zooals de Raad voorstelt. Vast
stelling der begrooting is dringend
noodig en nogmaals zet de Voor
zitter de gevolgen uiteen.
De heer Stoot zegt dan tot den
Voorzitter: wij verzoeken U te
bewerken, dat de Commissie alsnog
gehoord wordt en zoo Diet dan
moeten G. S. het maar weten.
De heer Millen meent, dat er nu
zoo zachtjes lang genoeg gepraat is
en de zaak wel eens afgewerkt kan
worden.
Wethouder Odenhoven hoopt, dat
de Commissie gehoord zal worden,
dan krijgen we een gemoedelijke
bespreking met G. S. Hij sluit zich
aan bij de woorden van Wethouder
Pubben.
De Voorzitter brengt dan het
voorstel van den heer van Boven in
stemming, dat gesteund wordt door
de heeren Stoot en Vermeulen.
Wethouder spreekt de wensch uit
dat G. S. de Commissie zeer spoedig
zullen hooren.
Met algemeene stemmen verklaarde
de Raad de begrooting aan le
houden, opdat de commissie in de
gelegenheid zoude worden gesteld de
bezwaren aan G. S. bekend te
maken.
3. Vaststelling van het cohier der
hand- en spandiensten.
Na uiteenzetting van den Voor
zitter werd het Cohier vastgesteld
op 2191 dagen handdienst en 1662
dagen spandienst. Het Cohier der
voerdiensten komt in eene volgende
vergadering.
4. Voorstel van B. en W. tot
onderhandsche verpachting van circa
3,61,50 H.A. ontginniDgsgrond aan
L. H. Strijbosch en L. Phiiipsen, van
circa 1.81,50 H.A. ontginningsgrond
aan M Bus, G. Linders-Pouwels en
F. van Soest en van circa 0,63,10
H.A. ontginningsgrond aan H. Cox,
alle gelegen te Venray-Ysselsteyn.
Na uiteenzetting door den Voor
zitter en nadere verklaring van
Wethouder Pubben werden deze
gronden aaD de aanvragers verpacht
tegen f 5 per H.A. met dien
verstande, dat de gemeente vrij is
de verpachting elk jaar te doen
eindigen. Doet de gemeente dit,
dan wordt aan de pachters vergoed
voor 1936 f 100 per H.A. voor
1939 f 50 en 1939 niets.
5. Voorstel van B. ea W. tot
verkoop van circa 12.20 H A. ont-
ginnindsgrond gelegen te Venray-
Ysselsteyn. aan J. M. Smeets, land
bouwer' te Ysselsteyn, onder ver
plichting dat daarop binnen twaalf
maanden na goedkeuring een boer
derij wordt gesticht onder goedkeu
ring van B. en W.
Z h. s. besloot de Raad deze
grond te verkoopen voor f180 per
H.A. onder verplichting van kooper
om binnen een jaar op deze gronden
een boerderij te stichten, op verbeurte
van een boete van f 1000.
De heer van Dijck meent, dat ook
inde toekomst lager koopsommen
zullen gev aagd worden zooals in
dit geval, waarop de Voorzitter
zegt dat elk geval afzonderlijk be
keken wordt.